Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
     
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 172

meest recente bericht boven

Specials:
Unieke dataset Liander - evolutie van PV volumes in klein- en grootverbruik segmenten
SDE 2020-II zonnestroom deel 3 - details projecten lijst en segmentaties incl. zonneparken
SDE 2020-II zonnestroom deel 2 - Kern-parameters alle SDE regelingen tm. 1e SDE "++"
Record capaciteit zonnestroom projecten toegekend onder eerste SDE"++" regeling - 3.603 MWp
Kwartaal update Alliander: iets lagere groei, met 301 MW solar echter nog steeds hoog
CertiQ september 2021 tegenvallende nieuwbouw cijfers gecertificeerde PV capaciteit, bijna 86 MWp

13 oktober 2021 - 7 november 2021


 
^
TOP

4 november 2021: Unieke dataset netbeheerder Liander - segmentatie PV bestand naar kleinverbruik en grootverbruik marktvolumes. Polder PV heeft vaker over de PV statistieken van de grootste netbeheerder van Nederland, Liander gerapporteerd. Laatst nog over de totaal volumes tot en met het derde kwartaal van 2021, waarbij de focus lag op de regionale segmentaties (provincies). Al enige tijd is gebleken dat de totaal cijfers van Liander feitelijk een kunstmatige optelling zijn, van DC generator vermogen bij projecten achter kleinverbruik aansluitingen (die via de website energieleveren.nl worden aangemeld, KVB). Met daarbij opgeteld het zogenaamde gecontracteerde vermogen bij installaties achter grootverbruik (GVB) aansluitingen. Wat slaat op de maximale capaciteit die de omvormers van de betreffende installatie aan "het net" kunnen leveren, AC-zijdig dus.

Aangezien dit tot een nogal merkwaardig, artificieel product, of liever, som leidt, heeft Polder PV ditmaal weer een expliciet data verzoek gedaan om deze data te splitsen, zodat er meer zinvolle uitspraken zijn te doen over de evolutie van de twee verschillende segmenten, KVB en GVB. Op 29 oktober kreeg Polder PV inderdaad, met grote dank, een uitgebreide dataset, waarmee hij tot op verschillende detail niveaus aan het werk ging om de zaken systematisch op orde te stellen. En deze weer grafisch te verbeelden. Deze introductie geeft enkele grafieken, en wat conclusies. Voor diepgravender commentaar op deze nieuwe Liander data, die voor KVB tm. september zijn opgegeven, en voor GVB tm. oktober 2021, en meer grafieken, zie de onderaan opgenomen verwijzing naar de detail analyse.

Sinds 2018 onstuimige groei van het aantal (blauw) en de capaciteit (oranje) in het kleinverbruik segment (dominant: residentiële PV volumes) in Liander netgebied. Er lijkt weinig effect te zijn van maatschappelijke reuring over de aangekondigde "afbouw van de salderings-regeling" voor kleinverbruikers. Sterker nog, het nieuwe jaarvolume bij Liander zou 7% hoger kunnen worden dan de groei in 2020.

Conclusies

Uit de uitgebreide analyse kunnen meerdere zaken worden geconcludeerd.

(1) Zowel de PV installaties achter KVB als achter GVB aansluitingen groeien (ook) in Liander gebied onstuimig door. Zowel in aantallen als in het opgeleverde generator (KVB) dan wel gecontracteerde AC vermogen (GVB). Voor de accumulatie evolutie van het GVB segment, zie de volgende grafiek.

Evolutie van de accumulaties van de aantallen, en de gecontracteerde capaciteit (MWac) in het grootverbruik segment bij Liander (GVB). De voorlopig meest recente data geven, eind september 2021, 7.246 installaties, met een gecontracteerde capaciteit van bijna 2.082 MWac. Deze data zijn nog verre van compleet, en worden bovendien nog aangevuld met de nog niet bekende cijfers voor de laatste maanden in 2021. De groei in dit marktsegment is zeer hoog, en de laatste jaren bijna rechtlijnig, met lichte progressie bij de capaciteit ontwikkeling (lees: schaalvergroting).

(2) De residentiële markt blijft, ondanks berichtgeving over afbouw van salderen, kennelijk "ongestoord" doorgroeien. Focussen we op het KVB marktsegment, wat door particulieren woning projecten (incl. huursector) wordt gedomineerd, kan dat segment een mogelijke groei van 7% t.o.v. het jaarvolume in 2020 tegemoet gaan zien in het huidige jaar, bij ongewijzigde trend.

(3) Wat de totale volumes betreft is er nog geen zekerheid over generator vermogen. Middels een aanname van gemiddeld 20% overdimensionering van de generator t.o.v. het gecontracteerde vermogen voor GVB installaties, en een minimaal gelijke groei in de laatste maanden, als gemiddeld tot en met de herfst dit jaar, komen we grofweg op een totaal geaccumuleerd volume van mogelijk 5,2 GWp eind 2021. Al is dat nog met onzekerheden omgeven vanwege forse fluctuaties in de maandelijkse nieuwbouw cijfers, én onzekerheden over de exacte datum van netkoppeling voor veel grote projecten (hetzij eind 2021, hetzij begin 2022). Meer dan de helft van dat totale volume zal in ieder geval zijn gerealiseerd in het GVB segment. Zie ook grafiek hier onder.

"Kunstmatige" optelling van DC generator vermogen (KVB) en gecontracteerd AC vermogen (GVB) per kalenderjaar in Liander netgebied. 2021 is nog verre van compleet. Eerste berekeningen laten zien, bij aannames van "gemiddelde maandelijkse groei" in QIV, zoals in de eerste drie kwartalen, en voor de conversie AC naar DC een "overdimensionering" van 20%, dat een potentiële groei van 1.365 MWp (generator vermogen) in dat jaar tot de mogelijkheden behoort. Bij die groei zou er eind 2021 bij Liander 5,2 GWp aan PV generator vermogen kunnen zijn geaccumuleerd.

(4) Mogelijk kan er zo'n 1.365 MWp aan groei van het generator vermogen plaatsvinden in 2021. Hierbij is rekening gehouden met een speculatieve vaste factor van 20% overdimensionering van de gecontracteerde AC populatie bij de GVB aansluitingen. Deze berekening is echter nog zeer onzeker.

(5) Voorlopig is in de kleinverbruikers markt reeds een accumulatie van bijna 580 duizend PV installaties gemeld in Liander netgebied (status oktober 2021, met nog het nodige aan toe te voegen volume te verwachten). Het DC vermogen van al die installaties telt al op tot 2.332 MWp aan opgestelde generator capaciteit.

(6) De bijna 7.250 projecten achter GVB aansluitingen hadden bij Liander eind september 2021 al een gecontracteerd vermogen van 2.082 MWac. Ook hiervoor zal nog veel volume worden bijgeschreven, zo is de verwachting.

(7) In de gemeente rating lijstjes komen gemeentes met een jarenlang actief ondersteuningsbeleid, en gemeentes met zonneparken en/of groter industriegebieden met veel platte daken hoog in de lijstjes voor, met Amsterdam nog steeds (in Liander gebied) kampioen. Bij de relatieve terugrekening naar volumes per inwoner, komen landelijke gemeentes meer naar voren. Friese gemeentes inclusief de Wadden eilanden zijn hierbij frequent terug te vinden in de top-ratings van de Liander lijsten.

Segmentatie PV installaties en capaciteit bij Liander - klein- en grootverbruik segmenten en totale volumes



1 november 2021: Maandproducties oktober 2021 bij Polder PV. In het huidige artikel presenteer ik de zonnestroom producties van de deelsystemen van de oude PV installatie van Polder PV voor de maand oktober en de cumulatie tm. die maand. Data Boonstra 's avonds toegevoegd, zie verderop.

Onze installatie bestaat uit verschillende deelsystemen, die separaat gemonitord kunnen worden vanwege de al sinds het begin aanwezige, inmiddels compleet "verouderde" micro-inverters van het Nederlandse fabrikaat OK4E-100, destijds door NKF geproduceerd. Deze kunnen individueel uitgelezen worden, voor de tijd van introductie (begin dit millennium) toen nog "vrij revolutionair". Voor beknopte omschrijving van de huidige installatie, zie de inleiding in het bericht van 1 april dit jaar.

Maand productie deelsystemen - oktober 2021

In de tabel is te zien dat, na september, ook oktober een ondergemiddelde productie liet zien, terug gerekend naar het generator vermogen binnen de onderscheiden deelgroepen tussen de 49 en 53 kWh/kWp in die maand. De spreiding tussen de deelgroepen is relatief beperkt, gemiddeld presteerde het hele systeem van 14 zonnepanelen rond de 50 kWh/kWp.

Het langjarige gemiddelde van de specifieke productie in oktober is 55,7 kWh/kWp voor het kernsysteem van 1,02 kWp, oktober 2021 lag daar met bijna 50 kWh/kWp zelfs ruim 10% onder. Oktober 2021 was volgens het KNMI "Nat, vrij zacht en aan de zonnige kant", met in het zuiden het meeste zon, en in NO Nederland vrij somber weer. Gemiddeld over Nederland werden er 135 zonuren genoteerd, tegenover "normaal" (ijkperiode 1991-2020) 120 zonuren (bijna 13% meer). Dit lijkt dus een tegenovergesteld beeld te geven dan bij de trend in de productie bij Polder PV in west NL.

De altijd zeer goed presterende Kyocera zonnepanelen zijn als vanouds weer op het hoogste niveau bij de specifieke opbrengst (53,1 kWh/kWp), maar ook de al sinds maart 2000 aanwezige dik 21 jaar modules, 4x 93 Wp, laten zich, met 50,7 kWh/kWp, bepaald van de zonnige kant zien.

In het laatste kolommen blok zien we de geaccumuleerde producties in de eerste 10 maanden van dit jaar. Met specifieke opbrengsten tussen de 834 en 887 kWh/kWp. Bij deze accumulatie staat de Kyocera set weer zoals gebruikelijk op de beste plek. Sowieso is de specifieke productie van dit ook al aardig op leeftijd rakende mini-setje al hoger dan het al jaren "officieel" gehanteerde Nederlandse reken "gemiddelde", 875 kWh/kWp.jr (voor een heel kalenderjaar). Met nog 2 maanden te gaan. Zoals we verderop zullen zien, ligt de totale productie van het 1,02 kWp kern-systeem in deze periode nog steeds op een duidelijk sub-gemiddeld niveau. De oudste set van 4 93 Wp panelen blijft het, met 853 kWh/kWp, onverminderd goed doen, na dik 21 en een half jaar trouwe dienst.

Alle maandopbrengsten 1,02 kWp kern installatie PPV

In deze al vele jaren bijgehouden maand grafiek zijn de resultaten voor oktober 2021 opgenomen, voor het 1,02 kWp kern systeem van Polder PV. 2021 is met een rode kleur weergegeven. Oktober is beduidend ondergemiddeld uitgekomen voor deze langjarig producerende kern-installatie, 51,0 kWh, t.o.v. het langjarige gemiddelde van 56,8 kWh. In oktober 2020 werd een historisch dieptepunt bereikt vanwege zeer somber weer. Oktober van het "solar record jaar" 2003 was ook al exceptioneel zonnig, met hoge productie tot gevolg (73,2 kWh). Producties vóór oktober 2001 zijn slechts van de eerste 4 panelen afkomstig, en niet representatief voor de output van het uit tien modules bestaande kern systeem. September - oktober 2010 was ook niet representatief omdat het complete systeem toen grotendeels was uitgeschakeld wegens een forse dakrenovatie. De producties in die niet representatieve maanden zijn niet opgenomen in de langjarige gemiddeldes.

In deze tweede grafiek heb ik de eerdere jaren weggelaten, om de maandelijkse producties van de laatste vier jaar beter met elkaar te kunnen vergelijken. Zelfs in die vrij korte periode fluctueren de maandelijkse producties aanzienlijk, met name in de zomerse maanden. Maar zelfs een winterse maand als februari laat forse wijzigingen in de output zien, wat is terug te voeren op een combinatie van sterk wisselend gemiddeld weer in die maand, en de buitentemperatuur: als het gemiddeld zeer zonnig is, én de temperatuur is nog steeds relatief laag, zullen PV installaties bovenmatig goed presteren (vanwege de negatieve temperatuur coëfficiënt van het nominale vermogen van de silicium zonnecellen). In de zomer loopt de gemiddelde omgevingstemperatuur al rap op tot ver boven de 25 graden waar op de nominale STC waarde van PV modules is bepaald, en worden eventuele extremen bij langdurig zonnig weer wat gedempt. Met uiteraard ook uitzonderingen, als het echt langdurig zonnig is, zoals in mei 2020 en juli 2018. De lage productie in juli 2020 is in ieder geval bij Polder PV een "artefact" geweest, we hadden toen last van flinke uitval van enkele oude micro inverters, als gevolg van hittestress. Twee van die apparaatjes heb ik in augustus dat jaar vervangen voor reserve exemplaren.

Na de iets bovengemiddelde productie in juni, en de zwaar tegenvallende opbrengst in juli, is oktober inmiddels alweer de derde maand op rij die (in dit geval opvallend) "ondergemiddeld" presteert in onze productie curve. In 2018 was augustus echter nog matiger, in 2019 had september een fors tegenvallende opbrengst. En voor oktober is goed te zien dat het nog veel slechter kan dan in oktober dit jaar - de blauwe punt eindigde in 2020 op een historisch laagtepunt voor die maand.

In deze grafiek wederom de geaccumuleerde productie van ons 1,02 kWp kern systeem per kalenderjaar, waarbij alleen de productie in de eerste tien maanden (januari tm. oktober) is getoond. We zien dat 2021, nadat mei al was tegengevallen, en slecht presterend juli, en de ondergemiddeld presterende maanden augustus tm. oktober daar overheen zijn gekomen, inmiddels duidelijk ondergemiddeld zit wat de cumulatieve opbrengst betreft. Met 863 kWh inmiddels 2,4% procent ónder het langjarige gemiddelde van 884 kWh voor die periode (achterste, oranje kolom). Dat is alweer een stuk groter dan de 1,8% verschil tm. september. En in de historische - representatieve - reeks vanaf 2002 op de 15e plaats komend (NB dit was nog de 7e positie in de accumulatie tm. mei !).

De horizontale magenta lijn geeft de zogenaamde mediaan* waarde weer, waarmee de invloed van "extremen" (zoals 2003) wordt afgevangen. Voor 2002-2021 is deze inmiddels voor de 1e 10 maanden op 873 kWh gekomen. 2021 zit met de productie 1,24% onder deze mediaan waarde.

Boven alles uitstekend blijft bij Polder PV het jaar extreem zonnige jaar 2003, wat 16% hoger dan het langjarige gemiddelde scoort in die 10 maanden. Eerdere hoog scorende jaren, tm. mei bijvoorbeeld nog 2011, zijn bij de accumulatie tm. oktober duidelijk terug gevallen naar gemiddelde of zelfs sub-gemiddelde posities. 2018 en 2009 staan momenteel op plaatsen 2 en 3; 2020 is teruggevallen vanwege een zeer slechte oktober maand dat jaar. 2005 bleef op een zeer laag niveau van 856 kWh steken, omdat we toen geconfronteerd waren met langdurige (eerste) uitval van micro-omvormers in de eerste maanden van dat jaar. In mei 2005 is de hele installatie omgebouwd door de leverancier, vanwege de aanhoudende problemen bij de micro-inverters die buiten onder de panelen hingen. Die zijn toen allemaal naar binnen in huis verplaatst bij Polder PV.

In deze grafiek toon ik de per kalenderjaar accumulerende producties van maand tot maand, de grafiek is bijgewerkt tm. oktober 2021. De cumulatie eindigt inmiddels duidelijk onder het midden van alle jaarcurves, en ligt sowieso al ver onder de jaarproductie tm. oktober in 2020. Het is daarmee duidelijk dat 2021 niet hoog zal eindigen bij Polder PV. Het eindresultaat zal nog slechts beperkt afhangen van het type weer in de laatste 2 maanden maar dat zal weinig meer uitmaken, met de duidelijk lagere producties die normaal zijn in het laatste kwartaal. 2003 was een exceptioneel jaar, met extreem veel zon, en zeer hoge opbrengsten bij Polder PV (NB: de micro-inverters, die toen allemaal prima werkten, hingen toen ook, natuurlijk goed geventileerd, buiten onder de zonnepanelen). 2010 is niet representatief vanwege de dakrenovatie in het najaar. Het slechtst presterende "normale" jaar was, tot nog toe, 2012, met maar 885 kWh voor het kern-systeem, 83% van de record opbrengst in 2003 (1.070 kWh).

Tweakers / Boonstra grafieken resp. Klimaatakkoord site oktober 2021

De Klimaatakkoord website had op 1 november nog geen nieuwsbericht over de nationale producties in oktober.

Anton Boonstra publiceerde op de Tweakers site later op 1 november twee grafieken, 1 daarvan werd overgenomen op Twitter (zie bronnen links onderaan). De instraling in het horizontale vlak zou, volgens metingen van de KNMI weerstations, in oktober gemiddeld 53,7 kWh/m² zijn geweest in heel Nederland. Wat volgens Boonstra maar liefst 26,8% boven dat in de sombere oktober maand van 2020 lag. De extremen werden in Drenthe en Noord-Holland vastgesteld (50,7 resp. 50,8 kWh/m²), resp. ditmaal weer in Limburg (58,5 kWh/m²). De afwijking t.o.v. oktober 2020 varieerde tussen de 18,0% in Drenthe, en maar liefst 39,1% in Limburg. In mijn provincie Zuid-Holland zou er gemiddeld 22,2% meer instraling zijn geweest (okt. 2021: 51,3 kWh/m²).

Wat de stroom productie van het PVOutput Tweakers team betreft heeft Boonstra berekend dat er gemiddeld een specifieke opbrengst van 48,8 kWh/kWp werd behaald in Nederland (okt. 2021). Wat 32,8% hoger zou hebben gelegen dan in oktober 2020. Hier waren de extremen 44,3 kWh/kWp in Friesland, tot zelfs 59,4 kWh/kWp in Limburg. Zuid-Holland zou op slechts 45,7 kWh/kWp gemiddeld hebben gezeten, wat een zeer lage waarde is, gezien mijn metingen tussen de 49 en 53 kWh/kWp van de afzonderlijke deelsystemen binnen onze oude installatie. Mogelijk zitten er de nodige "zwakke broeders" tussen die PVOutput installaties in onze provincie. In ieder geval is hiermee duidelijk, dat ons systeem beslist niet "slecht" heeft gepresteerd, maar dat in Zuid-Holland de omstandigheden kennelijk nogal beroerd waren in oktober, met duidelijk subgemiddelde opbrengsten tot gevolg. Dat laat onverlet, dat er uiteraard ook systemen zijn die een opvallend hoge opbrengst hadden, zoals een exemplaar in Gouda (van Malssen, 65 kWh/kWp).

Energieopwek.nl

Op energieopwek.nl blijkt dat oktober een sterk wisselend beeld van hoge / lage wind- en zonnestroom producties kende. Het berekende output record werd dit jaar genoteerd op 1 juni, en kwam op een berekende waarde van 8,89 GW, midden op de dag. In oktober liggen de maximale output waarden uiteraard, door de veel lagere zonnestand midden op de dag, veel minder hoog. Het hoogste punt werd op 4 oktober berekend door het portal, 6,47 GW midden op de dag. Dat is, zoals verwacht kon worden, alweer een stuk lager dan het record in september (de 5e: 7,8 GW). 9 resp. 8 oktober volgden op plaatsen 2 en 3, met 6,34 GW resp. 6,32 GW. Laat in de maand volgden nog 2 opvallende zonnige dagen, met pieken van 5,33 GW (24 okt.) resp. 5,41 GW (28 okt.). Op 30 oktober, een winderige, regenrijke dag, was de laagste piek voor zonnestroom output in deze maand, 1,46 GW.

Mediaan*

N.a.v. mijn vorige artikel werd destijds op Twitter een vraag gesteld over de "mediaan" bepaling van onze productie resultaten in relatie tot de hoge productie in QI-QIII in 2003, door Rob Hooft. Het antwoord werd door Polder PV gegeven in de vorm van het "Bierviltje van de Maand", alhier. Vanaf oktober 2021 wordt de mediaan waarde middels de magenta lijn in de grafiek weergegeven.

Intern: Zonnestroom productiedata Polder PV sedert maart 2000

Extern

Anton Boonstra op Gathering of Tweakers (1 nov. 2021, post met lijst 200 best performing installaties van het PVOutput team, en de 2 hierboven besproken kaartjes)

Anton Boonstra op Twitter (1 nov. 2021, opbrengst kaartje van het PVOutput Tweakers team)

En verder:

Tweet Martien Visser 1 november 2021 (volgens Visser's beroemde "grafiek van de dag tweet" zou in Nederland in oktober 2021 zelfs 61% meer zonnestroom zijn geproduceerd dan in dezelfde maand in 2020. De helft zou door groei van het productie park zijn ontstaan, de rest omdat het zonniger is geweest, wat natuurlijk niet vreemd is, omdat oktober 2020 een historisch dieptepunt kende)

Tweet Martien Visser 26 oktober 2021 (aandeel van zonnestroom in de Nederlandse elektriciteitsmix "nadert dat van Duitsland met rasse schreden. Volgend jaar erop en erover!", met tale-telling illustratie)


28 oktober 2021: SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken. In twee eerdere berichten heb ik reeds gerapporteerd over de eerste resultaten uit de kamerbrief over de najaarsronde van SDE 2020 (SDE 2020-II), de eerste officiële SDE "++" regeling. In deel twee volgde een nadere analyse van de verhoudingen tussen de beschikkingen en aanvragen in die regeling, met de evolutie van enkele extra belangrijke parameters van alle regelingen sedert SDE 2008.

Dit derde deel behandelt, naar analogie van de analyse van de beschikkingen voor de voorjaarsronde van SDE 2020, (de laatste officiële, extra SDE "+" regeling), en eerdere rondes, meer specifieke parameters van de zonnestroom beschikkingen in de RVO lijst, en in groter detail. Aandacht wordt hierbij gegeven aan indeling in grootte klasses, in type installatie (voor zover RVO daar kijk op heeft gekregen en er correcte meldingen zijn verstrekt), en in het beschikte potentieel aan de zonneparken en, ditmaal wederom ook, enkele installaties "op water". Daarnaast worden er wat financiële details samengevat. Ook in deze ronde zijn wederom behoorlijk veel (meer dan honderd) zonnepark beschikkingen uitgegeven, inclusief een tiental geanonimiseerde exemplaren. De schaalvergroting bij solar is ook weer goed te zien aan de gemiddelde capaciteit per beschikking, die weer zeer hoog is komen te liggen, zoals de gemiddelde 16 MWp per toegekende aanvraag voor de klassieke grondgebonden projecten.

Om te achterhalen met wat voor vrijeveld projecten we te maken hebben bij de eerste SDE"++" regeling, waar ze liggen, en of er al meer data beschikbaar zijn, kost altijd de nodige tijd, omdat die informatie beslist niet altijd simpel is te vinden. Wederom is ditmaal voor alle 114 beschikkingen voor door RVO als zodanig gemarkeerde grondgebonden installaties, en een cryptische categorie "n.b.", stuk voor stuk nagezocht wat voor (extra) informatie boven tafel gehaald kon worden. Van laatstgenoemde categorie is duidelijk geworden dat het, op 1 na, om drijvende zonneparken blijkt te gaan. Alle gevonden informatie is inmiddels weer toegevoegd aan het zeer belangrijke deel dossier "grondgebonden zonneparken" en "floating solar projecten" met SDE beschikking, bij Polder PV. Hierin is inmiddels een omvangrijk volume aan potentiële, nog te realiseren PV capaciteit ondergebracht. Die zeer waarschijnlijk voor een aanzienlijk deel ook daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, i.t.t. een substantieel deel van de projecten uit de "pending" lijst die nog geen felbegeerde beschikking hebben, en waarvan verwacht mag worden dat er nog heel veel van af kan vallen, vanwege een scala aan redenen. Waarbij de structurele problemen bij de beschikbare netcapaciteit een van de belangrijkste obstakels is, die niet makkelijk, en beslist niet binnen korte tijd, uit de weg zijn te ruimen.


(1) Verdeling beschikkingen SDE 2020-II (SDE "++") over grootte klasses

Ten eerste de verdeling van de in totaal 3.602 beschikkingen voor toegekende PV projecten onder SDE 2020-II. Met in totaal een nieuw record van 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit, goed voor een maximaal uit te keren budget van MEUR 2.017 over een periode van 15 jaar (afgezien van mogelijkheid van extra jaar d.m.v. "banking"). Deze grafiek verschilt qua karakter en onderlinge verhoudingen wederom aanzienlijk van die voor de voorjaarsronde van SDE 2020 (laatste SDE "+" regeling), waarbij er een record van 6.882 beschikkingen werd toegekend, die gemiddeld "relatief klein" waren. Er werd destijds voor deze hoeveelheid beschikkingen een gezamenlijke capaciteit van 3.440 MWp toebedeeld, en een budget toekenning van maximaal MEUR 2.148. Die ook al zeer sterk afweek, qua karakter, van de zwaar overtekende najaarsronde voor 2019, waarin juist een relatief gering aantal beschikkingen werd toegewezen, die echter gemiddeld per stuk zeer groot waren (zie bespreking van juli 2020 en gekoppelde analyses).


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2020-I regeling, in een apart tabblad.
U zult zien dat er nogal wat fundamentele verschillen zitten in de toekenningen onder deze twee regelingen.

In deze stapel grafiek worden wederom drie parameters getoond, aantallen beschikkingen voor PV projecten binnen SDE 2020-II (linker kolom), de daarmee gepaard gaande beschikte project capaciteit in MWp (middelste kolom), en het maximale te vergeven subsidiebedrag voor dat toegekende volume, over de "klassieke" subsidie periode van 15 jaar (rechter kolom). Per kolom is onderscheid gemaakt in de door mij al langer gebruikte 7 project grootte categorieën (zie bijvoorbeeld indeling van grondgebonden projecten, artikel van 19 februari 2019). Deze indeling houd ik standaard aan voor alle analyses van SDE projecten.

Bij de aantallen is, net als in de voorgaande SDE "+" regelingen (SDE 2018-II, SDE 2019-I, SDE 2019-II, en SDE 2020-I) de "typische rooftop" categorie PV projecten vanaf 50 tot 500 kWp blijvend dominant, met 2.461 van de 3.602 beschikkingen (aandeel van 68,3%). Dat is een beduidend lager niveau dan de 76,7% onder SDE 2020-I, die gedomineerd werd door een record aantal, maar gemiddeld wel kleine(re) toegekende beschikkingen.

Ook ditmaal komt categorie 500 tot 1.000 kWp op de tweede plaats bij de aantallen beschikkingen (595 stuks, 16,5%, een stuk lager dan de 10,2% onder SDE 2020-I). En ook ditmaal wordt deze gevolgd door de populair geworden categorie met beschikkingen van 1 tot 5 MWp per stuk (287 exemplaren, 8,0%, alweer hoger dan de 6,8% onder SDE 2020-I). De kleinste categorie 15 tot 50 kWp komt op de vierde plek, met 175 beschikkingen. Dan is er nog een klein restant van 84 beschikkingen van 5 MWp of groter, die echter wel bij de totale toegekende capaciteit opvallend hoog scoren (zie verder).

Capaciteit onder SDE 2020-II - sterk gewijzigde verhoudingen t.o.v. situatie SDE 2020-I

Als we nu de beschikte capaciteiten nader onder de loep gaan nemen, blijken de verhoudingen ten opzichte van de voorlaatste SDE 2020-I weer te zijn gewijzigd, doordat er veel meer (zeer) grote beschikkingen zijn toegekend. Onder die voorgaande SDE ronde waren het vooral de wat kleinere projecten die de dienst uitmaakten, met een relatief beperkt volume, 22% van de totale toegekende capaciteit, voor de drie grootste categorieën (zie de grafiek in de vergelijkbare paragraaf voor SDE 2020-I). Bij de capaciteit blijkt de onder SDE 2020-I nog omvangrijkste categorie, kleinere beschikkingen per stuk tussen de 50 en 500 kWp (toen 1.269 MWp, 37% van totaal) nu weer op de derde plaats te zijn beland, met 587 MWp (ruim 16%). De grootste hoeveelheid toegekende capaciteit vinden we onder SDE 2020-II, in sterk contrast tot de aantallen beschikkingen (slechts 14 stuks), weer bij de beschikkingen voor grote grond-gebonden projecten groter of gelijk aan 30 MWp. Met in totaal 1.092,5 MWp, ruim 30% van het totale beschikte volume van 3,60 GWp.

Daarmee is de verhouding in toegekende capaciteit tussen de zeer grote beschikkingen vanaf 30 MWp en de vooral veel kleinere rooftop projecten bevattende categorie 50-500 kWp, op een niveau gekomen van 1,9 staat tot 1 in de eerste SDE "++" regeling. Onder SDE 2020-I was dat nog een compleet ander verhaal, een factor 0,05 : 1, bij SDE 2019-II was dat nog 0,2 : 1. Beiden dus met veel meer volume aan kleinere beschikkingen, dan voor grote veldopstellingen. We moeten terug grijpen naar SDE 2019-I, voor een nog grotere verhouding ten faveure van de grootste project categorie (toen nog 4,1 staat tot 1). De onder de vorige regeling nog "politiek gewilde" ontwikkeling van zoveel mogelijk (kleinere) rooftop projecten, is dus alweer de facto gewijzigd in het tegenovergestelde: er komen weer (zeer) grote grondopstellingen bij, die een fors deel van de beschikbare subsidies gaan consumeren.

Onder SDE 2020-II volgt de grootte klasse 1-5 MWp op grote afstand van categorie >= 30 MWp, met 652,8 MWp (ruim 18% van totaal). Onder deze categorie vallen de grote rooftop projecten op, onder anderen, distributiecentra, en de kleinere veld installaties. De (relatieve) volumes zijn nogal gewijzigd in de afgelopen drie regelingen: 572 MWp onder SDE 2019-I, 246 MWp onder SDE 2019-II, en 907 MWp onder SDE 2020-I. Met aandelen van 23%, 13%, resp. 26% t.o.v. de totaal toegekende volumes. Ten opzichte van de laatste SDE "+" ronde, is het relatieve aandeel onder SDE 2020-II dus weer wat terug gevallen. Wederom opvallend is, dat binnen deze categorie met grote projecten, het merendeel van de toegekende projecten dakgebonden is. Slechts 10,5% betreft beschikkingen voor veld- of drijvende projecten (bij de capaciteit is het marginaal meer, 12,2%). Veel van dergelijke projecten worden op de daken van grote distributie centra en groothandels geplaatst, de beruchte "dozen in het landschap".

Na deze categorie volgen drie klassen met, grofweg, ongeveer even grote volumes, 440,3 MWp (12,2% van totaal) voor de "kleinere grote rooftops" (en kleine veldopstellingen), met beschikkingen tussen de 500 en 1.000 kWp, 423,6 MWp (11,8% van totaal) voor de "typische grondgebonden zonnepark categorie", met project beschikkingen tussen de 15 en 30 MWp, en de iets kleinere, ook nog typische zonnepark beschikkingen (en enkele zeer grote rooftops) omvattende categorie 5 tot 15 MWp, met 401,0 MWp (11,1% van totaal).

Tot slot, volgt nog het kleinste segment, beschikkingen tussen de 15 en 50 kWp, die nog maar een volume van 6,1 MWp bevatten (de helft van het volume beschikt onder SDE 2020-I), een povere 0,2% van het totale volume. Veel ontwikkelaars van dergelijke kleine zonnestroom projecten zullen al lang niet meer de moeite nemen om SDE subsidie aan te vragen. Bij de sterk geslonken systeem prijzen, is zo'n project beslist al "betaalbaar uit de beschikbare kasmiddelen" te achten. Zoals hierboven geschetst, zijn er nog maar 175 beschikkingen in deze kleinste klasse afgegeven in deze SDE 2020-II ronde. De verwachting is, dat deze categorie nauwelijks nog belangstelling zal oogsten in komende SDE "++" regelingen. Dat laat onverlet, dat er nog heel erg veel projecten van die omvang gerealiseerd zullen gaan worden middels andere financierings-vormen. Projecten die zich dus grotendeels aan het oog van zowel RVO, als van de administratoren van de Regionale Energie Strategie regio gaan onttrekken, die zich immers richten op alle projecten vanaf 15 kWp voor de invulling van de beruchte "35 TWh op land" doelstelling binnen het oorspronkelijke Klimaatakkoord ...

Gemiddelde omvang per beschikking

De gemiddelde toegekende capaciteit per beschikking is onder SDE 2020-II weer een ongekende dimensie aan het verkennen. Gemiddeld werd er namelijk rond de 1 MWp per beschikking toegekend, wat een goed voorbeeld is van de blijvende schaalvergroting onder de SDE subsidie regimes. De extremen liggen bij project beschikkingen voor minimaal 15 kWp, resp. maximaal 176 MWp.

Budget claims per categorie

Niet veel anders dan voor de beschikte capaciteiten, luidt het verhaal voor de totale (maximale) budget claim die deze volumes hebben veroorzaakt, met slechts geringe relatieve verschillen tussen de project categorieën onderling. Wel is opvallend, dat er forse relatieve verschillen zijn in de totale project subsidies, tussen de laatste drie SDE "+" regelingen. Voor de voorjaarsronde van SDE 2019 werd 2.514,6 MWp toegekend, met een maximale beschikking van 2.543,8 miljoen Euro, derhalve gemiddeld 1,01 Euro per Wattpiek maximale subsidie (uiteindelijk waarschijnlijk een stuk lager uitpakkend). In de najaarsronde voor dat jaar is die verhouding, met 1.954,4 MWp toegekend en max. 1.734 miljoen Euro subsidie over 15 jaar, nog maar maximaal 0,89 Euro per Wattpiek geworden. Onder SDE 2020-I, met 3.440,1 MWp, resp. 2.148 miljoen Euro, is dat verder gedaald naar nog maar 0,62 Euro per Wattpiek, maar liefst 30% minder dan onder de voorgaande regeling. In de huidige, eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, werd dat, met 3.602,9 MWp, resp. 2.017 miljoen Euro aan toekenningen, wederom zo'n 10% lager - 0,56 Euro per Wattpiek. De - geforceerde - kostenreductie voor de overgebleven beschikkingen is hard gegaan, de laatste jaren.

De meest succesvolle categorie bij het toegekende vermogen, beschikkingen van 30 MWp en hoger, claimt maximaal 528,2 miljoen Euro exploitatie subsidie in 15 jaar tijd (ruim 26% van totaal - maximaal - beschikt voor PV, 2.017 miljoen Euro). De verhoudingen bij de overige categorieën zijn, grofweg, ruim 19% (50-500 kWp), ruim 18% (1-5 MWp), ruim 14% (500-1.000 kWp), bijna 11% (15-30 MWp), en ruim 10,5% (5-15 MWp). De kleinste project categorie (15-50 kWp) claimt slechts max. 4,1 miljoen Euro over een periode van 15 jaar (0,2% van totale claim).


(2) Verdeling beschikkingen SDE 2020-II over type opstelling

Disclaimer.
RVO heeft in de laatste updates van haar overzichten een "typering" van de projecten opgenomen, en had aanvankelijk alleen als zodanig een categorie "veldopstelling" ingevoerd. Die kwalificatie is beslist niet altijd voldoende, en soms zelfs fout. Polder PV kent meerdere SDE beschikte projecten die in zijn geheel of deels als grondgebonden project zijn uitgevoerd, maar die geen "ja vinkje" hebben gekregen van RVO voor de eerder gehanteerde typering "veldopstelling". En die zijn dus onterecht ondergebracht in de grootste categorie, "daksysteem". Bovendien zijn er behoorlijk wat - meestal kleinere - veldopstellingen gerealiseerd zonder SDE beschikking, die helemaal niet bij RVO zijn terug te vinden (voor een eerdere vergelijking tussen RVO en Polder PV data, zie deze analyse van begin 2019). Daaronder zitten onder andere Postcoderoos projecten, maar ook andere installaties die niet in publiek toegankelijke dossiers zijn terug te vinden. Polder PV kende eerder al ook enkele projecten met "ja" vinkje achter "veldopstelling" bij RVO die dat beslist niet zijn (>> rooftop installaties !).

Later is ook een extra kwalificatie voor drijvende projecten (floating solar, of "watersysteem") ingevoerd, maar ook daarvoor gelden vergelijkbare waarschuwingen. Zeker van oudere projecten is die kwalificatie helemaal niet meegenomen, soms is een floating solar installatie (slechts) een onderdeel van een groter project on-site (mengvormen met veldopstelling en/of rooftop op hetzelfde erf), en sowieso zijn al langere tijd meerdere grote projecten volstrekt onterecht uitdrukkelijk als "daksysteem" gekwaliceerd, met bizarre gevolgen voor de statistieken als je blind van RVO data zou uitgaan. Uit de huidige overzichten is voor een leek volstrekt niet duidelijk "hoe veel" (SDE gesubsidieeerde) drijvende projecten er nu eigenlijk zijn toegekend, dan wel overgebleven !

Hierbij is in de huidige besproken SDE 2020-II regeling nog een extra complicatie opgetreden. RVO heeft namelijk 9 beschikkingen met een gezamenlijke capaciteit van 58 MWp beschikt onder het in eerdere regelingen ook opdoemende label "n.b.", waarmee waarschijnlijk "niet bekend" of "niet beschikbaar" wordt bedoeld (?). Bij het navlooien van informatie over die projecten, moet Polder PV concluderen, dat het hierbij om 8 beschikkingen voor drijvende zonnepark projecten gaat, én 1 uitbreiding van een bestaande, grondgebonden veldopstelling. Aangezien er in het overzicht van RVO geen enkel veld met "drijvend systeem" is opgegeven, zou een leek bij het aanschouwen van de huidige lijst van het agentschap foutief concluderen dat er niets voor floating solar zou zijn beschikt onder de huidige ronde. Dat is dus onterecht, er zijn er 8 die daar beslist onder vallen. Deze "n.b." beschikkingen heeft Polder PV inmiddels correct ondergebracht bij de desbetreffende categorieën, en in de huidige analyse behandelt hij deze dan ook als zodanig.

De eerder al getrokken conclusie blijft: we moeten blijven oppassen dat we projecten niet in de verkeerde categorieën (laten) belanden, en ons daar door laten leiden. Alleen exacte, individuele project kwalificaties, zoals Polder PV al jaren bijhoudt, kunnen de precieze toedeling garanderen. Het is de laatste jaren evident geworden, dat de RVO lijsten beslist niet 100% voldoen aan deze vereiste. Daar heeft ondergetekende in de loop der jaren meerdere voorbeelden van ontdekt. Van zeer veel projecten heb ik detail informatie, en vaak ook fotografische documentatie in archief. Dat is dus goed hard te maken. Blind staren op lijsten van officiële instanties is een voedingsbodem voor foute interpretaties.

Verder dan "dak"- "veld"-, of "drijvend" systeem gaat de "uitsplitsing" van RVO nog steeds niet. Dus er is ook geen - zeer belangrijke, en dus nog node missende - uitsplitsing van byzondere projecten als geluidswallen met PV (een byzonder type "veld systeem"), vrijstaande carports, trackers, fassade systemen, en wat dies meer zij. Die Polder PV ook al jaren wel separaat in zijn overzichten opvoert. Het is dus een zeer grove indeling, die hier onder wordt getoond. Hierbij dient ook beseft te worden, dat onder dak-systemen beslist ook nog steeds deels veld-opstellingen kunnen vallen als het combinatie projecten betreft, waarvan er meerdere gevallen bekend zijn bij Polder PV. Deze worden in zijn grondgebonden projecten overzicht allemaal uitgesplitst.


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2020-I regeling, in een apart tabblad. Ook daaruit blijkt, dat het
karakter van de SDE 2020-II wezenlijk anders is geweest m.bt. de verdeling van de toekenningen, dan onder SDE 2020-I.
"Interpretatie volgens Polder PV", zie broodtekst: er zijn door RVO geen specifieke drijvende projecten geïdentificeerd.
Polder PV heeft er desondanks 8 ontdekt in het RVO overzicht.

Uitsplitsing van de 3.602 PV beschikkingen over "type installatie", volgens de RVO toewijzingen aan 3 project categorieën, alsmede de toekenning van de onder "n.b." vallende projecten (8x drijvende installaties, 1x uitbreiding veldinstallatie) door Polder PV, daar in verwerkt. Ook deze grafiek is qua karakter wederom "dramatisch verschillend" van die voor de voorjaarsronde van SDE 2020. Uiteraard het overgrote merendeel blijvend rooftop projecten, of "andere categorie niet zijnde veldopstelling of drijvend" betreffend, die niet als zodanig door RVO zijn geïdentificeerd. 3.488 van de 3.602 opgevoerde PV beschikkingen, bijna 97% van het totaal aantal beschikkingen valt onder de categorie dakopstelling. Waarmee ook weer direct wordt aangetoond, dat het merendeel van het aantal project beschikkingen naar rooftop installaties blijft gaan. Dat was ook al zo onder SDE 2018-II en SDE 2019-I, en SDE 2020-I. Alleen onder SDE 2019-II, die gebukt ging onder een zeer hoge afwijzing van talloze kleinere rooftop projecten wegens extreme overtekening van die regeling, was het iets minder, 88%.

Ditmaal zijn 106 project beschikkingen (2,9% van totaal) naar zogenaamde "veldopstellingen" gegaan. Iets meer dan de 103 onder SDE 2020-I, wat minder dan de 121 onder SDE 2019-II, maar beduidend meer dan de 85 exemplaren onder SDE 2019-I. Wel blijft het bij de aantallen toekenningen veruit de minderheid t.o.v. de rooftop beschikkingen. Een van de door RVO opgegeven "n.b." beschikkingen zit hier ook onder, het is een uitbreiding van een bestaande grondgebonden installatie, hier door Polder PV toegewezen.

Er zijn ditmaal ook weer door RVO 8 beschikkingen afgegeven voor projecten "op water", maar die zijn, zoals besproken, niet als zodanig gekwalificeerd door het agentschap, en hier door Polder PV alsnog toegewezen.

Kijken we naar de beschikte capaciteiten, is de realiteit weer sterk gewijzigd t.o.v. de voorgaande regeling, die werd gedomineerd door een hoog volume voor daksystemen (84% van totaal capaciteit onder SDE 2020-I !). De situatie is weer sterk in het voordeel van de grote veldopstellingen verschoven onder SDE 2020-II. Er is ongeveer evenveel volume aan rooftop projecten als aan "niet-rooftop" projecten toegekend, 1.850,6 MWp, resp. ("klassiek" veld 1.694,9 + drijvend 57,4 =) 1.752,3 MWp. Een verhouding rooftop : non-rooftop van 1,06 : 1.

Onder de laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, was voor dak-systemen nog een factor 5,4 maal zoveel volume toegekend dan aan grondgebonden of drijvende installaties. Onder SDE 2019-II was de factor 3,3 in het voordeel van de veldopstellingen (t.o.v. rooftop), onder SDE 2019-II. Onder SDE 2019-I lag de verhouding rooftop projecten t.o.v. de veldopstellingen ongeveer op een factor 3 staat tot 1. Dat SDE 2019-II zo sterk afwijkt van de voorgaande en opvolgende SDE regeling, heeft met de enorme overschrijding van het aangevraagde budget te maken. Met name daardoor is het grootste deel van de omvangrijke stapel (kleine) rooftop projecten, met "te hoog gevraagde" basisbedragen t.o.v. de veel lager inzettende grote (veld) projecten kansloos geweest, en is dat afgewezen. In SDE 2020-I werden de rollen omgekeerd, maar in SDE 2020-II is wederom de toon door de grote projecten in het veld gezet, al is het meer in balans met het aan de daken toegekende volume.

Gemiddelde beschikte capaciteit per categorie op zeer hoog niveau

Per categorie zijn de gemiddelde capaciteiten per beschikking weer zeer hoog onder SDE 2020-II. Voor de rooftops komt dit op gemiddeld 531 kWp per beschikking, voor veldopstellingen op een byzonder hoge 16,0 MWp per toekenning, en voor de 8 drijvende projecten op gemiddeld 7,2 MWp per beschikking.

Deze gemiddeldes lagen in de laatste SDE "+" ronde (SDE 2020-I) nog op een veel lager niveau: rooftops 427 kWp, veldopstellingen 5,1 MWp, resp. drijvende projecten 2,6 MWp per beschikking.

Ook hierbij is de voortdurende schaalvergroting in de - gesubsidieerde - solar sector in Nederland weer goed terug te zien.

Big rooftops

De grootste beschikking voor een rooftop project valt, onder SDE 2020-II, ditmaal toe aan het Friese Sexbierum (gemeente Waadhoeke). Daar is al enige tijd een enorm kassengebied ten zuiden van de bestaande kassen in planning, onder de prozaïsche naam "Waddenglas". Kennelijk is daar een enorm kasdek systeem van 40 MWp gepland, wat het grootste dak-gebonden van Nederland zou kunnen worden (na de bijna 36 MWp toegekend voor ook een kas project bij Royal Pride in Middenmeer, NH, onder SDE 2018-II). Als het daadwerkelijk doorgaat, natuurlijk. Als "collateral" is er dan ook nog een drijvend project voor op een of meer van de geplande gietwaterbassins, met een beschikking van 5 MWp, op dezelfde lokatie, toegekend door RVO.

De nummer twee bij de grote rooftop beschikkingen van SDE 2020-II betreft een enorme uitbreiding voor een bestaand distributiecentrum complex van de internationale retailer Vida XL in het buitengebied van Venlo L. (industriegebied Trade Poort Noord). Waar al de nodige "blokkendozen" zijn opgeleverd, enkele met zeer grote PV installaties, waar onder het vorig jaar opgeleverde 18 MWp rooftop project van Heylen Solar. Het op het grondgebied van Sevenum (Horst aan de Maas) gelegen huidige beschikte project, waarvoor enkele BREEAM sterren worden uitgedeeld, heeft een toekenning voor bijna 22,5 MWp, en zou dus in theorie een slag groter kunnen gaan worden dan het Heylen Solar project. Eerder werd onder SDE 2019-I al een separate beschikking voor het eerste deel van het complex, aan de overzijde van de doorgaande weg, afgegeven door RVO (ruim 9 MWp), de PV generator ligt daar al sedert het najaar van 2021 op het dak. De beide delen van het complex zullen middels een loopbrug met elkaar worden verbonden.

Nummer drie betreft een van de talloze solar projecten voor de Xaam dochter One Solar, die vooral bekend is geworden door grote PV installaties op daken van intensieve veehouders in zuid Nederland, en die middels lease constructies worden gepacht. Ditmaal betreft het echter een kassen complex van Groentekwekerij 't Bleekerven, waar naast eerder al, in 2019, een zonnepark op een veld met water-retentie functie werd gerealiseerd. Interessant zal zijn, hoe hier eventueel teelten gecombineerd zullen worden met zo'n kasdek systeem, en hoe dit er uiteindelijk dan wel uit komt te zien. Het is beslist niet de eerste kas met (deels) zonnepanelen, Polder PV heeft daar inmiddels ook al weer de nodige realisaties van in de grote projecten lijst. Maar dit wordt wel weer een groot exemplaar, met een beschikking voor ruim 19 MWp. Het bedrijf beschikt al langer ook over 3 WKK installaties, en zit dus straks letterlijk en figuurlijk "tot over de oren" in de opwekking van deels duurzaam opgewekte elektriciteit.

Schaalvergroting ook bij dak-systemen

Gezien de voortdurende schaalvergroting in de (gesubsidieerde) zonnestroom sector, mag het niet verbazen, dat ook de impact bij de beschikkingen voor zeer grote rooftop projecten toe blijft nemen. Onder SDE 2020-II telde ik al 28 afzonderlijke beschikkingen per stuk groter of gelijk aan 5 MWp, met een gezamenlijk vermogen van ruim 259 MWp, en een gemiddelde omvang van 9,3 MWp per beschikking. 4 van die beschikkingen zijn groter dan 15 MWp per stuk, in potentie dus zeer grote nieuwe PV daken. Onder de voorlaatste regeling, SDE 2020-I, waren dat er zelfs 47, met totaal 328 MWp, maar met een gemiddelde omvang van slechts 7,0 MWp per beschikking. Onder SDE 2019-I waren de getallen 22 stuks, 169 MWp, resp. 7,7 MWp gemiddeld per toekenning. Onder de "exceptionele" SDE 2019-II, met enorme uitval van aangevraagde kleinere projecten, waren de cijfers voor de overgebleven toekenningen 13 stuks, 127 MWp, en gemiddeld 9,8 MWp bij de oorspronkelijke rooftop beschikkingen. Complicaties kunnen optreden in deze beschouwing, omdat per project er soms meer dan 1 beschikking wordt afgegegeven. Vaak gebeurt dat zelfs verdeeld over meerdere subsidie regimes, dus het wordt dan een hele kunst om de grootste projecten er uit te halen. Bij de realisaties doet Polder PV dit sowieso al jarenlang, alle bekende afgegeven beschikkingen worden per project lokatie bij elkaar geveegd, en de feitelijk gerealiseerde capaciteit gesommeerd. Bij de beschikkingen doe ik dat niet, omdat er ook al jaren enorm veel uitval is, en het dus zinloos is om daar heel veel energie in te gaan steken.

Voor een intermezzo "grote ontwikkelaars", zie ook de analyse voor SDE 2020-I.

Kleinste beschikkingen drogen op

Helemaal tegenover het hierboven genoemde "grote rooftop geweld" van de drie grootste beschikkingen onder SDE 2020-II, staan nog steeds een serie kleine project beschikkingen voor daken in de RVO lijst, in deze ronde zelfs 13 installaties kleiner dan 20 kWp (vorige ronde: 23 stuks). De kleinste twee beschikkingen, een anoniem exemplaar voor het Groningse Farmsum, resp. de bibliotheek aan de Markt te Veghel (NB) zelfs op de laagst aan te vragen project grootte, exact 15 kWp. De aantallen beschikte kleine projecten blijven relatief bescheiden, en zijn weer een stuk lager dan onder de voorgaande SDE regeling. Onder de huidige besproken SDE 2020-II, zijn er nog maar 183 project beschikkingen per stuk tussen de 15 en 50 kWp, met zelfs 1 kleine veldopstelling daarbij (de rest is klassieke rooftop), in de RVO lijst terug te vinden. Met een gezamenlijk vermogen van 6,5 MWp, wat slechts 0,2% bedraagt van het totaal beschikte volume. In voorgaande rondes lagen de aantallen bij de oorspronkelijke beschikkingen op de volgende niveaus bij deze kleinste project categorie: 355 stuks onder SDE 2020-I, 113 stuks onder SDE 2019-II, onder SDE 2019-I 288 stuks, bij SDE 2018-II 303 exemplaren.

De bandbreedte in beschikte rooftop projecten is onder SDE 2020-II dus een factor 2.667 tussen de grootste (40 MWp, waarschijnlijk kasdek installatie) en de kleinste afgegeven beschikking (15 kWp). Onder SDE 2020-I was deze verhouding nog een factor 1.033 : 1, bij SDE 2019-II was het 1.084 : 1, het verschil is fors groter geworden.

Zeer hoge bandbreedte project-beschikkingen veldopstellingen

De range van de project beschikkingen in de categorie grondgebonden PV installaties loopt onder SDE 2020-II weer over een enorme bandbreedte van minimaal 48 kWp, tot zelfs een, qua omvang record, beschikking van 176 MWp, een factor 3.659 verschil ! Onder SDE 2020-I was deze factor nog maar 1.346, bij SDE 2019-II een factor 1.642, en onder SDE 2019-I een factor 1.231. Het verschil in brandbreedte t.o.v. dat bij de rooftop beschikkingen onder SDE 2020-II (factor 2.667 : 1), is echter nog steeds beduidend groter. Het geeft de enorme range weer, waar onder het fenomeen "veldopstelling" kan - en zal worden - gebouwd. Van zéér klein, tot grootschalig. Alles er tussenin is (ook) mogelijk.

De kleinste beschikking voor een veld-opstelling vinden we binnen de SDE 2020-II regeling terug in het Groningse dorp Eenrum (gem. Het Hogeland), waar een kleine grondgebonden installatie is gepland bij het gerenoveerde distributiepompstation van Waterbedrijf Groningen. Die 45% van de stroombehoefte van het stations zou gaan afdekken. En waarvoor subsidie is aangevraagd, en ook daadwerkelijk in de vorm van een beschikking voor 48 kWp van RVO is verkregen.

De grootste beschikking in deze eerste SDE "++" regeling is een 175,976 MWp groot exemplaar voor het reeds langer bij Polder PV bekende, en recent wederom gememoreerde project plan voor het Zonnepark Musselkanaal, wat GroenLeven in het gelijknamige dorp aan de zuid-oost-rand van Stadskanaal, oostelijk van het Tweede Boerendiep, en tussen de Kijlsterweg in Stadskanaal en de Exloërweg in Musselkanaal op een 208 hectare groot perceel wil gaan bouwen. 135 hectare zou de bruto claim worden voor het zonnepark zelf, 73 hectare zou bestemd zijn voor landschappelijke inpassing en groenstroken. Informatie over het grote project is o.a. op Planviewer te vinden onder deze verwijzing.

Dat project wordt dus gebouwd in dezelfde provincie als de kleinste beschikking voor een veldopstelling in deze ronde (zie hierboven). Het is de grootste enkelvoudige beschikking ooit afgegeven voor een enkel PV project in Nederland, en is alweer 19% groter dan het 148 MWp grote exemplaar, onder SDE 2019-II afgegeven voor Solarfields' Dorhout Mees project in Biddinghuizen (Fl.). Energeia nam contact op met Polder PV naar aanleiding van zijn signalering van deze grootste PV beschikking ooit, en besteedde er op hun website ook aandacht aan (zie artikel 19 oktober 2021, pay-wall). Andere grote zonneparken hebben soms meer beschikkingen, het grootste project tot nog toe gerealiseerd, Vloeivelden Hollandia op de grens van Nieuw-Buinen en 1e Exloërmond (Borger-Odoorn, Dr.), heeft er vier.

Speurtocht ctd.

Ik ben wederom, vanwege het volume aan beschikkingen voor door RVO toegewezen "veldopstellingen" (ditmaal 106 stuks), en de 8 projecten op water weer behoorlijk wat tijd kwijtgeraakt aan het uitzoeken van het karakter, en exacte lokatie van de talloze beschikkingen voor grondgebonden projecten onder SDE 2020-II, en heb dat, tussen diverse andere statistiek projecten door, stap voor stap afgerond. Er zaten weer een tiental anonieme beschikkingen tussen, waarvan het altijd spannend is, of daar toch geen (reeds bekend) plan aan is te koppelen. Aan de hand van eerder mij bekend geworden info uit de enorme "pending" lijst, aangevuld met nieuwe data, deels uit omgevingsvergunningen, etc., heb ik van drie daarvan de waarschijnlijke identiteit kunnen vaststellen. Net als voor de voorgaande ronde, is er weer een aantal beschikkingen voor uitbreidingen van bestaande projecten en/of van reeds geplande, eerder beschikte project lokaties toegekend.

Veldopstellingen - diverse detail zaken

Ik heb diverse zaken rond de afgegeven beschikkingen voor veldopstellingen nog even op een rijtje gezet, de resultaten leggend naast alle mij bekende reeds opgeleverde en geplande grondgebonden zonnepark projecten en lokaties. En kom daarbij tot de volgende bevindingen over deze qua volume zeer belangrijke categorie binnen SDE 2020-II:

  • Totaal 106 (nieuwe) beschikkingen voor "veldsystemen" (terminologie: RVO). Plus 8 projecten op water. Totaal 114 exemplaren.

  • De grootste drie project beschikkingen zijn (1) voor het reeds genoemde Musselkanaal project van GroenLeven in Groningen (beschikking: 176 MWp). (2) De tweede grootste beschikking is fase II van Powerfield's Harpel - Vlagtwedde project in de nieuwe Groningse gemeente Westerwolde. Voor deze uitbreiding, waarvoor een aparte project BV is opgericht, is dik 131 MWp beschikt, wat het totaal voor deze lokatie op 241 MWp zou kunnen brengen, als de volledige capaciteit zou worden ingevuld (dat is echter beslist geen zekerheid). Dat zou, puur theoretisch, kort "het grootste project van Nederland" kunnen opleveren, zo lang er nog geen SDE is aangevraagd door de plannenmakers van het grootste concrete PV project (Energielandgoed Wells Meer in Bergen, L.). Al kan het tweede deel van het Vlagtwedde project weer aan een andere investeerder worden doorverkocht dan het eerste deel (wat nu in handen is van het Duitse Encavis / Versicherungskammer Group), waardoor feitelijk twee aanpalende zonneparken zouden resteren, als je zou willen indelen op eigenaarschap.

    Numero drie, tot slot, is een beschikking voor een ook al langer bekend initiatief, voor een van meerdere project plannen voor lang-gerekte zonneparken tussen de voeten van de windturbines langs de westelijke dijken van de Noordoostpolder (Fl.). Onderhavig project aan de Noordermeerdijk is van HVC en heeft een beschikking voor 108 MWp gekregen. Er wordt cablepooling met de windturbines toegepast, en er zou een opslag faciliteit komen om stroomopwek midden op de dag te bufferen.
    Overigens heeft het College van Rijksadviseurs, bekend tegenstander van zonneparken op landbouwgrond, een eigen advies gegeven over het geheel aan plannen voor (3) zonneweides tussen de windturbineparken in de westelijke Noordoostpolder. Omdat het bij de oorspronkelijke plannen voor deze projecten om "oost-west" opstellingen gaat, adviseert het College "een aangepaste inrichting om de bodemkwaliteit op de lange termijn te garanderen en de biodiversiteit te vergroten. Ook adviseert het College het RVB om met de pachters in gesprek te gaan. De tijdelijke vergunning voor energieproductie kan dan worden gekoppeld aan verduurzaming van hun bedrijven".

  • Vermoedelijk zijn van bovengenoemde 106 beschikkingen voor "veldsystemen", zo'n 28 (voor Polder PV) nieuwe zonnepark projecten / lokaties. Hiervan zijn enkele geanonimiseerd, dus het kan best zijn dat daarvan nog een klein deel mogelijk uitbreidingen van bestaande dan wel al langer geplande projecten betreft. Het geeft eens te meer aan, dat zelfs voor Polder PV, die zeer veel tijd besteedt aan het zo nauwkeurig mogelijk bijhouden van alle grondgebonden PV project realisaties en plannen in Nederland, er nog steeds verrassingen uit de goochelhoed tevoorschijn worden getoverd. En dat de activiteit in de markt voor grondgebonden PV projecten nóg groter is, dan ondergetekende al jaren signaleert. Wel dient hierbij aangetekend te worden, dat het meestal om wat kleinere projecten gaat. Bij de 28 genoemde gaat het om een totaal beschikte capaciteit van 40 MWp, slechts 2,3% van de totaal beschikte capaciteit voor veldsystemen binnen deze ronde.

  • De overige project lokaties betreft reeds eerder bij Polder PV bekend geworden zonnepark "sites", die al langer in het grote overzicht "pending" waren opgenomen. Soms zijn hierbij details aangevuld op basis van nieuw onderzoek naar die projecten. Veel van deze "oudere" sites zullen sowieso zelfs bij veel specialisten onbekend zijn geweest, omdat er tot nog toe nauwelijks over is gerapporteerd. Deze nieuw beschikte projecten zijn nu door Polder PV overgeheveld uit het overzicht "pending zonder", naar "pending met SDE beschikking(en)". Een van de belangrijkste sub-lijsten in de overzichten van Polder PV, omdat daar een zeer hoog volume aan capaciteit in zit, en grotendeels zal worden gerealiseerd.

  • Net als in de vorige SDE regelingen, is er weer een aantal beschikkingen voor uitbreidingen. In SDE 2019-II waren er 20 van dergelijke uitbreidings-beschikkingen, in SDE 2020-I 14, en voor SDE 2020-II heb ik nog eens 6 toewijzingen voor dergelijke extensies gevonden (hetzij van reeds opgeleverde projecten, hetzij voor al langer geplande, maar nog niet gerealiseerde project sites). De vermoedelijke reden van dat opvallende aantal beschikkingen voor uitbreidingen heb ik in een vorige analyse reeds uit de doeken gedaan, zie aldaar voor de mogelijke verklaring. In totaal is er voor deze 6 uitbreidingen zo'n 23 MWp beschikt, wat 1,4% is van het totale volume toegekend voor veldopstellingen binnen SDE 2020-II.

  • Ook reeds eerder gesignaleerd: de toewijzing aan een bepaalde gemeente is soms incorrect weergegeven. Dit heeft te maken met het feit dat voor installaties in het vrije veld meestal de ooit uitgegeven kadastrale perceel nummers worden gebruikt. Die stammen vaak uit tijden dat de percelen nog in andere gemeentes lagen, en/of in dorpen die later zijn gefuseerd tot nieuwe gemeentes met andere benamingen. Dit kan verwarring geven bij de opgegeven lokatie naam. Voor 5 project beschikkingen binnen SDE 2020-II heb ik dergelijke "oude namen" getraceerd. De projecten liggen niet in de benoemde dorpen, maar in andere (vaak aanpalende).

  • Diverse beschikkingen binnen SDE 2020-II zijn voor zonneparken die worden ontwikkeld op de percelen grenzend aan of "binnen" bestaande of nog te bouwen windturbine parken. Daarvan is al meerdere malen melding gemaakt van toepassing van zgn. "cablepooling", om efficiënt gebruik te maken van netcapaciteit in een land waar de beschikbaarheid daarvan reeds in grote gebieds-delen zwaar onder druk staat. Dit gaat om minimaal 6 projecten in onderhavige regeling, mogelijk zijn het er zelfs al meer. Voor uitleg van het fenomeen "cablepooling", zie de Liander website.

  • Net zoals in de vorige 3 SDE regelingen, is de eerder al populair geworden categorie zonneparken / veldjes op rioolwaterzuiveringen en op de erven van drinkwater bedrijven uitgebreid. In totaal werden onder SDE 2020-II binnen deze categorie weer 9 beschikkingen toegevoegd aan de al forse portfolio voor dergelijke projecten. Het zijn niet zeer grote projecten, wegens de vaak relatief beperkte ruimte op de RWZI terreinen. De kleinste is het al genoemde, voor 48 kWp beschikte project van Waterbedrijf Groningen te Eenrum. De grootste ditmaal een bijna 1 MWp grote beschikking voor RWZI De Groote Zaag op het eiland in de Nieuwe Maas, zuidelijk van Krimpen aan de Lek, van Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (ZH). Net als bij voorgaande inventarisaties geldt, dat sommige van deze nieuwe beschikkingen voor "veldsystemen" bij RWZI's (ook) rooftop installaties kunnen bevatten.

  • Naast deze 106 beschikkingen voor "veldsystemen", zijn er ook een 8-tal toekenningen geweest voor installaties die op water zouden komen te drijven. Alleen zijn ze niet als zodanig gemarkeerd door RVO, maar hebben ze het label "n.b." gekregen. Daar zitten weer 2 grotere beschikkingen bij, voor ruim 21 MWp (Oudehaske - Heerenveen, Fr., project fase II voor de gemeente zelf, fase I is begin 2021 al opgeleverd), resp. 15 MWp (Cosun waterbassin in Dinteloord, NB). De 6 overige komen te liggen op zandwinnings-plassen, andersoortige waterbassins, of een retentievijver. De kleinste beschikking is voor een waterberging bij een kasteelt bedrijf in het Limburgse America, slechts 56 kWp qua omvang.

  • Beschikkingen voor veldsystemen zijn in de meeste gevallen slechts grove richtlijnen. De realiteit is hierbij vaak, dat dergelijke getallen nog lang niet in beton zijn gegoten, en dat die in het verdere plannings-stadium, en zelfs nog tot ver in de bouwfase, fors kunnen worden aangepast. Dat kan zowel neerwaarts als opwaarts zijn t.o.v. het beschikte volume. In de uitvoering kan dit vaak vele Megawatten schelen, dus staar u s.v.p. niet blind op de RVO tabellen ...

 

Wederom forse wijziging karakter SDE 2020-II t.o.v. voorgaande regeling

Het aandeel aan beschikkingen voor rooftop (dak) installaties is onder de laatste SDE "+" rondes ge-evolueerd van 67% van totaal bij de capaciteit onder SDE 2018-II, via 75% onder SDE 2019-I, naar nog maar 23% onder SDE 2019-II. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I, liet hier wederom een flinke trendbreuk zien, want het aandeel rooftops was wat capaciteit betreft terug op een zeer hoog aandeel van maar liefst 84% van het totale volume bij de oorspronkelijke toekenningen. Wat weer een substantiële verandering is t.o.v. de voorlaatste regeling, die bestond uit "relatief weinig", maar daarom ook "gemiddeld zeer grote", vaak grondgebonden projecten.

De eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II brak die trend meteen weer in de andere richting. Voor rooftops is op het vlak van capaciteit nog maar ruim 51% van het totaal toegekend, voor veldsystemen 47%, en voor drijvende projecten op water 1,6%.

Bij de verdeling over de toe te kennen maximale budgetten exploitatie subsidies over een periode van 15 jaar voor deze projecten, exclusief optioneel "banking jaar", is een vergelijkbare verhouding terug te vinden: rooftop 1.153 miljoen Euro, op een totaal van (max.) 2.017 miljoen Euro budget onder SDE 2020-II. Waarbij 826 miljoen Euro (max.) is toegekend voor de veldopstelling projecten, en, tot slot, ruim 38 miljoen Euro voor de paar floating solar projecten. Dit resulteert in een verhouding van 57% van het totaal budget voor rooftop t.o.v. 41% voor grondgebonden projecten, en bijna 2% voor de op water drijvende projecten, t.o.v. het totaal volume van 2,02 miljard Euro wat is toegekend voor solar.

Hieruit wordt onder anderen duidelijk, dat de rooftop solar projecten meer geld claimen in de verhouding, dan de veldopstellingen, ten opzichte van de capaciteits-claims: rooftop projecten zijn gemiddeld duurder, terug gerekend naar het opgestelde, of, beter, toegekende vermogen.

In ieder geval is er t.o.v. de voorgaande (laatste SDE "+") regeling weer een duidelijke verschuiving in het voordeel van de veldsystemen. Al is die verhouding onder SDE 2019-II regeling nog een stuk schever geweest, want toen was deze nog 24% rooftop t.o.v. 76% (uitsluitend) veld-opstellingen.


(3) Verdeling beschikkingen SDE 2020-II bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)

Tot slot geef ik voor de blijvend belangrijke categorie grondgebonden projecten in de laatste grafiek een verdere uitsplitsing op basis van grootte categorie voor SDE 2020-II.


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2020-I regeling, in een apart tabblad.
Er zijn grote verschillen bij met name de grotere projecten onder deze twee regelingen.

In deze grafiek wederom hetzelfde stramien als in de vorige twee, maar nu uitsluitend voor de categorie veldopstellingen. Zoals "afgevinkt" door RVO, waarbij er door Polder PV voorlopig vanuit wordt gegaan dat die 100 procent "de lading dekt" van alle projecten onder SDE 2020-I, inclusief het ene exemplaar wat, naast 8 drijvende projecten, ook een vinkje "n.b." had gekregen van RVO.

In de linker kolom ziet u wederom, dat het bij dit soort grote projecten cq. beschikkingen altijd om zeer geringe aantallen gaat. In de reeks vanaf SDE 2018-II waren dat achtereenvolgens 105, 85, 121, en, tot slot, 103 stuks beschikt onder SDE 2020-I. En ook met de huidige 106 exemplaren voor SDE 2020-II blijvend beperkt in aantal. De relatieve aandelen bij de aantallen project beschikkingen waren voor de veldopstellingen nog 2,4% onder SDE 2018-II, 1,8% onder SDE 2019-I, en, zeer sterk afwijkend van de voorgaande regelingen, maar liefst 12,3% van het totaal onder SDE 2019-II. In SDE 2020-I daalde het aandeel naar slechts 1,5%, maar onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, is het weer opgewaardeerd naar 2,9% van het totaal aantal van 3.602 door RVO afgegeven beschikkingen.

De verdeling over de door Polder PV gehanteerde project grootteklassen is weer redelijk evenredig, de grootste contribuant is ditmaal bij de aantallen de 28 beschikkingen onder categorie 1-5 MWp. Onder de najaars-regeling van SDE 2019 was de 1 stap grotere klasse (5-15 MWp) het talrijkst. Deze staat nu op de 2e plek, met 23 beschikkingen (3 meer als onder SDE 2020-I). Opvallend is het relatief hoge aantal van 16 beschikkingen voor de op een na grootste categorie (15-30 MWp), onder SDE 2020-I waren dat er nog maar 9 exemplaren. Zowel de categorie 500-1.000 kWp, als die met de grootste project beschikkingen, met een beschikte capaciteit groter of gelijk aan 30 MWp, hebben 13 toekenningen gekregen. De twee kleinste klassen, 50-500 kWp, resp. 15-50 kWp, kregen 12 resp. slechts 1 beschikking toegewezen.

De allerkleinste installaties, binnen het segment 15-50 kWp zijn over het algemeen genomen "te duur" voor een ingewikkelde SDE aanvraag, en/of ze worden gewoon aangelegd zonder subsidie. Bijvoorbeeld naast een bedrijfshal, op een "vergeten veldje", o.i.d. (voor 50 kWp komt dat inmiddels neer op zo'n 143 panelen van 350 Wp per stuk). Ze zijn wel in principe vergunningplichtig, al wordt er regelmatig een vrijstelling verkregen omdat het lokale vergunning beleid ruimte laat voor beperkte grondgebonden opstellingen die voor de invulling van de eigen consumptie zijn gedimensioneerd.

Capaciteit - wederom: dominant naar grote projecten

In de tweede kolom de verdeling over de project categorieën voor veld-opstellingen bij de capaciteit. Hier domineren de de grote project beschikkingen weer, veel sterker dan onder de voorgaande SDE 2020-I regeling. We zien onder SDE 2020-II weer weinig volume in de kleinste project categorieën (0,05 MWp, 2,5 MWp, resp. 11,5 MWp), al een substantieel volume in de categorie 1-5 MWp (72,2 MWp), en wederom hoge volumes in de grotere project categorieën. Daarbij is de verdeling sterk verschillend van die onder SDE 2020-I regeling.

De grootste categorie, beschikkingen van 30 MWp of groter, heeft een spectaculair volume van bijna 1.053 MWp toegekend gekregen, een factor 16 maal de 65 MWp onder SDE 2020-I, en zelfs nog anderhalf maal zo hoog dan de bijna 705 MWp toegekend onder SDE 2019-II (de regeling die werd gedomineerd door gemiddeld zeer grote projecten). Dat volume in deze ene categorie, met maar 13 beschikkingen, is maar liefst 62% van de totale capaciteit toewijzing voor grondgebonden projecten in deze ronde (!). De twee andere grote zonnepark categorieën hebben ditmaal weer ongeveer gelijke volumes toegekend gekregen, die ook weer beduidend hoger zijn dan onder SDE 2020-I: 15-30 MWp, behoorlijk grote zonneparken, 328,5 MWp (2020-I: 182,2 MWp). 5-15 MWp, 227,8 MWp (2020-I: 177,5 MWp).

Bij de grootste categorie, beschikkingen vanaf 30 MWp, ligt de gemiddelde omvang bij de huidige 13 exemplaren inmiddels op een record niveau van bijna 81 MWp per stuk. Dat lag bij deze grootste project categorie onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 op 54 MWp gemiddeld (4 beschikkingen). Onder SDE 2018-II was dat gemiddelde bijna 49 MWp (8 toekenningen), bij de byzondere SDE 2019-II regeling 46 MWp (15 beschikkingen), en onder SDE 2020-I hadden de 2 beschikkingen in deze categorie een gemiddelde van bijna 33 MWp per stuk. De gemiddelde omvang per beschikking voor deze grootste categorie is dus weer sterk toegenomen, en deze zeer grote projecten claimen dan ook weer een fors deel van de toegekende subsidie miljoenen, als ze worden uitgevoerd. Wat zeer waarschijnlijk is, gezien de stevige belangen. Onder de huidige SDE 2020-II regeling is dat ruim 505 miljoen Euro (maximaal, 61% van het totale toegekende budget van 825,5 miljoen Euro voor grondgebonden installaties).

Van de 29 grootste beschikkingen vallend onder de 2 grootste klassen (vanaf 15 MWp per stuk), zijn de toewijzingen regionaal bezien enigszins verspreid over het land, waarbij als nieuwe "focus provincie", Noord-Brabant inmiddels duidelijk boven de rest uitsteekt: 11 exemplaren voor Noord-Brabant, 6 voor Gelderland, 5 voor zowel Groningen als Flevoland, resp. 1 voor zowel Utrecht als Limburg.

Ook bij de wat minder grote project beschikkingen voor veldsystemen zien we dezelfde provincies weer terugkomen. Pas afgedaald tot de veertigste positie, komen we weer zo'n project tegen in een andere provincie, een beschikking voor bijna 10 MWp in Hoogeveen in Drenthe. Wat waarschijnlijk aangesloten zal gaan worden aan een reeds eerder gerealiseerd project in de buurt, vanwege de structurele netproblemen in die dunbevolkte provincie.

Kijken we naar de relatieve aandelen van de grootste project categorieën onder de veld-opstellingen bij de laatste vijf SDE regelingen, komen we tot het volgende, herziene "impact lijstje" (berekeningen Polder PV):

In de 1e kolom staat de betreffende SDE "+" cq. SDE "++" regeling vermeld, in de 2e kolom het totale beschikte vermogen voor de veldopstellingen voor zonnestroom in de onderhavige regelingen. De derde kolom is de optelling van alle beschikkingen voor veldopstellingen, per stuk groter of gelijk aan 1 MWp, en de procents-kolom ernaast het aandeel van die capaciteit t.o.v. de totale beschikte capaciteit voor grondgebonden zonneparken. Datzelfde wordt rechts, in kolommen 5 en 6 herhaald, voor de totale hoeveelheid beschikkingen, per stuk groter of gelijk aan 5 MWp (inclusief, helemaal rechts, het aandeel daarvan t.o.v. totaal beschikt voor veldopstellingen binnen de onderhavige regeling).

We zien aan de resultaten van de berekeningen, dat er een ongeveer even groot aandeel van 97-98% was voor alle beschikkingen voor veldopstellingen per stuk groter of gelijk aan 1 MWp in de SDE 2018-II en SDE 2019-I regelingen, dat dit dominant 99,5% werd onder SDE 2019-II, maar dat dit wat is terug gevallen naar 96,7% onder SDE 2020-I. Dit trok weer aan naar een dominante 99,2% onder SDE 2020-II, waarmee de schaalvergroting weer werd bestendigd.

Voor de grotere project beschikkingen, per stuk minimaal 5 MWp (laatste 2 kolommen), was het aandeel ruim 90% onder SDE 2018-II, nam dat af naar bijna 85% onder SDE 2019-I, zwol het weer aan naar een hoog aandeel van ruim 93% onder SDE 2019-II, maar zakte het tijdelijk sterk terug naar nog maar 80% onder SDE 2020-I. De impact bleef toen weliswaar zeer hoog, maar was wat minder geworden, zoals "toevallig gewild" in Den Haag. Deze trend is onder de eerste SDE "++" regeling direct weer ongedaan gemaakt. Er werd een record niveau bereikt van bijna 95% aan beschikt volume in de grootste project categorieën voor veldopstellingen vanaf 5 MWp. En of u het wilt of niet: vrijwel al deze grote grondgebonden projecten (grofweg: 5 MWp is ongeveer 5 hectare) zullen de komende jaren worden gerealiseerd.

Maximale subsidie beschikkingen

De maximale subsidie beschikking bij de grondgebonden installaties geeft een vergelijkbaar beeld als bij de toegekende capaciteiten. Er is onder SDE 2020-II voor maximaal 825,5 miljoen Euro voor veldopstellingen beschikt over 15 jaar (excl. "banking" jaar, onder SDE 2020-I nog MEUR 306,5). Waarbij tussen de 31 duizend Euro voor de kleinste categorie (1 beschikking in het traject 15-50 kWp, 0,004% van totaal) en 505,2 miljoen Euro voor 13 beschikkingen (61,2% van totaal budget voor veld opstellingen) werd toegekend. De schaalvergroting heeft daarmee extra schwung gekregen, want zelfs onder de byzondere SDE 2019-II regeling haalde de grootste categorie, met destijds 47% van de totale budget claim voor veld installaties, dat niveau niet.


(4) Maximale subsidie bedragen tm. SDE 2020-II

Ik heb net als in de vorige analyses voor SDE 2019-I en -II, en SDE 2020-I, weer gekeken naar de maximaal haalbare (beschikte) subsidie bedragen voor alle projecten (rooftop, grondgebonden, resp. projecten op water). Zoals terug gerekend vanuit de toegekende budgetten en de maximale subsidies die over 15 jaar zullen worden toegekend. De geconstateerde "range" tussen die bedragen is inmiddels, voor SDE 2020-II, als volgt. Met minima van (max.) 2,95 ct/kWh in de veldopstelling categorieën van 5-15 resp. 15-30 MWp. Tot een maximum van 4,0 ct/kWh voor de kleinste beschikkingen (15-50 kWp). De "max" lag in de vorige regeling nog op 5,6 ct/kWh, in de SDE 2019-II nog op 6,54 ct/kWh, dus daar is de kosten reductie wederom verder neerwaarts geforceerd.

Het komt ook voor dat er soms foute / onwaarschijnlijke bedragen voorkomen als je uit de RVO tabellen terug rekent. Dan is er bijvoorbeeld een maximum subsidie bedrag verkeerd ingevuld, waardoor je op onwaarschijnlijke waardes kunt komen. Ik heb in ieder geval in al langer lopende overzichten, bij meerdere beschikkingen, waarvoor de beschikte capaciteit neerwaarts is aangepast (omdat het betreffende project veel kleiner is uitgevoerd dan waarvoor was aangevraagd, bijvoorbeeld), af en toe vreemde waarden gezien, meestal omdat het oude maximale subsidiebedrag niet was aangepast. Soms wordt dit later door RVO gecorrigeerd.

Uit de berekeningen volgt voor de drie onder SDE 2020-II vallende project "types" het volgende. Tussen haakjes achteraan het gemiddelde onder de voorgaande subsdie rondes, SDE 2020-I, resp. SDE 2019-II, behalve voor drijvende opstellingen onder SDE 2019-II, die toen geen beschikkingen hebben gekregen:

  • Dakopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 4,60 ct/kWh, minimum 3,21 ct/kWh, maximum 5,10 ct/kWh (gemiddelde 2020-I 4,51; 2019-II 6,46)
  • Veldopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 3,77 ct/kWh, minimum 2,95 ct/kWh, maximum 5,10 ct/kWh (gemiddelde 2020-I 4,25; 2019-II 6,20)
  • Opstellingen drijvend op water gemiddeld (max. subsdie) 4,71 ct/kWh, minimum 3,60 ct/kWh, maximum 5,08 ct/kWh (gemiddelde 2020-I 4,13)
  • Alle projecten gemiddeld 4,36 ct/kWh, minimum 2,95 ct/kWh, maximum 5,10 ct/kWh (gemiddelde 2020-I 4,25; 2019-II 6,43)
  • Voor detail cijfers onder SDE 2018-II zie hier, ditto onder SDE 2019-I zie hier, onder SDE 2019-II zie hier, en onder SDE 2020-I zie hier.

Aan de gemiddeldes voor de project categorieën is te zien dat de veldopstellingen weliswaar iets beter scoren ("goedkoper zijn") dan de rooftop installaties, wat niet vreemd is gezien de gemiddelde omvang ervan. Maar de verschillen blijven nog steeds relatief klein, al is er wel progressie te zien in vergelijking met de gemiddelde waardes voor de 2 voorgaande regelingen. Echter weer niet bij de dakopstellingen, die gemiddeld iets hoger uitkwamen bij de maximale kWh subsidie, dan in de voorjaars-ronde van 2020.

De drijvende projecten hebben ditmaal een duidelijk ongunstiger niveau bij de maximale kWh subsidie, zelfs nog hoger dan bij de dakopstelling categorie (4,71 ct/kWh vergeleken met 4,60 ct/kWh). Alleen bij de maximale bedragen, scoren de drijvende projecten iets lager dan zowel de dak- als de veldopstellingen (5,08 t.o.v. 5,10 ct/kWh). Het kosten niveau is duidelijk gestegen t.o.v. de beschikkingen onder SDE 2020-I.

Tussen de uitersten bij de gemiddelde waarden voor alle projecten is de spread klein, 0,9 cent per kWh bij de verschillende grootteklassen. Dit was zelfs nog lager onder SDE 2020-I (0,4 cent per kWh), de spreiding is beduidend afgenomen t.o.v. eerdere regelingen. Onder 2019-I lag dat namelijk op 2,4 cent/kWh, bij SDE 2019-II op bijna 1,1 cent/kWh. Hoe de uitvoering van de verschillende projecten zal zijn / worden blijft natuurlijk het geheim van de smid. Er kan en zal beslist opportunistisch zijn ingezet bij de aanvragen. En er kan beslist vaak veel goedkoper worden gerealiseerd dan dat er is "ingezet". Anders zou er beslist niet zoveel - blijvende - belangstelling voor zonneprojecten onder de diverse SDE regimes zijn.

Realisaties

Het feit dat RVO de laatste jaren zo lang doet over het vaststellen van de definitieve lijst met alle beschikkingen maakt, dat vroeg al toegekende beschikkingen in de tussentijd zelfs al verzilverd kunnen zijn. Dat is ook voor deze eerste SDE "++" regeling al het geval geweest bij de allereerste publicatie over deze regeling. In totaal zijn er namelijk alweer 12 beschikkingen met een "ja" vinkje voorzien, met een totaal vermogen van 913 kWp en een gemiddelde omvang (volgens toekenning) van 76 kWp. Kleine projecten dus, zoals te doen gebruikelijk in de realisatie historie bij voorgaande SDE regelingen. Het project met de grootste beschikking, goed voor 142 kWp, is gerealiseerd aan de zuidrand van het Westpoort havengebied in Amsterdam, een pand van de Technische Unie betreffend. Volgens satelliet opnames is het dak al in het najaar van 2020 belegd.

Er zullen nog veel meer realisaties gaan volgen. Maar, ook dat is vast onderdeel geworden van de schokkende SDE historie, er zullen tevens veel, met name beschikte rooftop projecten, vroegtijdig gaan sneuvelen. Hoe groot dat volume gaat worden, ligt nog in de onzekere toekomst.

Dit is deel 3 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE "++" 2020 najaars-ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

(1) SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"), definitief toegekend. Deel 1. Beschikkingen - CCS hoogste budget toekenning; nieuw record 3.603 MWp PV beschikt (18 oktober 2021)

(2) SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (19 oktober 2021)

(3) huidige artikel

Bron:

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO)

Extern:

Analyse najaarsronde SDE++ 2020: de details van de 10 grootste projecten met zonnepanelen (19 oktober 2021, en diverse andere overzichten uit de RVO lijst, er onder gelinkt)


19 oktober 2021: SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen. In dit overzicht presenteer ik enkele kern parameters voor alle SDE - SDE "++" regelingen, zoals te doen gebruikelijk na publicatie van de finale beschikking data van de laatste regeling (SDE 2020-II), door Min. EZK en haar uitvoerende instantie, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het eerste deel met de algemene cijfers voor alle opties onder die regeling heb ik op 18 oktober gepubliceerd. In dit tweede artikel in de reeks duiken we weer wat dieper in de achterliggende trends. En gaan we weer kijken naar de evolutie van enkele hoofd parameters, vanaf de eerste SDE 2008, tot en met de SDE 2020-II regeling. Eerder deed ik dit al voor de status tot en met de voorjaarsronde van SDE 2020, de laatste officiële SDE "+" regeling (zie analyse in het artikel van 5 oktober 2020).

Oorspronkelijke allocaties budgetten voor alle SDE regelingen

In bovenstaande grafiek het totaal aan daadwerkelijk toegewezen oorspronkelijke budgetten voor alle SDE regelingen, voor als "hernieuwbaar" bestempelde energie opwek opties, tot en met SDE 2020-II. SDE 2020-II, de eerste SDE "++" regeling, waarbij CO2 reductie als vigerende drijvende kracht wordt ingezet, is nu "definitief" toegewezen, weergegeven in het laatste olijf-kleurige "najaars"-segment, met een ge-alloceerd budget van 5.000 miljoen Euro. In tegenstelling tot voorgaande regelingen, SDE 2020-I (voorjaar, laatste officiële SDE "+" regeling), SDE 2019-I, SDE 2018-I, en SDE 2017-I, is het volledige budget van 5 miljard Euro (voor SDE 2020-II en SDE 2019-II, voor SDE 2018-II en 2017-II was het nog ruim 6 miljard Euro) toegekend.

De eerste drie groene kolommen betreffen de gealloceerde (oorspronkelijke) budgetten voor de eerste drie SDE regelingen (2008-2010). De daar op volgende SDE "+" regelingen hebben van 2011 tm. 2015 slechts 1 ronde per jaar gehad. Van 2016 tm. 2020 zijn er telkens 2 jaarrondes geweest, een voorjaarsronde en een najaarsronde.

SDE 2020-II hoort eigenlijk separaat beschouwd te worden, omdat het een compleet nieuw type regeling is waarbij niet meer energieproductie (uit hernieuwbare bronnen), maar de meest efficiënte CO2 reductie het selectie criterium is geworden (laagste geboden kostprijs per ton CO2 reductie). Met stippellijnen heb ik rechts aangegeven dat er binnen kalenderjaar 2020 van deze compleet nieuw type regeling gebruik is gemaakt (overstap van SDE "+" naar SDE "++"). De vorige "systeemwijziging" betrof de overstap van de oude SDE regeling naar de SDE "+", van 2010 naar 2011, links ook met een vertikale stippellijn aangegeven. SDE heeft het relatief kort, 3 jaren volgehouden, de SDE "+" 9 en een half jaar (met veel resultaat). Nog onduidelijk is of, en zo ja, hoe, de SDE "++" in de nieuwe vorm zal blijven bestaan. Aanvankelijk werd nog gedacht aan ondersteuning tot 2025, maar vanaf dat jaar zijn nieuwe subsidies onder een SDE-achtige regeling niet ondenkbaar, gezien de kamerbrief van Wiebes van 1 oktober 2019. Veel zal afhangen van progressie bij de uitbouw, snelle oplossingen voor de overal gevoelde krapte bij de elektra netcapaciteit, het vinden van kundig personeel, en het optreden van eventuele nieuwe crises die zand in de molen zouden kunnen doen werpen.

In deze grafiek zijn ook (kleine) wijzigingen verwerkt van gealloceerde budgetten voor oudere regelingen, die in de kamerbrief van 24 juni 2019 in een historisch overzicht werden gegeven (figuur 1 in bijlage 1), en die ik in een vorige update voor SDE 2019-II reeds heb verwerkt (zie aldaar voor details van de wijzigingen).

Alle nieuwe en recente cijfers staan in deze ververste grafiek vermeld. Links van de eerste stippellijn de "oude" 3 SDE regelingen (bij zonnestroom gedomineerd door residentiële aanvragen en kleine installaties bij MKB, instellingen e.d.). Rechts alle SDE "+" regelingen, waarbij voor PV de ondercap op 15 kWp werd ingesteld, en er geen bovenlimiet meer was. Vanaf SDE 2016 zijn er telkens twee jaar rondes geweest (voorjaar, blauw, en najaar, oranje), die de toegewezen kalenderjaar budgetten enorm hebben doen "springen". Waren de jaar volumes tm. 2012 nog relatief bescheiden, tussen de 1.401 miljoen Euro (SDE 2008) en ruim 2,5 miljard Euro (SDE 2009, na ophoging van het budget), lagen de beschikte volumes in de drie jaar vanaf 2013 tussen de 3 en ruim 3 en een half miljard Euro. Vanaf 2016 ging "het gas" er op (2020 en Europese verplichtingen bleken angstwekkend dichtbij te zijn gekomen), met 9 miljard onder SDE 2016 toegewezen, een spectaculaire, bijna 11,9 miljard Euro in de twee jaar rondes van SDE 2017, en een hoge toewijzing van 9,8 miljard Euro onder SDE 2018. SDE 2019 viel nog verder terug, maar had dan ook "slechts" 5 miljard Euro, gemaximeerd per ronde. Die werd wel ingevuld onder de najaarsronde, maar binnen SDE 2019-I werd slechts 78% toegekend van de beschikbare 5 miljard Euro: 3.906 miljoen Euro aan toewijzingen. Het totaal onder SDE 2019 werd daarmee 8.906 miljoen Euro. Een toekenning wat op 91% kwam te liggen van het niveau van de beschikkingen onder SDE 2018. En wat zelfs nog iets lager lag dan de oorspronkelijk beschikte 9.012 miljoen Euro onder de 2 SDE 2016 sub-regelingen.

SDE 2020-I, de laatste officiële SDE "+" (voorjaars-)ronde, voegde nog eens 3.303 miljoen Euro aan allocaties toe. De compleet nieuwe SDE 2020-II, de eerste officiële SDE "++" (najaars-)ronde, mocht wederom 5 miljard Euro aan toewijzingen op haar conto bijschrijven. Met deze laatste toevoeging is, sedert de eerste SDE regeling in 2008, er oorspronkelijk een totaal (maximaal) budget toegewezen van 67,1 miljard Euro. Een fors deel daarvan zal echter nooit besteed gaan worden, door een combinatie van grote hoeveelheden reeds uitgevallen (danwel alsnog af te voeren) beschikkingen (laatste overzicht in analyse van 4 augustus 2021), allerlei problemen met projecten zoals krapte bij de regionale netcapaciteit, (tijdelijk) stil liggende energie producties door verschillende oorzaken, minder uit te keren subsidie hoeveelheden als de marktprijzen van energie stijgen, etc. Van bovengenoemd totaal bedrag is oorspronkelijk 5,9 miljard Euro aan de 1e 3 SDE regelingen toegekend, 56,2 miljard Euro voor de opvolgende 14 SDE "+" regelingen, en 5 miljard Euro voor de eerste SDE "++" regeling.

Aandeel zonnestroom op totale budget toewijzingen

In deze grafiek worden, uitgesplitst per jaar ronde de totale toegewezen totaal budgetten voor alle SDE modaliteiten (inclusief zonnestroom) van links naar rechts weergegeven in blauwe kolommen, van SDE 2008 tm. SDE 2010 links, in het grote middenstuk, van SDE "+" 2011 tm. SDE "+" 2020-I, en voor de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020-II, helemaal rechts, het inmiddels in de EZK kamerbrief weergegeven toegewezen budget plafond voor dat jaar (5 miljard Euro). In gele kolommen zijn de tm. SDE 2020-II toegewezen budgetten voor uitsluitend zonnestroom projecten weergegeven (voor beide kolommen rechter Y-as raadplegen). Aangezien voor de zonnestroom allocaties geen eerdere correcties zijn gepubliceerd (i.t.t. voor de totaal budgetten), heb ik de volumes gepubliceerd in de desbetreffende kamerbrieven voor de aparte regelingen gebruikt in deze grafiek. In een lichtgroene stippellijn volgt het daar uit vastgestelde aandeel van die PV project allocaties t.o.v. de totale toekenningen in de betreffende jaar rondes. Dit, in procent, met als referentie de linker Y-as.

Zonnestroom kon lang, tot en met SDE 2012, nauwelijk een deuk in het pakje SDE boter slaan, met toewijzingen van maximaal 101 miljoen Euro onder SDE 2009, slechts 4% van de totale toewijzingen (voor dat jaar 2,55 miljard Euro). SDE 2013 gaf, met iets meer beschikt volume, de opmaat naar de uitzonderlijke SDE 2014 regeling, waarvoor het zeer lang duurde voordat de laatste fase in ging. En er massaal (voor die tijd) werd aangevraagd - en beschikt: Een volume van 1,3 miljard Euro, opeens 37% van het totaal aantal toegewezen budget van ruim 3,5 miljard Euro dat jaar. Toen was er weer een tijdelijke terugval vanwege enorme budget allocaties naar biomassa bijstook in steenkolen centrales, windenergie, en andere concurrerende opties. In de voorjaarsronde van SDE 2016 begon het tij weer definitief te keren voor zonnestroom. Aanvankelijk nog relatief bescheiden, met 172 miljoen Euro. Maar dat werd al 988 miljoen Euro onder de najaarsronde dat jaar (20% van totaal budget allocatie), veerde op naar bijna 2,9 miljard onder SDE 2017 I (49%), en viel daarna weer terug naar een nog steeds respectabel niveau van ruim 2 miljard Euro onder SDE 2018-I. Desondanks was het toen het hoogste aandeel op de totale allocatie (53%), vanwege de zeer bescheiden toekenning van (bijgesteld) "slechts" 3,8 miljard Euro voor alle projecten.

SDE 2018-II liet een absoluut record in toegekend zonnestroom budget zien (bijna 3,3 miljard Euro), en daardoor kwam die regeling t.o.v. de totaal beschikte hoeveelheid van ruim 6 miljard Euro relatief bezien iets boven het niveau van de voorjaarsronde van dat jaar uit (55% i.p.v. 53%). Vanwege de enorme terugval in het toegekende budget binnen de voorjaarsronde van SDE 2019, slechts 3,9 miljard Euro totaal beschikt (er was 5 miljard Euro beschikbaar), én de blijvend hoge toekenning voor zonnestroom (ruim 2,5 miljard Euro), is het relatieve aandeel daarvan vervolgens naar een record hoogte gestegen van ruim 65% van het totaal.

De zeer fors overtekende najaarsronde van SDE 2019 werd door het enorme aanbod aan de goedkoopst "biedende", grootschalige project toewijzingen gekarakteriseerd, en liet daardoor een duidelijke "verslechtering" van het aandeel van de beschikkingen voor zonnestroom zien, resulterend in slechts 1.734 miljoen Euro op een gealloceerd totaal budget van 5 miljard Euro. Een forse "terugval" naar 35% van de totale budget claim. Gezien de enorme gegroeide stapel SDE beschikkingen die toen nog moesten wordt afgewerkt, was dat niet zo rampzalig, en resulteerde dat in wat (relatieve) "rust in de tent" bij installerend Nederland. De vele installateurs hadden met de enorme accumulaties al werk voor de nodige jaartjes, waarbij vakantie nemen eigenlijk een luxe was. Mede gezien de zeer krappe realisatie termijnen voor PV, tussen de anderhalf en drie jaar na ontvangst van de beschikkingen.

Maar "rust" kregen de zo'n 1.700 installerende partijen in Nederland, met de resultaten voor SDE 2020-I beslist niet. Er werd weer een spectaculair extra volume van MEUR 2.148 ge-alloceerd door RVO, op een zeer beperkte totale budget toewijzing van 3.303 miljoen Euro. Vanwege deze opvallende verhouding, was het aandeel van zonnestroom weer kort terug op het oude record niveau van de voorjaars-ronde van SDE 2019: op 65% van de totale budget allocatie.

De eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II liet weer een geheel nieuw speelveld zien, waarbij opgebokst moest worden met compleet nieuwe concurrenten als CCS en elektrische boiler aanvragen. Ondanks deze blijvend felle competitie, heeft PV het nog zeer goed gedaan, waarbij wel het waarschuwende vingertje geheven moet worden, dat de schaalvergroting verder heeft doorgezet, met een gemiddelde beschikking omvang van maar liefst 1 MWp, een niveau wat door talloze kleinere partijen nooit gehaald kan worden. In ieder geval is er met een totaal aan wederom 5 miljard Euro voor alle projecten een substantieel deel aan zonnestroom projecten toegevallen: 2.017 miljoen Euro, 40% van de totale allocatie. Dat is best respectabel, in de vorige analyse werd nog gevreesd voor een te hoog competitie niveau, en een "mogelijk dramatisch omlaag vallend" aandeel voor PV project beschikkingen. Dat blijkt dus heel erg mee te vallen.

Cumulatie

Als we alle oorspronkelijk beschikte volumes voor zonnestroom tussen SDE 2008 en SDE 2020-II optellen, komen we op een accumulatie van 21.801 miljoen Euro, wat maar liefst 32,5% is van de totale allocaties voor alle projecten onder die regimes (67,1 miljard Euro). Inmiddels is hier echter al heel erg veel van afgevallen.

Totaal aantal aanvragen SDE beschikkingen voor PV projecten, en overgebleven hoeveelheid

Voor het totaal aantal aanvragen die ooit zijn gedaan voor zonnestroom projecten, volgt hier onder een update t.o.v. het exemplaar in de analyse van oktober 2020. Hierbij heb ik, rechts in het diagram, SDE 2020-II toegevoegd.

Het enorme aantal, grotendeels residentiële aanvragen voor SDE 2010 (de laatste officiële SDE regeling, voordat deze werd vervangen door de eerste SDE "+", SDE 2011), werd destijds grof door RVO afgeschat op "ruim 52.000", waarvan het allergrootste gedeelte toen direct in de virtuele papiershredders verdween wegens volstrekt ontoereikend budget. Om de cumulatie van de aanvragen verder te kunnen vervolgen in de tijd, heb ik die hoeveelheid destijds op 52.050 stuks gezet. Lange tijd bleef de curve zeer matig stijgen (relatief weinig toevoegingen per SDE regeling). Maar vanaf SDE 2016 is er een bijna rechtlijnige toename, en onder SDE 2019-II - SDE 2020-I zelfs weer een iets verhoogd tempo van aantallen aanvragen terug te zien. Daarna vlakt de groei echter weer iets af.

De accumulatie van ooit aangevraagde SDE beschikkingen voor zonnestroom, nam op het laatst toe van bijna 124 duizend, naar bijna 128 duizend stuks. Die cumulatie werd bereikt met een "relatief bescheiden" volume van 3.989 aanvragen onder SDE 2020-II. Het hoogste aantal aanvragen viel onder de voorganger regeling, SDE "+" 2020-I, waarbij maar liefst 7.395 aanvragen werden ingediend. Van de enorme historisch toegekende volumes is ondertussen ook alweer heel erg veel afgevallen. In de update van 4 augustus 2021 gaf RVO nog 35.937 overgebleven beschikkingen tm. SDE 2020-I op. De status medio oktober 2021 geeft, inclusief de toegevoegde 3.602 toekenningen onder SDE 2020-II, inmiddels een (overgebleven) hoeveelheid van 39.539 stuks (waarvan ondertussen weer het nodige teloor is gegaan). Dat is slechts 31% van het totaal volume aangevraagd tm. SDE 2020-II, wat de aantallen beschikkingen betreft.

Gemiddelde omvang per aanvraag en per beschikking

Voor SDE 2015 en SDE 2016 ronde I zijn, voor de oorspronkelijke aantallen aanvragen, geen bijbehorende capaciteiten in MWp bekend, wel van de overgebleven toegekende projecten. Van de wel bekende aantallen beschikkingen, en de bijbehorende capaciteiten, is de volgende grafiek gereconstrueerd, met de berekende gemiddelde capaciteit per aanvraag / beschikking, per jaar ronde, tot en met SDE 2020-II.

Links van de linker stippellijn wederom de 3 oude SDE regelingen, met zéér bescheiden gemiddelde project beschikkingen van maximaal 28 kWp bij de aanvragen (paars), en slechts 2 kWp (SDE 2008), tot 8 kWp (SDE 2009) bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen (groen). SDE 2011, de eerste SDE "+" regeling, waarbij de bovencap op de aan te vragen systeemgrootte was verwijderd, begon met een anomalie bij de gemiddeld aangevraagde project grootte ("2.445 kWp", laatste fase bij voorganger van RVO), maar bij de oorspronkelijke toekenningen bleef daar maar weinig van over: gemiddeld 74 kWp per beschikking.

Zowel bij de aanvragen als bij de oorspronkelijke toekenningen klommen vervolgens de volumes, naar gemiddeld 363 kWp per aanvraag onder SDE 2014, en 297 kWp bij de oorspronkelijke beschikkingen. Voor de twee rondes daarna is geen informatie voorhanden voor de aanvragen, maar bij de oorspronkelijke beschikkingen daalde het gemiddelde naar 215 kWp onder de voorjaarsronde van SDE 2016. Daarna gingen de vlaggen in de mast, met de enorme budget allocaties van SDE 2017 tot en met SDE 2020-I onder het SDE "+" regime. Grote projecten werden aangevraagd, resulterend in hoge volumes per aanvraag, culminerend in 658 kWp onder SDE 2018-II, wat ook met een record gepaard ging bij de uiteindelijke toekenningen (669 kWp gemiddeld per oorspronkelijke beschikking). Wel is de algemene trend geweest, op SDE 2018-II na, dat er veel minder grote beschikkingen overbleven dan werden aangevraagd, door uitval van kennelijk met name grotere project aanvragen. De discrepantie was onder SDE 2018-I het grootste (588 kWp aangevraagd, doch gemiddeld slechts 453 kWp oorspronkelijk beschikt, 23% minder).

Ook bij de voorjaarsronde van SDE 2019 is bovengenoemde trend zichtbaar, al is die minder uitgesproken: de gemiddelde aanvraag van 564 kWp werd uiteindelijk bij de oorspronkelijke toekenningen een gemiddelde beschikking van 531 kWp, 6% minder. Er zijn minder zeer grote projecten aangevraagd en beschikt dan in de populaire en succesvolle najaarsronde van SDE 2018. Het niveau bij de beschikkingen daalde tussen die twee jaar rondes fors, met 21%.

Sterk afwijkende SDE 2019-II m.b.t. toegekende gemiddelde capaciteit

Weer een compleet ander beeld zien we onder de (oorspronkelijke) beschikkingen van de najaarsronde van SDE 2019. Lag de gemiddelde omvang per beschikking bij de aanvragen, 641 kWp, nog tussen de "normale" niveaus van SDE 2018-II (658 kWp) en SDE 2019-I (564 kWp) in, is het verschil extreem in positieve zin omgeslagen bij de uiteindelijke beschikkingen, zichtbaar in de groene kolom. Nooit eerder is er zo'n hoog gemiddelde per beschikking bereikt als onder SDE 2019-II, waarvoor ik zelfs de Y-as van deze grafiek flink heb moeten aanpassen. Een gemiddelde project beschikking binnen de najaarsronde van SDE 2019 kreeg door RVO oorspronkelijk een capaciteit van 1.982 kWp toegekend ! Niet alleen is dit véél groter dan het gemiddelde bij de aanvragen (een factor 3,1 maal niveau aangevraagd, 641 kWp), wat inhoudt, dat enorm veel beschikkingen voor kleine projecten niet zijn toegekend, maar geprullebakkeerd. Maar ook is dit zeer hoge gemiddelde per beschikking een factor 3 hoger dan het hoogste tm. SDE 2019 behaalde niveau bij de oorspronkelijke toekenningen: 669 kWp onder SDE 2018-II. Het betekent onherroepelijk, dat veel partijen met slechts "kleine" PV projecten van, pak hem beet, een paar 100 kWp op een plat dak, in de najaarsronde van SDE 2019 naast het potje hebben gepiest. Juist de categorie, die kennelijk zo "gewild" is, ook vanwege de flink bediscussieerde "maatschappelijke acceptatie" van zonnestroom, heeft dus een enorme kans gemist binnen SDE 2019-II.

Deze verhouding tussen aangevraagd en beschikt is onder de ingelaste extra SDE "+" ronde, SDE 2020 I (budget: 4 miljard Euro) duidelijk weer genormaliseerd op het "pre-SDE 2019-II niveau". Er werd binnen die laatste SDE "+" regeling voor zonnestroom weer voor een zeer substantieel volume van 4 GWp aan projecten aangevraagd, waarvan de gemiddelde capaciteit 545 kWp was (artikel 21 april 2020). Maar, wederom, de gemiddelde capaciteit bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen werd weer iets lager, namelijk 500 kWp. Ruim 8% lager dan bij de aanvragen. Waarmee de "trend brekende", zwaar overvraagde SDE 2019-II, die vooral zeer grote PV project beschikkingen blijkt te hebben opgeleverd, wederom historie is, de situatie is onder SDE 2020-I weer vergelijkbaar aan die tm. SDE 2019-I.

SDE 2020-II

Het in de vorige analyse geventileerde vermoeden, dat vooral (zeer) grote projecten, met een zeer lage biedprijs ("Euro per ton gereduceerde CO2 emissie") de eindstreep zouden kunnen gaan halen in de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020-II, helemaal rechts weergegeven in de grafiek, is uiteindelijk voor een deel bewaarheid geworden. Het werd bij de aanvragen sowieso een record, met een gemiddelde van 1.052 kWp per aanvraag. Maar nadat alle projecten waren nagevlooid, en de definitieve cijfers voor de uiteindelijk 3.673 toegekende aanvragen bekend waren, bleef voor de gemiddelde omvang van de 3.602 overgebleven zonnestroom beschikkingen een gemiddelde van 1.000 kWp over, 5% minder. Het niveau bleef daarmee beduidend achter bij de SDE 2019-II, ongeveer de helft daarvan. Maar dat was dan ook weer een byzondere regeling met betrekking tot het beperkte aantal overgebleven, gemiddeld zéér grote toekenningen. Duidelijk is in ieder geval, dat SDE 2020-II op het punt van de gemiddelde omvang van de PV project beschikkingen, de tweede plaats inneemt, en zelfs ruim 49% hoger niveau is gekomen dan de nummer drie, SDE 2018-II (669 kWp gemiddeld).

Uiteraard zijn bij de overgebleven beschikkingen, na forse hoeveelheden uitval, de parameters wederom gewijzigd bij de eerdere SDE regelingen. Voor de exacte stand van zaken in de update van 1 juli jl. (tot en met SDE 2020-I), verwijs ik u naar de uitgebreide analyse daarvan (met name de cijfers in de tabel). Daaruit blijkt, dat bij de toen bekende actuele status de gemiddelde omvang van de beschikkingen bij de overgebleven PV-projecten nog slechts 420 kWp per toekenning was (alle overgebleven projecten tm. SDE 2020-I). En dat bij de toen bij RVO bekende gerealiseerde project beschikkingen het gemiddelde nog maar op 245 kWp per beschikking lag (tot en met SDE 2019-II was dat in de vorige update bij de realisaties nog maar 175 kWp gemiddeld). Met daarbij de belangrijke voetnoot, dat veel van de "zeer grote" projecten nog niet zijn gerealiseerd. Die, als ze daadwerkelijk worden opgeleverd, wat gezien de belangen in de meeste gevallen zeer waarschijnlijk zal zijn, daarbij onvoorziene calamiteiten terzijde schuivend, dat laatstgenoemde gemiddelde weer flink kunnen verhogen. Het blijft afwachten, hoe zich dit zal ontvouwen, want ik heb al van enkele grotere projecten capaciteit realisaties gezien die fors lager zijn dan de volumes waarvoor ze zijn beschikt. De waarschijnlijk belangrijkste reden: structurele problemen met de beschikbare netcapaciteit in de betreffende regio. Bij RVO wordt dit ook wel "vrijval" genoemd van toegekende capaciteit per beschikking.

Kengetallen oorspronkelijk beschikte PV projecten tm. SDE 2020 ronde II

In deze laatste grafiek van dit tweede deel over de zonnestroom beschikkingen uit de SDE 2020-II subsidie ronde, de evolutie van drie kengetallen, van SDE 2008 tm. SDE "++" 2020-II. Let op, dat de Y-as logaritmisch is weergegeven voor alle drie de kengetallen. De blauwe kolommen geven de oorspronkelijk aantallen zonnestroom project beschikkingen weer*. De oudste 3 SDE rondes (links van de rode streepjeslijn) hadden grote aantallen (oorspronkelijk) toegekende beschikkingen, grotendeels voor particuliere daken en/of voor kleine bedrijven, scholen, e.d. Een substantieel deel daarvan is trouwens in de loop der jaren alweer afgevallen om diverse redenen (laatste overzicht zie hier).

SDE 2011-2013, de eerste drie SDE "+" regelingen, hadden beperkte aantallen beschikkingen voor PV, tussen de 110 (SDE 2012) en 678 (SDE 2011) exemplaren. SDE 2014 was uitzonderlijk omdat de laatste fase zeer lang op zich liet wachten, en er vele grotere project aanvragen beschikt konden worden, uiteindelijk zelfs 2.973 exemplaren. De terugval in SDE 2015 was opmerkelijk, met slechts 48 toekenningen. De oorzaak: heftige competitie met zowel windenergie, als de enorme deel-budgetten opslokkende steenkolencentrales met biomassa bijstook. Vanaf SDE 2016 is de lijn weer progressief, van 831 naar een voorlopig record van 4.386 stuks onder SDE 2017-I. Dan een lichte terugval, om in de voorjaarsronde van SDE 2019 opnieuw een record te vestigen (dat van SDE 2018-II verbrekend), met 4.738 oorspronkelijk toegekende aanvragen.

Uitzonderlijk is de daar op volgende zeer forse terugval naar nog maar 986 originele beschikkingen onder de najaarsronde van SDE 2019, ver onder het niveau van SDE 2016 II tm. SDE 2019-I. Dit is een gevolg van de combinatie "extreme overtekening" met 4 miljard Euro, én weer hevige competitie van andere modaliteiten, die hun project aanvragen goedkoper konden inzetten per fase. Wat resulteerde in wederom een ongekende, massieve uitval, van (kleinere) zonnestroom project aanvragen, en een zeer beperkt overgebleven contingent aan grotere PV project beschikkingen. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I liet daarna een toch wel verrassend nieuw record zien, van maar liefst 6.882 beschikkingen, wat het voorgaande record onder SDE 2019-I met maar liefst 45% overvleugelde, al was het wel met een iets kleinere gemiddelde omvang per beschikking (zie verder).

Vanwege de extra competitie met andere subsidies slurpende CO2 reducerende opties, brengt de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020-II, het er beslist goed vanaf, met uiteindelijk 3.062 toegekende beschikkingen voor zonnestroom projecten. Daarmee op de 7e plaats komend gerekend vanaf de eerste SDE "+" regeling (SDE 2011).

In oranje kolommen worden de met de aantallen toewijzingen gepaard gaande beschikte capaciteiten in MWp weergegeven. Nog relatief laag in de eerste SDE (29 MWp SDE 2009) en SDE "+" regelingen (17 tot 134 MWp in SDE 2012 en SDE 2013). Al substantieel in de byzondere SDE 2014 (883 MWp). Tijdelijk terugvallend in de zeer mager resultaat hebbende SDE 2015 (11 MWp). En daarna weer gezwind aanzwellend, via 179 MWp onder SDE 2016 I, tot een voorlopig nieuw record onder SDE 2017 I (2.354 MWp), iets terugvallend naar 1.710 MWp onder SDE 2018-I, en weer aantrekkend tot het voor-voorlaatste record van 2.953 MWp oorspronkelijk beschikt onder SDE 2018-II. De daar op volgende regeling, SDE 2019-I vestigde geen record, maar claimde toen de tweede plaats m.b.t. zonnestroom. Er werd 2.515 MWp beschikt.

Deze neergaande lijn werd verder doorgezet onder de zwaar overtekende SDE 2019-II, waarbij nog maar 1.954 MWp werd toegekend, vanwege de bovengenoemde redenen (zware overtekening, én felle competitie met andersoortige projecten). Hiermee kwam SDE 2019-II uit op een niveau tussen dat van de twee SDE 2017 regelingen. Hoe dit echter zal uitpakken bij de uiteindelijke realisaties, moeten we nog zien, want er kan alsnog massieve uitval plaatsvinden. Zoals we juist ook al voor genoemde SDE 2017, en later, de SDE 2018 deel-rondes hebben gezien.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I had, naast het record aantal beschikkingen, aanvankelijk óók het record bij de (oorspronkelijk) beschikte capaciteit te pakken, 3.440 MWp. Dat is 16 en een half procent hoger dan het vorige record onder de najaars-ronde van SDE 2018. Maar dat was van relatief korte duur. De oorspronkelijk beschikte capaciteit onder SDE 2020-II overvleugelde dat record alweer met 4,7%, en kwam uit op het nieuwe record niveau van 3.603 MWp (zichtbaar helemaal rechts in de grafiek).

* Het gaat hier dus feitelijk niet om "gemiddelde project omvang", maar om "gemiddelde omvang [in kWp] per SDE aanvraag of beschikking voor PV projecten". Het komt namelijk regelmatig voor, dat een en dezelfde adres locatie, en vaak zelfs hetzelfde dak, 1 of meer beschikkingen (meestal uit verschillende jaar rondes) heeft gekregen. Polder PV houdt dit zeer zorgvuldig bij, en heeft dan ook in zijn omvangrijke (gerealiseerde) projecten sheet, talloze single-site locaties staan waar 1 of meer SDE beschikkingen voor zijn afgegeven, en vaak ook al zijn ingevuld. Het is goed om dit cruciale verschil op het netvlies te krijgen, omdat daardoor verwarring kan ontstaan over opgeleverde aantallen "projecten", en de capaciteit volumes die daarmee gepaard gaan.

Gemiddelde capaciteit per beschikking

Uit bovenstaande twee parameters kan een belangrijke afgeleide worden berekend, de gemiddelde grootte per project beschikking in kWp. Ook al, koloms-gewijs, getoond in de voorgaande grafiek. Dit gemiddelde vermogen per beschikking is weergegeven in de groene lijn. Deze start zeer laag rond de 2 kWp onder SDE 2008, neemt iets toe tot 8 kWp onder SDE 2009, zakt weer iets in naar 6 kWp onder SDE 2010, maar begint daarna hard omhoog te gaan. Wat natuurlijk veroorzaakt wordt door het weg slopen van de bovencap per beschikking (aanvankelijk 15 kWp, onder de "grote" deel regelingen van SDE 2009 en SDE 2010 naar 100 kWp). En er vanaf de eerste SDE "+" regeling de facto ongelimiteerd grote projecten aangevraagd konden gaan worden. Die voorlopig, onder het SDE "+" regime, meer specifiek, SDE 2020-I, is uitgemond in de grootste "enkelvoudige" beschikking van allemaal, bijna 148 MWp voor het Dorhout Mees project in Biddinghuizen (Fl.), van Solarfields. Grote projecten krijgen echter, afhankelijk van de project opzet, soms meerdere beschikkingen toegewezen, zoals het Vloeivelden Hollandia project op de grens van 1e Exloërmond en Nieuw-Buinen in de Drentse gemeente Borger-Odoorn, waar Polder PV - uiteraard - met de fiets "even" op bezoek ging in september 2020 (zie tweet van 23 september 2020). Dat nu nog grootste gerealiseerde zonnestroom project van Nederland werd in het eerste kwartaal van 2021 opgeleverd, en door Koning Willem-Alexander officieel geopend. Voor de grootste beschikkingen onder SDE 2020-II, zie de laatste paragraaf.

De oorspronkelijk toegekende gemiddelde omvang per beschikking nam, zoals zichtbaar in de grafiek, toe, van 74 kWp onder SDE 2011, naar 297 kWp gemiddeld onder SDE 2014. Zakte toen weer in naar 215 kWp onder SDE 2016 I. Maar werd vervolgens weer een stuk hoger. Aanvankelijk naar 537 kWp (SDE 2017 I), licht inzakkend naar 453 kWp (SDE 2018-I), en wederom fors stijgend naar een tussentijds nieuw record niveau van 669 kWp onder SDE 2018-II. Om weer wat omlaag te gaan naar gemiddeld 531 kWp per beschikking onder SDE 2019-I.

De laatste twee SDE "+" regelingen, tot slot, lieten een heftige fluctuatie zien van deze belangrijke "ijk parameter". SDE 2019-II zorgde voor een nogal grote verrassing: het gemiddelde per beschikte aanvraag steeg plotsklaps extreem, naar maar liefst 1.954 MWp, een trendmatige ontwikkeling die op deze logarithmische schaal in visuele zin nog enigszins wordt "gedempt". Vooral grotere project beschikkingen bleken onder die extreem overtekende regeling te zijn toegekend. De talloze kleinere ontwikkelaars, waaronder ongetwijfeld veel energiecoöperaties en andersoortige lokale initiatiefnemers als gemeentes en midden- en kleinbedrijven, konden een afwijzing in de digitale brievenbus verwachten. Dat ging destijds vrijwel uitsluitend ten koste van talloze kleinere rooftop aanvragen, die het in dit mega geweld niet konden bolwerken t.o.v. de grote projecten bij menig projectontwikkelaar.

De laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, liet de situatie weer in "rustiger" vaarwater terugkeren. Deze slechts licht overtekende regeling, die uiteindelijk bij de beschikkingen maar 3,3 miljard van de beschikbare 4 miljard Euro toegewezen heeft gekregen, resulteerde in twee records bij zonnestroom, zowel voor de aantallen als bij de beschikte capaciteit. De combinatie van deze twee resulteerde in een gemiddelde omvang van 500 kWp per beschikking. Waarmee het niveau van SDE 2019-I iets werd onderboden. Ergo: "terug naar de normaal".

Zoals reeds voorspeld in de voorgaande analyse, werd die tijdelijke trend alweer in de eerste SDE "++" regeling opwaarts bijgesteld. Bij een beduidend lager aantal overgebleven beschikkingen (3.602 stuks) en een record toegekende capaciteit van 3.603 MWp, resulteerde weer een zeer hoge (niet-record) gemiddeld toegekende capaciteit van 1.000 kWp per beschikking.

Ook voor deze parameter "gemiddelde capaciteit per beschikking" geldt weer: na verwijdering van door ontwikkelaars ingetrokken, of om wat voor reden dan ook niet tot realisaties komende project beschikkingen, is dat globale beeld voor de oudere SDE regelingen alweer gewijzigd, en zal dat nog steeds kunnen veranderen, afhankelijk van de verdere uitval binnen die regelingen. Dit geldt met name voor de recente "grote" regelingen, tussen SDE 2016 I en SDE 2020-I.

SDE 2020-II - weer een stapje verder in de schaalvergroting van "Big Solar"

Sowieso werd de beschikking voor Dorhout Mees inmiddels onder de SDE 2020-II ronde alweer overvleugeld. En wel voor het Musselkanaal project wat bekende projectontwikkelaar GroenLeven al een tijd in voorbereiding heeft, en waarvoor destijds door de Minister van Economische Zaken (toen nog Wiebes) de Rijkscoördinatenregeling buiten toepassing is gesteld (Staatscourant publicatie). Hiervoor is, uniek, één beschikking, met een omvang van 175.976 kWp afgegeven, 19% groter dan de beschikking voor Biddinghuizen. En met een maximaal haalbare subsidie voor 76,4 miljoen Euro over een periode van 15 jaar (excl. eventueel "banking year"). Op de 2e plaats komt binnen SDE 2020-II een tweede beschikking voor een uitbreiding van het grote zonnepark van Powerfield in Harpel-Vlagtwedde (aparte project B.V., die net als de voorganger separaat verkocht kan worden aan investeerders), van ruim 131 MWp. Wat, met fase I gecombineerd, een enorm zonnepark van 241 MWp zou kunnen gaan opleveren in deze Groningse gemeente, al kan voor het tweede deel beslist een andere eigenaar gevonden worden dan voor het eerste exemplaar, als het project eenmaal is gebouwd en/of indien voortijdig al een "financial-close" met een of meer investerende partijen wordt bereikt.

Dat eerste deel van het Vlagtwedde project ging, na kort in het bezit van Impax te zijn overgegaan, uiteindelijk over naar het bekende Duitse investerings-huis Encavis, in combinatie met de Versicherungskammer Group (bericht 25 januari 2021).

De derde grootste project beschikking groter dan 100 MWp binnen SDE 2020-II, is voor een van de grootschalige plannen voor combinatie van lijnvormige windturbine opstellingen langs de de dijken van de westkust van de Noordoostpolder (NOP, Fl.), met lang-gerekte zonnevelden tussen de "voeten" van de turbines. Onderhavig exemplaar betreft Zonnepark Noordermeerdijk (NW deel van NOP dijk), en heeft een beschikking voor bijna 108 MWp. Een tweede exemplaar is beschikt voor de windturbines langs de Westermeerweg, westelijk van Espel, een stuk zuidelijker (ruim 96 MWp beschikt). N.a.v de tweet die Polder PV plaatste over deze grootste SDE beschikkingen onder het nieuwe SDE "++" regime, nam Energeia contact met de webmaster op, en publiceerde na eigen onderzoek een artikel (pay-wall).

Voor het allergrootste solar project in voorbereiding, Energielandgoed Wells Meer in de Limburgse gemeente Bergen (mogelijk 271 MWp groot wordend wat de PV component betreft), is / zijn echter nog steeds geen beschikking(en) bekend. Waarschijnlijk wordt door de gemeente gewacht op definitieve, harde toezeggingen van hoogspannings-netbeheerder TenneT dat er daadwerkelijk een nieuw, noodzakelijk, trafostation gaat komen, voordat er een aanvraag onder het SDE "++" regime zal worden gedaan bij RVO.

Dit is deel 2 van de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2020 najaarsronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

(1) SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"), definitief toegekend. Deel 1. Beschikkingen - CCS hoogste budget toekenning; nieuw record 3.603 MWp PV beschikt (18 oktober 2021)

(2) huidige artikel

(3) SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (28 oktober 2021)

Extern:

Kamerbrief over Veegbrief SDE++ (MinEZK Rijksoverheid, 14 oktober 2021)

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO met cijfers over alle SDE regelingen)


18 oktober 2021: SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"), definitief toegekend. Deel 1. Beschikkingen - CCS hoogste budget toekenning; nieuw record 3.603 MWp PV beschikt. Op 14 oktober verscheen eindelijk de kamerbrief met de definitieve toekenningen voor de eerste "verbrede" SDE regeling, in ambtelijk jargon de SDE "++", najaars-ronde van 2020. Op 1 juni dit jaar was het grootste deel van het te alloceren budget al toegekend en, vanwege een belangrijke aankomende vergadering in de Tweede Kamer, daarvóór gepubliceerd (bericht 8 juni 2021, 4.669 miljoen van de beschikbare 5 miljard Euro). Er waren toen nog 322 beschikkingen over om te beoordelen, en dat proces heeft kennelijk maar liefst dik 4 maanden tijd gekost. Vlak voor afgelopen weekend werd eindelijk het resultaat bekend gemaakt, 301 dagen na het sluiten van de laatste, 4e inschrijvings-fase, op 17 december 2020. Met in de kamerbrief ("Veegbrief SDE++") de definitieve toewijzingen voor de eerste SDE "++" ronde, najaar 2020, en, onder anderen, de afhandeling van diverse in de Tweede Kamer aangenomen moties, en een paragraaf over branden en verzekerbaarheid van PV installaties.

In dit eerste artikel de primaire resultaten van de eerste SDE "++" ronde, die, net als haar voorganger regeling (laatste SDE "+", voorjaar 2020), wederom een record vermogen aan beschikte capaciteit heeft opgeleverd voor zonnestroom, ruim 3,6 GWp (0,2 GWp meer dan in voorjaar 2020). Het ter beschikking staande budget (5 miljard Euro, dat was nog 4 miljard Euro in voorjaar 2020) is uiteindelijk volledig ingevuld, er zijn dus uiteindelijk genoeg geldige beschikkingen gevonden om de pot "vol" te maken. Dat laat natuurlijk onverlet, dat van de beschikte projecten, 3.673 in totaal, er uiteindelijk toch weer veel zullen gaan afvallen, gezien de soms schokkende historie van het SDE dossier. Zonnestroom is, in tegenstelling tot de situatie bij de voorgaande regelingen, op het punt van budget toewijzingen voor het eerst in langere tijd niet meer kampioen. De nieuwe "CO2 vermijdende" optie, CCS (het opslaan van industrieel geproduceerde CO2 in cavernes onder de grond), claimt in de huidige eerste SDE "++" regeling maar liefst 2.123 miljoen Euro, voor slechts 6 projecten. Wel is zonnestroom nu "goede tweede", met 2.017 miljoen Euro budget claim. Wat ruim 40% van de beschikbare 5 miljard Euro is. In de laatste SDE "+" regeling was het aandeel voor zonnestroom een stuk hoger (CCS was toen niet mogelijk), met zelfs 65% van de uiteindelijk totaal beschikte 3,3 miljard Euro.

SDE "++" 2020-II
Hier onder volgt de stand van zaken rond de reeds op 17 december 2020 gesloten SDE 2020-II (najaars-) ronde. Hiervoor was 5 miljard Euro budget gereserveerd, op 1 juni dit jaar was daar al ruim 93% van toegekend, maar voor de resterende 7% was het blijkbaar erg lastig om de betreffende projecten goedgekeurd te krijgen. In onderstaande tabel heb ik de data voor alle aan te vragen opties koloms-gewijs naast elkaar gezet. Links telkens de data bij de aanvragen, er naast de resultaten bij de oorspronkelijke beschikkingen in de kamerbrief van 14 oktober 2020, en daar weer naast de "score" in procent van beschikt t.o.v. aangevraagd. Dit, voor de aantallen aanvragen, de daarmee gepaard gaande capaciteiten (in MW, voor zonnestroom in MWp), en voor de maximale gevraagde cq. beschikte subsidies.


^^^
Klik op plaatje voor tabel in separaat venster

In tegenstelling tot de laatste SDE"+" regeling, SDE 2020-I, die voor slechts 83% van het beschikbaar gestelde budget van 4 miljard Euro werd toegekend, is net als onder de najaars-ronde van SDE 2019, bij een vergelijkbaar budget van 5 miljard Euro, onder de eerste SDE"++" regeling, SDE 2020-II, het volledige bedrag ingevuld (groen gemarkeerd vakje).

Bij de aanvragen onder SDE 2020-II was er 28% teveel geclaimd (6.397 miljoen Euro). Sinds de tussenstand van 1 juni, toen al 3.486 miljoen Euro was toegekend, meldt staatssecretaris Yesilgöz-Zegerius van MinEZK, dat er uiteindelijk voor 1.364 miljoen Euro aan projecten is afgewezen. Deels vanwege inhoudelijk niet correcte data van de aanvragen, deels zijn er zelfs alweer projecten door de aanvragers ingetrokken. Voor het begin juni nog openstaande bedrag zijn er voor 73 miljoen Euro extra nog 176 PV projecten (waarvan 5 veld-installaties) toegekend, alsmede 5 elektrische boiler-, 2 biogas-, en 1 "rest"warmte project, gezamenlijk goed voor 262 miljoen Euro. 674 miljoen Euro bij de aangevraagde projecten zou buiten de beschikbare 5 miljard aan budget zijn gevallen. Omdat deze projecten niet inhoudelijk beoordeeld konden worden, is echter niet duidelijk of die bij een ruimer budget alsnog toegekend hadden kunnen worden.

Bovenstaande onverlet, voor zonnestroom waren oorspronkelijk in totaal 3.989 projecten met in totaal 4.195 MWp aan capaciteit aangevraagd. Hiervan is een respectabel volume van 3.602 beschikkingen, goed voor een capaciteit van 3.603 MWp, toegekend.

De toegekende hoeveelheid van 3.602 zonnestroom beschikkingen, ruim 90% van het totaal aantal aangevraagde exemplaren, iets lager dan de 93,1% onder de laatste SDE"+", voorjaars-ronde van 2020, is beslist niet het hoogste in de SDE historie. Zie daarvoor de tabel in de laatste RVO - SDE update van 1 juli dit jaar. Wat dat aantal betreft, komt SDE 2020-II op de 7e plaats sinds het eerste SDE"+" regime (SDE 2011), met SDE 2020-I als absolute record houder met oorspronkelijk 6.882 toekenningen. Ook de budget toekenning was niet het hoogst, dat ging deze maal naar het door velen gevreesde CCS gebeuren, met 2.123 miljoen Euro. Zonnestroom blijft echter "goede tweede", met 2.017 miljoen Euro aan toekenningen (1.153 mln naar rooftops, 864 mln voor "veld- of op water" projecten).

Ondanks deze mindere "prestaties" bij het toegekende aantal beschikkingen en het gealloceerde maximale budget, hebben we met de eerste SDE "++" ronde wel een record voor zonnestroom te pakken bij het toegekende vermogen. Dat was al zo bij de tussenstand van 1 juli, met de definitieve toekenning van 3.603 MWp is wederom de schaalvergroting verder toegenomen, en is er 4,7% meer capaciteit beschikt dan bij voormalig recordhouder, SDE 2020-I, waarvoor oorspronkelijk 3.440 MWp aan beschikte capaciteit was afgegeven door RVO. De 3.603 MWp toegekend betreft een score van 85,9% t.o.v. het aangevraagde volume. Dat is uiteindelijk zelfs iets beter geworden dan de 85,3% onder SDE 2020-I, en mag, gezien de extra concurrentie met grote budget slurpers als CCS beslist als prima resultaat worden genoteerd.

Zonnestroom beschikkingen uitgesplitst

Voor het eerst is er in de kamerbrief voor zonnestroom ook een uitsplitsing weergegeven in toekenningen voor rooftop projecten en alles wat daarbuiten valt (althans, MinEZK geeft daarvoor de omschrijving "op veld of op water"). Die is behoorlijk evenredig verdeeld over beide "categorieën", wat de capaciteit betreft, 1.851 MWp voor rooftop beschikkingen, resp. 1.752 MWp voor "veld / water" projecten. Maar, uiteraard, bij de aantallen, is die verhouding sterk in het voordeel van de gemiddeld véél kleinere rooftop projecten: 3.488 beschikkingen, een factor 31 maal zo hoog dan de 114 projecten op water resp. in het veld. Deze zeer verschillende verhouding is goed terug te zien in de berekende gemiddelde capaciteit per beschikking. Deze komt neer op gemiddeld zo'n 1 MWp per toekenning, maar voor de rooftops is dat slechts gemiddeld 531 kWp, voor de categorie "veld- of op water" is dat een spectaculaire 15,4 MWp gemiddeld per beschikking, een factor 29 maal zo hoog ! Ook hieruit blijkt dat, wie "geen" zonneparken in het veld of op het water wil, met een eigen, rap implementeerbaar, betaalbaar, en schoon alternatief zal moeten komen, want 1,8 GWp aan beschikte capaciteit voor die categorie (veld / op water) is beslist niet simpel te vervangen voor "iets anders". Bovendien, áls er al een alternatief zou zijn, namelijk nóg meer projecten op daken, gaat dat vele jaren duren voordat dat te realiseren is (deskundig personeel, aanpassen dakconstructie, ongunstiger businesmodellen, enorme inspanningen te verwachten, om duizenden dakeigenaren zo ver te krijgen, you name it). Die tijd hebben we helemaal niet.

Als we de gemiddelde beschikte capaciteit per toekenning in de historie terug kijken, is SDE 2020-II ook niet de kampioen. Het record bij alle zonnestroom projecten viel namelijk toe aan de extreem sterk overschreven SDE 2019-II, wat met een relatief laag volume van, uiteindelijk, 986 project beschikkingen, wel maar liefst 1.954 MWp toegewezen kreeg. Dit resulteerde voor die historische regeling (met enorm veel uitval van talloze kleinere rooftop project aanvragen), in een record gemiddelde van 1.982 kWp per beschikking. SDE 2020-II is wel op de 2e plek gekomen, nog ver voor SDE 2018-II, toen een gemiddelde van 670 kWp per beschikking werd gehaald. Wel is het zo, dat voor de categorie veldopstellingen onder SDE 2019-II (toen géén floating solar beschikkingen gemarkeerd) een gemiddelde van 12,4 MWp per beschikking werd genoteerd. Daar gaat SDE 2020-II met genoemde 15,4 MWp gemiddeld (voor combi veld / op water) alweer met bijna een kwart overheen.

Kaartje toegekende projecten

RVO gaf op hun website ook nog een (niet-interactief) kaartje met de geografische verspreiding van de toegekende projecten:

In oranje zijn de PV beschikkingen voor rooftop projecten weergegeven, in rose ditto voor zonnestroom projecten op land of op water. Kristalhelder is, dat noord-oost Nederland er ditmaal bekaaid van af komt met nieuw toegekende projecten, wat natuurlijk alles heeft te maken met de blijvend grote problemen met de beschikbare netcapaciteit in die regio. Wat op de Nederlandse net congestie kaart van Netbeheer Nederland goed is terug te zien. Goed is ook de "bruine vlek" van de nieuw beschikte CCS projecten in de contreien van Rotterdam zichtbaar. De CO2 wordt daar normaliter massaal de lucht in geslingerd door de industrie daar, de feitelijke opslag zou in cavernes onder de Noordzee moeten gaan plaatsvinden.

Tot nog toe geeft RVO nog geen verdere project details. De verwachting is dat die alsnog gepubliceerd gaan worden, zoals voor alle 17 voorgaande SDE en SDE "+" regelingen.

Te verwachten reducties CO2 onder SDE 2020-II, en energie hoeveelheden

MinEZK gaat in de huidige kamerbrief niet (meer) in op de toewijzingen aan maximale hoeveelheden te subsidiëren energie. De focus is immers sedert deze eerste SDE"++" regeling verschoven naar de maximale CO2 reductie (per jaar). Hiervoor zijn achteraan in bovenstaande tabel 2 kolommen toegevoegd, met de gealloceerde CO2 reductie per jaar in Megatonnen, en de daarvoor benodigde zogenaamde "subsidie intensiteit", in Euro per ton CO2 reductie. Dit, omdat de nieuw toegevoegde opties (onderste helft van de tabel) niet zomaar zijn te vergelijken met de "oude" opties bovenaan in de tabel, op het vlak van te verwachten energie producties. CO2 opslag kost alleen maar energie, en genereert niets. Het is natuurlijk wel een probaat middel om significante hoeveelheden CO2 "niet meer in de atmosfeer te laten belanden". Al kijkt menig expert er met sterk gemengde gevoelens naar, omdat het niets verduurzaamt aan de emitterende industrie.

In de eerste nieuwe kolom, blijkt de hoogste CO2 reductie per jaar - uiteraard - aan CCS toe te vallen, waarvoor 2,34 megaton per jaar aan reductie valt te verwachten, als alle 6 toegekende projecten ook daadwerkelijk doorgang zullen vinden. Goede tweede is zonnestroom, waarvoor 0,64 megaton/jaar reductie valt te verwachten, verdeeld over 0,33 Mton/jr voor toegekende rooftop projecten, en nog eens 0,31 Mton/jr voor de categorie "veld- of drijvend op water". Alle "oudere types", nog onder SDE"+" regimes vallende duurzame energie genererende projecten komen in deze ronde op 0,82 Mton/jr (bovenste helft van de tabel). De nieuwe projecten, CO2 afvang, elektische boilers, warmtepompen, restwarmte, en aquathermie, zouden 2,63 Mton/jr gaan inbrengen, een factor 3,2 maal zo veel. In totaal zou met deze eerste SDE"++" ronde 3,43 Mton CO2 reductie per jaar bereikt kunnen gaan worden, als alles tenminste zou worden gerealiseerd. Wat, gezien de historie van de SDE - SDE"+" regimes, sterk mag worden betwijfeld.

In de laatste kolom vinden we bij de berekende "subsidie-intensiteit" de laagste waarde voor windenergie, met een zeer lage 38 Euro per vermeden ton CO2. Bij de "energie producerende" opties bovenaan in de tabel doet zonnestroom het beslist niet slecht, met voor de rooftop projecten 67 Euro/ton, gevolgd door 86 Euro/ton bij de veld / op water projecten. Biomassa warmte & WKK komt er een stuk slechter van af, met 111 Euro/ton. Thermische zonne-energie, waarvoor weliswaar 2 beschikkingen zijn afgegeven, maar kennelijk voor dermate kleine projecten, dat de capaciteit, afgerond, op "nul" is gesteld, zit op 129 Euro/ton. Biogas projecten zijn relatief het duurst bij deze vergelijkings-maatstaf, met maar liefst 164 Euro/ton.

Bij de nieuwe opties in de onderste helft van de tabel schommelen de subsidie intensiteiten op relatief lage(re) niveaus, exclusief CCS tussen de 54 Euro/ton voor aquatermie (2 van 4 projecten toegekend, 29 MWth. vermogen), tot 109 Euro/ton voor de elektrische boiler projecten (14 beschikkingen van 27 aanvragen, 389 MW). Voor alle toegekende projecten bij elkaar, zou een subsidie intensiteit van 71 Euro/ton CO2 zijn geclaimd.

Energie - stroom productie

In de kamerbrief over de voorjaars-regeling van 2020 (SDE"+") waren wel nog aparte kolommen voor de te verwachten energie hoeveelheden gepubliceerd. Er is onder die regeling 20,3 PJ aan (maximaal) te subsidiëren duurzame energie toekend. Dergelijke opgaves ontbreken, in ieder geval in de kamerbrief, voor de huidige SDE 2020-II regeling. De staatssecretaris gaat in de update voor SDE 2020-II wel in op het "35 TWh op land" doel voor 2030. Zij stelt, dat het bereiken van dat doel bij elke ronde zal worden ge-evalueerd. De verwachting is in ieder geval dat genoemde doelstelling gerealiseerd zou kunnen gaan worden in de openstellings-ronde van 2022 of 2023 (1-malig per jaar, onder het nu vigerende SDE"++" regime).

Monumentale berg beschikkingen voor zonnestroom verder gegroeid

Met de huidige 3.603 MWp toegekende extra zonnestroom projecten, komt het totaal aan toekenningen in de SDE historie, met de enorme "stapel" van alle overgebleven beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "+" 2020-I gecombineerd (status 1 juli 2021 15.107 MWp), op maar liefst 18.710 MWp (ruim 18,7 GWp), een spectaculair volume. Ook al is daar sowieso weer een nog onbekend volume van afgevallen sedert de 1 juli update van RVO (recentere cijfers nog niet beschikbaar), en zal er beslist nog veel meer volume van gaan verdwijnen omdat de capaciteits-problemen op de nationale distributienetten hardnekkig zijn, en een flink hoofdpijn dossier voor verduurzamend Nederland zijn geworden.

Bovenstaande daargelaten, genoemde 18,7 GWp is in ieder geval qua omvang al ruim 1,7 maal de momenteel door CBS gehanteerde 10.717 MWp gerealiseerde accumulatie aan het eind van 2020. Het volgens RVO op peildatum 1 juli 2021 "gerealiseerde" vermogen bij de SDE beschikkingen zou slechts 6,1 GWp zijn geweest, een derde van de nu bekende accumulatie incl. SDE 2020-II.

Bij CertiQ stond eind september dit jaar ruim 6,7 GWp aan realisaties van gecertificeerde PV capaciteit in de boeken, het overgrote merendeel daarvan is SDE beschikt volume. Ook dat is nog maar 36% (realisaties) van de nu bekende accumulatie van toegekende (beschikte) capaciteit onder de SDE - SDE "+" regimes, tot en met SDE 2020-II.

Rooftop solar - nooks and crannies

Met betrekking tot SDE en zonnestroom op daken, heeft de staatssecretaris in de kamerbrief nog enkele opmerkingen gemaakt.

Er is, op basis van een toezegging aan voormalig CU Kamerlid Dik-Faber (punt 8 in de brief), opnieuw gekeken naar de hoogte van de basisbedragen voor zonnestroom projecten op daken. Yesilgöz-Zegerius is van mening dat, vanwege het (NB: véél) hogere eigenverbruik on-site bij rooftop projecten dan bij veld-installaties, deze projecten hoger in de rangschikking, ook onder SDE"++" condities komen, en dus een grotere kans maken op een beschikking. Bovendien zou RVO hebben vastgesteld dat veel dak project aanvragen ónder het vigerende basisbedrag indienen, wat een indicatie zou zijn dat genoemd basisbedrag beslist niet te laag zou zijn.

Wel is de "non-realisatie" van een enorme hoeveelheid beschikkingen voor zon op dak projecten (zie laatste overzicht, peildatum 1 juli 2021 reeds 4 GWp aan beschikte capaciteit verloren gegaan, op Polder PV), een punt van zorg. Dat werd ook al duidelijk uit de recent verschenen "Monitor Zon-pv in Nederland" van RVO. Er zijn nogal verschillende redenen dat beschikte projecten alsnog niet doorgaan. Hieronder vallen de bekende tekort schietende (te lichte) dak constructie, een verslechterde businesscase van het betreffende project (incl. genoemde dak constructie probleem, in de loop van de tijd tekort schietende netcapaciteit, zelfs al is er een transport indicatie afgegeven, problemen met oplopende verzekerings-premies, resp. het overschrijden van de beschikbare realisatie tijd), wegvallen van een deel van de beschikbare subsidie vanwege vertraagde opstart van het project, of zelfs een dakeigenaar die een lease constructie niet (meer) zag zitten, en zich terugtrok uit het geplande project.

Zonnestroom en verzekeringen

In een A4-tje in de SDE"++" brief gaat de staatssecretaris ook in op de problemen rond de verzekerbaarheid van met name roof-top zonnestroom projecten. Wat met name een issue is geworden n.a.v. de grote problemen met de verzekering van het Thialf stadion rooftop project in Heerenveen, en de schokgolven die vervolgens door de zon op daken wereld heen walsten. Hierin de zeer voorspelbare conclusie, op basis van onderzoek van TKI Urban Energy, dat zonnepanelen "zelden de oorzaak van branden bij bedrijfspanden" blijken te zijn. Al wordt daarbij als voorwaarde gezien dat de data "verzameling" op dat punt verbetering behoeft. Ik verwijs het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor de zoveelste maal gaarne naar mijn sedert 2010 bijgehouden zonnepanelen en brand dossier, waar een unieke verzameling brand incidenten uitvoerig is geïnventariseerd en besproken tot op de dag van vandaag (2021, naar beneden scrollen voor eerdere incidenten). Tot nog toe zwijgen alle instanties als het graf over deze unieke verzameling rapportages ...

Yesilgöz-Zegerius stelt dat verzekeraars, naast de "kans" op brand op grotere utiliteits-daken, ook de financiële waarde van pand en inboedel meerekenen in hun premies. Hierdoor worden soms extra eisen gesteld aan de aan te brengen installaties, wat soms tot hogere premies leidt, en als gevolg daarvan een slechtere business-case voor dergelijke projecten.

Er wordt momenteel door alle betrokken partijen gewerkt aan oplossingen voor "een gedeeld beeld over veiligheid" m.b.t. rooftop projecten en aan te brengen PV installaties. Als mogelijke oplossingsrichtingen worden bijvoorbeeld brandwerende coatings, vroegtijdige foutdetectie (vlamboog signalering), en zelfs "lichtere zonnepanelen" gezien. Dergelijke innovaties zouden kostenverhogende maatregelen (deels) kunnen compenseren, waardoor een business-case alsnog rond te rekenen dan wel acceptabel zou zijn voor de investeerder.

In ieder geval wordt gewerkt aan een versnelde, objectieve beoordelings-methodiek binnen het NEN normkader, om de brandveiligheid van rooftop projecten (nog verder) te verbeteren. Ook wordt aan een "nationale database met gebouwbranden en de aanwezigheid van zonnepanelen daarbij" gedacht. Inkoppertje voor open doel: het aantal branden waarbij zonnepanelen "betrokken" zijn, zal, vanwege de enorme stijging van het aantal panden met zonnepanelen, verder stijgen. De crux is natuurlijk: wat is de expliciete causaliteit tussen "aanwezigheid zonnepanelen en de ontstane brand" dan wel? Polder PV voorspelt, mede op basis van zijn unieke zonnepanelen en brand dossier, dat het aantal branden expliciet veroorzaakt door zonnepanelen resp. PV installaties, marginaal zal zijn, en marginaal zal blijven. Met uitzondering van BIPV installaties, die, vanwege hun specifieke karakter (connectoren vrijwel op het dakbeschot liggend), zeer zorgvuldig geinspecteerd dienen te worden, omdat de risico op brand daar te hoog is gebleken, zoals uit de incidentenlijst van de afgelopen jaren blijkt.


Afhandeling kamer moties rond SDE regelingen

Een substantieel deel van de kamerbrief behandelt de afhandeling van maar liefst 7 moties cq. toezeggingen, die in de Tweede Kamer zijn aangenomen rond de SDE subsidie regelingen. Ik behandel ze hier beknopt, voor uitgebreid antwoord zie de hieronder gelinkte kamerbrief van Yesilgöz-Zegerius.

(1) Motie "voorkomen gezondheids-schade" a.g.v. SDE subsidie beschikkingen (Lee-Thijssen, GroenLinks, 16 sep. 2021). Geen extra toetsing meer nodig omdat eventuele gevolgen voor de volksgezondheid reeds uitgebreid zijn geborgd in de benodigde vergunningstrajecten vóórdat er überhaupt SDE subsidie aangevraagd kan worden. Uitzondering voor CO2 afvang- en gebruik projecten, die echter sowieso alsnog zo'n Wabo-vergunning moeten aanvragen, anders kan het project geen doorgang vinden.

(2) Motie SDE"++" tarieven in verhouding tot te verwachten ETS marktprijzen (Grinwis, CU, et al., 11 mei 2021). Er wordt in de PBL ramingen en in de uiteindelijke toewijzingen al jaren rekening gehouden met zowel (forse) uitval van beschikte projecten, als van tegenvallende producties van de installaties, deels a.g.v. oplopende ETS prijzen. Hierdoor zou al worden voorkomen dat reserves in de SDE (++) teveel gaan oplopen. Indien er opvallend hoge uitval van projecten is en/of minder productie dan verwacht, wordt in volgende rondes de hoogte van het openstellings-budget (plafond) indien nodig, bijgesteld.

(3) Kwaliteits-borging bij installateurs van warmtepompen en zonnepanelen (Van der Lee, GroenLinks, 18 dec. 2019). Verwezen wordt naar door de branche organisaties onderschreven kwaliteits-eisen binnen de erkenning voor het behalen van het InstallQ keurmerk. Voor warmtepompen worden de huidige eisen herzien, voor zonnestroom is het "Vakmanschap Zonnestroom" in het leven geroepen door Techniek Nederland en samenwerkende partijen, met verzekeraars is door Holland Solar de certificerings-regeling Scios Scope 12 in het leven geroepen voor deugdelijke onafhankelijke inspecties van opgeleverde zonnestroom projecten.

(4) Werking van het systeem van Garanties van Oorsprong (GvO's, o.a. motie Sienot - D'66 / Dik-Faber - CU, 3 dec. 2020). De staatssecretaris gaat dieper in op het al 20 jaar werkende (doch in Nederland blijvend slecht begrepen) systeem van groencertificaten in ons land. Een van de punten is de verbetering van de "additionaliteit" van het systeem. Zoals maandelijks uitvoerig bericht door Polder PV, worden er al jaren heel erg veel GvO's uit Europa geïmporteerd om Nederlandse stroomcontracten "te vergroenen", en in tegenstelling tot de beginjaren, is daarbij het aandeel hydropower GvO's flink verminderd, ten bate van de import van grote hoeveelheden certificaten van windturbine- en zonnestroom projecten elders in Europa, die beslist als "additioneel" gezien mogen worden (vrijwel allemaal nieuwe projecten betreffend). Zie o.a. de detail analyse van de nationale productie, im- en export van GvO's op basis van de CertiQ data voor het kalenderjaar 2020 op Polder PV, en voorbeeld import / export volumes en type in overzicht voor mei 2017.

De staatssecretaris wil nu het systeem weer gaan aanpassen, door, naast het type GvO (biomassa, wind, zon, resp. waterkracht), óók het land van import op de stroometiketten te gaan vermelden, zodat, althans, dat is de verwachting, de eindverbruiker ook hiermee "gestuurd" zou kunnen worden in zijn / haar gepercipieerde oordeel over de (meer)waarde van dergelijke certificaten om de eigen stroommix mee te vergroenen.

Verder wordt ingegaan op eventuele Europa-brede pogingen om ook waterstof productie en -verbruik binnen het bestaande GvO systeem een plaats te geven. Dit zal een nogal forse investering vergen, waterstof is immers geen energie productie entiteit, maar slechts een "opslag middel", een "energie-drager", wat zowel met fossiele als met duurzame energie gegenereerd kan worden. In de kamerbrief worden enkele problemen opgesomd waar op dat punt aandacht aan besteed dient te worden. Ook wordt hier kort de al langer bestaande plannen van CertiQ aangestipt, dat het tijd stempel van GvO's fijner zou moeten gaan worden. Tot nog toe was dat productie per maand, maar er wordt al gedacht aan stempels per uur of zelfs per kwartier, om de uitgifte meer "real-time" gegarandeerd te krijgen. Ik geef u op een briefje: hiervoor dienen nogal heftige data protocollen opgetuigd te worden, omdat het om enorme hoeveelheid gevoelige data gaat, en deze 100% betrouwbaar en nauwkeurig zal moeten zijn / worden. Dat wordt data-technisch gezien een "majeure" operatie.

(5) Bij / meestook biomassa centrales (motie Van Raan, PvdD & Leijten, SP, 11 mei 2021; reactie in kamerbrief regering, 28 juni 2021). De staatssecretaris geeft detail info over de beschikkingen en reeds gerealiseerde budget uitkeringen voor de biomassa bijstokende steenkolen centrales. 7 beschikkingen (SDE 2016 - 2017), 4 kolencentrales betreffend, 3,5 miljard Euro beschikt, per 1 jan. 2021 daarvan nog 2,9 md Euro over, goed voor max. 158 PJ elektriciteit in 6-7 jaar tijd (bijna 44 TWh). Er is tm. eind 2020 reeds 443 miljoen Euro uitbetaald aan de beschikking houders.

(6) Houtpellets en SDE (motie Sienot, D'66, et al., 20 nov. 2019). Duurzaamheid en beschikbaarheid van houtpellets voor onder SDE regimes vallende projecten is inmiddels geborgd binnen het "Duurzaamheidskader voor biomassa".

(7) Fiscale prikkels voor fossiele brandstoffen afbouwen (motie Van der Lee, GroenLinks, alweer van 16 jan. 2018 !). Inmiddels is een voorstel van de Europese Commissie gelanceerd om vrijstellingen op dit gebied in Europa af te bouwen "of te beperken". Het gaat daarbij o.a. op de hoogte van (vrijstellingen van) energiebelastingen. Het politieke onderhandelings-proces is echter nog pril, er kan nog wel het een en ander aan de voorstellen wijzigen, op basis van inbreng van de lidstaten. Een tricky point is hier dat er unaniem over een definitief voorstel besloten dient te worden. De belangen van sommige staten zijn erg hoog, dus dat kan best een breekpunt gaan worden in de onderhandelingen. Wat Nederland betreft, zijn er al diverse kamerstukken op dit punt verstuurd, waar onder financiering van de energietransitie, en de toekomst van de - te wensen - ontwikkelingen bij de energiebelastingen, én de ODE heffingen, waar uit de "onrendabele top" van de vele duizenden SDE-gesubsidieerde projecten worden gefinancierd.

Onverschuldigde subsidie betalingen voorjaar 2021

Zoals elke organisatie, is ook RVO niet verschoond van fouten. Er blijken foutieve betalingen te zijn gedaan aan SDE"+" projecten vanwege een software fout in de betalings-software. Van de 41 miljoen Euro die onterecht is uitgekeerd, is inmiddels al 40 miljoen Euro terug-gevorderd, of verrekend. Op 172 dossiers zou nog zo'n 800 duizend Euro openstaan, de verwachting is dat dit bedrag binnen afzienbare termijn zal zijn geïncasseerd of verrekend met openstaande subsidie toekenningen bij de betreffende project beheerders.

SDE 2021 gestart

De volgende SDE subsidie ronde is inmiddels, op 5 oktober, alweer van start gegaan. Wederom met 5 miljard Euro budget, met keuze uit een twintigtal categorieën. Waaronder uiteraard weer zonnestroom, met een keuze optie uit maar liefst 6 deel-categorieën. Deze nieuwste regeling sluit in de namiddag van 11 oktober, na wederom 4 fases te hebben doorlopen, met als piketpaal de aan te vragen "subsidie intensiteit", met fasegrenzen liggend op de 60, 80, 115, resp. 300 Euro per ton CO2 reductie. Zie de SDE "++" pagina van RVO voor meer informatie.

Dit is deel 1 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE "++" 2020 najaarsronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV.

Bronnen

Intern:

Resultaten beschikkingen najaarsronde SDE 2020 - definitief. Deel 1. Status 14 oktober 2021 (huidige artikel)

(2) SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (19 oktober 2021)

(3) SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (28 oktober 2021)

En verder:

Resultaten beschikkingen najaarsronde SDE 2020 - voorlopige status 1 juli 2020 (9 juni 2021)

Resultaten aanvragen najaarsronde SDE 2020 (15 januari 2021)

Resultaten beschikkingen voorjaarsronde SDE 2020 (2 oktober 2020)

Resultaten beschikkingen najaarsronde SDE 2019 (25 juni 2020)

Resultaten aanvragen voorjaarsronde SDE 2020 (21 april 2020)

Resultaten beschikkingen voorjaarsronde SDE 2019 (12 november 2019)

Extern:

Ondernemers zetten stappen in klimaatdoelstelling met SDE++ (RVO, 14 oktober 2021)

Kamerbrief over Veegbrief SDE++ (MinEZK Rijksoverheid, 14 oktober 2021)

Monitor Zon-pv 2021 in Nederland (RVO, 23 september 2021, met name status "vrijval" SDE beschikkingen)


14 oktober 2021. Kwartaal update zonnestroom capaciteit Alliander tm. Q3 2021. 4.407 MW accumulatie, kwartaalgroei terug gevallen naar 301 MW. Het grootste net-bedrijf, Alliander, heeft wederom op haar website op 14 oktober de toename van de zonnestroom capaciteit in het laatst afgeronde kwartaal van 2021* voor dochterbedrijf Liander gepubliceerd. Hierin zijn enkele accumulatie cijfers voor het voorgaande kwartaal opwaarts bijgesteld, leidend tot een kwartaal record van 397 MW (nieuwbouw). Met de huidige nieuwe cijfers is de groei in het derde kwartaal terug gevallen naar 301 MW, het op 1 na hoogste volume in een kwartaal, nog voor de 265 MW toevoeging in Q1 dit jaar. Door deze hoge toevoegingen is de totale accumulatie eind september bij Alliander opgelopen naar 4.407 MW, en het nieuwbouw volume in de eerste 9 maanden op 963 MW gekomen.

Daarbij blijft de herhaalde waarschuwing staan, dat er eerder al grote interpretatie problemen van de capaciteits-ontwikkelingen bij deze netbeheerder zijn opgetreden. Een excessief nieuw volume voor Q2 2020 is het gevolg van het bijtellen van (extra) capaciteit in de periode Q3 2019 tot en met Q1 2020, in de kwartaal cijfers voor Q2 2020, waardoor de feitelijke data voor die kwartalen tm. Q1 2020 te laag zijn, en die voor Q2 2020 veel te hoog. In Solar Magazine werden 28 oktober 2020 nieuwe cijfers gepubliceerd over de toen kennelijk bijgestelde cijfers. Alliander heeft zelf nog steeds niet, met de huidige update incl. de nieuwe cijfers voor Q2-Q3 2021, haar officiële historische cijfers bijgewerkt, en blijven de bizarre hoge (kunstmatige) toename in Q2 2020, en de te lage data voor voorliggende kwartalen nog steeds publiek zichtbaar op de website staan. Ik ga voorlopig van hun "publieke data" uit, in de in dit artikel ververste evolutie grafieken.

Een tweede, hardnekkig probleem betreft de onvergelijkbaarheid van de cijfers voor kleinverbruik en grootverbruik. De eerste geeft de DC generator capaciteit, universeel gebruikt als "opgesteld nominaal zonnestroom vermogen". Het zeer rap belangrijk wordende grootverbruik volume wordt in detail statistieken van de netbeheerder echter weergegeven als AC capaciteit die is gecontracteerd. Dit kan fors ónder het (DC) generator vermogen liggen, maar hoeveel zal per installatie kunnen verschillen. Deze twee "eenheden" optellen kan eigenlijk helemaal niet, geeft gegarandeerd verkeerde cijfers, en grote problemen bij de interpretatie daarvan.**

Wij gaan in deze analyse echter wederom "dom" uit van de data zoals die nu zijn weergegeven in de meest recente update in het officiële data portal van Liander, totdat details duidelijk worden. Dat betekent, dat genoemde hoge toevoeging in Q2 2020 voorlopig nog "blijft staan in de officiële cijfers". Het huidige artikel voegt de resultaten van Q1 tot en met Q3, inclusief enkele bijstellingen voor Q2 2021, toe aan de eerdere updates tm. Q4 2020.

NB: KVB = kleinverbruik aansluitingen tm. 3x 80 ampère; GVB = grootverbruik aansluitingen, > 3x 80 A.

* Op het web portal van Alliander staan expliciet "de kwartaalcijfers" vermeld. Echter, ook staat sedert vandaag op die pagina "Status per 31-08-2021". Dat kan natuurlijk niet, als hiermee een update voor het derde kwartaal wordt bedoeld. Vermoedelijk is dat een vergissing, en had er "Status per 30-09-2021" moeten staan. Gezien de gepresenteerde data kan dat bijna niet anders (zie ook grafieken in dit artikel). Navraag bij een medewerker van Alliander leidde in ieder geval kort na publicatie tot correctie van het datumstempel, waarvoor dank.

** Naar aanleiding van mijn vraag over de datering van het recente bericht, is ook de omschrijving van de gepubliceerde cumulatie grafiek door Alliander aangepast, waarvoor tevens dank. Deze luidt nu officieel: "Dit is een optelsom van kleinverbruik (vermogen van de zonnepanelen) en het gecontracteerde vermogen grootverbruik (het vermogen van de omvormer)."


Introductie

Alliander kwam op 14 oktober 2021 weer met een bijgewerkte accumulatie grafiek van de cijfers van het in hun netgebied opgestelde volume aan PV capaciteit, met de geaccumuleerde vermogens in MW aan het eind van elk kwartaal, en per deelregio. Voor de zekerheid heb ik alle historische cijfers wederom volledig nagelopen. Deze bleken stabiel te zijn gebleven, behalve voor de data in het tweede kwartaal dit jaar. Daarbij blijken voor 4 deel regio de data te zijn aangepast ("opgeplust"). Meer specifiek, voor Flevoland, Friesland, Gelderland, en Noord-Holland excl. Amsterdam. Dit had een behoorlijk gevolg voor het geaccumuleerde volume aan het eind van dat kwartaal. Met nu 4.106 MW, wat 2% hoger ligt dan de in de vorige rapportage gemelde 4.025 MW. Daar bovenop zijn de nieuwe resultaten voor Q3 2021 gepresenteerd. De categorie "Overig" (waarschijnlijk capaciteit in grensregio die nog niet goed toegewezen kan worden) is ook gehandhaafd. Ik geef hier de "officiële" publiek bekend gemaakte cijfers van de netbeheerder weer, met daarbij uiteraard enkele kanttekeningen.

In bovenstaande grafiek de totale accumulatie van PV capaciteit bij Alliander aan het eind van elk kwartaal, met hierbij nieuw opgenomen de meest recente cijfers voor Q1 tm. Q3 2021, in MW (rechter Y-as, oranje kolommen). Zoals inmiddels bekend geworden zijn de cumulaties bij Liander kunstmatige optellingen van DC generator vermogen voor kleinverbruik (KVB), plus de gecontracteerde AC capaciteit van de grotere projecten die schuil gaan achter grootverbruik aansluitingen (GVB). Dat levert geen zuiver beeld op, en kan tot grote misinterpretaties leiden bij dergelijke statistieken. Maar we hebben het er mee te doen, zo lang niet duidelijk is, wat het daadwerkelijk geïnstalleerde generator vermogen bij de GVB projecten blijkt te zijn.

M.b.t. de oorspronkelijke grafiek meldt Alliander: "... houden we per regio de toename van het gecontracteerde vermogen voor zonne-energie bij. Dat is het maximale vermogen dat producenten van groene stroom in een jaar verwachten terug te leveren op een specifiek moment". Voor een inhoudelijke opmerking over deze stellingname van Polder PV verwijs ik naar het artikel met de resultaten tm. QIV 2020. Sowieso is die opmerking "eenheden-technisch" incorrect, en een gevalletje voor de op Twitter actieve Eenhedenpolitie. Het hier bedoelde "vermogen" is immers de opgestelde capaciteit. Het bedoelde (terug) "leveren" (mooier gezegd: net-invoeding) van elektriciteit op jaar-basis valt onder het begrip "energie hoeveelheid". En dat drukken we uit in kilowatturen, megawatturen, en dergelijke ...

In de grafiek is met een blauwe streepjeslijn de toename van de groei van kwartaal tot kwartaal weergegeven, in procent t.o.v. het volume aan het eind van het voorgaande kwartaal (linker Y-as). De laatste jaren schommelt de aanwas t.o.v. de eindstand van het voorgaande kwartaal tussen de 6 en 17%. De hoge piek van 26% in Q2 2020 is echter volstrekt artificieel vanwege de "inhaalslag" die kennelijk met eerder opgeleverde capaciteit in die rapportage is gemaakt. Alliander formuleert dat sinds enige tijd ook officieel in een bijschrift bij hun oorspronkelijke grafiek:

"De grafiek toont een forse stijging in het tweede kwartaal van 2020. Oorzaak is een correctie in de brondata, waardoor de stijging in de periode van kwartaal 3 in 2019 tot en met kwartaal 2 in 2020 is opgenomen in de toename bij kwartaal 2 in 2020".

Vandaar dat ik de betreffende kolom voor Q2 2020 heb gearceerd, deze bevat volume wat reeds in voorgaande kwartalen is opgeleverd, zelfs uit de tweede jaarhelft van het voorgaande jaar. Ook die eerdere kolommen geven dus niet de "realiteit" weer. De volumes voor de tweede jaarhelft van 2019 zullen hier dus "ondergewaardeerd" zijn, en die voor de eerste jaarhelft 2020 "overgewaardeerd". Liander heeft in haar officiële grafiek deze kunstmatige verdeling nog steeds niet gecorrigeerd, maar wel informeel (zie SM artikel van 18 oktober 2020). Het "officiële" eindcijfer voor 2019 is nog steeds 2.229 MW. De optelling van de kleinverbruik cijfers in gecorrigeerde data gepubliceerd door Solar Magazine (1.481 MWp) plus ditto de gecontracteerde AC capaciteit bij GVB (987 MW) geeft echter al een (kunstmatig) resultaat van 2.468 "megawatt", maar liefst 11% hoger (!).

Na een opvallende tempo verhoging in het tweede kwartaal is de toename weer een stuk verminderd in Q3, dit jaar. De groei nam af van 11% naar nog steeds een respectabele groei van 7% t.o.v. het geaccumuleerde volume in het voorgaande kwartaal.

Q1 tm. Q3 2021 - naar een nieuw jaar record

In de laatste drie updates heeft Liander wat het totaal vermogen betreft (klein- plus grootverbruik) achtereenvolgens 265 MW (Q1), een record volume van 397 MW (Q2), resp. een op een na hoogste toevoeging van 301 MW (Q3) toegevoegd (zie derde grafiek in dit artikel). Met deze forse toevoegingen, is de accumulatie inmiddels, aan het eind van Q3 2021, al opgelopen naar 4.407 megawatt. Ik heb ook het nieuwe cijfer voor eind Q2 in de grafiek weergegeven, 4.106 MW, dit was nog voor de huidig doorgevoerde correcties, in de juli rapportage nog maar 4.025 MW, een behoorlijke verhoging, dus.

Ten opzichte van het voorlopig eindcijfer voor Q4 2020 (3.444 MW) zou dat een groei volume inhouden van 963 MW in driekwart jaar tijd. Ook al moeten we beslist constateren, dat de groei in Q3 t.o.v. het tweede kwartaal dit jaar is afgevlakt, met een te verwachten "druk laatste kwartaal", waarin meerdere zonneparken opgeleverd kunnen gaan worden, gaat het voor Liander in 2021 sowieso een record jaar worden. Zelfs als we van de gemiddelde kwartaalgroei dit jaar uitgaan (gemiddeld 321 MW, theoretisch ook in Q4 ?), komt Liander dit jaar mogelijk al richting de 1,3 GW aan nieuw PV vermogen. Als er relatief veel zonneparken voor het eind van het jaar nog worden opgeleverd in hun netgebied, kan het beslist nog meer worden. Dat zal zeker geen record zijn bij netbeheer, want in Enexis gebied wordt door de bank genomen veel méér capaciteit opgeleverd. Zie daarvoor de separate paragraaf in de vorige update.

Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd

In deze tweede grafiek ziet u de uitsplitsing per regio, in MW opgesteld vermogen (optelling ongelijkvormige KVB DC generator vermogens en gecontracteerde AC capaciteit bij GVB !) aan het eind van elk kwartaal, vanaf Q1 2011 (en historische correcties uit een voorgaande update tm. Q3 2020 meegenomen). De resultaten voor Q1 tm. Q3 2021 zijn rechts toegevoegd, inclusief de deels met terugwerkende kracht bijgestelde data voor Q2.

In de grafiek heb ik ook de evolutie van de kwartaal accumulatie cijfers voor Noord-Holland inclusief Amsterdam laten zien, omdat die niet als zodanig in het oorspronkelijke Alliander diagram wordt getoond. Deze provincie heeft aan het eind van Q3 2021 1.236 megawatt aan PV vermogen staan, 101 MW meer dan eind Q2 2020 (bijgesteld: 1.135 W). Ook heb ik de "nieuwe categorie overig" meegenomen, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (10 MW eind Q3 2021). Gelderland brak al in Q2 2020 door de "magische" grens van 1 GW opgesteld vermogen heen, had eind dat jaar 1.248 MW, en zit eind Q3 2021 alweer op 1.631 MW, 103 MW hoger dan eind Q2 dit jaar (bijgesteld: 1.528 MW). Maar zal Enexis provincie Noord-Brabant vér voor zich moeten blijven dulden, wat inmiddels waarschijnlijk nog veel verder zal zijn uitgelopen. Noord-Brabant had eind 2020 zelfs al 1.732 MWp aan PV capaciteit staan, bij een jaargroei van maar liefst 518 MWp, volgens de meest recente cijfers van het CBS. Dat was toen al 39% meer geaccumuleerd volume dan in de grootste Liander provincie Gelderland. Polder PV had voor Noord-Brabant "minimaal 1,7 GWp" voorspeld in de update van eind 2020, en zat dus met zijn schatting zeer goed in de richting. Noord-Brabant zal in 2021 beslist niet "stilgezeten" hebben. Met een vergelijkbaar groei volume als in 2020, zou ze eind Q3 2021 wellicht al in de buurt gekomen kunnen zijn van ruim 2,1 GWp (= generator capaciteit volgens opgave van het CBS).

Alle provincies, op Flevoland na, laten het huidige jaar voortdurend hoge groei zien in deze grafiek, en dat is voorlopig nog niet over, gezien de markt omstandigheden, inclusief enorme opgebouwde SDE beschikkingen portfolio's waarvan de projecten nog gebouwd moeten gaan worden. De relatief steil lopende lijnstukken die Q1 en Q2 2020 met elkaar verbinden, en die gestippeld zijn weergegeven, moeten we hier buiten beschouwing houden, vanwege de bijschrijving van ook "oude volumes" in de Q2 2020 rapportage. Voor Flevoland kan ik het opvallende verschil in hellingshoek tussen Q1-Q2 resp. Q2-Q3 dit jaar in ieder geval nog niet goed "duiden", want ik heb daar geen opvallend grote zonneparken als opgeleverd zien verschijnen in het eerste kwartaal. Mogelijk is / zijn er grote projecten pas in dat kwartaal bij Liander in de registraties terecht gekomen ?? De "terugval" in het derde kwartaal is in ieder geval t.o.v. de overige provincies opvallend te noemen.

Tot slot: ook is aan deze bijgewerkte grafiek te zien dat zelfs Noord-Holland zónder meetelling van Amsterdam, inmiddels de magische 1 GW aan capaciteit heeft overschreden, zoals in de vorige update voorspeld. Eind van Q3 2021 kwam het volume op 1.083 MW uit. Zie voor Noord-Holland verder de vorige update voor een korte bespreking van de "casus Heemstede", die formeel toebehoort aan het verzorgingsgebied van de collegae van netbeheerder Stedin.

Amsterdam passeerde in Q3 2020 de 100 MW piketpaal, had eind 2020 124 MW, en is eind Q3 2021 volgens de Liander data op een respectabele 153 MW uitgekomen, 13 MW meer dan eind Q2 2021. In de update van eind 2020 had ik het over de discrepantie tussen de Liander en de CBS cijfers omtrent de hoofdstad. Ook met de meest recente CBS data, die alle cijfers voor 2019 en 2020 alweer heeft bijgesteld, blijft die opvallende "frictie" bestaan. Zie de tabel gepubliceerd in de update van juli dit jaar.

Friesland heeft eind Q3 dit jaar 779 MW geaccumuleerd, een groei van 67 MW t.o.v. het inmiddels licht gewijzigde tussen-resultaat, eind Q2 2021 (712 MW). De provincie is ambitieus wat zonnestroom betreft, maar de gewenste groei kan slecht (snel) worden gefaciliteerd, omdat de provincie diep rood kleurt voor mogelijke aansluiting van projecten op grootverbruik aansluitingen. Zie de kaartjes bij Liander, en op het nieuwe Netbeheer Nederland portal (zie ook Tweet van Polder PV van 12 oktober 2021). Er zal dus nog wel wat water door de vele meren vloeien voordat de "magische 1 GW" bereikt zal gaan worden daar.

Tot slot, mijn eigen regio, Zuid-Holland "noord", het kleinere deel van de dichtstbevolkte provincie van Nederland, heeft inmiddels weer een bescheiden 14 MW toegevoegd aan de (ongewijzigde) capaciteit eind Q2 2021, vergelijkbaar met de toevoeging in Q3 2020. De belangrijkste gemeentes zijn hier Alphen aan den Rijn (waar aan de zuidzijde structurele netproblemen zijn ontstaan in het poldergebied rond Hazerswoude / Boskoop), Leiden, en de Bollenstreek incl. Katwijk en Noordwijk. De accumulatie is eind Q3 dit jaar op 280 MW gekomen.

Eindejaars-accumulatie 2020: CBS versus Alliander per provincie en voor de hoofdstad

Zie detail bespreking van de discrepanties tussen de Alliander en de CBS cijfers in de update van juli 2021 !

Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander

In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Alliander zien, zoals berekend uit de door hen publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. De extreme piek in Q2 2020 (606 MW "nieuw" vermogen) wordt veroorzaakt door de al gememoreerde bijschrijving van ook oude volumes uit de twee laatste kwartalen van 2019, en de eerste 2 kwartalen van 2020, in die "rapportage". Het is dan ook niet vreemd, dat die drie kwartalen (Q3 2019 tm. Q1 2020) relatief lage groeicijfers laten zien t.o.v. de voorgaande drie kwartalen. De getoonde "dip" is dus kunstmatig, de kolommen horen in werkelijkheid hoger te zijn (en die van Q2 2002 natuurlijk veel lager). Derhalve, heb ik de kolommen voor Q3 2019 tm. Q2 2020 gearceerd, omdat ze niet de correcte volumes weergeven. Maar zo staan deze volumes nog steeds, na al die tijd, op de publieke website van Alliander.

Wat ook opvalt, is de hoge kwartaalgroei van Q3 2020, 245 MW, die gezien bovenstaande echter nog niet goed vergeleken kan worden met het in de grafiek nog capaciteit missende Q3 2019 ("146 MW"), maar wel met het waarschijnlijk correcte cijfer voor Q3 2018. Dat ligt met 114 MW op minder dan de helft van de aanwas in Q3 2020, wat tale-telling is voor de vastgestelde groei in dat kwartaal. Het enige eerdere kwartaal waarvan het huidige groeicijfer betrouwbaar lijkt, en wat enigszins in de buurt komt van Q3 2020, is Q2 2019, met 230 MW.

Q4 2020, 222 MW groei opleverend, is ook niet goed vergelijkbaar met het waarschijnlijk nog bij te stellen volume van 144 MW in Q4 2019, maar wel met de 187 MW in Q4 2018. Dat ligt dus ook een stuk hoger dan het niveau van dat kwartaal, 19%. Ondanks de gevolgen van de Corona pandemie, is het niveau in het laatste kwartaal van vorig jaar, dus nog beslist "op orde" geweest bij de grootste netbeheerder van Nederland.

Het eerste kwartaal van 2021 laat zich uiteraard ook weer slecht vergelijken met het artificieel "lage" volume in die periode in 2020 (142 MW), maar wel met Q1 2019 (205 MW). Het niveau in Q1 2021 is 60 MW hoger, een toename van 29%. Ook het tweede kwartaal van het huidige jaar is natuurlijk niet met Q2 2020 te vergelijken, omdat toen grote volumes uit eerdere periodes extra werden toegevoegd (totaal bijschrijving in dat kwartaal 606 MW). We hebben eerder in dit artikel al gezien dat een deel van de data voor Q2 2021 opwaarts is bijgesteld, waardoor nu i.p.v. de eerder gemelde 316 MW, een "record" groei is vastgesteld van zelfs 397 MW. Dat laat zich het best vergelijken met de 230 MW in Q2 2019, en is t.o.v. dat volume dus zelfs al 73% meer. Een zeer forse toename, dus, in 2 jaar tijd.

Q3 2021 is, met een groei van 301 MW (2e hoogste kwartaalgroei in de grafiek) vergelijkbaar met de 245 MW in Q3 2020, en is daarbij 23% hoger geweest. Het volume van 146 MW in Q3 2019 was artificieel "te laag", en dus niet geschikt voor een goede vergelijking.

Kwartaal gemiddeldes

In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q3 2021 (zwarte stippellijn) is 109 MW geweest, inclusief de artificiële verdeling in de periode Q3 2019 - Q2 2020.

Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q3 2021, ligt het gemiddelde op 234 MW groei per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste drie jaargangen, zien we een stapsgewijze progressie: gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), 181 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, vermoedelijk te laag ivm volume wat pas in Q2 2020 is bijgeschreven). En 304 MW in 2020, wat echter niet representatief is gezien de vreemde administratieve bijschrijving in Q2 2020, deels ook nog volume uit 2019 bevattend (grijze stippellijn).

Kennelijk heeft die administratie anomalie in 2020 zich in ieder geval niet in het tweede of derde kwartaal van 2021 herhaald, op wat kleinere bijstellingen voor het 2e kwartaal na. Er zijn nu 3 relatief hoge bijschrijvingen in de eerste drie kwartalen geweest, die als representatief kunnen worden beschouwd, ook gezien de vigerende marktontwikkelingen (hoge groei in alle markt segmenten). Het gemiddelde is in het eerste driekwart jaar van 2021 alweer 321 MW per kwartaal (bruine stippellijn). Wat inmiddels boven het totale (kunstmatige) kwartaalgemiddelde in 2020 ligt, en al ruim het dubbele is van het gemiddelde kwartaal volume in 2018 (vier kwartalen). Als het laatste kwartaal een hoge toevoeging zal laten zien, mogelijk vanwege diverse grote zonneparken die zouden kunnen worden opgeleverd, is de verwachting, dat het kwartaalgemiddelde in 2021 nog verder zal kunnen gaan toenemen.

Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander

Uit de accumulatie data van Alliander zijn natuurlijk ook mooi de jaarlijkse groei cijfers te destilleren. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2020-2021 (Gelderland) onderop, en de categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).

Uiteraard moet 2020 nog worden gecorrigeerd, en daarmee ook het volume van 2019, omdat daar nog capaciteit naar "overgeheveld" moet worden. Voor het anomalie jaar 2020 zijn de kolomsegmenten gearceerd weergegeven, zie de toelichting in het roodomlijnde kader. Dat betekent, dat de kalenderjaar groei in 2019, voorlopig: 725 MW, nog hoger moet worden, met hetzelfde volume waarmee de hoogte van de kolom tm. Q4 in 2020 af zal moeten nemen, om de boel eerlijker te verdelen (en de werkelijkheid zo goed mogelijk te benaderen). Dat heb ik grafisch met de dubbele rode pijl proberen weer te geven (kolom 2019 hoger bij te stellen, ten koste van hoogte kolom 2020).

Als we voorlopig van het "nog niet officieel bijgestelde" cijfer van 2.468 MW voor eind 2019 afgaan (volgens data destijds opgevraagd door Solar Magazine), zou de jaargroei in 2019 op 964 MW uitgekomen kunnen zijn, en die voor 2020 op 976 MW, 1% meer. Alhoewel deze jaargroei volumes nog beslist niet in steen zijn gebeiteld, is het duidelijk dat het nieuwe volume in 2020 hoog is geweest, ondanks de ingrijpende effecten van de Corona pandemie. Ook hiervoor zijn bij de recente CBS update al duidelijke vingerwijzingen zichtbaar geworden, er is inmiddels een spectaculaire halve GWp aan volume aan de eindejeaars-accumulatie (2020) toegevoegd voor de nationale markt, ten opzichte van de status eind mei dit jaar. En dat zal ongetwijfeld ook zijn weerslag gaan krijgen op cijfers voor alleen Alliander.

Voor 2021 heb ik achteraan de cumulatie voor de eerste drie kwartalen laten zien, wat, met getoonde 963 MW, al vrijwel even hoog is als het vermoedelijke "correcte" jaargroei volume in 2019 (964 MW volgens artikel Solar Magazine). Omdat veel grote projecten pas aan het einde van het jaar worden opgeleverd, is de verwachting dat dit nog behoorlijk veel meer zal gaan worden, dus ook hier zijn de verwachtingen hoog gespannen voor 2021. Het zal beslist veel hoger worden dan de voorlopig afgeschatte "echte" groei in 2020 (976 MW). Indien het kwartaalgemiddelde voor 2021 bij de accumulatie wordt opgeteld, kom je immers al op een potentieel jaar volume van zo'n 1.284 MW uit, wat een groei van zeker 33% zou kunnen gaan inhouden t.o.v. de jaargroei in 2020.

Let in de kolom voor 2020 vooral op het t.o.v. eerdere jaren relatief zeer sterk gegroeide segment voor Flevoland. Een deel van dát forse nieuwe volume, zal waarschijnlijk toebehoren aan 2019, en niet aan 2020, en zal deels ook terug te voeren (moeten) zijn op de oplevering van enkele grotere zonneparken. Mogelijk zullen latere, "definitieve" cijfers meer klaarheid gaan brengen wat de correcte verhoudingen zullen zijn in de jaren 2019 en 2020.

Voor een uitgebreide beschouwing van het separate Alliander nieuwsbericht van 20 oktober 2020, over de status van diverse (zonnestroom) cijfers m.b.t. de energietransitie, zie mijn bespreking in de analyse van de data tm. Q3 2020.

Bron:

Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, update van 14 oktober 2021)


13 oktober 2021: Zonnestroom cijfers CertiQ, maandrapport september 2021 - iets meer projecten, sterke afname capaciteit t.o.v. sep. 2020. 1.623 MWp groei jan. - sep., accumulatie 6.746 MWp*. Vandaag werd het maandrapport voor september gepubliceerd door TenneT dochter CertiQ. De totale accumulatie van de capaciteit bij de gecertificeerde PV projecten nam bij CertiQ op relatief bescheiden niveau toe tot 6.746 MWp. Hierbij ging het weer om een netto toevoeging van relatief veel projecten (364, ongeveer op het niveau in sep. 2019 en 2020), met een tegenvallende capaciteit toename van bijna 86 MWp. Dat is ver onder het nieuwe volume in september 2020 (257 MWp). De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ stabiliseerde op ruim 228 kWp. Het reeds afgegeven volume aan garanties van oorsprong daalde in augustus naar een niveau van 657 GWh t.o.v. het record niveau geregistreerd in het maand rapport voor juni (823 GWh). Wel zijn er, wederom, diverse records bij zowel de import als de export van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom gesneuveld in het september rapport.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van de PPV website niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Het overzicht met de cijfers over september 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. augustus 2021) verscheen bij CertiQ op 13 oktober 2021.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld. Voor uitgebreide toelichting ter referentie, gebruik s.v.p. daarvoor het eerder gepubliceerde artikel met analyse van het augustus 2019 rapport van de TenneT dochter.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties


Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, met 344 exemplaren voor januari echter wel hoger dan in voorgaande jaren. De netto hoeveelheden in de opvolgende maanden lagen tot en met juli allemaal een stuk lager dan in dezelfde maanden in 2020: feb. 400, maart 322, april 337, mei 313, juni 291, juli 395. In augustus werd echter, met de netto nieuwe 293 exemplaren krap 12 exemplaren meer dan de 281 stuks genoteerd in augustus 2020. Dat is echter nog steeds 27% minder dan de 403 nieuwe projecten in augustus 2019. September volgde het goede voorbeeld, en liet een aanwas zien van 364 nieuwe projecten, 21 meer dan in sep. 2020, en slechts 4 minder dan in sep. 2019.

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden. Het totaal is eind oktober 2020 de volgende piketpaal van 25 duizend gecertificeerde zonnestroom projecten gepasseerd. En is inmiddels, met september 2021 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 29.535 exemplaren. Dit is weliswaar nog steeds een zeer gering aandeel op het totaal aantal PV systemen in Nederland, wat eind 2020 al een omvang had van 1,37 miljoen installaties volgens de meest recente CBS cijfers op dat punt (dominant residentieel). Maar bij de capaciteit heeft de projecten markt al in 2019 de residentiële sector stevig ingehaald, gezien dezelfde CBS data. Die eind juli dit jaar in een uitgebreide, voor Nederland unieke detail analyse nogmaals is getoond (paragraaf 0(h) in analyse).

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Bovendien geldt ook, dat alle huidige "eerste cijfers" voor 2020 en 2021, later nog zullen worden bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Ook is recent duidelijk geworden, dat al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, de waarden per maand al flink bijgesteld kunnen worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen bij Polder PV wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.


Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid19 pandemie. In 2019 (gele kolommen, met max., in juli, 443 nieuwe projecten) was er op dit punt al duidelijk een versnelling zichtbaar. De maandelijkse toevoegingen in 2020 waren gemiddeld genomen zeer hoog, en culmineerden in nieuwe maand records in, juni, en, vooral, juli (589), resp. december (616 nieuwe projecten).

Ook januari 2021 heeft een nieuw record gevestigd voor die maand, 344 nieuwe installaties, 54 meer dan in januari 2020. De volgende zes maanden kwamen echter weer, vaak beduidend láger uit dan de record niveau's voor die maanden in 2020, lag in mei en juni lager dan het niveau in 2019, en in juli zelfs lager dan het niveau in 2017, 2019 en 2020. Deze trendbreuk is weer gekeerd in augustus, met 12 projecten meer toegevoegd dan in dezelfde maand in 2020, al had augustus 2019 een (record) toevoeging van veel meer projecten. Dit werd herhaald in september, met een toevoeging van 364 nieuwe entries bij CertiQ, slechts iets lager dan in sep. 2019, en 21 exemplaren meer dan in sep. 2020.

De maandgemiddeldes zijn in de jaren 2017-2020 sterk aangetrokken, weergegeven met de bij de betreffende jaren horende gekleurde horizontale stippellijnen. Dat jaar gemiddelde nam toe van 105 stuks/mnd in 2016, 158 stuks/mnd in 2017, 210 stuks/mnd in 2018, 350 stuks/mnd in 2019, naar een voorlopig record niveau van 445 stuks in 2020. Voor 2021 is het nieuwe gemiddelde tm. september, 340 projecten per maand, echter weer iets terug gevallen t.o.v. het niveau in 2019. Dat ligt aan het feit dat de aantallen nieuwe projecten per maand weer lager zijn geworden, een trend die sterk afwijkt van die bij de toegevoegde capaciteiten per maand.

Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.

Het nieuwe jaarvolume voor 2017 kwam volgens de maandrapporten uit op 1.898 installaties. In 2018 was dat 2.516 stuks, 2019 kwam op 4.195 exemplaren netto, 67% meer volume dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Dat is inmiddels alweer fors opgewaardeerd naar maar liefst 4.550 nieuwe installaties in dat jaar (gemiddeld 379 nieuwe installaties per maand). Deze bijstelling vindt u terug in de door Polder PV gepubliceerde analyse van de tweede revisie van het jaar rapport. De bijstelling t.o.v. het gemiddelde volgens de maandrapportages, 350 stuks, is dus fors geweest (8,2% hoger).

In 2020 zijn in de 12 maandrapporten al 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. Mijn - conservatieve - afschatting op basis van het maandgemiddelde in de eerste 11 maanden van 2020 was in een vorige analyse nog zo'n 5.150 nieuwe projecten totaal, december heeft dus bovenmatig hoog gescoord t.o.v. dat gemiddelde niveau.

2021 zit in de eerste 9 maand rapportages inmiddels op 3.059 nieuwe projecten en stevent, bij een doorgaande trend op basis van die maandrapporten, af op een beduidend lager aantal over het hele kalenderjaar. Mede gezien de fors toegenomen netproblemen overal in Nederland, tot in industriegebieden in dichtbevolkt west Nederland aan toe (Dordtse Kil gebied bij Dordrecht in Stedin netgebied, bijvoorbeeld), en inmiddels zelfs heel provincie Utrecht ook al in congestie status onderzoek, is de vraag of dat "aantal" projecten binnenkort weer kan toenemen. Zeker omdat ze gemiddeld genomen ook nog eens fors groter zijn geworden wat de opgestelde capaciteit betreft.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties


Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari 2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële groei" laat zien.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018 en 2019, en voor 2020 (met name vanaf mei, maar met uitzondering van augustus). Na de heftige revisie van het nieuwe netto volume voor juli 2019 volgde een nieuw, met nog wel wat vraagtekens omgeven historisch record van 270,9 MWp in augustus, wat het vorige record in februari van dat jaar (165,0 MWp) naar de annalen verwees. In november van 2019 werd wederom een verpletterend nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Ook december pakte hoog uit, met 156,2 MWp.

In 2020 werden in slechts 3 maanden veel slechtere resultaten gerapporteerd dan in dezelfde maand in 2019. Dat waren maart, april (met de bizarre negatieve anomalie vanwege een - herstelde - blunder van een netbeheerder), en augustus, wat veel lager uitkwam dan diezelfde maand in 2019. Zeer grote positieve verschillen vonden we in 2020 in de maanden juli, september, oktober, en december. En november haalde net aan niet het all-time high record van diezelfde maand in 2019, al scheelde het niet veel.

Het maandgemiddelde is in 2020, mede veroorzaakt door de hoge groei in de tweede jaarhelft, nadat het met het november rapportage al - eindelijk - hoger was geworden dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019, op een toenmalig record niveau beland, van 158 MWp. In de oktober update lag de blauwe nog iets lager dan de gele stippellijn. Het huidige record was door Polder PV al voorspeld in een eerdere update, maar december heeft het zelfs dermate goed gedaan, dat het maandgemiddelde nieuwe vermogen nu in 2020 11,5% hoger is komen te liggen, dan dat in 2019 (142 MWp). Een opmerkelijk resultaat voor Covid19 jaar 2020.

2021 had meteen al twee byzondere verrassingen voor ons in petto, wat voorspellen in deze extreem dynamische markt zelfs op korte termijn zo lastig maakt. Januari scoorde vér boven verwachting, met een record voor die maand, 356,5 MWp nieuwe capaciteit toegevoegd, maar liefst een factor 6,3 maal het volume in januari 2020. Maar dat tijdelijke hoogtepunt werd direct in februari weer afgewisseld met een nieuwe, extreme dip. In de 2e, weliswaar winterse maand van 2021 werd slechts 13,6 MWp toegevoegd aan het CertiQ register. Een ongekend lage score, voor wie de recente cijfers over 2020 nog op het netvlies heeft. Slechts 7% van de 204 MWp toevoeging in februari 2020. Afgezien van de de bizarre april 2020 anomalie ("negatieve groei"), moeten we voor een nog lagere maandelijkse toename helemaal teruggaan naar april 2017, toen slechts 7,5 MWp netto werd toegevoegd in die maand. Bijna vier jaar geleden ...

De reden van deze bizar lage toevoeging is, gezien de disclaimer die Polder PV al enige tijd standaard in deze analyses heeft opgenomen, helaas weer een foute ingave van een netbeheerder. Die een beruchte "drie nullen fout" heeft gemaakt, en dit helaas "niet gecheckt" in de database van CertiQ terecht is gekomen (zie ook nagekomen bericht onder bespreking van het vorige maandrapport). Dit is door een CertiQ medewerker eerder al aan Polder PV bevestigd, het blijft ook daar een zorgenkind dat (duidelijk) foute ingaves door netbeheer niet altijd op tijd ontdekt worden.

Vanaf maart is de situatie weer genormaliseerd en is er inmiddels, in tegenstelling tot de trend bij de nieuwe aantallen projecten per maand, vier maal achter elkaar een nieuw maandrecord gevestigd. En wel, van 171 MWp in maart, 194 MWp in april, 275 MWp in mei, tot, wederom een nieuw maandrecord voor die maand, 259,2 MWp in juni. Wat maar liefst een factor 1,7 maal zo hoog ligt dan het vorige record voor die maand, juni 2020, met 149,4 MWp.

Juli 2021 was echter weer een opvallende trendbreker, en scoorde met slechts 99,5 MWp beduidend minder dan juni 2020, toen ruim de dubbele hoeveelheid werd bijgeschreven bij CertiQ, 207,6 MWp. Deze maand kwam hiermee zo'n beetje op het niveau van juli 2019 uit. Gelukkig keerde in augustus de trend wederom ten positieve, in die maand werd 168,7 MWp nieuw bijgeschreven. Een spectaculaire 70% hoger dan de bijna 100 MWp in augustus 2020. Maar nog wel ver verwijderd van het record volume voor die maand, bijna 271 MWp in augustus 2019.

Ook in september volgde echter weer een "nare verrassing": er werd maar 85,7 MWp nieuwe capaciteit toegevoegd, wat een "schim" is van de toevoeging in september 2020, slechts een derde deel van de toen gerapporteerde 257 MWp ! Deze sterk tegenvallende toevoeging in september, is slechts weinig hoger dan het maandgemiddelde in heel 2018 (paarse stippellijn).

De eerste 9 maanden lieten, ondanks de tegenvallende aanwas in juli en september, een nieuwe record groei zien van ruim 1.623 MWp in 2021. Dit is 59% hoger dan het niveau in 2020 (1.023 MWp; waarbij echter de "negatieve groei in april" is meegenomen), en het is 55% hoger dan het niveau in 2019 (1.049 MWp), tot voor kort het hoogste in die periode tot nog toe. Aangezien de laatste maanden hoge groei volumes worden verwacht, onder anderen vanwege geplande opleveringen van de nodige grote zonneparken, kunnen we een nieuw record volume tegemoet gaan zien dit jaar. Hoe hoog dat zal uitpakken zal vooral ook afhangen van de datum van netkoppeling van veel grotere projecten. Die is van tevoren nauwelijks in te schatten vanwege de grote problemen bij de netbeheerders. De tegenvallende groei van de capaciteit in september dit jaar laat duidelijk zien, dat zelfs korte termijn prognoses op drijfzand berusten in deze volatiele markt.

In het diagram dat CertiQ in haar maandrapport heeft opgenomen, is duidelijk te zien dat inmiddels de groei van gecertificeerd PV vermogen wat is "afgekoeld" de laatste tijd. De rode curve (rechter Y-as) geeft het door CertiQ geregistreerde gecertificeerde vermogen van alle daar bekende PV installaties weer.

3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties september 2021

Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor september 2021 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit in weer een relatief laag gemiddeld systeem vermogen van ruim 235 kWp per stuk bij de nieuwkomers. Dat geeft voor die maand een gemiddelde omvang van zo'n 671 zonnepanelen à 350 Wp per project. Dat zijn dus (gemiddeld) ditmaal niet zeer grote projecten geweest.

Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is door de tegenvallende capaciteit toevoeging in september ongeveer gestabiliseerd. Zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - "eind" resultaat voor QIII


Groeicijfers per kwartaal. De volumes voor alle vier de kwartalen in 2019 gaven allen nieuwe records t.o.v. de vergelijkbare periodes in 2018 te zien. Onder anderen door de Covid19 crisis kwam daar het eerste half jaar van 2020 de klad in, met iets lager volume in QI (304 t.o.v. 314 MWp QI 2019), en een zeer laag volume van 161 MWp in QII, grotendeels veroorzaakt door de gemelde negatieve groei in het maandrapport voor april dat jaar (dit, t.o.v. 295 MWp nieuw volume in QII 2019). Zowel QIII als QIV echter, gaven in 2020 weer forse groei te zien t.o.v. dezelfde kwartalen in de tweede helft van 2019, 558 t.o.v. 440 MWp in QIII, resp. een absoluut record volume van 874 t.o.v. 653 MWp in QIV. Dat is 34% meer groei in het laatste kwartaal van 2020, en het is een factor 3,2 maal het niveau in QIV 2018 (274 MWp).

Het eerste kwartaal van 2021 heeft met de flinke toevoeging van 171 MWp in maart weer tot een nieuw kwartaal record voor QI geleid, 541 MWp. Met de toevoeging van juni aan de resultaten voor QII 2021 is wederom een record niveau bereikt, van 728 MWp (op een na laatste kolom). Daarmee zit het tweede kwartaal van dit jaar maar liefst 4,5 maal zo hoog dan QII 2020, met dien verstande dat daar natuurlijk de "negatieve anomalie" april bij heeft gezeten, wat dus in een niet representatieve vergelijking resulteert. Vergelijken we met het "normale" (pre-Covid) jaar 2019, is het tweede kwartaal van 2021 inmiddels al 2 en een half maal zo hard gegroeid dan de 295 MWp toevoeging in QII 2019.

Het derde kwartaal in 2021 is echter, met de gemiddeld genomen relatief bescheiden toevoegingen van 99,5 MWp in juli, 168,7 MWp in augustus, en nu 85,7 MWp in augustus, op een beduidend lager niveau van 354 MWp gekomen (weergegeven in de laatste kolom). Zoals in de vorige bespreking al uitgesproken: een record zat er dit maal voor het derde kwartaal niet in, in september 2021 had er minimaal 172 MWp toegevoegd moeten worden om het record niveau voor dat kwartaal, 558 MWp in QIII 2020 in te halen. De nieuwe toevoeging is slechts de helft geweest van dat "benodigde volume". Zelfs het derde kwartaal in 2019 heeft, met 440 MWp, behoorlijk meer nieuw volume opgeleverd. Ruim 24% meer ... Dit laat wederom zien dat voorspellingen over de te verwachten aanwas in het CertiQ dossier problematisch blijven: het kan alle kanten op blijven gaan.

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - 3e toevoeging voor het 2e half jaar


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met het eerste afgeronde half-jaar voor 2021, en een eerste resultaat voor het 2e half-jaar.

Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien. Die het voorgaande half jaar record, HII in 2019 1.094 MWp, alweer aan diggelen sloeg, met 31% meer toegevoegde capaciteit in dat tweede half-jaar (en wel, midden in de mondiale Covid19 pandemie).

Het eerste half jaar van 2021 heeft ook alweer het record voor die periode gebroken, met de toevoeging van juni werd dat 1.269 MWp. Dit is al een factor 2,7 maal het volume in het eerste half-jaar van 2020 (465 MWp), al moet daar wel aan toegevoegd worden dat in dat laatste cijfer ook de "negatieve groei anomalie in april 2020" zat besloten, en dus geen "eerlijke" vergelijking betreft. Het niveau in HI 2021 is echter ook al een factor 2,1 maal zo hoog dat dat in het eerste half-jaar van 2019 (608 MWp). In ieder geval is, zoals reeds eerder voorspeld door Polder PV, het tweede half-jaar van 2019 inmiddels naar de derde plaats verwezen in deze sub-rating.

De laatste kolom toont de eerste 3 van de zes toevoegingen voor het tweede half-jaar, met, geaccumuleerd, inmiddels 354 MWp in juli tm. september. Een relatief trage start, waarvan we nog moeten gaan zien hoe dat "opgevangen" zal gaan worden in het laatste kwartaal dit jaar. Er zijn veel grote zonneparken in bouw, die gepland zijn om voor het eind van het jaar te worden opgeleverd. Dus hier kunnen nog steeds de nodige verrassingen om de hoek komen kijken. Of het enorme volume van HII 2020 bereikt ge-evenaard zal worden is al wat minder waarschijnlijk geworden door het tegenvallende resultaat in september. Dan moet er namelijk in de laatste drie maanden maar liefst 915 MWp nieuw worden aangesloten aan gecertificeerde capaciteit, 305 MWp per maand gemiddeld. Niet "onmogelijk", maar wel: "veel". Gemiddeld werd er in okt. tm. dec. 2020 291 MWp nieuw per maand bijgeplaatst, dus in theorie "zou het nog steeds net aan kunnen". Maar daar durf ik beslist geen weddenschap op te zetten ...

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. september 2021, inclusief revisie 2019 en eerste jaar rapport cijfer 2020


Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Gearceerde kolommen worden later nog bijgesteld door CertiQ.

De meest recente cijfers voor 2021 laten, tot en met september, al een nieuw volume zien van ruim 1.623 MWp, weergegeven als gearceerde kolom achteraan in de grafiek. Waar uiteraard nog 3 maand rapportages bij opgeteld zullen gaan worden. Het niveau is echter nu al bijna 86% van de 1.897 MWp voor het hele kalenderjaar 2020 in de maandrapportages over dat jaar, met een deel van het jaar nog steeds te gaan waarin vaak de grotere projecten (zonneparken) worden opgeleverd. En waarbij het tweede halfjaar tot nog toe de hoogste volumes gaf te zien. 2021 gaat dus beslist weer een record jaar worden, maar hoe hoog dit zal gaan uitpakken is nog steeds niet duidelijk, vanwege de nodige onzekerheden, met name op het gebied van de netcapaciteit, beschikbaar gekwalificeerd personeel en, in het byzonder relevant voor de bouw van zonneparken: niet al te nat weer (i.v.m. zeer moeizaam werk in glibberige modder). Als we in de buurt komen van het record van 874 MWp gehaald in het derde kwartaal van 2020, zou er grofweg zo'n 2,5 GWp kunnen worden gerealiseerd in het CertiQ dossier, in 2021. Polder PV is benieuwd wat het daadwerkelijk gaat worden. Definitief zullen we dat waarschijnlijk pas zo'n beetje eind 2022 te weten kunnen gaan komen, na revisies van de eerste CertiQ cijfers ...

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. Mede vanwege de bizarre "negatieve maandgroei in april 2020", vlakte deze curve rond die maand tijdelijk wat af, en wederom, kort, begin 2021, n.a.v. de "januari-februari anomalie". De groei is echter na deze incidenten op hoog niveau gecontinueerd. Vandaar dat de rode lijn weer een zeer sterk positieve stijging laat zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november (2020) rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. Zoals in een vorig maandrapport al voorspeld, is de zesde piketpaal inmiddels ook alweer een tijdje achter de rug, begin juni was het zover. Eind september 2021 stond bij CertiQ een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 6.745,7 MWp.

De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 juli 2021 update alhier), dat we nog zéér veel volume kunnen gaan verwachten in 2021 en de komende jaren. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, wordt 2021 alweer een record jaar. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.

Eind december 2020 bereikte de zonnestroom databank van CertiQ in ieder geval een geaccumuleerde gecertificeerde capaciteit van 5.122,6 MWp, en had het daarmee toen al de vijfde Gigawatt ruim overschreden in - bijna exclusief - de projecten markt. Het bereiken van de eerste "gecertificeerde" GWp kostte sinds eind 2009, toen er nog slechts 22 MWp PV capaciteit bij CertiQ bekend was (gecertificeerd), 8 een een half jaar. De tweede GWp heeft minder dan een jaar gekost. De derde GWp is al binnen een periode van 6 maanden toegevoegd (tussen mei en december 2019). De vierde GWp volgde, mede vanwege de curieuze "negatieve groei" in het april rapport, en de vertragingen vanwege de Covid19 pandemie, 10 maanden later. De vijfde volgde echter alweer zeer rap, binnen 4 maanden tijd. En de zesde volgde 5 maanden later. Het is een van de belangrijkste redenen, waarom de netbeheerders op talloze plekken in ons land in de problemen zijn gekomen met de beschikbare netcapaciteit: ze zijn compleet overvallen door het enorme tempo van de nieuwbouw van met name de grote PV projecten. En, wat de grote zonneparken betreft: vaak in dunbevolkte gebieden met een historisch verklaarbare "krappe netcapaciteit". Voor de meest recente status, zie de integrale net(krapte) kaart van Netbeheer Nederland (of via de websites van de afzonderlijke netbeheerders). En mijn recente tweet daarover, met ook al grote problemen in Randstad provincie Utrecht.

Het inmiddels alweer bereikte volume van 6,75 GWp in het rapport van september 2021 is een factor 307 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al 52 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Voor een nieuwe prognose voor eind 2021, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

CertiQ vs. RVO

In augustus heeft Polder PV in detail uit de doeken gedaan wat de resterende beschikte, resp. gerealiseerde volumes aan zonnestroom projecten onder de SDE - SDE "+" regimes zijn geweest, volgens de opgegeven of bijgestelde beschikte hoeveelheden, in de RVO status update van 1 juli 2021. Het geaccumuleerde volume aan "ingevulde beschikte capaciteit" was op die peildatum bij RVO opgelopen tot 6.108 MWp.

CertiQ kwam in het juni rapport (status begin juli 2021) met fysiek gerealiseerd (= niet gelijk aan beschikt volume !) 6.392 MWp PV capaciteit voor (gecerticificeerde) zonnestroom. Dat volume is inclusief een onbekend, waarschijnlijk gering volume "niet SDE gesubsidieerde" PV projecten*. Die vrij recente update van RVO ligt dus alweer, wat beschikte volumes betreft, 284 MWp achter op de harde realisatie cijfers van CertiQ tm. eind juni 2021. Inmiddels is het fysiek gerealiseerde volume bij CertiQ alweer dik 10% hoger dan de laatste bekende "officiële" status rond de SDE bij RVO. Dit soort forse, tot soms zelfs extreme verschillen zal niet verdwijnen, het niveau van het gesignaleerde verschil verandert immers per status update van een van de beide instanties. Meestal lopen de RVO updates ver achter bij de CertiQ data.

Voor meer beschouwingen over dit onderwerp, zie de update van december 2020.

* NB: Hardnekkige claims, dat de CertiQ databanken alleen maar projecten "met SDE+ subsidie" (beschikkingen) zouden bevatten kloppen absoluut niet. Een groot volume bij de aantallen betreft kleine projecten met oude SDE beschikkingen, zoals hier ook voor de zoveelste maal gemeld. Maar daarnaast zijn er ook projecten zónder SDE of SDE "+" (dan wel, inmiddels, zelfs SDE "++") subsidie, die via diverse groencertificaten platforms instromen. Het aantal of het volume daarvan (in MWp) is echter niet publiekelijk bekend, omdat dat onderscheid in de CertiQ data niet wordt gemaakt. Dit is eerder dit jaar expliciet bevestigd door een medewerker van CertiQ (pers. comm. met Polder PV). Voor een overzicht van hoeveelheden door CertiQ geturfde projecten per grootteklasse, zie ten eerste de revisie van de jaarcijfers voor 2019, in detail geanalyseerd door Polder PV. Een update met de eerste resultaten voor 2020 is inmiddels ook reeds beschikbaar, alhier. Laatstgenoemde cijfers zullen echter later nog worden bijgesteld in een gereviseerd jaar rapport.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier


Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. Maar daar is in het voorjaar van 2020 tijdelijk de klad in gekomen, sedert de toen historische piek in februari 2020 (159,5 kWp). Al in maart van dat jaar kregen we te maken met een "unicum", de gemiddelde systeemcapaciteit van het totale geaccumuleerde volume nam af. Door continue instroom van behoorlijk veel nieuwe projecten, maar beperkte hoeveelheden nieuwe capaciteit, én de daar op volgende "april anomalie" (negatieve capaciteits-groei), is het systeemgemiddelde voor het eerst in zeer lange tijd een korte periode achteruit gegaan. Vanaf mei 2020 is er weer een toename te zien, en belandde dit eind juni op 156,6 kWp per project. Eind juli hadden we een nieuw record te pakken, 161,4 kWp, ondanks ook een record bij het aantal nieuw geregistreerde projecten. Vanwege de voortdurende toevoegingen van grote volumes nieuwe projecten, met ook weer veel capaciteit, in augustus 2020 tm. januari 2021, blijkt dat record begin dit jaar in de accumulatie cijfers wederom fors te zijn verbeterd. De gemiddelde systeem capaciteit van alle bij CertiQ aangemelde dan wel overgebleven gecertificeerde installaties is namelijk verder gestegen naar 204,3 kWp per project.

Toen kwam echter het februari rapport, met zwaar tegenvallende toegevoegde capaciteit, en wederom kregen we een herhaling van de geschiedenis: het systeemgemiddelde vermogen van alle gecertificeerde PV projecten nam weer tijdelijk iets af naar 201,8 kWp. Echter, vanwege de "normale hoge groei" in maart tot en met juli, is dat alweer gerepareerd, zoals in een vorige analyse voorspeld. Het augustus rapport bracht weer een relatief hoog nieuw volume in, september een "beperkte" hoeveelheid. Eind september is het gemiddelde per installatie daarmee ongeveer gestabiliseerd, maar wel net aan op een nieuw record niveau van 228,4 kWp.

Het maximale niveau eind september 2021 is een hoge factor 39,4 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 15,2 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve). Na een korte neerwaartse buiging tm. juni 2020, is deze weer omhoog gebogen a.g.v. de forse toevoegingen aan capaciteit in de rapportages van juli 2020 tm. januari 2021. De tegenvallende inbreng in het februari 2021 rapport leidde tot slechts een tijdelijke afzwakking van de hellingshoek van de rode lijn.

In het maand rapport van maart 2019 is de gemiddelde systeemgrootte bij de accumulatie aan gecertificeerde PV installaties bij CertiQ voor het eerst boven de 100 kWp gekomen. In het december rapport van 2019 is de 150 kWp grens gepasseerd. Met de update voor januari 2021 is ook bij deze afgeleide parameter de tweede belangrijke "piketpaal" bereikt: de gemiddelde project omvang was toen al de 200 kWp reeds ver voorbij.

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de september 2021 rapportage lag die maand op een relatief laag niveau, 235 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - extrapolatie tm. eind 2021

De verwachting, dat Nederland in 2019 weer een record jaar tegemoet zou gaan zien, is met de pas laat in 2020 gepubliceerde, gereviseerde cijfers voor de projecten markt - in casu CertiQ data - volledig uitgekomen. Hetzelfde geldt, voor sommigen wellicht een verrassing, voor Covid jaar 2020. Een belangrijke vervolg vraag blijft luiden: hoe "groot" wordt het CertiQ volume in het nieuwe jaar 2021 ?

Lange tijd werd er in 2019 - voor wie dat aandurfde - over mogelijk 2 GWp nieuwbouw voor heel Nederland gesproken, inclusief de gecertificeerde volumes (bijna uitsluitend SDE projecten), en de grote volumes aan residentiële en niet, of anderszins gesubsidieerde projecten. De groei is substantieel hoger geworden dan "slechts" 2 GWp". De eerste CBS publicatie kwam op 2.402 MWp uit. Het allerlaatste, nogmaals bijgestelde jaargroei cijfer voor 2019 is inmiddels alweer 2.617 MWp, 8,9% hoger.

De alweer flink bijgestelde cijfers voor 2020 zijn inmiddels ook al bekend: 10.717 MWp eindejaars-volume, nieuwbouw in 2020 voorlopig 3.491 MWp. Voor uitvoerige details van de meest recente CBS cijfers voor 2019, en de ook alweer fors bijgestelde, doch nog zeer voorlopige cijfers voor 2020, zie mijn gedetailleerde overzicht, gepubliceerd eind juli 2021 (introductie alhier).

Hier onder ga ik, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een nieuwe extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor eind 2021. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten.


Extrapolatie voor eind 2021

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, eind 2021 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose in eerste instantie eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, september 2021, lineair ge-extrapoleerd naar eind 2021 (EOY '21, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we eind dit jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 7.200 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dit is wat lager dan in de vorige versie, wat te maken heeft met de relatief geringe aanwas in september dit jaar in dit dossier.

Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een niveau uit van ongeveer 7.500 MWp.

Middelen we deze 2 relatief conservatieve scenario's uit, zouden we op een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, eind 2021, komen van ongeveer 7.350 MWp, iets lager dan in de vorige update gemelde 7,4 GWp die toen werd afgeschat. Het "zoekgebied" voor het te verwachten volume, eind dit jaar, bevindt zich in de ovaal met gestippelde rand.

Ik heb wederom afgezien van het melden van het resultaat van de trendlijn door de (gereviseerde) jaar rapport data, omdat die extrapolatie op onrealistisch hoge niveaus uitkomt gezien de trendmatige cijfers in de maand rapportages. We zullen pas begin 2022 gaan zien wat een eerste afschatting van CertiQ zal zijn voor het huidige jaar, en hoe sterk dat zal afwijken van een prognose ver vooruit op basis van het bijgestelde cijfer voor EOY 2020. Ook omdat alle cijfers "volatiel" zijn en blijven, en achteraf nog kunnen worden bijgesteld, én de markt condities onzeker blijven voor grote volumes projecten, is niet goed in te schatten hoe ver de huidige prognose zal afwijken van later vast te stellen definitieve cijfers. Maar dan heeft u een eerste "richtlijn".

Zou het eindejaars-volume inderdaad rond de 7,35 GWp gaan uitkomen in 2021, zou de jaargroei dit jaar kunnen neerkomen op ruim 2,0 GWp in uitsluitend het CertiQ dossier. Wat inmiddels al een tijdje het grootste PV volume (capaciteit) bevat van alle registraties. Dit is dus nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. Buiten kijf staat in ieder geval dat 2021 grote volumes zal gaan opleveren, die, wederom, "ongekend" zijn in de Nederlandse PV historie.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. augustus 2021 - neergaande lijn richting winter periode gecontinueerd

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.


In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, cumulerend in, voorlopig, 6.746 MWp in het september 2021 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Na het toenmalige productie record van 508,7 GWh in juni 2020 zijn de maandelijkse producties, op augustus na, stapsgewijs verder omlaag gegaan. En blijken hun winterse laagtepunt in de maand december 2020 weer te hebben bereikt, op een niveau van 66,2 GWh. Dit heb ik aangegeven met de blauwe pijl rechtsonder in de grafiek. Wel is deze hoeveelheid al 43% hóger dan de gemelde uitgifte in het maandrapport van december 2019 (46,2 GWh). De belangrijkste oorzaak is natuurlijk de enorme hoeveelheid nieuwbouw, die in de tussentijd allemaal on-line is gegaan, en waarvoor grote hoeveelheden extra volumes GvO's zijn, en met terugwerkende kracht, nog worden afgegeven door CertiQ. Ondanks het feit dat december natuurlijk de minst productieve maand is in het jaar. Ook de laagste punten in de curve komen elke winter weer op een hoger niveau te liggen.

Na deze bekende "december dip" schoten de volumes reeds uitgegeven certificaten in 2021 weer omhoog. In januari al 94,0 GWh, 42% meer dan in december 2020. In februari is er door CertiQ alweer een uitgifte geregistreerd van 202,1 GWh in die winterse maand. Dat, ondanks het feit dat veel PV systemen mogelijk zo'n week lang door sneeuw bedekt zouden kunnen zijn geweest tm. medio februari. Maart gaf alweer 396 GWh, en achter elkaar volgden de records elkaar snel op. April met 608,5 GWh, mei met 690,3 GWh, en tot nog toe eenzaam aan top in de CertiQ historie, heeft juni 2021 inmiddels het record alweer naar een hoger plan gebracht, met 822,5 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek). Dat is ruim 19% meer dan in mei dit jaar. En het is een spectaculaire 62% hoger dan het voor juni 2020 gemelde niveau (508,7 GWh).

Juli 2021 viel echter weer tegen, en dat had vooral met de sombere maand te maken, met veel bewolking, en veel regen. Er is in het augustus rapport voor die maand voorlopig een volume van 720,1 GWh aan gecertificeerde zonnestroom genoteerd, 12,4% minder dan het record in juni. Augustus was ook vrij somber volgens het KNMI, en gezien de kortere daglengte is, ondanks nieuwe capaciteit die in die maand is gaan draaien, de hoeveelheid uit te geven zonnestroom GvO's inderdaad zoals in de vorige update voorspeld, weer fors minder worden dan in juli. Er is (tot nog toe) een volume van 657,0 GWh voor zonnestroom gecertificeerd in augustus.

Totale gecertificeerde jaarproductie, grijze en groene stroom 2020

Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Met het allereerste gecertificeerde productie cijfer voor 2020, wat later nog een stuk opwaarts zal worden bijgesteld (momenteel: bijna 3.749 GWh), was de aanwas t.o.v. de gecertificeerde productie in (record) jaar 2019 nu al 75%. Dit gaat nog hoger worden, maar is nu al respektabel te noemen, zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in Covid19 jaar 2020. De verwachting was dat deze lijn in 2021 voortvarend verder zou worden voortgezet. De eerst genoteerde gecertificeerde producties in de eerste acht maand rapporten laten dit in ieder geval al zeer goed zien, ondanks de wat tegenvallende productie in juli.

11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ

CertiQ geeft ook al jaren per maandrapport een cumulatie van alleen de gecertificeerde, van Garanties van Oorsprong (GvO's) voorziene duurzame producties van de laatste 12 maanden op, per modaliteit. Daarvoor is voor zonnestroom alweer het in voorgaande rapporten (opnieuw) gebroken record verder aangescherpt. Er werd maar liefst 5.198 GWh aan gecertificeerde productie in een jaar tijd genoteerd (ruim 34% meer dan de 3.865 GWh compleet gemeten in 2020, van kernsplijter Borssele). Ten opzichte van de cumulatie in het voorgaande maandrapport is het verschil echter wederom verder afgenomen, tot een niveau van 139 GWh.

CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. De import bereikte in september weer een zeer laag niveau van maar 7,2 GWh, wat sterk contrasteert met het onverwachte record niveau van maar liefst 357,6 GWh in augustus (!). Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar.

Gelijktijdig met het record aan import van GvO's voor zonnestroom, werd er ook voor een record niveau aan zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland. Er werd in september een volume van 176,9 GWh aan PV waren als groen certificaat verkocht aan buitenlandse partijen. Dat was alweer 26% meer dan het vorige record, 140,6 GWh in augustus 2021.

Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam het import volume weer flink toe, van 418 (juli) naar 771 GWh (augustus), en zwakte wat af naar 756 GWh in september. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd wederom een nieuw record niveau van 834 GWh bereikt in september. Wat het nog jonge voormalige record tm. augustus dit jaar (720 GWh) alweer met 16% verbrak.

Bij de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom sloeg in september de trend wederom om, van een positief verschil in augustus (netto plus 217 GWh), naar wederom een negatief record, 170 GWh meer aan certificaten ge-exporteerd dan het land in ge-importeerd. Bij de 12-maandelijkse accumulaties is deze trendbreuk ook te zien, er werd in die aaneengesloten periode tm. september netto 78 GWh meer aan zonnestroom certificaten ge-exporteerd dan het land ingebracht (in augustus was dat nog andersom).

De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm september 2021 waren als volgt: 73,1 GWh/mnd (import) resp. 21,3 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".

Augustus 2021 was de maand met de hoogste import- en export volumes van zonnestroom GvO's, voor de export werd dat in september dit jaar alweer verbroken. Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties waren de record maanden oktober 2018 (import, 1.831 GWh), en september 2021 (export, 834 GWh, zie hierboven). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.

In september was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en nog een restje geothermie GvO's) weer afgenomen, na het zeer hoge volume van 23,73 terawattuur in augustus, tot inmiddels 20,45 TWh. Vergeet daarbij niet, dat het totale stroomverbruik van Nederland rond de 120 TWh per jaar ligt. Dat is dus het equivalent van zo'n 17% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen ...

12. Jaarverslag 2020

Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.


Eerdere analyses van maandrapportages 2021 op Polder PV:

Huidige rapportage: september 2021
augustus 2021
Juni & juli 2021
Mei 2021
April 2021
Maart 2021
Februari 2021
Januari 2021

Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)

Bronnen:

Jaarverslag CertiQ 2020 (8 maart 2021)

Publicatie Jaarverslag 2020 (samenvatting jaarverslag 2020, 7 maart 2021)

Statistische overzichten CertiQ (per maand)

NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Alleen de maandrapportages van 2021 waren tijdens de publicatie van dit artikel toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).

 
 
 
 
© 2021 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP