![]() |
![]() |
||||||||
Nieuw
zonnestroom actueel |
Nieuws & analyses P.V. pagina 182meest recente bericht boven Specials: vanaf 15 februari 2023
9 maart 2023: Eerste CBS data voor PV-capaciteit en zonnestroom productie kalenderjaar 2022. II capaciteit tabel en productie grafiek, voorlopig record jaargroei PV vermogen 2022. In het vorige artikel ben ik reeds uitgebreid ingegaan op de eerste volledige reeks met berekeningen van de maandelijkse en jaarlijkse producties van zonnestroom tm. 2022, door het CBS. Gelijktijdig is in een separate tabel een aller-eerste afschatting gegeven voor de accumulatie van PV capaciteit aan het eind van dat kalenderjaar, die neerkomt op ruim 18,8 GWp. Hetgeen, met de verder nog ongewijzigde data voor de voorgaande jaren, resulteert in een nog prematuur vastgestelde record jaargroei van 3.938 MWp. Er is verder nog niets bekend over aantallen installaties in 2022, behalve dan de al op 15 december 2022 door Polder PV uitgewerkte status voor medio dat jaar. Aangezien cijfers bij het CBS nogal wat wijzigingen ondergaan in de loop van de tijd, moeten die "half-jaar-cijfers" echter alweer als achterhaald worden beschouwd. Updates daarvan worden sowieso niet meer gepubliceerd door het CBS, dus het heeft ook niet zo'n zin om met die verouderde cijfers te gaan rekenen, of afschattingen te gaan maken voor "potentiële jaarvolumes". Verder zijn er inmiddels, wat de berekende jaarproducties voor alle als hernieuwbaar bestempelde bronnen betreft, enkele wijzigingen doorgevoerd vanaf kalenderjaar 2020. En is de eerste berekende jaarproductie voor 2022 gepubliceerd, inclusief voor zonnestroom. Polder PV publiceert in dit 2e CBS statistiek artikel de nieuwste versies van de bekende evolutie tabel van de capaciteits-ontwikkeling, én de bijgewerkte jaarproductie grafiek voor het grote zonnestroom dossier. Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers Het CBS heeft voor 6 maart jl. een update doorgevoerd van de tabel "Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen". Dit soort type wijzigingen vinden elk jaar plaats, en worden, gaandeweg, ook in andere, gerelateerde tabellen geïmplementeerd. De cijfers voor 2020 waren al definitief, die voor 2021 betreffen nog steeds "nader voorlopige cijfers", maar zijn t.o.v. de update van 15 december 2022 nog steeds ongewijzigd. De resulterende jaargroei van 3.803 MWp in 2021 ligt nog steeds onder die van het voorgaande jaar (3.882 MWp). Het Nationale Solar Trendrapport 2022 van DNER had het aanvankelijk nog over een 4% hógere jaargroei in 2021 dan in 2020, maar heeft dat in het meest recente exemplaar voor 2023 (NSTR 2023) weer neerwaarts bijgesteld, kennelijk naar de nu nog vigerende 3.803 MWp resulterend uit de EOY cijfers van het CBS (groei in 2021 iets láger dan in 2020, zie tabel). Dit kan echter nog steeds wijzigen, de CBS cijfers voor 2021 zijn immers nog steeds "nader voorlopig". In onderstaande tabel, die ik bij elke wijziging van de CBS data sedert eind 2016 regelmatig ben gaan bijhouden, heb ik nu ook de eerste "officiële" cijfers voor 2022 opgenomen. Onderaan de tabel heb ik ook de toen nog zeer voorlopige status voor medio 2022 vermeld, van de hand van CBS. Dat cijfer moet als "verouderd" worden beschouwd, en zal niet meer worden ververst door het statistiek bureau. New
methodology CBS data developed as of year 2012; YOY growth
2012 uncertain ! In deze bijgewerkte tabel weer in de eerste kolom het kalenderjaar, in de 2e het allereerste officiële EOY accumulatie cijfer wat het CBS (ooit) heeft gepubliceerd voor het betreffende jaar, in de derde kolom het meest recent gepubliceerde (actuele) cijfer voor dat jaar. In de vierde kolom het verschil percentage tussen de eerste en de laatst bekende officiële opgaves. En in de laatste kolom de uit de meest recente data volgende jaargroei in het betreffende jaar. Nieuw toegevoegd in rood de allereerste afschatting van de eindejaars-accumulatie in 2022, 18.849 MWp. Dit komt grofweg overeen met de (eerste) afschatting in het Nationaal Solar Trendrapport 2023 van DNER (18,8 GWp). Maar de verwachting is dat dit nog flink kan worden bijgesteld. Zeer grote wijzigingen, zoals in recente jaren zijn voorgekomen, worden echter onwaarschijnlijker, omdat er al langere tijd een duidelijke afkoeling van de hoge capaciteit volumes inbrengende projecten markt is waar te nemen. Waardoor latere wijzigingen van de CBS cijfers vermoedelijk lager zullen uitpakken dan in recente, bij de grote projecten sterke groei vertonende jaren. De uit het EOY cijfer bepaalde voorlopige nieuwe jaarvolume (YOY) voor 2022 is momenteel al 3.938 MWp. Waarmee we, onder voorbehoud, een nieuw jaargroei record te pakken zouden hebben, wat 1,4% hoger (56 MWp) zou zijn dan het vorige record van 3.882 MWp YOY in 2020 (definitief volume), en zelfs 3,5% hoger dan de nog nader voorlopige 3.803 MWp aanwas in 2021. Afhankelijk van latere wijzigingen in de EOY volumes van 2021 en, vooral, 2022, kunnen deze verhoudingen echter nog beslist wijzigen. In theorie is het zelfs nog mogelijk, dat de jaargroei in 2021 boven die in 2020 uit zou kunnen komen, als de laatste bijstellingen van het CBS (meestal: opwaartse capaciteit aanpassingen) substantieel zullen blijken te zijn. Bovengenoemde (ruim) 3,9 GWp jaargroei in 2022 was, op basis van de eerste half-jaar cijfers van het CBS, gepubliceerd medio december 2022, ook de uitkomst van een verdubbeling van het toen vastgestelde eerste half-jaar volume (1.946 MWp), en komt dus niet echt als een verrassing. Wp/inwoner ratio Australia vs. NL (toegevoegd) Op basis van een vraag van Emiel van Druten op Twitter, heb ik ook nog even uitgezocht hoe het zit met het opgestelde vermogen aan zonnestroom installaties per hoofd van de bevolking (capacity/capita), n.a.v. berichten in 2022, dat Nederland wereldkampioen Australië op de hielen zou zitten, op dat punt. De afgelopen drie jaren was dat, op basis van officiële cijfers van Australië (Australian PV Insititute, resp. Population.net), 801 (2020), 980 (2021), resp. 1.116 Wp/inwoner (2022) voor "Down Under". Voor Nederland waren de cijfers, gebruikmakend van officiële CBS statistieken, achtereenvolgens, 636 (2020), 848 (2021), resp. 1.058 Wp/inwoner (2022). De ratio tussen deze "capacity/capita" cijfers voor Australië t.o.v. Nederland, is afgenomen van factor 1,26, via 1,16, naar nog maar 1,06. Het gaat dus erg spannend worden, of Nederland in staat is, om in 2023 wereldkampioen te gaan worden op dit vlak ... Aanpassingen CBS cijfers Dat er regelmatig forse aanpassingen worden doorgevoerd bij het CBS, heeft deels te maken met het feit, dat met name in het SDE dossier van RVO er nog veel wijzigingen en aanvullingen worden gepubliceerd, omdat daar geen "actuele stand van zaken" bekend is. Veel informatie, zeker ook voor (zeer) grote projecten als grote rooftops en zonneparken, die al lang geleden netgekoppeld zijn opgeleverd, komt pas zeer laat beschikbaar, hier kunnen soms vele maanden overheen gaan. Polder PV komt regelmatig nieuw door RVO vastgestelde "opleveringen" uit de jaren 2020 en 2021 tegen, die bij voorgaande (CBS) updates nog helemaal niet bekend (konden) zijn. Al deze late toevoegingen leiden tot - soms forse - aanpassingen in de RVO registraties. En die worden vervolgens weer gebruikt door het CBS om cijfers uit voorgaande jaren aan te passen. In 2020 ging het om een zeer aanzienlijk volume van 895 MWp t.o.v. de allereerste afschatting door het CBS. In 2021 is er 662 MWp meer volume bekend dan tijdens de eerste schatting op 7 maart. Daar staat tegenover, dat ik de laatste tijd veel grotere projecten op satelliet- en luchtfoto's tegenkom, waarbij de PV generator al langere tijd op het dak of op de veldopstelling ligt, maar een "ja" vinkje bij de SDE beschikking(en) bij RVO zeer lang op zich laat wachten. Dit is een zeer duidelijke indicatie, dat er fikse vertragingen bij de netaansluitingen bij dergelijke grote, hoge impact hebbende projecten, optreden. M.a.w., projecten die aan het eind van het jaar wel al een complete generator hebben, maar die nog niet zijn aangesloten aan het net, zullen pas in het opvolgende jaar in de statistieken gaan verschijnen. Dit maakt prognoses doen over de "officiële" nieuwbouw cijfers zo moeilijk, het blijft rondtasten in cijfermist. Jaarlijkse productie zonnestroom In dezelfde tabel als waar uit het nieuwe capaciteit cijfer voor 2022 is gehaald, houdt het CBS de productie cijfers voor hernieuwbare en niet hernieuwbare bronnen bij in de Nederlandse elektriciteits-markt. Voor de totalen bij de "hernieuwbare energie bronnen" zijn hierbij enkele cijfers op 6 maart enigszins gewijzigd voor de jaren 2020-2021. Voor zonnestroom bleven deze data stabiel. De eerst berekende productie data voor 2022 zijn toegevoegd, die ik hieronder weergeef. De door het CBS berekende jaarlijkse zonnestroom productie, van 1998 tm. 2022. Data tm. 2021 zijn stabiel gebleven, rechts is een eerste afschatting voor de productie in 2022 toegevoegd. De productie van zonnestroom nam van 2019 tm. 2022 enorm toe, van 5.399 GWh (2019), via 8.568 GWh (2020), en 11.495 GWh in 2021 (nader voorlopig cijfer), naar alweer een volume van 17.650 GWh†, in 2022 (nog zeer voorlopige afschatting). Daarmee is het relatieve aandeel van de "niet-genormalliseerde" zonnestroom productie in het binnenlandse bruto stroomverbruik alweer gestegen, van 4,42% in 2019, via 7,10% in 2020, en 9,39% in 2021, naar alweer 14,98% in 2022. Relateren we de productie aan de totale netto elektriciteitsproductie (exclusief eigenverbruik van o.a. gas en kolencentrales), zouden we in 2022 al op een aandeel zonnestroom van 15,46% van totaal zitten. Met name de afschatting voor 2022 kan nog flink worden aangepast in latere CBS updates, dat voor 2021 vermoedelijk slechts in geringe mate. In de totale productie cijfers bij elektra uit hernieuwbare bronnen zijn er wel wat wijzigingen geweest t.o.v. de status op 15 december 2022. Wat vooral te maken heeft met zeer late bijstellingen van diverse biomassa stromen, waarvoor de rapportages sowieso complex zijn, en grondig moeten worden "getoetst" (door RVO). Deze nieuwe totaal volumes vindt u in onderstaand staatje terug. 2022 is voor het eerst toegevoegd. Niet vermelde cijfers / jaren zijn ongewijzigd gebleven.
† Licht afwijkend van de optelling van de maandvolumes in het vorige artikel (17.675 GWh). Weergegeven is het jaarcijfer zoals vermeld in de CBS tabel. Dergelijke kleine discrepanties komen vaker voor bij vergelijkingen van cijfers tussen tabellen onderling, en zijn meestal terug te voeren op afrondings-verschillen. Bronnen Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS tabel, update 6 maart 2023) Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS tabel, update 6 maart 2023) 8 maart 2023: Record zonnestroom productie 2022 - CBS vs. Energieopwek.nl cijfers. Deel I. Op 6 maart werd door het CBS een artikel met de stand van zaken gepubliceerd m.b.t. de zogenaamde elektriciteits-balans, met cijfers tm. eind 2022, waarmee de voorlopige resultaten voor het hele jaar bekend zijn geworden, en het laatste kwartaal van dat jaar afgerond. Uiteraard kunnen die data later nog worden bijgesteld, maar in dit artikel kunnen we alvast een eerste indruk geven van de stand van zaken. Zo ook voor zonnestroom, waarop hier meer in detail wordt ingegaan. Volgens de - herziene - berekeningen van het CBS werd een record zonnestroom productie bereikt, wat, alleen al bij deze eerste tussenresultaten, maar liefst 54% meer zou zijn dan in 2021. In het laatste kwartaal van vorig jaar werd zelfs ruim 55% meer zonnestroom geproduceerd dan in dezelfde periode in 2021, volgens de CBS data. Juni is tot nog toe officieel record houder, met een berekende productie van, momenteel, 2.653 GWh. Generiek bezien werd er over het gehele jaar 2022 11% minder elektra uit fossiele bronnen geproduceerd. Tegelijkertijd nam het aandeel stroomproductie uit hernieuwbare bronnen toe, van 33% (2021), naar al 40% van het totaal, in 2022. In onderstaande ververs ik enkele reeds eerder gemaakte evolutie grafieken, voor een voorlaatste update, zie analyse van status datum 6 september 2022. Voor alle grafieken en data geldt dat deze voor 2020 "definitief", voor 2021** nog "nader voorlopig", en voor 2022* "voorlopig" zijn. De cijfers kunnen achteraf dus nog aangepast worden door het CBS, het meest waarschijnlijk, en in behoorlijke mate, voor 2022. Nadere aanpassingen voor 2021 zullen vermoedelijk beperkt blijven. Ten overvloede: 1 GWh = 1 miljoen kWh; 1 TWh = 1.000 GWh = 1 miljard kWh. 1. Maandelijkse zonnestroom producties per kalenderjaar In deze grafiek zijn de berekende nationale zonnestroom producties voor alle resterende maanden van 2022 toegevoegd, waarmee de curve voor dat jaar wordt "gesloten" (bruine lijn). Duidelijk is, dat met name vanwege de continue, en forse capaciteits-uitbreidingen, de berekende producties in die grote populaties almaar blijven toenemen. Daar bovenop kunnen sombere dan wel zeer instralings-rijke maanden extra afwijkingen in de grafiek veroorzaaken. Wat dat laatste betreft, is er bijvoorbeeld een duidelijk verhoogde piek in de zeer zonnige maand maart te zien in 2022: herberekend 1.498 GWh, maar liefst 76% hoger dan in maart 2021. Het voorlopig vastgestelde maandrecord vond plaats in juni 2022, wat met, herberekend, 2.653 GWh productie, 45% uitkwam boven de voormalige record houder, juni 2021 (1.831 GWh). Genoemde bijna 2,7 TWh is vergelijkbaar met ruim 73% van de jaarproductie van kernsplijter Borssele in 2021 (3.618 GWh, zie jaarverslag EPZ). In juni 2022 werd alweer ruim 22 maal zoveel zonnestroom geproduceerd dan in juni 2015, volgens de berekeningen met de meest recente data van het CBS. December is de minst productieve maand, maar door de continue nieuwbouw van PV capaciteit, neemt de berekende productie uiteraard ook in die maand continu toe. Van 26 GWh in december 2015, tot, inmiddels, al 294 GWh in december 2022, ruim 11 maal zo veel. Daarmee neemt wel het verschil met de zomerse producties verder toe, omdat die in absolute zin sneller groeien, dan de aanwas in de wintermaanden. Dit scheelt momenteel in deze vergelijking een factor 2 bij de verschil-waarden. 2. Evolutie maandelijkse zonnestroom producties en gemiddelde maandvolumes per jaar In bovenstaande grafiek worden wederom de (deels nieuwe) berekende maandproducties in sequentie weergegeven, van januari 2015 tm. december 2022, met daarbij inbegrepen eventuele wijzigingen / bijstellingen van eerder gepubliceerde data. Met name de cijfers voor 2022 zijn behoorlijk aangepast t.o.v. de vorige analyse van Polder PV. De hoogste maandproducties per jaar zijn hier ook getals-matig weergegeven. Deze namen toe van 152 GWh tot 1.831 GWh in juni 2021. Juni 2022 ging daar echter alweer zeer fors overheen, met momenteel 2.653 GWh (vorige update nog 2.479 GWh). Dit nog exclusief later te verwachten bijstellingen als gevolg van de gebruikelijke aanpassingen van de capaciteits-cijfers, die zelfs ook nog voor 2021 zouden kunnen veranderen. De laagste berekende maandproductie in deze reeks, 26 GWh, was voor december 2015. Met horizontale streepjeslijnen heb ik de gemiddelde maandproductie per kalenderjaar aangegeven, die uiteraard ook flink is toegenomen de afgelopen jaren. De "sprong" naar hogere niveaus in het "minder zonnige" 2021 is iets minder groot dan in het zonnige jaar 2020. Maar de toename is onmiskenbaar, en kwam op een niveau van 958 GWh/maand gemiddeld, in 2021 (van 714 GWh/maand in 2020). Door een combinatie van blijvend hoge capaciteits-groei van PV installaties en, vooral, een extreem zonnig jaar, werd in 2022 een opvallend nieuw record niveau bereikt van gemiddeld 1.473 GWh/maand. Dat ligt alweer 54% hoger (!) dan het voorgaande hoogste gemiddelde niveau in 2021. Kwartaal productie ook naar record niveau Wat de kwartaal producties betreft: ook hier is weer een record te melden, en wel 6.972 GWh in het tweede kwartaal van 2022 (aangepaste cijfers). Dit is 3 maal zo veel productie dan in het eerste kwartaal, wat logisch is, omdat daar 2 winterse maanden met korte dagen in zitten. Maar, belangrijker, het is alweer ruim 48% meer dan de berekende productie in het tweede kwartaal van 2021 (4.700 GWh). In 2022 volgt het derde kwartaal op enige afstand van QII, met 6.604 GWh. In deze tabel staan per maand, voor de jaren 2019-2022, de door het CBS (her)berekende zonnestroom producties (in GWh). Links van de zwarte balk de absolute producties, met onderaan de jaar volumes. Toenemend van 5,4 TWh in 2019, via 8,6 TWh in 2020, 11,5 TWh in 2021**, tot alweer 17,7 TWh in 2022*. Cijfers voor 2021-2022 kunnen nog wijzigen in een later stadium. Rechts van de zwarte balk zijn de verschillen in de afzonderlijke maandproducties tussen, achtereenvolgens 2019-2020, 2020-2021, en 2021-2022 weergegeven. Met telkens in de linker kolom het absolute verschil in berekende productie, en rechts ernaast, het relatieve verschil t.o.v. de productie in de betreffende maand van het eerstgenoemde jaar, in procent. De extremen bij de relatieve verschillen vinden we voor 2020 t.o.v. 2019 tussen 11% voor februari, resp. 114% voor maart. In de vergelijking van 2020-2021 zijn de extremen terug te vinden bij mei (12% verschil t.o.v. mei 2020), resp. februari (109% meer productie in 2021 dan in 2020). Voor de verschillen tussen 2021 en 2022 is dit wederom het laagst in februari (27%), en het hoogst in maart (76% meer productie in deze exceptioneel zonnige maand in 2022 t.o.v. maart 2021). Augustus 2022 zit ook relatief hoog in de boom bij de berekende productie verschillen t.o.v. dezelfde maand in 2021 (73%). Onderaan zien we de relatieve toenames op jaarbasis, met de meest recente data: 59% productie groei tussen 2019 en 2020, resp. 34% toename tussen 2020 en 2021. Tussen 2021 en 2022 is weer een stevige versnelling te zien, met 54% meer berekende productie in afgelopen jaar dan in het voorgaande jaar. Helemaal achteraan volgt ook nog een vergelijking tussen de maand producties in 2022 t.o.v. de situatie in 2019. De relatieve verschillen in 3 jaar tijd zijn ronduit opmerkelijk, tussen de 170% in december, en zelfs 391% in maart. Maart was een heel duidelijke "outlier", vorig jaar, zie de productie bespreking van het Polder PV systeem. Het KNMI kwalificeerde die maand als de "Zonnigste maart sinds het begin van de metingen". Over het hele jaar genomen, was er 227% meer zonnestroom productie in 2022 dan in 2019. In het vierde kwartaal van 2022 werd ruim 55% meer zonnestroom geproduceerd dan in de laatste drie maanden van 2021 (1.759 GWh t.o.v. 1.132 GWh). Het tweede half-jaar van 2022 leverde zelfs 58% meer zonnestroom productie op, dan in de laatste 6 maanden in 2021 werd gegenereerd. 3. Vergelijking berekeningen maandelijkse zonnestroom producties CBS versus Energieopwek.nl In deze grafiek worden de maandproducties zoals berekend door het CBS (blauwe curve) vergeleken met de producties die berekend zijn uit opgaves van "het gemiddelde etmaal vermogen" voor zonnestroom in het Energieopwek.nl data portal (oranje curve). Dit laatste werd opgezet in opdracht van, en gebruikt voor de communicaties vanuit het Klimaatakkoord. Dat is sedert begin 2023 overgenomen door de opvolger organisatie, het Nationaal Klimaat Platform. Brein achter het Energieopwek.nl portal is Martien Visser van de Hanzehogeschool / En-Tran-Ce te Groningen. De curves komen grofweg genomen redelijk met elkaar overeen, terwijl er andere methodieken cq. fine-tuning worden gebruikt bij de berekeningen, wat de relatieve betrouwbaarheid van de gedeelde resultaten versterkt. Wel zijn er ook duidelijke verschillen waar te nemen, met name bij de berekeningen voor de zomerse maanden. Daarbij lagen de CBS data aanvankelijk onder die van Energieopwek.nl (2016 - 2017), maar zijn ze vanaf 2018 er bij tijd en wijlen een stuk boven gekomen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met enkele wijzigingen die bij Energieopwek.nl sedert begin dit jaar zijn doorgevoerd, en die vooral voor 2022 met terugwerkende kracht het nodige effect hebben. Ik heb alle historische berekende maandproductie resultaten gecheckt, en bevonden dat alle resultaten neerwaarts zijn bijgesteld. Visser had al aangekondigd dat hun modellering ge-finetuned zou gaan worden, waarbij er rekening gehouden zou gaan worden met productie "remmende" effecten, zoals oost-west opstellingen die nog niet als zodanig waren verdisconteerd, tijdelijke uitval door peak-shaving ingrepen, en nieuwe eisen aan projecten om de omvormer capaciteit nog maar op zo'n 50% van de generator capaciteit te mogen installeren (binnen de nieuwe SDE regelingen). U ziet hierdoor met name in de zomer van 2022 een flink verschil ontstaan tussen de berekeningen van het CBS en die van het Energieopwek.nl portal. Het grootste absolute verschil is te vinden in juni 2022, met 277 GWh minder productie bij laatst-genoemde. Dat komt neer op een 10% lager niveau dan berekend door het CBS in die maand. Dat is echter in relatieve zin niet het grootste verschil, want dat zien we terug in oktober 2017, toen Energieopwek.nl zelfs 23% lager zat dan de berekening van het CBS. Energieopwek.nl zit echter soms ook hoger in de boom dan het CBS bij hun berekeningen. Het grootste positieve verschil was 39% meer berekende productie dan het CBS, in december 2021. Ook in 2022 zijn er enkele maanden waarbij Energieopwek.nl hoger uitkomt, de hoogste percentages vinden we bij de wintermaanden januari en december terug (17% meer dan CBS). Energieopwek.nl heeft altijd sneller data dan het CBS. Daar staat tegenover, dat het CBS een langere data historie kent. In 2015 waren er bijvoorbeeld al data, net als in voorliggende jaren, Energieopwek.nl heeft pas cijfers vanaf 2016. Beide reeksen worden naderhand vaak weer bijgesteld, op basis van nieuwe inzichten, en fijnere modelleringen. Bovenstaande verschillen berusten op de huidige, meest actuele cijfer reeksen. Jaarproducties CBS vs. Energieopwek.nl Bij de (her)berekende jaarproducties komen we de afgelopen vier jaar op de volgende bevindingen. Hieronder zijn de door het CBS opgegeven kalenderjaar producties getoond, gevolgd door de berekende maandopbrengsten gecumuleerd per jaar voor de data van Energieopwek.nl. De afwijkingen zijn nogal gewijzigd t.o.v. de berekeningen in de voorlaatste update, vooral ook omdat bijna alle maand data van Energieopwek.nl neerwaarts zijn bijgesteld:
Aangezien het zeker bij 2022 nog om voorlopige resultaten gaat, kunnen de verhoudingen tussen de 2 data leveranciers beslist nog wijzigen. Het verschil is nogal toegenomen, wat vooral te wijten lijkt te zijn aan de aangepaste reken methodiek van Energieopwek.nl. De verschillen tussen de twee datasets kunnen in de laatste 2 jaar nog wat afnemen. Het CBS past namelijk sowieso regelmatig berekeningen aan op basis van hun meest recente bevindingen omtrent de opgestelde capaciteit (voor staatje met de meest recent bekende bijstellingen per kalenderjaar, zie Polder PV overzicht van 15 december 2022). Martien Visser van Energieopwek.nl, past zijn berekeningen ook (met terugwerkende kracht) aan als het CBS de capaciteits-cijfers per kalenderjaar wijzigt, omdat die de basis vormen voor de berekende momentane vermogens en producties gepubliceerd op de Energieopwek.nl site. 4. Zonnestroom productie per jaar 1998-2022 en aandeel in binnenlands stroomverbruik Zie de vorige analyse van 15 december 2022 voor de jaarlijkse productie grafiek van nationale zonnestroom volgens het CBS, tm. 2021. Deze zal binnenkort in de volgende CBS update aangepast gaan worden, en aangevuld met de eerste resultaten voor 2022: 17.650 GWh productie van zonnestroom, in dat jaar. Het CBS geeft in een separate tabel (Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen) ook aan wat het aandeel van deze productie is geweest t.o.v. het (momenteel bekende) binnenlandse elektricteitsverbruik in 2022 (formulering volgens Europese afspraken, dus niet gerelateerd aan opwek). Dat aandeel is, volgens de laatst bekende CBS cijfers, gestegen van 9,39% (2021) naar 14,98% (2022). Dit is beduidend meer dan de 13,8% geclaimd door DNER in het Nationaal Solar Trendrapport 2023 (zie ook artikel van 9 februari 2023, op Solar365.nl). Zouden we het zonnestroom volume afzetten tegen de netto elektriciteitsproductie in Nederland, waarbij de eigen verbruik volumes voor bijv. gas- en kolencentrales zijn afgetrokken, zou het aandeel zonnestroom al zijn gestegen van 9,69 naar 15,46 procent, volgens de huidige CBS data. 5. Zonnestroom productie per jaar ten opzichte van andere "hernieuwbare" modaliteiten In deze bijgewerkte grafiek is de door het CBS berekende jaarlijkse elektra productie van vier als "hernieuwbaar" beschouwde bronnen getoond in de periode 2015 tm. 2022, met de laatst bekende data uit een separate CBS tabel, met peildatum 6 maart 2023. Zonnestroom is hierin weergegeven als de gele lijncurve, met de elders in dit artikel reeds behandelde, ook in de grafiek weergegeven jaarproducties, culminerend in 17,65 TWh in 2022 (voorlopig cijfer). Zonnestroom haalde biomassa (bruine curve) in 2019 in, en is er verder op uitgelopen in de opvolgende jaren. Waarbij er opeens een enorme voorsprong ontstond in 2022, omdat de productie uit biomassa zelfs omlaag ging t.o.v. 2021. Daarbij moet wel de waarschuwing, dat dit nog enigszins kan bijtrekken, omdat volledige cijfers voor productie bij deze veelomvattende optie pas heel laat beschikbaar komen. De meer opbrengst bij zonnestroom was grotendeels te wijten aan de weer flinke capaciteit toename van het netgekoppelde PV installatie park, in combinatie met de uitzonderlijk zonnige condities in vrijwel het hele jaar 2022. Voor windenergie (donkerblauwe curve) zijn die cijfers meestal niet zeer moeilijk te verkrijgen, alle windturbines zijn gecertificeerd bemeten en alle productie is als "hernieuwbaar" te bestempelen, dus de getoonde cijfers zullen vermoedelijk niet veel meer wijzigen, tenzij de bemetering van nieuw in dat jaar opgeleverde windparken nog niet helemaal op orde was. De productie is ongeveer rechtlijnig toegenomen in de jaren 2020 - 2022. Er was een toename, van 18,00 TWh in 2021 naar 21,15 TWh in 2022, een stijging van 17,5%. Ook dit was grotendeels te wijten aan een toename van de opgestelde capaciteit. Het CBS claimt daarbij, dat de capaciteiten voor windturbine vermogen en zonnestroom systemen in 2022 met, afgerond, 1 GW resp. 4 GW zouden zijn toegenomen. Voor zonnestroom komt dat "grofweg" overeen met de prognose van 3,9 GWp nieuwbouw in het op 1 februari verschenen Nationaal Solar Trendrapport 2023 van DNE (artikel bij Solar365.nl). Ik kom hier binnenkort nog op terug. Of deze lijn doorgezet kan worden mag echter worden betwijfeld. Nieuwe windparken op land ontwikkelen is zeer lastig geworden, en wordt met de nodige schijnargumenten tegengehouden door vele partijen. Dus als de trends zo aanhouden, kruipt de nationale zonnestroom productie steeds dichter richting de totale output van windenergie in Nederland. Een byzonder fenomeen, want in veel landen met relatief lage hydropower capaciteit blijft windenergie ongeslagen - en met grote afstand - kampioen bij de als "hernieuwbaar" te beschouwen stroom opwekking opties. De gecertificeerde productie voor waterkracht viel, na een tijdelijke stijging van 0,05 naar 0,09 TWh in 2020-2021, weer terug naar het lage niveau van 0,05 TWh in 2022 (onderste lichtblauwe lijn). Het blijft een zeer beperkt volume, en zal niet sterk kunnen groeien, vanwege de geografische beperkingen in het vlakke land genaamd Nederland. In de donkergroene curve bovenaan wordt het totale volume van deze vier modaliteiten getoond. Wat een aanwas kende van 39,37 TWh (2021) tot, voorlopig, 47,51 TWh in 2022, een groei van bijna 21%. De Compound Annual Growth Rate (CAGR) was in de periode 2015-2022 gemiddeld 20,3% per jaar. Gemeten over de lange periode van 1998 tm. 2021 was het nog steeds een zeer respectabele 14,1% gemiddeld per jaar. Het aandeel van zonnestroom in de "mix" van deze vier modaliteiten is fors gestegen, van 8,5% in 2015 via ruim 20% in 2018, naar, voorlopig, ruim 37% in 2022. De relatieve stijging t.o.v. het voorgaande jaar was, in de getoonde periode, het grootst in 2018, toen 68% meer productie werd vastgesteld dan in 2017. Ook in 2020 was de toename aanzienlijk, 59%. De meer opbrengst in 2022 is, t.o.v. de output in 2021 voorlopig bijna 54%, een prima prestatie. Latere te verwachten bijstellingen van de bron-cijfers bij het CBS kunnen hier nog wat verandering in gaan brengen. 6. Hernieuwbaar in de stroom / energie "mix" - overige cijfers Bron: CBS (artikel 6 maart 2023) Het CBS toonde in hun artikel van 6 maart jl. dit diagram, met de totale (netto) producties van 3 deelverzamelingen in de elektra sector. In de getoonde periode van 2018 tm. 2022, met in de beginjaren een lichte stijging van de totale productie was de maximum productie van alle stroom genererende bronnen 119,9 TWh (terawattuur), in 2020. Dit is de afgelopen 2 jaar gestaag afgenomen, naar een vrijwel identiek niveau van 118,4 TWh in 2021 en 2022 (plateau fase in de totale stroom productie). De bijdrage van fossiele bronnen (met name aardgas en steenkolen) was in 2019 nog zeer hoog (91,6 TWh, bijna 78% van het totaal volume), het aandeel van hernieuwbare bronnen was toen bijna 19%. Onder druk van diverse crisissen, klimaatdoelstellingen, en de uitbouw van duurzame energie, is het aandeel van "fossiel" de afgelopen drie jaar flink onderuitgegaan. In 2022 is dat, met 66,5 TWh, namelijk nog maar ruim 56% van het totaal volume, het was 11% minder dan in 2021. Vooral de productie uit aardgas daalde flink, met 16% naar 46,9 TWh, o.a. vanwege de zeer hoge prijsstelling in de markt. Helaas bleef mede daardoor, en vanwege de opheffing van het productie maximum, de kolenstook op niveau, er werd weer bijna evenveel productie uit kolen gehaald als in 2021 (ongeveer 16,5 TWh). Terwijl het aandeel "kernenergie + overig" vrijwel stabiel bleef, is tegelijkertijd de hoeveelheid productie van stroom uit hernieuwbare bronnen flink toegenomen, van 22,0 TWh in 2019, naar al 39,4 TWh in 2021, en 47,4 TWh in 2022. Resulterend in een toename van het aandeel van ruim 33% (2021), naar al 40% op de totale productie van elektra in 2022. De productie toename van stroom uit HE bronnen was 20,4% tussen 2021 en 2022. Tot slot Het data instituut sluit af met een korte paragraaf over stroomproductie in buurlanden, en import en export van elektriciteit. Bij 11% afname van de import en gelijktijdig hetzelfde percentage groei van de export van elektra, werd Nederland in 2022 weer netto een exporteur van elektriciteit (19 TWh in, 23 TWh uit). Invoer uit Noorwegen en Duitsland nam fors af vanwege beperkte mogelijkheden van de hydropower centrales in een zeer droog jaar, resp. de planmatige, continuerende sluiting van kerncentrales bij de oosterburen. De invoer uit het Verenigd Koninkrijk nam toe a.g.v. goede wind productie cijfers. Vanwege langdurig onderhoud aan veel kerncentrales in Frankrijk, moesten zowel Duitsland als België beroep doen op Nederland voor stroom importen, die dus extra hoeveelheden elektra die kant op stuurde. De wijzigingen in de import- en export cijfers worden in het CBS artikel in de laatste 2 grafieken aldaar weergegeven. Bronnen Aandeel hernieuwbare elektriciteit met 20 procent gestegen in 2022 (CBS nieuwsbericht, 6 maart 2023) Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS Open Data tabel, update 6 maart 2023; selectie Polder PV) 7 maart 2023: CertiQ / VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden in februari. In een serie van drie artikelen ben ik in januari uitgebreid ingegaan op de drastisch gewijzigde manier waarop CertiQ (onderdeel van VertiCer) haar data over gecertificeerde duurzame energie is gaan publiceren. Onder andere op basis van een dringend, expliciet verzoek van Polder PV, om actuele historische gegevens beschikbaar te maken, vanwege het teleurstellende wegvallen van de revisies van de jaaroverzichten bij de TenneT dochter. Uiteraard beperkt Polder PV zich daarbij tot de zonnestroom cijfers, die vormen bij elkaar genomen al een omvangrijk dossier. De wijzigingen hebben geresulteerd in nieuwe, nogal complexe maandelijkse updates in de vorm van spreadsheets, waaruit, met het nodige kunst en vliegwerk, de klassieke data (zoals bijgestelde jaargroei volumes, evolutie van de productie cijfers van gecertificeerde zonnestroom), en nieuwe cijfers over, bijvoorbeeld de evolutie van de verschillende grootteklasses bij de gecertificeerde PV-projecten zijn te extraheren. Polder PV rapporteerde in detail over de eerste versie van deze nieuwe rapportages, in een historische toelichting (8 feb. 2023), een analyse van het eerste maandrapport (ditto, betreffende januari 2023), en een uitgebreide rapportage van de nieuwe, fors gewijzigde, "historische data" over de complete tijdlijn vanaf januari 2006 (14 februari 2023). In de huidige analyse brengt Polder PV de nieuwe resultaten voor februari, alsmede een synthese van de deels weer aangepaste historische data, in de vorm van diverse grafieken. Ik verwijs voor commentaar op de aard en complexiteit van de data, de duiding daarvan, en enkele technische voetnoten, gaarne op bovengenoemde drie eerste artikelen over deze nieuwe data input en -policy van CertiQ. Ik zal niet alle grafieken elke maand gaan (her)publiceren, maar zal waarschijnlijk eens in het kwartaal deels nieuwe versies brengen met de meest recente data (inclusief de gewijzigde historische cijfers). Het is voor mij ook nog een beetje "zoeken" op welke wijze de beschikbare data het best gepresenteerd kunnen worden. Niets nieuws onder de zon Hierbij moet ook worden gezegd, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende cijfers, beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van "oorspronkelijk gepubliceerde", en "toen actuele, bijgestelde", werd al duidelijk, dat de databank van de TenneT dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook "niets nieuws onder de zon". De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze nu - met de nodige moeite - dan ook regelmatig "zichtbaar te maken", door de nieuwe wijze van rapporteren door CertiQ. Voordat we de huidige resultaten bespreken, hoort hier natuurlijk nog wel de blijvend belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van CertiQ:
Het overzicht met de eerste cijfers over februari 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm bij CertiQ op 1 maart 2023. Door enkele privé zaken, en de complexiteit van de brondata, ben ik nu pas toegekomen aan de publicatie van mijn analyse.
1. Accumulatie curves 2006 tm. februari 2023 Accumulatie curves voor de aantallen bij CertiQ ingeschreven PV-installaties (blauwe curve, referentie linker Y-as), resp. de daarmee gepaard gaande capaciteit (donker oranje curve, referentie rechter Y-as, in MWp). Bij de aantallen is er, na een stevige groeifase in 2008-2012, langere tijd een "plateau fase" geweest tussen 2013 en 2015, vanaf het voorjaar van 2015 begon dat aantal weer te stijgen, en vanaf 2018 harder toe te nemen. Door met name net congestie problemen en diverse andere oorzaken is het tempo in 2022 weer sterk onder druk komen te staan. Bij de cumulatieve capaciteit is er met name vanaf 2015 een versnelling gekomen, die sedert eind 2018 versneld heeft doorgezet en lange tijd een zeer hoog tempo heeft laten zien. Pas in 2022 is, om vergelijkbare reden als bij de aantallen nieuwe projecten, het tempo tijdelijk afgezwakt, maar is er ook weer een tijdelijke versnelling zichtbaar. De projecten worden hierbij gemiddeld steeds groter (schaalvergroting in de projecten markt). De historische data zijn niet altijd consequent / logisch, zoals enkele "rafels" in de capaciteit curve laten zien. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn, zie de toelichting van CertiQ. In het februari overzicht worden voorlopig voor het eind van die maand de volgende twee basis parameters opgegeven (die later beslist nog zullen wijzigen): 33.498 ingeschreven PV-projecten, met een geaccumuleerd nominaal vermogen van 9.917 MWp. Verwarrende data Ook komen er nog steeds verwarrende data voor. Zo zijn er rond de jaarwisseling van 2019 / 2020 ook enkele entries die een andere technologie code hebben gekregen, en daarbij als "kristallijn silicium" zijn bestempeld, maar dan wel weer zónder toewijzing aan een grootteklasse. Alle andere PV projecten hebben géén specifiek (sub-)techniek stempel gekregen (met als keuze mogelijkheid kristallijn of dunnelaag), de overgrote meerderheid is in Nederland in ieder geval dominant klassiek kristallijn. Dat enorme marktsegment wordt de laatste jaren verder gedomineerd door monokristallijne zonnepanelen, maar zo'n soort segmentatie komt in het geheel niet voor bij CertiQ of bij de diverse vergelijkbare certificerende organisaties in het buitenland. Genoemde "afwijkend bestempelde" projecten (in feb. 2020 2 exemplaren, bij elkaar ongeveer een halve MWp), zijn vanaf de maart rapportage van 2020 niet meer als zodanig terug te vinden, en hebben vermoedelijk hun aanduiding "kristallijn" verloren in het databestand van CertiQ. In de drie maand rapporten dat deze projecten voorkomen, heb ik ze bij de totalen voor PV toegevoegd. Het eerder al benoemde, nog steeds in de historische data ("installaties") voorkomende project "zonne-energie ongespecificeerd", en elektra producerend (PVT installatie ?) komt niet voor in de februari update, en is ook in deze analyse genegeerd. 2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - feb. 2023 In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de februari rapportage van CertiQ, de stand van zaken tussen juli 2021 en februari 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 33.498 exemplaren, begin maart dit jaar, slechts 11 projecten meer dan het gewijzigde volume voor eind januari. Diverse data zijn alweer gewijzigd t.o.v. de januari update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 nu 33.447 projecten, in het vorige rapport waren dat er nog 33.349. In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin maart 2023 op 9.917,2 MWp is gekomen. Dat is slechts 28,2 MWp meer dan het gewijzigde volume, eind januari (9.889,0 MWp). Eind 2022 is de nieuwe capaciteit nu 9.519,0 MWp, in het januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Daar is dus alweer bijna 110 MWp / 1,2% meer volume bijgeschreven. In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij CertiQ, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 284,6 naar 296,1 kWp, eind februari dit jaar. Links in de grafiek vindt u ook de nieuwe EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn gewijzigd van 31.400 naar, momenteel, 31.402 projecten, resp. van 7.823,1 naar 7.825,7 kWp. Deze zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3b. 2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ EOY 2009 - 2022 Deze tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2022 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige CertiQ update. Hiervoor is een combinatie van de twee voorhanden zijnde spreadsheets gebruikt. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar aan die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters ditmaal logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar 33.447, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,3% per jaar in de getoonde periode. Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.519,0 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,5% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie. Historische bijstellingen Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.402 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.825,7 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves derhalve, opgelopen tot 2,8% (aantallen), resp. 5,5% (capaciteit). Uiteraard hebben deze bijstellingen ook flinke gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY). Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009, tot alweer 284,6 kWp, eind 2022. Een factor 57 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft. 3. Maandelijkse en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij CertiQ 3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - feb. 2023 Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door CertiQ geregistreerd van maand tot maand, in de huidige versie van februari 2023, laten een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 383 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf september zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het nieuwe volume in februari zelfs weer op een dieptepunt beland, van slechts netto 11 nieuwe projecten ... Wel is de in het januari rapport nog zichtbare "negatieve groei in januari" inmiddels, door de voortdurende wijzigingen in de actuele databank van CertiQ, inmiddels omgezet in een licht positief resultaat van netto 40 nieuwe PV-projecten. Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal sterk afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is iets kleiner geworden, maar nog steeds duidelijk aanwezig. De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage, is nog verder opgeplust, en geeft nu al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 370,0 MWp aan. In het "klassieke" december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zien we een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, 305,8 MWp nieuw volume. Evenals bij het zeer sterk tegenvallende aantal nieuwe projecten voor februari, is het daarmee gepaard gaande nieuwe netto vermogen bepaald niet om over naar huis te schirijven. Er werd tot nog toe slechts 28,1 MWp nieuwe capaciteit bijgeschreven. Dit kan later beslist nog worden bijgesteld, zoals bij alle parameters het geval is. De vraag is alleen of dat een substantieel nieuw volume extra zal gaan opleveren. 3b. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ YOY 2010 - 2022 Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van CertiQ, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Deze worden berekend uit de eindejaars (EOY) volumes, en als de voortdurende aanpassingen aan de actuele historische cijfers (a) substantieel, en (b) sterk verschillend zijn bij de jaren onderling, kunnen die wijzigingen flinke impact hebben op de te berekenen nieuwe jaarvolumes. De grafiek toont de huidige situatie, met de laatste bron-cijfers. Hierin is duidelijk te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven* !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de vele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van succesvol geïmplementeerde SDE "+" regelingen, tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020. Daarna is het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2022 zijn met de recentste cijfers nu 2.045 nieuwe projecten toegevoegd, wat slechts 37% is van het maximale nieuwe volume in 2020. Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren. In 2021 was het nieuwe volume nog 1.986,0 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.693,4 MWp. Dat is, met ruim 69% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (37%), maar het is en blijft een flinke terugval in de nieuwbouw capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", maar nog kunnen wijzigen. Wederom heb ik uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 828,1 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 166 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de CertiQ databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen. * Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 jan. 2023, zie hier). 4. 100 procents grafieken en segmentatie naar grootteklasse Een van de nieuwe mogelijkheden van de herziene presentaties bij CertiQ, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet blijkt te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). In dat historische overzicht wijzigt niet zeer veel, maar wel op de wat kortere termijn. De aangepaste nieuwe data voor februari en de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder. 4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door CertiQ onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind februari 2023 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. In de februari 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op bijna 56% van het totaal gekomen (18.608 van 33.498 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.180 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.694 stuks, eind februari 2023). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek. Plussen en minnen Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van CertiQ (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 jan. 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. In de eerste 2 maand rapportages van 2023 werden er bijvoorbeeld netto 5 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwamen er tegelijkertijd 53 bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist geen (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011. Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers en Vandebron, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboekt, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten bij zitten. De grootste categorie, projecten groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind februari 1.291 installaties, wat slechts 3,9% van het totale aantal is op dat moment. Ondanks herhaald verzoek van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is CertiQ hier helaas niet op ingegaan. 4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. februari 2022, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor februari 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode verder flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot alweer 58% eind februari 2023 (5.756 MWp, t.o.v. het totale volume van 9.917 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.291 projecten in februari 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 3,0 MWp gemiddeld, eind februari 2023 is dat alweer toegenomen naar bijna 4,5 MWp, een toename van 48% in 19 maanden tijd ... Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind februari 2023 is dat alweer verder gegroeid naar 94,8%. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is in februari 2023 geslonken naar nog maar 0,15% van totaal volume (14,7 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp), resp. 0,22% (22,0 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp). 5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023 In de maandrapport analyse voor januari dit jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk weer veel wijzigingen in gekomen, die ik hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het vorige exemplaar zijn cursief weergegeven. Slechts 1 cijfer is ongewijzigd gebleven in de huidige versie. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.
Aantallen nieuw "totaal" wijzigde van 1.949 naar 2.045; de capaciteit "totaal" nam fors toe, van 1.586,3 MWp naar 1.693,4 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, van 813,9 kWp naar 828,0 kWp bij de totale volumes. Overduidelijk is, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (655 nieuwe exemplaren, 32,0% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (452 nieuwe projecten, 22,1%). Opvallend is het ook forse volume van 268 nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (13,1%), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn netto 48 projecten uit de databank van CertiQ "uitgeschreven" (diverse redenen mogelijk). Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.227,5 MWp van het totale 2022 jaarvolume (72,5%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 9,9, 9,2, resp. 6,8% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit), de kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,22% of minder bij de capaciteit). 5b. Groei in het begin van 2023 Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de nog zeer voorlopige data voor de als "zeer rustig" te bestempelen eerste 2 maanden van 2023. M.a.w. de accumulatie van de "groei" cijfers voor januari tm. februari dit jaar:
Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in de eerste 2 maanden in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij CertiQ, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Nogmaals wijs ik op het uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers tot stand kunnen komen in hun databestanden. Vanwege de af en toe optredende negatieve absolute groeicijfers, zijn de afgeleide aandelen op het totaal (percentage kolommen) soms ook nogal vreemd, maar uiteraard tellen ze op tot 100% bij zowel de aantallen als bij de capaciteiten. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij dergelijke negatieve groeicijfers had niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten. In totaal zijn er netto bezien dit jaar nog maar 51 nieuwe projecten bijgekomen, al zal dat nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, laat dat duidelijk zijn. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van CertiQ (december 2022). Behoorlijke groei van capaciteit, maar wel met vraagteken Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit. De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werden in de eerste 2 maanden van dit jaar toch een aardige 398,7 MWp aan toegevoegd. Het leeuwendeel daarvan viel aan januari toe. Meteen moet daarbij ook weer een flinke disclaimer. Want met de slechts netto 6 nieuwe projecten die gelijktijdig in die eerste 2 maanden in die categorie werden toegevoegd, resulteert namelijk een bizar project gemiddelde van 66,5 MWp per project ! Dat is onmogelijk. Mij zijn beslist géén omvangrijke projecten netgekoppeld opgeleverd in het begin van dit jaar bekend, die ook maar in de buurt komen, en al helemaal niet meerdere exemplaren. We hebben hier dus wederom te maken met een vreemde data anomalie, die mogelijk wordt veroorzaakt door asynchrone wijzigingen van aantallen en capaciteiten van projecten, mogelijk in combinatie met 1 of meer van de oorzaken vermeld door CertiQ, in de voorlaatste link in dit artikel. Ook hierbij mogen we veronderstellen, dat latere updates bij de TenneT dochter mogelijk nog wat wijzigingen in deze vreemde cijfers kunnen gaan opleveren, waardoor de verhoudingen wat "normaliseren". 6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van CertiQ is niet eenvoudig, omdat die over 2 verschillende exemplaren zijn verspreid, er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moet worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de volledige reeks van januari 2017 tm. januari 2023 (in de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde capaciteit). De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh). Duidelijk is de continu toenemende productie terug te zien in de blauwe curve, waarbij er twee "drijvende krachten" zijn. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. In de lange zomerperiode is, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer bij de productie. De hoogste cijfers per kalenderjaar heb ik boven de curve weergegeven, voorlopig uitmondend in een nieuw record, van 1.223 GWh (1,22 TWh), in juni 2022. Dat is een opwaartse bijstelling van een half procent, t.o.v. de 1.217 GWh in de update van januari dit jaar. De verwachting is, dat de piek volumes uit met name de laatste 2 jaar later nog wel kunnen worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van CertiQ toegevoegd. De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De geaccumuleerde capaciteit die het gevolg is van deze groei is in dezelfde grafiek weergegeven in een magenta curve (referentie linker Y-as, in MWp opgesteld nominaal vermogen). Deze capaciteits-grafiek vertoont enkele "aberraties", zoals tijdelijk negatieve groeicijfers (in dit exemplaar vier maal het geval). De eerder besproken "absurde anomalie" voor november 2019 (totaal verkeerde, veel te hoge entry van 64,9 GWp) is ook hier blanco gemaakt. Progressie in winter"dips" In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. Met nu het eerste productie resultaat voor januari 2023 toegevoegd (147 GWh), blijkt december 2022 ook alweer een wat hoger volume te tonen, dan het nog zeer lage niveau in de januari rapportage. December 2022 komt nu uit op 125,4 GWh. Dat is al 4,2% hoger dan in december 2021, en zelfs al een factor 4,2 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog opgeplust zullen gaan worden. Vast staat in ieder geval dat, zelfs met sterk vertraagde uitbouw van nieuwe productie capaciteit, komende zomer weer nieuwe piketpalen verzet zullen gaan worden. En dat een volgend record volume zonnestroom productie in een van de zomermaanden er aan gaat komen. 7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong Als laatste grafiek geeft ik hierbij de herziene versie van het exemplaar voor het eerst gepubliceerd in de analyse van de januari data van CertiQ. Met daarin de totale jaarproducties volgens de bijgewerkte stand van zaken rond de uitgifte van GvO's voor gecertificeerde zonnestroom. In deze updated grafiek heb ik het nog zeer prille volume voor januari 2023 rechts toegevoegd als gearceerde kolom. Daar gaat natuurlijk nog enorm veel volume bijkomen, met zekerheid uiteindelijk tot een nieuw jaar record leidend voor de gecertificeerde PV populatie in Nederland. Zover is het nog lang niet, voorlopig staat 2022 als het meest recente record jaar al duidelijk te pronken. En wel met een alweer verder opgeplust volume van 8.384 GWh in het hele kalenderjaar (in versie januari nog 8.333 GWh, dus weer 0,6% er bij). Het was natuurlijk ook een extreem zonnig jaar. De productie in 2022 is momenteel het equivalent van 2,3 maal de gemiddelde jaarproductie van kerncentrale Borssele in de periode 2009-2021 (onder uitsluiting van laag productie jaar 2013), voor een indruk van de impact (data Borssele: Wikipedia combi met EPZ jaarverslag 2021). Hierbij zitten dan nog niet de enorme hoeveelheden die niet bekend zijn bij CertiQ (grotendeels de residentiële markt betreffend). De laatste bekende berekende zonnestroom productie voor heel Nederland is volgens het CBS 17,6 TWh, in 2022. In 2021 was het nog 11,5 TWh. Met het voorlopige volume van 8,4 TWh gecertificeerde zonnestroom productie in 2022, zou het aandeel op die totale productie 48% bedragen. Het is echter waarschijnlijk, dat dit meer dan de helft zal gaan worden, omdat het aandeel PV capaciteit bij "niet-woningen" al veel groter was, medio vorig jaar, dan bij woningen (eerste CBS analyse Polder PV). Het verschil wordt onder anderen veroorzaakt door een forse populatie "niet-woning projecten", die onbekend is bij CertiQ, en waarvan de omvang onbekend is. Het nu bekende totale bij CertiQ geregistreerde volume van 8,4 TWh is in ieder geval al 36% hoger dan het ook iets bijgepluste jaarvolume voor 2021 (6.169 GWh). Zoals u ziet aan de evolutie van de producties, is de groei fenomenaal geweest, al zal deze waarschijnlijk gaan afvlakken, de komende tijd. Intern Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023) CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023) Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022) Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV) Extern Statistische overzichten CertiQ (met vanaf begin 2023 nieuwe publicaties in de vorm van - ingewikkelde - spreadsheets, per maand een update, en een generieke update voor alle oudere records vanaf 2006) Statistieken archief CertiQ (zip files met alle oudere maandrapportages "klassiek pdf format") 1 maart 2023: Zonnestroom productie Polder PV blijft op orde - resultaat februari. In dit artikel worden de primaire productie gegevens van Polder PV's oude PV-systeem voor februari 2023 weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 21 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010). De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in februari 2023 weergegeven; rechts de resultaten voor januari tm. februari 2023. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden. De beste specifieke opbrengsten in deze maand werden ditmaal door onze oudste set panelen, 4 stuks 93 Wp modules, op 1 maart 2023 reeds 8.388 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, behaald, 42,9 kWh/kWp. De in de achterste rij geplaatste set van 4 108 Wp modules was weer de rode lantaarndrager, met 41,7 kWh/kWp. Dat is verklaarbaar, want met de lage zonnestanden in de winterse maanden, wordt bij zonnig weer de achterste rij door de voorste partieel beschaduwd (zie artikelen uit 2004). En valt een deel van de potentiële productie weg. De in de voorste rij staande 108 Wp panelen, en de 2 kleine Kyocera modules, deden het ook prima (42,4 resp. 42,1 kWh/kWp). Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van ruim 43 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 42,3 kWh/kWp. Dat is wat minder dan in februari 2022, toen er 46,6 kWh/kWp werd behaald. Het KNMI publiceerde op 28 februari een voorlopig overzicht van de maandrapportage over die maand. En kwalificeerde februari als "Zacht, zeer droog en zonnig". Het was wel afwisselend zeer somber tot zeer zonnig. Er zijn, landelijk bezien, gemiddeld 110 uren zon gemeten t.o.v. 92 zonuren voor de historische "normaal" (referentie periode 1991 - 2020). Hoorn op Terschelling telde ditmaal de meeste, 135 zonuren (normaal: 93 uren). Het midden in de Veluwe, N. van Arnhem liggende meetstation Deelen scoorde het laagst, met maar 95 zonuren (normaal: 87 uren). In langjarig "middenmoter" meetstation de Bilt in Utrecht, werden 100 uren zon gemeten (normaal: 90 uren). Februari 2022 was gemiddeld vrijwel even zonnig, volgens het KNMI gemiddeld 109 zonuren in die maand. In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 is in de vorige update toegevoegd, met een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek. Februari 2023 is iets ondergemiddeld uitgevallen, met voor de hier getoonde set van 1,02 kWp (10 panelen) een productie van 43,2 kWh, minder dan 2% onder het langjarige gemiddelde over 2001 tm. 2023 (43,9 kWh). De spreiding van de productie is voor deze wintermaand, net als voor maart, zeer hoog. Dat heeft te maken met grote verschillen in wolken bedekkingsgraad. Als het regelmatig bewolkt is, is de productie in deze maand sowieso zéér laag, ook door de ongunstige zonnestand, en de zeer korte daglengte. Komen er de nodige (deels) onbewolkte dagen voor, is mede door de koude lucht, zeker in combinatie met wind, het rendement van de panelen hoog, vanwege de vaak slecht begrepen "negatieve temperatuur coëfficiënt" van kristallijn Silicium. Vandaar de behoorlijke verschillen die optreden, sterk afhankelijk van het generieke weertype in februari. In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is, sedert het eerste maandrapport voor dit jaar, 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en het zwaar tegenvallende resultaat in oktober 2020. Links de eerste resultaten voor januari (iets bovengemiddeld) en februari 2023, iets ondergemiddeld. In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden per kalenderjaar. Met inmiddels het resultaat van de productie van januari tm. februari voor 2023. Met daarin echter beslist al forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2023) 67,7 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er 7 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 3 gering) bovenuit steken. Het voor Polder PV "beroemde" jaar 2003 neemt hier meteen al "the lead", met 92 kWh, gevolgd door 2018 en 2002, met 90 resp. 82 kWh. Januari - februari 2023 zit vrijwel op het gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom), met 67,6 kWh. En daarbij iets hoger uitkomend, dan in de periode januari - februari 2022 (66,1 kWh). Er zijn ook jaren met sombere eerste 2 maanden, waar de productie duidelijk achterbleef. 2007, 2010, 2020, en 2004 hebben zeer lage productie niveaus (48-53 kWh). In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt bijna even hoog als het gemiddelde, op een niveau van 67,5 kWh. In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In een recente versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. Links onderaan is het eerste resultaat voor 2023 terug te vinden, wat al een bovengemiddelde start heeft (68 kWh in de maanden januari tm. februari). En waarvan we gaan zien hoe dat in het huidige jaar zal gaan evolueren. Sowieso blijven de producties bij Polder PV tot nog toe zeer goed, dus we hebben er vertrouwen in, dat het weer een mooi jaar gaat worden. Data Anton Boonstra (nagekomen) Anton Boonstra publiceerde getrouw, vlak na het verschijnen van dit artikel, zijn productie en instraling-statistieken per provincie. De horizontale instraling in februari was, gemiddeld genomen van de KNMI weerstations per provincie, in februari 2023 40,8 kWh/m², wat identiek was aan het gemiddelde instralingsniveau in februari 2022. Bij de regionale verdeling was ze het hoogst in Zeeland (45,2 kWh/m²), en het laagst in Drenthe (38,4 kWh/m²). De relatieve afwijking van het niveau in februari 2022 varieerde tussen de -3,1% in mijn provincie Zuid-Holland, en +10,6% voor de provinciale woonstee van Boonstra, Groningen. Bij de specifieke producties van de talloze verzamelde monitoring data uit het PVOutput.org portal stelde Boonstra voor de Nederlandse installaties vast, dat in februari een gemiddelde zonnestroom productie werd genoteerd van 38,4 kWh/kWp, wat 4,1% minder was dan het gemiddelde in februari 2022. Boonstra spreekt daarbij het vermoeden uit dat nogal wat gemonitorde installaties mogelijkerwijs met tijdelijke / partiële beschaduwing worden geconfronteerd. De extremen bij de gemiddelde producties per provincie lagen tussen de 34,1 kWh/kWp in Friesland, en 44,6 kWh/kWp in Limburg (met Zeeland volgens op 42,5 kWh/kWp). In relatieve zin lagen de afwijkingen t.o.v. de specifieke producties in februari 2022 tussen de -10,7% in Noord-Holland, en zelfs +7,8% bij de installaties in provincie Groningen. Bij de accumulaties van de zoninstraling cijfers voor de eerste 2 maanden van 2023 is het landelijke gemiddelde 61,1 kWh/m², wat 2,3% hoger zou liggen dan de hoeveelheid "ontvangen" in januari - februari 2022. Er is een vrij grote spreiding tussen de provincies, tussen 56,7 kWh/m² in Overijssel, en 70,3 kWh/m² in Zeeland. De relatieve verschillen voor deze 1e 2 maanden lopen t.o.v. 2022 uiteen tussen -0,9% in Limburg, en +8,9% in Groningen. Boonstra stelde voor de PVOutput.org pool een specifieke opbrengst voor de 1e 2 maanden vast van 56,6 kWh/kWp, wat 0,4% boven het niveau van jan.-feb. 2022 zou liggen (56,4 kWh/kWp). De installaties in Friesland presteerden hierbij duidelijk ondergemiddeld, met 49,5 kWh/kWp, Zeeland, in menig opzicht meestal onverslaanbaar, trok het luidst aan de bel, met 66,9 kWh/kWp in die eerste 2 maanden. Bij de relatieve verschillen t.o.v. de eerste twee maanden van 2022, moeten we op zoek naar 2 andere provincies. Noord-Holland scoorde 6,0% lager dan in 2022, Groningen 6,8% meer. Overigens, was het gemiddelde in januari tm. februari in mijn provincie Zuid-Holland slechts 58,1 kWh/kWp. Polder PV's oude PV installatie deed het, met alle module configuraties, beduidend beter. In totaal bezien (14 PV modules), met 66,6 kWh/kWp, zelfs bijna 15% beter ... Siderea.nl, NKP Siderea.nl en het Nationaal Klimaat Platform (opvolger van de Klimaatakkoord website) hadden nog geen nieuwsberichten over februari tijdens de afronding van dit artikel. Voor een voorlopige samenvatting voor heel 2022, zie het betreffende artikel van 28 december 2022 op de NKP website. De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In februari 2023 waren de hoogste gemiddelde vermogens, berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, achtereenvolgens, 1,92 GW (8 februari), 1,86 GW (14 feb.), en zelfs 2,36 GW op 26 febuari. Het record van de 26e komt neer op een berekende zonnestroom productie van 2,36 (GW) x 24 (uren) = 56,6 GWh. Het hoogste niveau in februari 2022 was 51,1 GWh (op 28 februari dat jaar). De berekende piek dagopbrengst lag in februari 2023 dus bijna 11% hoger dan de maximale opbrengst in februari 2022. De laagste gemiddelde output werd voor februari 2023 berekend voor de 2e (430 MW, een dag productie van 10,3 GWh aan zonnestroom. Dat is wel alweer ruim een factor drie maal het laagste niveau in januari dit jaar (op de 14e: 3,3 GWh). Op 26 februari werd voor die maand het hoogste momentane vermogen berekend midden op de dag, 9,19 GW. Ook de 2 laatste dagen van februari gingen in de berekeningen iets over de 9 GW heen rond het middaguur. Het absolute record tot nog toe zou, volgens de (inmiddels weer gewijzigde) "actuele historische" data op het Energieopwek portal, op 22 juni 2022 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 12,72 GW. Er is echter al lange tijd wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken aan het eind van de ochtend data (glitch bij het KNMI ?). Bronnen: Meetdata Polder PV sedert maart 2000 Februari 2023. Zacht, zeer droog en zonnig (KNMI, voorlopig maandoverzicht, 28 februari 2023) Zachte winter met meerdere temperatuurrecords (KNMI, nieuwsbericht, 1 maart 2023) Het klimaatverhaal van 2022 (KNMI, 27 december 2022, updated 1 januari 2023 met data van oudjaar 2022) Bijdragen Anton Boonstra (Twitter, allen 1 maart 2023): Horizontale instraling verdeling in februari 2023 Specifieke producties PVOutput.org installaties NL in februari 2023 Horizontale instraling verdeling in eerste 2 maanden van 2023 Specifieke producties PVOutput.org installaties NL in eerste 2 maanden van 2023 Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag": 1 maart 2023 Productie zonnestroom blijft in Nederland alle records slaan (tijdreeks per maand 2016-2023) 27 februari 2023 Flink ordegrootte verschil tussen berekende opwek zonnestroom en stroomvraag NLse warmtepompen 26 februari 2023 Dagelijkse producties zonnestroom 2014-2023 in 1 grafiek. Piek 26 februari: 75% van nationale stroomvraag 25 februari 2023 Progressie relatief aandeel berekende zonnestroom productie t.o.v. stroomvraag in NL, tm. 25 feb. 2023 alweer 1 TWh zonnestroom geproduceerd in 2023 21 februari 2023 Berekende verwachting cumulatieve productie zon, wind op land en op zee in 2023 t.o.v. realisaties in 2022 20 februari 2023 Grootte-orde vergelijking biomassa teelt (voor warmte) versus grond-claim zonnestroom uit zonneparken (elektra) 19 februari 2023 Grondclaim 1 4 MW windturbine op land versus 12 hectare grondgebonden zonnepark (vermeend equivalente jaarproductie; zie ook reacties !) 16 februari 2023 Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen groeide van jan. 2017 tm. jan. 2023 van 6 naar ruim 16%; zonnestroom als mooie uitschieter 21 februari 2023: Grootste zonnedak van Nederland / Europa netgekoppeld opgeleverd ... in Middenmeer (NH). Voor het zo actueel mogelijk houden van de enorme PV projectenlijst van Polder PV, inmiddels al 12.100 individuele grote(re), netgekoppelde zonnestroom genererende projecten in Nederland bevattend, worden continu talloze bronnen geraadpleegd. Een van de belangrijkste daarvan zijn uiteraard de SDE updates van RVO, die immers subsidies verstrekt voor projecten die zonnestroom (zijn gaan) leveren nadat de beschikking is verzilverd. Bij het grasduinen door de laatste update van januari, waar separaat al een uitgebreide generieke analyse van is gemaakt, viel de webmaster van Polder PV op, dat een groot project inmiddels van een "ja" vinkje was voorzien. Dat was in de versie van oktober 2022 nog niet zo, dus het project is "netgekoppeld opgeleverd", zoals dat heet. Nu zijn grote projecten niet zeldzaam, de ene na de andere grote klassieke veldopstelling, en, wat minder qua aantal, maar niet minder spectaculair, af en toe een groot drijvend zonnepark, verschijnt in de RVO lijsten als opgeleverd. Polder PV heeft daar zijn laatste uitgebreide zonnepark update aan gewijd (intro met link naar detail analyse alhier). Het project waar Polder PV ditmaal op stuitte, is echter geen zonnepark. Maar een byzonder rooftop project. Een beschikking voor deze installatie verscheen als "dakopstelling" in het overzicht van de najaars-ronde van de SDE "+" 2018 regeling. In deel 5 van de detail analyses van die regeling, werd door Polder PV al gewag gemaakt van de toegekende beschikking voor dit omvangrijke project, in een voetnoot in paragraaf 1. De beschikking voor deze grote installatie had een enorme omvang van 35,6 MWp, en was destijds de grootste SDE beschikking die voor een rooftop project is uitgegeven door RVO. Er is later maar 1 grotere beschikking voor een daksysteem toegekend, onder SDE 2020 II (eerste SDE "++" regeling), voor een project in het Friese Sexbierum, maar daar is verder nog niets van bekend. Extensie naast Royal Pride kas Het huidige project heeft echter in de RVO lijst van januari 2023 een "ja" vinkje gekregen, en blijkt volgens het on-line portal van de SDE projecten fysiek (netgekoppeld) te zijn opgeleverd in het vierde kwartaal van 2022, en betreft dus het verreweg grootste dakgebonden PV project op 1 locatie / erf, in dat jaar. Ik had op Twitter veel eerder al een klein tipje van de sluier opgelicht, omdat de webmaster zeer regelmatig satelliet- en luchtfoto's scant op nieuwe grote projecten. En al in de herfst van 2022 op sommige luchtfoto's het complete project was te zien (Tweet 14 oktober 2022!). Vermoedelijk was eerder al een foto van het project geplaatst op Twitter (afkomstig van Facebook), op 28 maart 2022. Ik zal u niet langer in spanning houden. Het betreft hier een groot BIPV* kasdek project van een splinternieuwe uitbreiding naast het flink uit de kluiten gewassen kassen complex van duurzaam opererende trostomaten- en komkommer teler Royal Pride in het ook al van "ongekende dimensies" bekende Agriport A7 kassengebied in de polders van Middenmeer in de Noord-Hollandse gemeente Hollands Kroon. * BIPV = "building-integrated photo-voltaics" Royal Pride heeft in de zuidoost hoek van dit enorme kassen complex al jaren een grote serre met een (met Google Maps tool gemeten) oppervlakte van bijna 72 hectare. Direct hiernaast is, ongeveer vanaf begin 2022, een grote uitbreiding toegevoegd van nog eens zo'n 16 hectare. De SDE beschikking staat op hetzelfde adres als dat voor Royal Pride, dus ik neem aan dat de grond en/of alleen het kasdek wordt geleased van deze innovatieve kasgroenten teler. Die al jaren aardwarmte en natuurlijke gewasbescherming toepast in hun kassen en gecertificeerd drager van het Milieukeur is (zie duurzaamheid pagina op hun site). De loods met plat dak aan de noordzijde van het oude kassencomplex heeft al 7 jaar lang een PV installatie van 1.512 panelen, van de hand van PakDeZon (Facebook bericht van 30 oktober 2015 en bericht van Royal Pride). Deze nieuwe uitbreiding is, aldus een woordvoerder van GroenLeven, die Polder PV sprak, van meet af aan geconcipieerd om een gesloten BIPV kasdek te gaan dragen, en dat is dan ook in rap tempo aangebracht. De complete generator was al in juni zichtbaar op satelliet foto's, en het project is dus eind van hetzelfde jaar netgekoppeld opgeleverd. Van GroenLeven mocht ik onderstaande prachtige foto van een late bouwfase van het project gebruiken in dit artikel.
Van GroenLeven kreeg ik ook de opgeleverde project capaciteit te horen. Dit kassencomplex heeft een gerealiseerd generator vermogen van 31,2 MWp. Dat is wat kleiner dan de oorspronkelijke beschikking, maar het is by far het allergrootste rooftop PV project wat Nederland kent. Het heeft daarmee het medio 2020 "toen grootste dakproject" van de VE Commerce Campus / PVH Europe van AG Heylen Warehouses, op Trade Park Noord te Venlo (Limburg), met een omvang van ruim 18 MWp, naar de tweede plaats verwezen. Het is zelfs 73% groter van omvang, wat de capaciteit aangaat. Een zeer serieus project, wat de competitie met menig middelgroot, grondgebonden zonnepark aan kan gaan. Op Streetview van Google is de opbouw van dit grote kas project op meerdere plekken te zien (voorbeeld). Dit grote PV rooftop project in Middenmeer heeft 2 bekende "buren". En wel, de uitgebreide veldinstallatie van HVC aan de Koggenrandweg, ook wel zonnepark Wieringermeer genoemd. En het drijvende PV project "Lacustris" van Adamant Solar in 2 bassins aan de zuidrand van het uitgestrekte kassengebied, voor opdrachtgever Energie Coöperatie Wieringermeer (ECW). Het nieuwe BIPV project ligt vlak bij het door ECW beheerde 150 kV hoogspanningsstation Agriport A7. De SDE beschikking voor het nu ook opgeleverde BIPV project gebouwd door GroenLeven, is inmiddels overgegaan in de handen van een van de dochters van het van oorsprong Beierse conglomeraat Bay.Wa r.e., wat al in 2018 een 70% meerderheids-aandeel in een 2 GWp tellende PV projecten portfolio van GroenLeven heeft verworven. En wat als een kapitaalkrachtige backbone fungeert voor talloze zeer interessante innovatieve solar projecten in Nederland (en daarbuiten), zoals de meeste grote drijvende zonneparken, AgriPV, en diverse andere innovatieve oplossings-richtingen bij grootschalige solar projecten. GroenLeven heeft al talloze malen grote piketpalen gezet in de vernieuwing van de Nederlandse projecten sector, en de huidige PV installatie is het zoveelste bewijs dat ze ook op dit vlak kunnen "leveren". Polder PV ziet dan ook uit naar alweer een andere belofte-volle ontwikkeling, bij de aankondiging van de samenwerking met solar carport specialist MORRENsolar. Waar vast weer zeer interessante (grote) projecten uit voort zullen komen, "met dubbelfunctie". Groot - groter - grootst? De hierboven genoemde VE Commerce Campus werd destijds, in 2020 nog als "world’s most powerful solar roof" getypeerd. Hoe zit dat inmiddels met deze fraaie BIPV solarkas naast de productie lokatie van Royal Pride? Er zijn regelmatig aankondigingen van "largest", maar dat blijkt bij nadere inspectie al lang niet meer zo te zijn. Zo werd op 9 oktober 2020 de oplevering van een groot project op 2 platte daken van Audi Hongarije aangekondigd door het meestal goed ingelichte Cleantechnica. Maar dat bleek, met de opgegeven 12 MWp "largest of Europe", dus al medio 2020 vet te zijn gepasseerd door het hier genoemde VE Commerce Campus project in Nederland. Deze gaat echter, als we als maatstaf nemen "single rooftop" (aaneengesloten dak project), wel binnenkort overvleugeld worden door onze zuiderburen. Het beroemde WDP vastgoed concern, bekend van talloze grote PV rooftops in zowel België, als in Nederland, is namelijk alweer bezig aan hun grootste project. Sedert oktober 2022 wordt daar op het zogenaamde Big Box project in WDPort of Ghent, in het havengebied van Gent, gebouwd aan een single-rooftop plat dak systeem project van 25 MWp, wat in het voorjaar van 2023 finaal opgeleverd moet gaan worden. Die zou dan dus al 39% groter gaan uitpakken dan VE Commerce Campus. En zal de fors neerwaarts herziene omvang van het veelbesproken Tesla Gigafactory PV project in Nevada, USA (laatste "peiling" zou zijn 24 MW eind 2022), ook alweer gepasseerd kunnen zijn bij oplevering. Het in dit artikel gepresenteerde rooftop project bij Royal Pride is sowieso al veel groter dan het project in Gent, maar is uiteraard ook van een geheel ander karakter. De solarkas in Middenmeer zal momenteel beslist als grootste, integraal gebouwde PV dakproject de geschiedenis boeken ingaan. Zeker voor Europa. Hij staat inmiddels al een tijdje als het enige daksysteem project op een "gebouw" (kas) te prijken tussen tientallen grotere zonnepark - en floating solar projecten (en 1 zeer grote carport**) in Polder PV's gerealiseerde projecten lijst. ** (toegevoegd) Carports (zoals het bedoelde, bijna 38 MWp grote project bij het Lowlands terrein te Biddinghuizen, van Solarfields) beschouwt Polder PV niet als "gebouwen" in de stricte betekenis van het woord. Het zijn feitelijk vrij staande overkappingen, die door ondergetekende al jaren in een aparte "vrijeveld categorie" worden ondergebracht. Het CBS gooit dergelijke projecten helaas - volstrekt ontraceerbaar - in de enorme verzamelbak genaamd "daksysteem". Waar hoogstwaarschijnlijk ook het huidige besproken BIPV kasdek project in Middenmeer anoniem in zal "verdwijnen". Biggest (?) Aan veel grote(re) rooftop systemen wordt ook alweer gewerkt. In Turkije wordt momenteel het - vermoedelijk - allergrootste rooftop systeem ter wereld gebouwd. Op diverse daken van het enorme Tosyali staalfabriek complex westelijk van de Turkse stad Osmaniye (helaas in het aardbevings-gebied gelegen), zou namelijk een fors rooftop project van 140 MWp uitgerold worden, voor een investering van 71 miljoen dollar. Huawei omvormers zouden hierbij worden ingezet, de jaarproductie wordt geschat op 250 GWh. In april dit jaar zou het project opgeleverd moeten gaan worden. Het gaat daarbij weliswaar om meerdere grote daken, maar vermoedelijk wel allemaal op een en hetzelfde complex. Osmaniye heeft helaas ook flink moeten incasseren tijdens de recente hevige aardbeving. Er is echter nog niets bekend over eventuele (zware) schade aan genoemd project op het staalfabriek complex. Er zijn regelmatig aankondigingen van andere grote rooftop projecten, met name in Aziatische contreien (hele industrie complexen met PV), maar dat gaat vaak ook om wijd verspreide gebouwen, soms zelfs op meerdere locaties. Als u nog grotere, opgeleverde "single-site" PV rooftop projecten kent, houdt Polder PV zich aanbevolen om die hier eventueel op te nemen (e-mail). Met dank! Bron: pers. comm. GroenLeven 22 februari 2023 enkele opmerkingen toegevoegd (o.a. hoogspannings-station) Anders: Largest Rooftop PV list (list.solar site; regelmatig duikt er af en toe zo'n - poging tot - inventarisaties op, op internet. Ze lopen met name in het rooftop segment bijna altijd chronisch achter op de realiteit, omdat het vrijwel onmogelijk is om world-wide up to date te blijven op dit vlak. Op onderhavige lijst prijkt een rooftop van 16,4 MWp in San Pedro, California, USA, bovenaan, op peildatum 23 feb. 2023) 21 februari 2023: Jaarcijfers groei PV kleinverbruik bij Stedin - bizarre groei in residentiële markt. Eind januari werd in een ronduit opmerkelijke gezamenlijke "actie" door de meeste netbeheerders een soort van gezamenlijk bericht verkondigd aan de vooravond van het laatste debat in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel afbouw salderen van zonnestroom. Polder PV plaatste een tweet met links naar alle berichten op 27 januari. De strekking van de persberichten was vergelijkbaar, waarbij diverse netbeheerders ook nog cijfers over de evolutie in hun netgebied presenteerden. Kennelijk om hun standpunt (afbouw salderen "moet") meer kracht bij te zetten. Over de eerste cijfers van de grootste netbeheerder, Liander heeft Polder PV eerder al uitgebreid gerapporteerd, met de daarbij behorende "duiding". De in de berichtgeving weergegeven data zijn beslist niet makkelijk of eenduidig vergelijkbaar tussen de netbeheerders onderling, het is daarom belangrijk om deze separaat te behandelen, voor zover er tenminste iets zinnigs is te zeggen over de gepubliceerde data. In deze bijdrage komen cijfers van netbeheerder Stedin ter sprake. Die weliswaar uitsluitend data over PV projecten achter kleinverbruik aansluitingen (KVB) heeft gepubliceerd, en dus het dominante residentiële segment behandelen. Maar omdat de groei in dat segment onstuimig is geweest, de afgelopen jaren, is het beslist de moeite waard om daar meer gedetailleerd naar te gaan kijken.
Stedin publiceerde haar eigen persbericht op 27 januari jl, met enkele verzamel cijfers, en gaf een link naar haar Open Data bestand voor - uitsluitend (!) - projecten achter KVB aansluitingen, met update datum 31 december 2022. De enorme groei achter grootverbruik (GVB) aansluitingen in het netgebied van Stedin (veel activiteit, bijvoorbeeld, in het enorme Rotterdamse havengebied), is hiermee dus nog steeds "een mysterie", en wordt hier niet besproken. Daar zullen wat cijfers van terugkomen in toekomstige besprekingen van de CBS cijfers. Polder PV heeft aandachtig de gepresenteerde Stedin data bestudeerd, en daar enkele grafieken van gemaakt. In eerste instantie zijn natuurlijk de eindejaars-accumulaties van het totale netgebied bij elkaar gezocht, en vervolgens zijn vanuit die data de totale jaargroei volumes berekend. Hierbij moet meteen al een belangrijke kanttekening. Stedin presenteerde in haar persbericht "slechts" data voor gemeentes in de provincies Zuid-Holland (allergrootste, zuidelijke gedeelte, het noordelijke deel van die provincie valt onder het netgebied van Liander), Utrecht, en het tot voor kort onder netbeheerder Enduris vallende Zeeland. Op de laatste zal ik separaat nog terugkomen, omdat er wat problemen zijn met de brondata. "Stedin gemeentes" buiten kern provincies Wat vele mensen zal ontgaan, is dat in het Open Data document nog eens vier gemeentes "vallend onder het netgebied van Stedin" zijn opgenomen, die in 2 andere provincies liggen. Over de vreemde anomalie Heemstede, midden in het netgebied van Liander, en zuidelijk van Haarlem in Noord-Holland gelegen, heb ik eerder al eens wat woorden vuil gemaakt, in de analyse van de QII cijfers van 2021 bij de collega's van Liander (15 juli 2021). Volgens eigen opgave door Stedin, had Heemstede eind 2022 een respectabel aantal van 2.544 KVB aansluitingen met zonnepanelen. In dezelfde provincie ligt de door Stedin opgevoerde gemeente Wijdemeren (tussen Ankeveense en Loosdrechtse Plas), met 1.122 KVB PV-aansluitingen. Deze lijken beperkt tot het dorp Loosdrecht en directe omgeving, in het ZW deel van de gemeente, grenzend aan de (Stedin) provincie Utrecht. Loosdrecht was oorspronkelijk een gemeente in de provincie Utrecht, maar werd opgenomen in provincie Noord-Holland, bij de gemeentelijke herindeling tot de nieuwe gemeente Wijdemeren in 2002. Aldus de waarschijnlijke verklaring waarom dit dorp nog steeds "Stedin aansluitingen" kent. Een derde "anomalie" is de oude gemeente Lingewaal, gelegen in provincie Gelderland, tussen de Linge en de Waal, oostelijk van de in Zuid-Holland gelegen stad Gorinchem. Lingewaal staat vanaf 2012 met kleine PV projecten genoteerd in het register van Stedin tm. 2018, toen er 277 installaties achter KVB aansluitingen waren geaccumuleerd. Lingewaal fuseerde vervolgens met 2 andere Gelderse gemeentes, Neerijnen en Geldermalsen, tot de nieuwe gemeente West Betuwe vanaf 1 januari 2019. Die ook verschijnt in de data van Stedin, en eind 2022 969 PV projecten achter KVB aansluitingen heeft geaccumuleerd. Het lijkt hier met name de tegen de Linge / grens prov. Utrecht liggende delen / dorpen van die gemeente te betreffen (Spijk, Heukelum, Asperen), de aan de Waal grenzende dorpen binnen deze nieuwe gemeente vallen onder het netgebied van Liander (vrijwel geheel Gelderland valt daaronder). Zowel de (gemeentes in de) provincies Noord-Holland en Gelderland worden in de tabel in het Stedin persbericht niet genoemd, al liggen daar dus ook kleine delen van in het verzorgingsgebied van deze netbeheerder. Ze vallen wat volumes betreft beslist weg t.o.v. de veel grotere hoeveelheden in de "kern" provincies Zuid-Holland zuid, Utrecht, en Zeeland. Maar bij de totaal optellingen voor het verzorgingsgebied van Stedin neem ik deze afwijkende gemeentes in ieder geval gewoon mee. Twee categorieën "overig" Stedin onderscheidt in haar spreadsheet voor KVB installaties ook nog 2 rest categorieën. Dat is, ten eerste, een categorie "lege gemeente", die eind 2022 slechts 13 installaties bevat, met een gezamelijk vermogen van 70 kWp. En een categorie "onbekend", met 1.287 projecten, en een totaal vermogen van 9,51 MWp. De status van deze twee rest verzamelingen wordt niet toegelicht. Ze zitten in ieder geval in de totalen voor het Stedin netgebied (in deze analyse zonder provincie Zeeland) verwerkt, en konden kennelijk ook niet worden toegewezen aan een specifieke provincie. (2) Geaccumuleerde aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen bij Stedin In bovenstaande grafiek worden drie parameters weergegeven. Ten eerste de evolutie van de totale eindejaars-volumes van de aantallen PV-projecten achter KVB aansluitingen in het gehele "kern" netgebied van Stedin (inclusief de hierboven benoemde "outliers" in Noord-Holland en Gelderland). Maar nog zonder Zeeland (voormalig Enduris netgebied, sedert 1 januari 2022 onder de Stedin holding vallend), vanwege incomplete data voor die provincie. Deze hoop ik later toe te voegen, als daar klaarheid over ontstaat. Stedin is sowieso van plan om de data van Zeeland te integreren in het geheel, zoals blijkt uit een reactie op mijn vraag daarover van een van de perswoordvoerders (bericht Twitter). In blauwe kolommen is de ontwikkeling van de aantallen PV-installaties achter KVB aansluitingen te zien, in donkergele kolommen de daarbij horende totale opgestelde nominale generator capaciteit in MWp (beide parameters met de rechter Y-as als referentie, MWp voor capaciteit, en aantallen maal duizend). Uit deze twee parameters is het systeemgemiddelde vermogen achter KVB aansluitingen berekend aan het eind van elk kalenderjaar. Deze is in de groene curve weergegeven, met de linker Y-as als referentie (eenheden in kWp per installatie gemiddeld). De grafiek toont een ronduit "fenomenale" ontwikkeling van zonnestroom bij de kleinverbruikers. Wat dominant residentieel is, maar waar ook een onbekende hoeveelheid kleine installaties bij MKB, gemeentelijk vastgoed, stichtingen, etc. onder valt. Evolutie aantallen installaties achter KVB aansluitingen Bij de aantallen zijn de EOY volumes toegenomen van 5.125 (EOY 2011) naar 293.278 installaties, EOY 2021. Om eind 2022 alweer een hoog aantal van 390.029 installaties te bereiken. De toename t.o.v. EOY 2021 was daarmee in het Stedin gebied zonder Zeeland afgelopen jaar 33,0%. Splitsen we dat uit naar de groei bij de gemeentes per provincie, zaten de zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes zelfs op 33,8%; in Utrecht was het wat minder, 31,5%. De 2 Noord-Hollandse (delen van) gemeentes vertoonden een groei van 33,2%, het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe groeide met 29,2%. Een belangrijke groei indicator is de Compound Annual Growth Rate (CAGR). Bepalen we deze over de periode 2012 tm. 2022 i.v.m. nogal wat "missende waarden" voor veel gemeentes, voor eind 2011, is deze voor de aantallen installaties zeer hoog, gemiddeld 40,1% per jaar over deze lange periode! Die groei is trouwens eerder zelfs nog hoger geweest, de CAGR was in 2012-2017 zelfs 45,5%/jaar, in de periode 2018-2022 een stuk lager, maar nog steeds hoog, 33,9%/jaar. Bovenstaande geldt alleen voor het Stedin gebied zonder Zeeland. De netbeheerder stelt in haar persbericht dat er eind 2022, inclusief in Zeeland, al bij 455.371 KVB aansluitingen bekend is dat ze zonnepanelen hebben. Deze opgave "wringt" enigszins met hun eigen cijfers in het Open Data register. Want daar vond ik 388.729 KVB installaties met PV in het Stedin gebied exclusief Zeeland. Als we het verschil nemen, resulteert hieruit een potentieel van 66.642 KVB projecten in Zeeland zelf. In de tabel in het persbericht wordt voor die provincie echter voor Zeeland 65.342 exemplaren opgegeven. Bovendien staat in diezelfde tabel een echte fout vermeld, die verder niet in de broodtekst van het persbericht blijkt te zijn gebruikt. Voor provincie Utrecht staan namelijk 123.013 PV installaties in het KVB segment genoemd. Dat is echter het eindejaars-volume voor 2021, niet voor 2022, in het Open Data cijferoverzicht. Voor 2022 is het correcte EOY volume 161.804 installaties. De in de tabel getoonde 32% groei van aantal woningen met zonnepanelen in provincie Utrecht, t.o.v. EOY 2021 (32%) klopt wel met de data in het Open Data portal. Stedin geeft naast boven genoemde forse groei percentages t.o.v. de stand van zaken, EOY 2021 voor Zuid-Holland en Utrecht, ook de toename voor provincie Zeeland aan. Dat zou een beduidend lagere groei van het EOY volume gehad hebben bij de aantallen installaties, 19%. Evolutie PV capaciteit KVB aansluitingen Bij de ontwikkeling van de met de aantallen gepaard gaande geaccumuleerde generator capaciteit zien we een nog heftiger evolutie, weergegeven in de donkergele kolommen. De totale capaciteit nam toe van 9,82 MWp, EOY 2011, tot 1.044 MWp aan het eind van 2021. Om zeer sterk verder door te groeien naar alweer 1.481 MWp, EOY 2022. Zonder Zeeland, nam daarmee in het netgebied van Stedin de cumulatie afgelopen jaar toe met 41,9%, beduidend hoger dan alleen bij de aantallen projecten (33,0%). Waarmee al duidelijk wordt, dat ook de installaties achter KVB aansluitingen gemiddeld groter worden. Segmenteren we naar de Stedin gemeentes per provincie, is in zuidelijk Zuid-Holland de toename van de EOY capaciteit afgelopen jaar zelfs 42,4% geweest, in provincie Utrecht lag de toename iets lager, op 40,7%. Ook in de 2 (delen van) Noord-Hollandse gemeentes vallend onder Stedin, was de groei hoog, 42,3%. In het Stedin deel van de Gelderse gemeente West Betuwe was het beduidend lager, 33,1%. Stedin zelf betrekt in haar persbericht ook nog Zeeland daarbij, stelt dat de groei daar in 2022 "minder sterk" was, namelijk slechts 24% t.o.v. EOY 2021. Maar wel dat relatief meer huizen zonnepanelen zouden hebben (1 op de 3). Dat de Randstedelijke provincies daar "nog niet" aan kunnen tippen, volgens de claim van Stedin, is een beetje een dooddoener. De enorme binnensteden, waar een hoge bevolkingsdichtheid is, en zeer veel hoogbouw, zijn gewoon niet makkelijk te verduurzamen op het vlak van PV. M.a.w., de steden in de Randstad, en elders in het land, zullen bij kleinverbruik altijd relatief slecht blijven scoren t.o.v. meer landelijke gemeentes met het grootste woningen bestand in de vorm van rijtjes huizen met schuine daken. En ze zullen slechts zeer moeizaam het "aandeel woningen met zonnepanelen op het totale bestand" kunnen opkrikken. De fysieke omstandigheden zijn er gewoon niet naar. CAGR - bizarre groei cijfers Voor de gemiddelde CAGR groei in de periode 2012-2022 resulteren nog spectaculairder cijfers dan voor de aantallen. In het totale netgebied van Stedin excl. Zeeland was die groei gemiddeld 47,7% per jaar (!). In de periode 2012-2017 was het zelfs nog hoger, 55,6%/jaar, van 2018-2022 lag het op een beduidend lager gemiddeld niveau, 39,6%/jaar. Kijken we per provincie, zien we bij de zuidelijke Zuid-Holland gemeentes, en bij de 2 exemplaren gelegen in Noord-Holland een gemiddelde CAGR van 49,4%/jaar. Het Stedin gedeelte van Gelders West Betuwe kende zelfs een gemiddelde CAGR van 51,8% per jaar, over de lange, 10 jaar durende periode van 2012 tm. 2022. Dit zijn ronduit fenomenale groeicijfers, waar men in het buitenland jaloers naar zal kijken. Al met al kunnen we concluderen: de aanwas van zowel aantallen, als de capaciteit, is ronduit "enorm" geweest in het fors verstedelijkte gebied waar Stedin haar hoofd-activiteiten heeft. En waarbij de capaciteit zelfs, in relatieve zin, harder is gegroeid dan de aantallen installaties. Het is niet voor niets geweest, dat ik een eerdere versie van deze grafiek op Twitter publiceerde, vanwege de toen zeer actuele discussies over de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers, en de gevolgen voor de "socialisering" van de kosten van die regeling, in de Tweede Kamer (voor talloze links naar bijdragen over dat wetsvoorstel, zie mijn "links naar salderen" web-pagina). Evolutie van systeemgemiddelde capaciteit (KVB segment) Een vaste, belangrijke afgeleide waarde die Polder PV frequent toont, is de uit bovenstaande twee parameters berekend systeemgemiddelde capaciteit aan het eind van elk jaar. Deze in de groene curve (referentie linker Y-as) weergegeven essentiële parameter zegt iets over de gemiddelde "omvang" van de generatoren op 's lands residentiële daken. Hierbij lijkt de ontwikkeling heel wat minder spectaculair dan bij de 2 hoofd-parameters, maar schijn bedriegt, want ook hier is zeer duidelijk een forse schaalvergroting terug te zien. De systeemgemiddelde capaciteit, in de grafiek getoond in kWp per installatie, nam namelijk toe van 1,92 kWp, eind 2011, naar 2,57 kWp, EOY 2013. De curve neemt daarna nog steeds toe, maar het tempo vlakt tijdelijk iets af, en bereikt 3,56 kWp eind 2021. Dan is er een duidelijk knik opwaarts zichtbaar, de systemen worden rap groter wat geïnstalleerd vermogen betreft, om eind 2022 alweer op 3,8 kWp gemiddeld per installatie te eindigen in Stedin gebied (nog zonder Zeeland). Dat is het dubbele volume van de capaciteit elf jaar eerder. Ook hier dus weer, een ronduit opmerkelijke ontwikkeling, in alleen het KVB segment. Kijken we naar de afgeleide jaargroei cijfers, is die ontwikkeling bij de nieuwbouw nóg harder gegaan, zie verderop. Graven we iets dieper in de bron data van deze netbeheerder, zien we bij de verdeling van de systeemgemiddelde vermogens in de "Stedin gemeentes" over de provincies een iets andere verhouding dan bij de primaire parameters (aantallen, totale capaciteit). Hier leiden de gemeentes in provincie Utrecht, met eind 2022 een gemiddelde systeemcapaciteit van 3,84 kWp, terwijl de zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes gemiddeld niet hoger komen dan 3,74 kWp per installatie. Heemskerk en het Stedin deel van Wijdemeren in Noord-Holland zitten daar tussenin, met 3,77 kWp gemiddeld per installatie. Bij deze vergelijking is, tot slot, het Stedin deel van Gelderse gemeente West Betuwe kampioen, met eind 2022 zelfs gemiddeld 4,02 kWp per installatie achter KVB aansluitingen. Vermoedelijk doen de gemiddeld wat grotere huizen met veel dak oppervlakte zich hier gelden, in deze agrarische streek. (3) Nieuwe aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen per kalenderjaar bij Stedin Nog duidelijker dan bij de evolutie van de eindejaars-volumes (EOY), is de "explosieve" ontwikkeling van de kleinverbruikers-markt bij Stedin te zien, aan de jaarlijkste nieuwbouw cijfers (YOY), getoond in bovenstaande grafiek. Waarvoor de cijfers zijn afgeleid uit de EOY data in de eerste grafiek en onderliggende spreadsheet berekening. Evolutie nieuwe aantallen KVB projecten per kalenderjaar Bij de aantallen nieuwe projecten achter KVB aansluitingen is er al een forse toename van de nieuwe aantallen per jaar te zien (blauwe kolommen, rechter Y-as). De nieuwe volumes nemen aanvankelijk toe, van 8.244 installaties in 2012 tot al 14.189 exemplaren nieuw in 2013, wat vooral had te maken met de "Lenteakkoord cadeautjes regeling" die de branche organisatie absoluut niet wilde (vanwege ingrijpende marktverstoring). Beleidsmedewerker Amelie Veenstra van Holland Solar schreef er destijds een stevig stuk over, wat als blog bijdrage werd gepubliceerd bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Zoals reeds voorspeld, stagneerde de markt enkele jaren, nadat het gereserveerde subsidie plafond was overschreden (medio 2013). Er kwamen minder grote hoeveelheden bij, 13.104 nieuwe KVB installaties in 2014, 13.204 in 2015, en zelfs nog maar 12.916 in 2016. Gelukkig begon de markt toen ook om andere redenen weer op te veren (o.a. flink gedaalde systeem prijzen, en "zwaan kleef aan" effecten). De volumes bleven vanaf de 20.461 nieuwe installaties in 2017 verder alleen maar toenemen. Tot al een respectabele 64.354 exemplaren nieuw in 2021. In 2022 ging definitief "het gas" er op, door een samenspel van verschillende crisissen, het "post-corona tijdperk", én de verbijsterende explosie van de stroom- en gasprijzen op de internationale markten. Afgelopen jaar werd een bizar hoog volume van 96.751 nieuwe installaties achter KVB aansluitingen in alleen het kern-gebied van Stedin gerealiseerd, nog zonder Zeeland. Stedin zelf repte in haar persbericht over een totaal volume van 107.264 nieuwe PV installaties achter KVB aansluitingen, als Zeeland zou worden meegerekend. Op basis van de beschikbare Open Data voor het kerngebied (incl. splinters in Noord-Holland en Gelderland), exclusief Zeeland, bovengenoemde 96.751 installaties, zouden er in onze meest zuidwestelijke provincie dan in 2022 10.513 nieuwe kleine projecten in het KVB segment zijn geïnstalleerd. De procentuele toenames van deze nieuwe jaargroei volumes logen er dan ook niet om. Er waren de laatste vier jaar 2 substantiële versnellingen van de jaarvolumes. Bij de aantallen nam de aanwas in 2019 met 50,3% toe t.o.v. de jaargroei in 2018. Daarna was de ontwikkeling 2 jaar wat rustiger, met groei percentages van de jaarlijkse aanwas cijfers van 10,5% (2020 t.o.v. 2019) resp. 13,9% (2021 t.o.v. 2020). Wederom werd er in 2022 nog eens 50,3% bovenop het al zeer hoge nieuwe volume in 2021 gelegd, resulterend in de al gemelde bijna 97 duizend nieuwe installaties in afgelopen jaar. Kijken we iets dieper, naar de verdeling van de "Stedin gemeentes" over de provincies, zijn hier de exemplaren in provincie Utrecht, na 2 relatief bescheiden jaren (2020, 2021), in 2022 duidelijk weer kampioen. Het aantal nieuwe KVB installaties nam daar gemiddeld toe met maar liefst 54,2% t.o.v. de jaargroei in 2021. De zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes deden het iets "bescheidener", met 46,7% toename t.o.v. de aanwas in 2021. De 2 gemeentes in Noord-Holland en West Betuwe (Stedin) in Gelderland zaten tussen deze 2 extreme groeicijfers in (48,7% resp. 49,0%). Evolutie nieuwe capaciteit KVB projecten per kalenderjaar Nog explicieter als bij de aantallen projecten, is de ronduit groteske ontwikkeling bij de nieuwe capaciteit per kalenderjaar achter KVB aansluitingen te zien in het netgebied van Stedin (excl. Zeeland), zoals weergegeven in de donkergele kolommen. Op 1 klein "dipje" na (jaargroei 2016 met 44 MWp iets lager dan de 47 MWp nieuw in 2017) is de bijplaatsing van de nieuwe capaciteit bij KVB installaties van jaar tot jaar almaar toegenomen. En heeft deze de laatste vier jaar zelfs een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Was de toename in 2012 nog 20,2 MWp, in het "Lenteakkoord subsidieregeling jaar" 2013 was dat al het dubbele volume, 40,8 MWp. Zoals gezegd stagneerde de markt daarna tm. 2015, met nieuwe volumes tussen de 43 en 47 MWp per jaar. Vanaf 2017 begon de residentiële markt weer duidelijk te groeien, met 68,8 MWp nieuw volume. Wat vervolgens stapsgewijs flink werd opgeschroefd, van 116,0 MWp nieuw in 2018, 179,2 MWp in 2019, 211,8 MWp in 2020, tot al 263,4 MWp toegevoegd in 2021. De echte "klapper" kwam in 2022. Er werd in dat jaar maar liefst 437,0 MWp nieuw bijgebouwd in het KVB segment bij Stedin (excl. Zeeland). Een enorme toename van bijna 66% in 1 jaar tijd! Dat was een grotere relatieve groei dan de flinke stap in 2019, toen 54,5% meer aanwas in dit segment werd gerealiseerd dan in 2018. In 2020 en 2021 waren de groei volumes een stuk bescheidener, 18,2 resp. 24,4% meer volume dan bij de aanwas in het voorgaande jaar. In het persbericht van 27 januari meldde Stedin, dat in haar hele netgebied inclusief Zeeland, een historisch nieuw record was gevestigd van 484 MWp in het KVB segment. Dat zou betekenen, dat alleen in Zeeland er ongeveer 47 MWp nieuwe PV capaciteit zou zijn bijgeplaatst in het residentiële segment. Ook stelde Stedin in hetzelfde bericht, dat genoemde volume groei van 484 MWp "omgerekend goed zou zijn voor ongeveer 1,3 miljoen zonnepanelen". Dat is een merkwaardig statement. Want dat zou betekenen, dat deze netbeheerder voor het kalenderjaar 2022 zou rekenen met zonnepanelen in het KVB segment van gemiddeld 372,3 Wp per stuk. Sowieso een heel vreemd nominaal vermogen voor een paneel. En sowieso veel te laag ingeschat, want in 2022 waren in het residentiële segment 400 "+" Wp modules al heel normaal. Zouden we conservatief rekenen met 400 Wp panelen, zou je mogelijk met slechts 1,2 miljoen nieuwe zonnepanelen in het KVB segment moeten rekenen. Minder bij een gemiddeld nog hoger capaciteit hebbend "residentieel" PV paneel. Stedin stelt, dat alleen al deze heftige activiteit in de kleinverbruikers-markt door hen is gefaciliteerd middels de aanleg van 435 kilometer nieuwe kabels in straten, en de installatie van 478 nieuwe trafohuisjes. Bij de verdeling van de Stedin gemeentes over de provincies, blijkt het afgelopen jaar wederom provincie Utrecht ook bij de nieuwe capaciteit een forse groeistuip te hebben doorgemaakt. Er kwam gemiddeld in de Utrechtse gemeentes maar liefst 72,6% meer capaciteit bij KVB installaties bij dan bij de aanwas in 2021. De gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland deden het ook zeer goed, met 59,9% meer groei bij de capaciteit, dan bij de aanwas daarvan in 2021. De 2 Noord-Hollandse gemeentes Heemskerk en (Stedin deel) Wijdemeren zaten op 48,7% meer aanwas in 2022. Het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe zag een toename van 49,0% t.o.v. de groei in 2021. Evolutie van systeemgemiddelde capaciteit bij nieuwe volumes per kalenderjaar (KVB segment) Uiteraard heb ik ook weer voor de nieuwe kalenderjaar volumes de gemiddelde systeemcapaciteit in kWp berekend uit de aantallen en nieuwe capaciteiten. Deze vindt u in bovenstaande grafiek weer terug als de groene lijn, met de linker Y-as als referentie. Hier is duidelijk een iets ander beeld te zien, dan bij de accumulatie van alle projecten achter KVB aansluitingen bij Stedin. Er is ditmaal niet een continu door stijgende lijn te zien, maar een evolutie naar een maximum, een lichte terugval, waarna weer (forse) groei plaatsvindt bij de nieuwe jaarvolumes. De gemiddelde systeemcapaciteit bij de nieuwe jaarvolumes nam in de jaren 2012 tm. 2015 toe, van 2,45 naar 3,53 kWp. Daarna is deze weer licht gedaald, tot een minimum van 3,36 kWp per nieuw KVB project in 2017. Vanaf 2018 is deze gemiddelde capaciteit echter weer fors aan het stijgen, vanwege de almaar krachtiger wordende PV modules, met meer capaciteit per vierkante meter, door een scala aan verbeteringen aan de efficiëntie van de cellen, en de wijze waarop deze in de modules worden geplaatst. Het gaat daarbij in de residentiële markt vrijwel nog alleen maar om hoog-efficiënte monokristallijne zonnepanelen met PERC cellen, waaraan nog steeds wordt "getweaked" om deze nog beter te maken. Dit is een van de belangrijkste drivers van de toename van het systeemgemiddelde vermogen, bovenop het feit dat ook steeds meer woningen van een "dakvullend systeem" worden voorzien, waar dat in het verleden, ook uit kostenoverwegingen, vaak maar een bescheiden "setje" was (tussen de 4 en 8 panelen per woning, in de huursector nog steeds gebruikelijke volumes bij eengezinswoningen). De gemiddelde capaciteit van de nieuwe installaties is vanaf 2018 flink verder toegenomen, van 3,41 kWp, via 3,50 kWp (2019), naar 3,75 kWp (2020). Waarbij in 2021 voor het eerst in de geschiedenis in Stedin netgebied (zonder Zeeland) de 4 kWp drempel werd overschreden, met 4,09 kWp gemiddeld per nieuw project bij de kleinverbruikers. In 2022 ging daar weer een flinke schep bovenop, de nieuwe installaties hebben gemiddeld alweer een capaciteit van 4,52 kWp per installatie, een toename van 11% t.o.v. het gemiddelde van de nieuwe installaties in 2021. Daarbij hebben de nieuwe projecten achter KVB aanslutingen in 2022 een gemiddeld vermogen wat een factor 1,8 maal zo hoog ligt dan bij de nieuwe aanwas in 2012. Bij de provinciale verdeling, blijken de Utrechtse gemeentes ook weer the lead te nemen bij de gemiddelde capaciteit van de nieuwe KVB installaties. In 2022 was dat gemiddelde namelijk 4,63 kWp per project, duidelijk boven het gemiddelde voor het hele Stedin gebied minus Zeeland. Zuid-Holland lag wat lager, met een gemiddelde van 4,41 kWp bij nieuwe KVB installaties in 2022. Heemskerk / Wijdenes (NH), resp. het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe lagen tussen deze "extremen" (4,50 resp. 4,43 kWp voor de nieuwe installaties dat jaar). Combineren we de eerder in dit artikel al afgeleide 47 MWp, resp. 10.513 nieuwe projecten in Zeeland in 2022, zou de systeemgemiddelde capaciteit van de KVB categorie in deze "nieuwe" provincie voor Stedin dat jaar 4,47 kWp zijn geweest per nieuwe installatie. Dat ligt dus ongeveer midden tussen de berekende gemiddeldes voor de gemeentes in Utrecht resp. zuidelijk Zuid-Holland. (4) Evolutie PV capaciteit kleinverbruik aansluitingen alle Stedin gemeentes excl. Zeeland In de volgende grafiek geef ik voor alle gemeentes in Stedin gebied, exclusief Zeeland, de progressie cijfers van de capaciteit weer voor uitsluitend de KVB projecten. In de grote grafiek is de Y-as in absolute volumes (MWp) weergegeven op een normale schaal. In de inset linksboven is dezelfde grafiek met een logarithmische Y-schaal getoond, waarin goed is te zien dat de meeste gemeentes al jaren lang exponentiële groei bij de toename van de capaciteit kennen (globaal rechte lijnen vanaf 2013 / 2014). In de legenda van de grote grafiek heb ik alle gemeentes groepsgewijs weergegeven, gescheiden met horizontale zwarte lijnstukken. Van boven naar beneden zijn dat 46 gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland, 29 gemeentes in provincie Utrecht, 2 gemeentes in provincie Noord-Holland, en 1 gemeente, Lingewaal, in provincie Gelderland, die later is opgegaan in de fusiegemeente West Betuwe. Voor gemeente Utrecht, kampioen geaccumuleerd PV vermogen bij KVB aansluitingen in Stedin netgebied sedert 2013, heb ik de bijbehorende getallen gezet om een indruk te geven van de fenomenale ontwikkeling in deze centraal gelegen Nederlandse gemeente. Aanvankelijk wat aarzelend, en nog onder zuster gemeentes Amersfoort en Veenendaal startend in 2011, met slechts 0,5 MWp capaciteit, is ze sedert 2013, met 5,4 MWp, al heer en meester in Stedin netgebied. Deze positie heeft ze niet meer afgestaan, en in 2016, 2018, en in 2021, zijn er zelfs kleine versnellingsfases te zien in het tempo. Eind 2022 zou Utrecht alleen al bij kleinverbruikers, 99,4 MWp aan PV capaciteit hebben staan. In het eerste kwartaal van 2023 moet de gemeente dus alleen al op dat vlak door de 100 MWp accumulatie zijn heen "gewalsd". Een forse prestatie. 4 andere Stedin gemeentes volgen in 2022 op grote afstand. Dat zijn, achtereenvolgens, 3 flink met elkaar concurrerende gemeentes Rotterdam (75,2 MWp, ZH), Amersfoort (71,3 MWp, Ut.), en 's-Gravenhage (67,9 MWp, ZH). Gevolgd door de in 2020 ontstane fusiegemeente Hoeksche Waard (ZH), met in 2022 54,9 MWp in het KVB segment. Zoetermeer kan nog enigszins bijbenen (ZH, 46,6 MWp EOY 2022). Andere gemeentes kunnen het hoge groeitempo van deze voorlopers niet bijhouden, vanwege diverse redenen, en zitten veel lager in de boom. In de inset met de logaritmische curves vinden we helemaal onderin enkele geïsoleerde gemeentes. Dit zijn kleine "rest" delen van gemeentes waarvan het allergrootste deel in een ander netgebied ligt, en dus niet aan Stedin toegewezen kunnen worden. De grenzen tussen die netgebieden verlopen lang niet altijd logisch, zijn soms zeer grillig, en kunnen dus dwars door gemeentes heen lopen. Van boven naar onder zijn onderaan de inset achtereenvolgens te zien (delen van) Nieuwkoop (grens met Liander netgebied in Zuid-Holland, in Stedin gedeelte eind 2022 1,06 MWp), Alphen aan den Rijn (idem, ZH, bij het beperkte Stedin gedeelte eind 2022 0,3 MWp), resp. Midden-Delfland (grens met netgebied Westland Infra, ZH, het Stedin deel heeft hier maar 0,19 MWp, eind 2022). (5) Groei aantallen installaties bij de 25 best presterende Stedin gemeentes in kalenderjaar 2022 In deze paragraaf heb ik in onderstaande grafiek de in 2022 best performing gemeentes bij de nieuwe aantallen PV installaties achter KVB aansluitingen weergegeven, met de evolutie van de aantallen installaties vanaf 2012 weergegeven in dezelfde kolom. Van links naar rechts staan, in aflopende volgorde van de nieuwbouw van de aantallen PV installaties, in 2022 toegevoegd aan het KVB segment in Stedin gebied minus Zeeland, de 25 best performing gemeentes afgebeeld. Per kolom staan van onder naar boven de toevoegingen in de betreffende gemeentes in de jaren 2012 tm. 2022. Omdat het tempo van jaar tot jaar kan wijzigen tussen de gemeentes onderling, lijkt de volgorde bij de totale volumes (in vetdruk bovenaan de kolommen, optelling nieuwbouw in de jaren 2012 tm. 2022) onlogisch. De volgorde wordt echter in deze figuur gedicteerd door de nieuwbouw in 2022, het donkerblauwe segment bovenin de kolommen. Waarbij Utrecht uiteraard weer vooraan staat. Niet alleen met de hoogste nieuwbouw in 2022 (6.777 nieuwe KVB projecten in dat jaar), maar ook bij de totale nieuwbouw in de lange periode 2012-2022. Voor gemeente Utrecht neerkomend op totaal 30.495 nieuwe installaties bovenop de niet getoonde tm. 2011 geaccumuleerde hoeveelheid projecten. In de top 25 komen 12 gemeentes in de provincie Utrecht voor, en 13 in zuidelijk Zuid-Holland. Utrecht wordt opgevolgd door drie gemeentes die elkaar aardig in evenwicht houden, met elk rond de 21 duizend nieuwe KVB installaties in 2012-2022: Rotterdam, Amersfoort, en 's-Gravenhage. Daarna vallen de aantallen flink terug. Sommige gemeentes zijn wat teruggevallen bij het uitbouw tempo in 2022, of hebben juist een versnelling ingezet. De hekkensluiter in de top 25 bij de nieuwbouw in 2022 is de Utrechtse gemeente De Ronde Venen, die weliswaar al veel meer nieuwe projecten vanaf 2012 heeft verzameld (6.888 installaties) dan de 2 voorganger gemeentes Hellevoetsluis (ZH) en Soest (Ut.). Maar het in 2022 dus iets minder goed deed dan in die 2 qua totaal volumes duidelijk achterblijvende gemeentes. Er zijn nog 2 byzonderheden te zien, bij de gemeentes Hoeksche Waard en Vijfheerenlanden. Die hebben beiden hoge "nieuwbouw" volumes in 2019 (5.501 resp. 3.989 installaties). Dat komt omdat het nieuwe gemeentes zijn, gevormd uit de fusie van enkele dorpen, waarbij de aantallen installaties, toegevoegd in de jaren 2012 tm. 2018, allemaal opeens tot een groot volume werden samengevoegd in de nieuw ontstane entiteit. Hoeksche Waard ontstond uit de fusie van de dorpen Oud-Beijerland, Korendijk, Strijen, Cromstrijen en Binnenmaas (en omvat ook het natuureiland Tiengemeten). Vijfheerenlanden is een byzonder geval. Het ontstond na veel geharrewar uit de fusie van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik, en de in Utrecht gelegen gemeente Vianen. Met deze fusie, die na veel wikken en wegen van de betreffende overheden ertoe leidde, dat de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden tot de provincie Utrecht zou gaan behoren, heeft geresulteerd in een flinke grenscorrectie tussen de provincies Zuid-Holland en Utrecht. De eerste is wat kleiner geworden (en "verloor" dus ook de in het teloor gegane gebied opgestelde PV projecten). Utrecht werd een stuk groter, en kreeg er aardig wat PV volume bij. Naast de hier behandelde KVB installaties natuurlijk ook alle bijbehorende projecten achter GVB aansluitingen. In het Open Data overzicht van Stedin (excl. Zeeland) komen maar liefst 11 voormalige gemeentes voor die in de loop der jaren (vanaf 2011) zijn verdwenen. En, inclusief fusie gemeente West Betuwe in provincie Gelderland (waartoe het oude Lingewaal behoort, Stedin gebied), in totaal 4 nieuwe fusie gemeentes. (6) Groei PV-capaciteit bij de 25 best presterende Stedin gemeentes in kalenderjaar 2022 Naar analogie van de nieuwe grafiek in de vorige paragraaf (evolutie aantallen projecten bij best-performers in 2022) geef ik hieronder een vergelijkbare grafiek voor de nieuwe capaciteit in 2022, en de cumulatie van de groei sedert 2012, bij deze 25 gemeentes in Stedin netgebied. Wederom staat in deze rating van de 25 best-performing Stedin gemeentes Utrecht vooraan. Met de hoogste toevoeging van capaciteit in het KVB segment in 2022 (26,3 MWp), en het hoogste totale nieuwe volume in de lange periode van 2012 tm. 2022 (98,8 MWp, bovenaan elke kolom vermeld). Bij de op flinke afstand komende volgers, is er een duidelijk verschil waarneembaar. Bij de totale nieuwe volumes in 2012-2022 variërend tussen de 75,0 MWp (Rotterdam) en 67,4 MWp ('s-Gravenhage). Hierna nemen de totale volumes snel af per gemeente, bij de nieuwbouw in 2022 (blauwe segment bovenaan) lijken de verschillen in de top 25 kleiner te zijn. Bodegraven-Reeuwijk (ZH) sluit de top 25 met totaal toegevoegd in 2012-2022 23,6 MWp, minder dan een kwart van het totale volume bij nr. 1, Utrecht. B-R verschilt qua prestatie niet opvallend sterk van de drie voorgaande gemeentes (in 2022 iets meer vermogen toegevoegd). Dat zijn achtereenvolgens Barendrecht (ZH), Soest en Nieuwegein (beiden Ut.). Bij de capaciteit zijn er ook weer 12 Utrechtse gemeentes te vinden in de top 25, en 13 gemeentes uit zuidelijk Zuid-Holland. Ook hier weer enkele byzonderheden, ditmaal zelfs drie gevallen van nieuw ontstane fusie-gemeentes in deze top 25. Dat zijn achtereenvolgens weer de onder de aantallen projecten al genoemde nieuwe gemeentes Hoeksche Waard (ZH) en Vijfheerenlanden (nieuwe gemeente in provincie Utrecht). Die begin 2019 19,9 resp. 13,6 MWp in de schoot kregen geworpen van de opbouw tussen 2012 en 2018 in de samenstellende dorpen. Tot slot, is daar ook nog het in het zuid-oosten van Zuid-Holland gelegen Molenlanden, wat in 2019 ontstond uit de fusie van de dorpen Molenwaard en Giessenlanden. En daarmee meteen een hoog aandeel aan capaciteit van de fuserende dorpen kreeg toebedeeld (11,3 MWp nieuwbouw volume van 2012 tm. 2018). (7) YOY groei volumes en CAGR bij individuele gemeentes De gemeentes verschillen onderling sterk bij de jaarlijkse nieuwbouw, en gemeten over een langere periode (CAGR). Dit heeft met lokale condities te maken, het verschil in type bebouwing (zwaar verstedelijkt met veel hoogbouw en beperkte dakruimte, versus sterk landelijk, met veel grote daken), en deels bijvoorbeeld ook aan het succes van lokale inkoopacties in het verleden, en/of zeer actieve woningcorporaties met een groot woning bestand in de betreffende gemeente. Het beeld wordt verder gecompliceerd door vreemde groeicijfers als gevolg van gemeentelijke fusies, en, met name, als het gemeentes betreft waar maar een heel klein deel van de installaties toevalt aan (aansluitingen bij) Stedin, maar het overgrote deel van genoemde gemeente in een ander netgebied valt. De resterende zeer kleine volumes vertonen dan nogal grote fluctuaties als je van jaar tot jaar groeipercentages gaat berekenen. Filteren we dat soort "onlogische" gevallen uit, komen we op enkele byzondere groei cijfers in Stedin netgebied (excl. Zeeland), die ik hier onder weergeef.
(8) Segmentatie installatie omvang sedert 2020 In deze paragraaf geef ik ook nog enkele parameters berekend uit een nieuwe segmentatie die is terug te vinden in het Open Data overzicht van Stedin (excl. Zeeland). Tot en met de cijfers voor 2019 werd er namelijk niet gesegmenteerd op de grootte van de installatie, maar werd alle capaciteit gelumpt onder 1 noemer. Onder kleinverbruik aansluitingen is het mogelijk om een fiks aantal panelen op de verdeelkast aan te sluiten zonder dat de zekeringen van de aansluiting het begeven. Er zijn nogal wat projecten die (ver) over de 15 kWp aan capaciteit hebben liggen achter een KVB aansluiting. Dit kan zelfs in gunstige gevallen over de 50 kWp aan nominaal generator vermogen heen gaan (bijv. O/W opsstellingen, eventueel in combinatie met een piek begrenzer). Vanwege de afspraken in de zogenaamde RES (regionale energie strategie), vallen projecten groter dan 15 kWp formeel onder de oude doelstelling om 35 TWh duurzame stroom productie gerealiseerd te krijgen. Deze doelstelling is recent onderuit gehaald omdat een motie van Bontenbal, om voor de noodzaak om ver voorbij de 35 TWh stroom productie doelstelling (2030) in het Klimaatakkoord te kunnen komen, het eerder opgenomen plafond voor die hoeveelheid in de SDE "++" regelingen te verwijderen, is aangenomen (zie Kamerbrief Jetten over vervolg van de invulling van de RES doelen van 23 december 2022). Kennelijk om een onderscheid te maken tussen installaties die niet onder de (oude) RES doelstellingen vallen (tot 15 kWp), en PV projecten vanaf 15 kWp (NB: de exacte afgrenzing blijft arbitrair), segmenteert Stedin vanaf 2020 zelfs voor de categorie KVB aansluitingen in deze 2 categorieën. En komt daarmee, wat de opgestelde resp. nieuwe capaciteiten betreft, tot de volgende hoeveelheden (Stedin netgebied excl. Zeeland):
Uit bovenstaande opsomming blijkt dat het relatieve aandeel van de KVB installaties vanaf een omvang van 15 kWp een bescheiden, maar niet uit te vlakken aandeel van zo'n 11% van het totale KVB volume uitmaakt, eind 2022. Het aandeel op het totale volume is wel iets geslonken sedert EOY 2020 (van 12 naar minder dan 11%). Wel is bij de nieuwbouw in 2022 een wat groter aandeel van de nieuw toegevoegde installaties groter of gelijk 15 kWp, een stijging t.o.v. het aandeel bij de nieuwe aanwas in 2021 (van 9 naar 11% van het totale nieuwe volume). In Stedin gebied (excl. Zeeland) kan dus eind 2022 zo'n 11% van zowel de totale, als de per jaar toegevoegde capaciteit, onder de noemer "kleinverbruik" worden toegerekend aan de (oude) RES doelstellingen voor de veelbesproken (minimale) 35 TWh duurzame stroom productie op land. In het net verschenen jaarverslag van de Stedin Groep (2022), wordt gerept van een totale nieuwe capaciteit van 630,3 MWp nieuw aangesloten PV vermogen in 2022 (en ook nog eens 131,8 MW aan nieuwe windturbine capaciteit). In 2021 was het nieuwe PV volume 600 MWp (en wind "slechts" 69 MW). De NOS besteedde een uitgebreid artikel aan dit net verschenen jaarverslag. Er zou tot nog toe in het hele Stedin gebied eind 2022 2.366,16 MWp aan PV vermogen zijn geaccumuleerd (2,4 GWp), en 980,02 MW aan windturbine vermogen (bijna 1 GW). De verdeling over de 2 categorieën is bij zon ongeveer gelijkwaardig: 1.482,4 MWp bij installaties groter dan 15 kWp, en 1.514,1 MWp bij installaties kleiner dan 15 kWp. De absolute jaargroei cijfers waren voor deze 2 PV categorieën 246,5 MWp, resp. 383,8 MWp, in 2022 dus een duidelijk hogere groei bij de kleinere PV projecten. De relatieve groei in deze 2 categorieën was, t.o.v. EOY 2021 19,9% voor de grotere installaties, resp. 34,0% voor de installaties tot 15 kWp. De totale groeicijfers van de capaciteiten t.o.v. EOY 2021 waren voor zon 26,6%, en voor wind 15,5%. Zeeland wordt nog apart benoemd, met een ver-vier-voudiging van het PV vermogen in de afgelopen vier jaar. Grote zon op dak projecten in de havens en industrie terreinen van Vlissingen en Terneuzen, en de bouw van grote zonneparken worden als belangrijke drivers genoemd. Het jaarverslag noemt deze flinke versnelling noodzakelijk, vanwege het opallend hoge bod van Zeeland om 3 TWh aan duurzame productie op land bij te dragen aan de oude nationale 35 TWh doelstelling. Met de eerder in deze analyse al genoemde 484 MWp nieuwe PV capaciteit achter KVB aansluitingen die er in het hele Stedin netgebied incl. Zeeland is bijgekomen in 2022, is er in het grootverbruik segment dus 146 MWp aan PV vermogen bijgekomen. In het jaarverslag wordt gerept van een verhoogde doelstelling, om in Stedin gebied tot 12 TWh aan zonnestroom productie te komen bij installaties vanaf 15 kWp, waarvan ruim 37% zou zijn gerealiseerd. Er zou 14% "in de pijplijn" zitten, nog 48% is "ambitie", en moet nog worden uitgewerkt. "Een enorme opgave". Ook Stedin waarschuwt in het jaarverslag, dat RES regio niet te zwaar zullen moeten inzetten op (alleen maar) grote PV projecten, vanwege de zeer hoge piekbelastingen op het net. Er zal beslist meer windvermogen bij moeten, om de enorme benodigde groei van duurzame opwek op land te kunnen hanteren, en te faciliteren. Als voorbeeld wordt een "bijna incident" in Middelharnis genoemd, waarbij op 19 maart 2022 er zoveel invoeding op het net van duurzame bronnen bleek te zijn, bij zo'n lage stroomvraag, dat overbelasting van het regionale net zou kunnen ontstaan. "Een" producent van zon- en windelektriciteit is toen gevraagd direct de productie sterk te verminderen om problemen te voorkomen. Dit werd ook direct uitgevoerd. Het is zeer waarschijnlijk dat dit het grote wind / zonne-energie park met accu opslag van Vattenfall moet zijn geweest (zie project pagina). Ook meldt Stedin dat er 144 nieuwe zonnedaken en 18 hybride warmtepompen bij medewerkers van de netbeheerder zijn geplaatst in 2022, onder de vlag van het PV Privé project, middels een goedkope lening voor het doen van duurzame investeringen, onder enkele voorwaarden. Intern (eerdere berichtgeving over PV capaciteit in netgebied Stedin, resp. Enduris (Zeeland): Zonnestroom statistiek update Stedin tm. eerste half jaar 2020 (15 juli 2020) Netbeheerder Enduris (Zeeland) publiceert - spectaculaire - jaargroei cijfers zonnestroom (31 januari 2019) Evolutie zonnestroom capaciteit en aantallen installaties kleinverbruik / PIR Stedin (24 januari 2019 & update 22 februari 2019) (Voorlopige) jaargroei cijfers netbeheerder Stedin 2018 (8 januari 2019) Correcties kleinverbruik capaciteit PV installaties & rating gemeentes in netgebied Stedin (17 december 2018) Nieuwe zonnestroom capaciteit cijfers netbeheerder Stedin (20 augustus 2018) Details progressie zonnestroom capaciteit Stedin netgebied (12 maart 2018) Nieuwsbericht over PIR volgens Stedin (29 juli 2014) Extern: Stedin registreerde 1,3 miljoen nieuwe zonnepanelen op woningen in 2022 (persbericht Stedin, 27 januari 2023) Opgesteld vermogen productie-installaties (Open Data van aantallen PV-installaties en opgesteld nominaal generator vermogen, per kalenderjaar, en per gemeente, in het netgebied van Stedin. Excel file, status upadate 31 december 2022) Persbericht bij jaarverslag 2022 Stedin groep (21 februari 2023) Jaarverslag 2022 Stedin Groep (incl. te downloaden pdf) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|