CBS solar NL -
cijfers tm. 2021
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken

Evolutie PV installaties per provincie en per gemeente tm. 2021*,**

Basisgegevens © CBS, status updates 31 mei 2022, 15 augustus 2022 en 14 oktober 2022 ***

Alle grafieken © 2022 Peter J. Segaar/www.polderpv.nl

Cijfers gebaseerd op nieuwe onderzoeks-methodiek CBS

*De huidige update vervangt het voorgaande exemplaar met de nieuwste data, gepubliceerd op / vanaf 31 mei 2022.
In de voorlaatste update werden data tm. het 1e half-jaar van 2021 gepubliceerd. In de huidige versie eerste totaal cijfers voor het volledige kalenderjaar.
Data tm. 2019 zijn definitief, de cijfers voor 2020 nog steeds "nader voorlopig" volgens het CBS (deze kunnen dus in theorie nog steeds worden bijgesteld).
Cijfers voor 2021 zijn nog voorlopig, en zullen zeker nog worden bijgewerkt in latere updates.
**
Zie ook sommige vergelijkbare, en andersoortige, deels verouderde grafieken op basis van Klimaatmonitor portal Rijkswaterstaat (april 2018)
*** Data voor RES (sub-)regio zijn separaat verschenen in augustus 2022, cijfers met percentage woningen met PV-installaties verschenen in oktober 2022.

Voor uitgebreide introductie en samenvatting van de analyses op deze volledig ververste webpagina, zie bijdrage van 20 oktober 2022

https://opendata.cbs.nl


Introductie

Op 10 december 2021 heb ik een voorlaatste detail overzicht van de toen bekend geworden cijfers over zonnestroom van het CBS gepubliceerd. Deze is, zoals gebruikelijk gebaseerd op de compleet nieuwe onderzoeks-systematiek van het CBS (alhier besproken door Polder PV), en gaf de stand van zaken weer tot en met het eerste half-jaar van 2021. Dat was de eerste maal dat er überhaupt over een status midden in het jaar werd gerapporteerd, al was dat nog een zeer voorlopige. Op 31 mei 2022 is een nieuwe dataset gepubliceerd door het nationale statistiek instituut met een uitgebreid overzicht over de "reguliere" data, inclusief diverse regionale segmentaties. Op 15 augustus 2022 volgden segmentatie data voor de (sub-) RES regio, die ook worden meegenomen in de huidige uitgebreide detail analyse. Ook een latere update van 14 oktober, met segmentatie van percentages woningen met zonnepanelen, is in de huidige analyse (onder intermezzo 1) opgenomen.

In maart verschenen reeds de eerste globale cijfers over 2021 (nog zonder regionale segmentaties), zie de analyses van 7 maart, resp. 8 maart jl. Deze globale cijfers werden licht gewijzigd in een nieuwe update van 31 mei 2022, waarbij ik reeds meerdere nieuwe diagrammen heb getoond. De grafieken uit laatstgenoemde analyse zijn ook in het huidige "totaal" exemplaar opgenomen voor de volledigheid, of er wordt naar verwezen. Voor de maandelijkse zonnestroom productie tm. het eerste half-jaar van 2022 verwijs ik naar de publicatie van 7 september jl, deze bevat ook een vergelijking met de bevindingen van het Energieopwek.nl portal op dat vlak.

De cijfers voor kalenderjaar 2019 zijn niet verder gewijzigd in de meest recente updates (derhalve: "definitieve" cijfers). Ook de data voor 2020 zijn (nog) niet gewijzigd, maar de verwachting is dat deze nog zeker kunnen veranderen, omdat die nog steeds de status "nader voorlopig" hebben bij het CBS. De huidige detail analyse doet op diverse lagere statistiek niveaus, op het gebied van provincies, en gemeentes, met een nieuwe set grafieken verslag van de evoluties op die niveaus. De gemiddelde systeemgrootte laat met name de laatste 2 jaar onmiskenbaar een zeer forse schaalvergroting van de projecten zien. Ratings van gemeentes worden vooral bij de capaciteit zeer sterk beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote projecten zoals zonneparken. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner, heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de ratings.

Verder wordt in een deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de RES regio, 30 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden die voor de Regionale Energie Strategieën in het leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken. Een van de meest opvallende "kampioenen" daar blijft het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde PV-capaciteit per inwoner nog steeds, anno 2021, vér boven alle andere regio uitsteekt.


Noord-Brabant blijft, na eerder al de "1 GWp grens" in 2019 als eerste te zijn gepasseerd, met stip kampioen, met eind 2021 al, als enige provincie, ver over de 2,5 GWp geaccumuleerde PV capaciteit. Nederland had in de tweede jaarhelft van 2020 al een totale capaciteit van 10 GWp bereikt, en zit eind 2021 reeds op 14,4 GWp. Dit kan mogelijk nog hoger gaan worden in latere updates. Een vijfde deel van de totale markt capaciteit wordt door het CBS eind 2021 al toebedeeld aan het marktsegment "energievoorziening".

Byzonder is, dat door de blijvend zeer hoge groei van de zonnestroom projecten in ons land, er medio 2021 al een capaciteit van 715 Wp per inwoner zou zijn bereikt, en eind dat jaar alweer 820 Wp per inwoner. Waarmee voormalig wereldkampioen Duitsland binnen de EU definitief - voor enkele jaren ? - naar de 2e positie zou zijn verwezen, met 15% meer relatief volume in Nederland. Bij lagere regio indelingen zijn zeer grote variaties op dat gemiddelde nationale volume mogelijk, waarbij, eind 2021, de 1,9 kWp gemiddeld per inwoner in provincie Groningen een sprekend voorbeelden is. Drenthe loopt, met 1,8 kWp/inwoner, echter snel in op Groningen. De bouw van grote zonneparken is hierbij de bepalende factor.

Verder is er een nieuw productie record bekend, 11,33 TWh aan zonnestroom productie berekend voor 2021, 29% meer dan in voormalig record jaar 2020.

De penetratie van het aantal woningen met zonnepanelen is eind 2021 verder opgelopen naar 19,6%. Gesegmenteerd naar aantallen personen per woning, zijn 4-persoons-huishoudens recordhouder, met al 30%, terwijl 1-persoons-huishoudens op 10% bleven steken. Medio 2021 zou bijna 23% van het totale aantal woningen met zonnepanelen al in de huursector zijn te vinden. 2020 is het eerste jaar dat er in Nederland al meer dan 1 GWp aan nieuwe capaciteit op woningen is gerealiseerd (1.153 MWp). In 2021 werd dat licht verbeterd, met 1.195 MWp. Daar staat tegenover, dat in 2020 ook voor het eerst in de geschiedenis ver over de 2,5 GWp aan nieuwe installaties in de rest van de markt ("economische activiteiten", 2.570 MWp) werd gerealiseerd. Met de voorlopige cijfers voor 2021 viel dat volume wel wat terug, naar 2.274 MWp.

De Compound Annual Growth Rate van de PV capaciteit was tussen 2012 en 2021 gemiddeld (!) bijna 55% per jaar, voor de woning sector 46%/jaar, en in het bedrijfs-segment zelfs 64%/jaar.

Eind 2021 hebben zeven provincies meer dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen staan. Noord-Brabant heeft, als enige, reeds ver over de 2,5 GWp geaccumuleerd. Op gemeente niveau laten de cijfers van het CBS zien, dat eind 2021 er al 30 gemeentes waren met 100 MWp of meer PV capaciteit op hun grondgebied.

De gemiddelde systeemgrootte is ook in 2021 weer verder gegroeid, net zoals in voorgaande jaren, waarmee de forse schaalvergroting van de projecten zichtbaar wordt. Bij de EOY accumulaties werd een niveau van 8,4 kWp/project bereikt. De gemiddelde omvang van alle nieuwe projecten (residentieel + de bedrijfsmatige "niet-woning" installaties) nam wel iets af tussen 2020 en 2021. Maar was in 2021 een factor 2,4 maal zo groot dan de systeemgemiddelde omvang bij nieuwe projecten in 2013.

In 2021 werden, met de huidig bekende data, gemiddeld genomen 880 nieuwe PV installaties per dag op woningen aangelegd.

Ratings van afzonderlijke gemeentes worden vooral bij de capaciteit zeer sterk beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote projecten, wat ook weer goed in de cijfers voor 2020 en 2021 is terug te zien. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner, heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de onderlinge verhoudingen. Kijken we binnen de groep van 25 meest impact makende gemeentes bij het geaccumuleerde vermogen, met Midden-Groningen (Gr.) als ongeslagen kampioen (279 MWp eind 2021), en rekenen we in die groep de vermogens terug naar de beschikbare oppervlakte in die gemeentes, komt, voor velen mogelijk verrassend, Eindhoven (NB) op nummer 1, met eind 2021 een accumulatie van 1.499 kWp/km².

RES regio
Wederom
wordt in een deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de RES regio, 30 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden, onderverdeeld in 40 sub-regio, die voor de Regionale Energie Strategieën in het leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken. Waar bij de totale PV capaciteit Groningen eind 2021 nog steeds ver op kop gaat (1.114 MWp accumulatie), ook resulterend in het hoogste PV vermogen per inwoner bij een vergelijking op provinciaal niveau (1,89 kWp/capita). Daarnaast blijft een van de meest opvallende "kampioenen" in het RES gebeuren, het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde PV-capaciteit per inwoner vér boven alle andere regio uitsteekt (2,93 kWp/inwoner).

Schiermonnikoog heeft eind 2021 bij het gemiddelde aantal installaties per 10.000 inwoners de eerste plaats bezet (dat was eind 2020 nog Harlingen, Fr.). Wederom niet verrassend, gezien het daar opgeleverde, toen nog grootste project van Nederland, werd het dunbevolkte Borger-Odoorn in 2021 kampioen bij de belangrijke relatieve maatvoering Wp per inwoner. Deze Drentse gemeente bereikte toen al een zeer hoog niveau van 7,56 kWp/inwoner, en liet daarbij Westerwolde (Gr.), eind 2020 de eerste gemeente op dit punt, ver achter zich. De belangrijkste contribuant voor Borger-Odoorn was natuurlijk het toen grootste opgeleverde zonnepark binnen haar gemeentegrenzen, Vloeivelden Hollandia.

Verder is ook al langer duidelijk, dat de langjarig grootste sector waarin zonnepanelen al jaren met veel ambitie worden toegepast, de landbouw, al sedert 2020 ruimschoots is gepasseerd door de zeer hard gegroeide categorie "energie voorziening", en het verschil alweer fors groter is geworden in 2021. Hiertoe worden ook de grondgebonden (en floating solar) projecten gerekend, waarbij zoveel nieuw volume is toegevoegd, dat dit het grootste marktsegment is geworden van allemaal. Met eind 2021 een voorlopig volume van alweer 2,8 GWp. Wat capaciteit betreft, claimde de energiesector (volgens indeling van het CBS), toen al bijna 20% van het totale nationale volume.

Het bedrijfsmatige segment heeft, tot slot, ook al enige tijd "afscheid" genomen van de langjarige steunbeer van de Nederlandse markt evolutie, de residentiële markt. In 2020 werd meer dan het dubbele volume bijgebouwd op bedrijfsdaken, utiliteit, op de grond, en op het water, dan op woningen (2,6 t.o.v. 1,2 GWp). In 2021 vielen de volumes iets terug (2,3 t.o.v. 1,2 GWp). De accumulatie in het bedrijfs-segment is eind 2021 al opgelopen tot 8,83 GWp, op woningen was toen "slechts" 5,59 GWp aan zonnepaneel capaciteit aanwezig. De totale accumulatie, zeer waarschijnlijk later nog flink aan te passen, gezien de soms forse historische bijstellingen bij het CBS, eind 2021: 14,42 GWp.


Inhoudsopgave

Introductie

Nationale trends

Ontwikkelingen op het gebied van hoofd-regio, en van provincies (tm. 2021*)

Evolutie van PV installatie aantallen en capaciteiten in bedrijfs-sectoren (SBI index) - 3 eerder gepubliceerde grafieken (geen recentere details beschikbaar)

Afgeleide grafieken

Ontwikkelingen op het niveau van gemeentes (tm. 2021*)

Grafieken en kaartjes RES sub-regio (2018 tm. 2021*)

Ontwikkelingen op het gebied van nieuwe deel-segmentaties, per provincies (2019 - 2021*)

Intermezzo's

En verder

Conclusies

Bronnen

Disclaimer


(0) Nationale trends

Ik heb in een eerdere reeks artikelen al stilgestaan bij de allereerste, en later aanzienlijk gewijzigde cijfers voor 2020 bij het CBS, gevolgd door voorlopige data voor 2021. Gelieve u daar te vervoegen voor de details.

  • 24 februari 2021. Eerste CBS capaciteits-cijfers over 2020
  • 31 mei 2021. Lichte bijstelling eerste cijfers over 2020
  • 31 mei 2021. Deel II CBS cijfers 2020 - productie resultaten incl. zonnestroom
  • 8 juni 2021. Elektriciteitsproductie hernieuwbare bronnen in eerste kwartaal 2021 in historisch perspectief
  • 30 juni 2021. Definitieve totaal cijfers zonnestroom tm. 2019, incl. primaire segmentatie en prognoses 2020-2021
  • 13 juli 2021. Fors aangepaste, maar nog steeds voorlopige totale capaciteits-cijfers voor 2020. Voorlopige jaargroei: 3.491 MWp
  • 22 juli 2021. "De ultimate CBS update" status 9 juli 2021; gedetailleerde analyse alhier (2019 definitief, 2020 voorlopig)
  • 30 september 2021. Samenvatting jaar rapport "Hernieuwbare Energie 2020" van het CBS, incl. stroom productie per jaar en per maand
  • 12 december 2021. Wederom behoorlijk aangepaste cijfers voor 2020, status "nader voorlopig". Jaargroei opgehoogd naar 3.724 MWp
  • 7 maart 2022. Eerst gepubliceerde CBS capaciteit cijfers voor zonnestroom voor het hele kalenderjaar 2021
  • 8 maart 2022. Idem, maandelijkse zonnestroom producties en vergelijking met datareeks Energieopwek.nl
  • 7 juni 2022. Eerste geringe bijstellingen CBS data over 2021. Segmentatie grafieken
  • 7 september 2022. Berekende maandelijkse productie zonnestroom tm. medio 2021. CBS versus Energieopwek.nl

In eerste instantie, geef ik hieronder de meest relevante grafieken weer met de laatste versie van de nationale zonnestroom statistiek cijfers, in mei 2022 voorzien van de laatste updates. Hierin de eerste totaal cijfers voor 2021, die de eerder gepubliceerde data tm. het eerste half-jaar vervangen. Deze zijn achteraan in de grafiek toegevoegd. Voor inhoudelijke bespreking van deze eerste totaal cijfers voor 2021, zie de analyse van 7 juni 2022.

Aantallen installaties

(a) Einde-jaars accumulatie (EOY) aantal zonnestroom installaties in Nederland volgens CBS (status 31 mei 2022) in blauwe kolommen. Cijfers tm. 2019 definitief, "nader voorlopig" voor 2020, en nog zeer voorlopig voor 2021. Het voorlopige eindresultaat voor 2021 is volgens het CBS 1.712.906 installaties, ruim 1,7 miljoen. Als het historische groeitempo in 2022 zou zijn aangehouden, zouden we al vrij vroeg in 2022 al ver over de 2 miljoen PV sites kunnen hebben gekregen. Gezien de oververhitte residentiële markt in dat jaar, lijkt dit een no-brainer. Uit het Open Data overzicht van netbeheerder Enexis blijkt, dat in het eerste half jaar van 2022, de kleinverbruikers markt daar alweer met 31% is gegroeid wat de aantallen nieuwe installaties betreft, t.o.v. het eerste half jaar van 2021. Bij de capaciteit ging het zelfs al om 68% meer. We kunnen dus veilig stellen, dat genoemde 2 miljoen installaties in 2022 een zekerheid is.

(b) Uit EOY data zijn de afgeleide jaargroei cijfers (YOY) bepaald en weergegeven in oranje kolommen. De jaargroei in 2019 is uitgekomen op 274.430 exemplaren. De nader voorlopige jaargroei in 2020 is 312.443 installaties. Ten opzichte van de jaarlijkse aanwas in 2019 is dat een respectabele groei van ruim 38 duizend installaties.

De aanwas in 2021 is voorlopig 338.198 installaties. Dat is al ruim twee maal het volume wat in december 2021 werd gerapporteerd voor het eerste half jaar van 2021. En het zijn alweer bijna 26 duizend installaties meer dan de aanwas in 2020. Met name de cijfers voor 2021 kunnen later nog flink worden aangepast. Voor zowel EOY als YOY volumes s.v.p. de rechter Y-as ter referentie raadplegen.

(c) Uit de jaargroei cijfers is ook het verschil percentage met de jaargroei in het voorgaande jaar berekend, en weergegeven in de grijze curve (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2017 en in 2018 was 45% t.o.v. de toename van het PV volume in 2016 resp. 2017. In 2019 nam de jaarlijkse aanwas ruim 33% toe t.o.v. het nieuwe jaarvolume in 2018. De (nog nader voorlopige) groei in 2020 ligt 13,9% hoger dan de al imposante aanwas in het jaar 2019, volgens de huidige CBS data. De groei in 2021 is relatief bescheiden, 8,2% hoger dan de aanwas in 2020. Het wordt dan ook steeds moeilijker om hoge groeicijfers te bereiken, nu er al zo veel volume aanwezig is, en er jaarlijks bij komt. Dit relatieve percentage kan trouwens ook nog wijzigen, als CBS cijfers voor 2021 (en, mogelijk ook nog voor 2020) weer aanpast.


^^^
Voor details voor eerdere jaren, die tot stand zijn gekomen middels de "verouderde", eerdere onderzoeks-systematiek door het CBS,
en die vanwege de compleet andere methodiek beslist niet 1 op 1 vergeleken kunnen en mogen worden met de huidige,
recentere cijfers, zie de grafiek in de eindejaars-update van 2019 !

Zonnestroom capaciteit

(d) Einde-jaars accumulatie (EOY) PV capaciteit in Nederland volgens CBS (status mei 2022) in blauwe kolommen. Het eindejaars-volume in 2020 is in de voorlaatste CBS update fors bijgesteld, en is 10.949 MWp geworden (2,2% hoger dan in de update van 9 juli dat jaar). Het ligt zelfs een spectaculaire 736 MWp (7,2%) hoger dan de eerste afschatting van het CBS voor dat jaar. En kan nog steeds worden bijgesteld. De nieuwe ophoging (o.a. resulterend in 2,2 Petajoule, 8% meer berekende opbrengst uit zonnestroom) werd separaat ook in een artikel van het CBS gepubliceerd over bijstelling van cijfers over het "aandeel hernieuwbare energie" in Nederland, die door het data instituut naar de Europese koepel organisatie Eurostat is verstuurd (10 december 2021).

Het voorlopige eindresultaat voor 2021 is volgens het CBS 14.418 MWp. En komt daarmee voorlopig alweer een half procent uit boven de afschatting die in het begin 2022 verschenen Nationaal Solar Trendrapport voor dat jaar werd gedaan door DNER. Dit volume zal later ongetwijfeld nog verder (opwaarts) worden bijgesteld.

(e) Uit de EOY data zijn de afgeleide jaargroei cijfers (YOY) bepaald en weergegeven in oranje kolommen. De jaargroei in 2019 is uitgekomen op 2.617 MWp. Dat was bij de allereerste afschatting van het CBS nog maar 2.402 MWp. De nader voorlopige jaargroei in 2020 staat momenteel alweer op 3.723 MWp, 6,6% hoger dan in de update van 9 juli 2021. Ten opzichte van de jaarlijkse aanwas in 2019 is dat een aanzienlijke groei van 1.106 MWp ! Daarmee staat "corona jaar" 2020 voorlopig te boek als record jaar wat de aanwas aan PV capaciteit betreft.

De aanwas in 2021 is voorlopig 3.469 MWp. Wederom, ruim het dubbele volume wat volgde uit de accumulatie cijfers voor de eerste jaarhelft. Hiermee ligt de groei in 2021 bijna 7% onder de aanwas in 2020. Het is echter wel zo, dat dit groeicijfer nog flink kan worden bijgesteld, én dat het aantal nieuwe installaties in de tweede jaarhelft sterk kan afwijken van dat in het eerste half jaar. Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat er zóveel volume zal worden bijgeplust (254 MWp = verschil), dat de groei in 2020 ge-evenaard zal gaan worden. Voor zowel EOY als YOY volumes s.v.p. de rechter Y-as ter referentie raadplegen.

(f) Uit de jaargroei cijfers is ook het verschil percentage met de jaargroei in het voorgaande jaar berekend, en weergegeven in de grijze curve (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2018 was 119% t.o.v. de toename van het PV volume in 2017. De aanwas in 2019 was 54% hoger dan de groei in 2018, en de (nader voorlopige) groei in 2020 ligt alweer 42,3% hoger dan het al hoge nieuwe jaarvolume in 2019, volgens de officiële nationale statistieken. Zoals hierboven geschetst, is de aanwas negatief in 2021 t.o.v. de groei in 2020, 7% in de min (stippellijn verdwijnt onder de X-as).

Voor eerder inhoudelijk commentaar op deze 2e grafiek, zie ook het artikel "Fors aangepaste jaarcijfers CBS over kalenderjaar 2020 - eerste update", van 13 juli 2021.


(g) Zonnestroom productie - per kalenderjaar en per maand

Voor de door het CBS berekende zonnestroom productie, die in voorgaande jaren pas enige tijd volgde na vaststelling van opgestelde capaciteiten, is op 7 maart 2022 ook een status update verschenen, die de situatie tm. 2021 weergeeft (nader voorlopige cijfers). Op 16 juni 2022 volgde alweer een kleine aanpassing op de data voor 2021. Deze zijn in onderstaande grafiek weergegeven. De eerste resultaten voor 2021 zijn rechts toegevoegd (en zullen nog verder wijzigen).

De berekende jaarproductie nam toe van 5.399 GWh in 2019 (definitief) tot alweer 8.765 GWh in 2020 (nader voorlopig), een toename van ruim 62% (!). Ten opzichte van het binnenlandse stroomverbruik, steeg het aandeel van de zonnestroom productie van 4,42% (2019), naar 7,25% (2020). De meest recente afschatting voor 2021 is inmiddels een volume van 11.332 GWh in dat jaar. Waarmee het aandeel t.o.v. het binnenlandse stroomverbruik verder gestegen zou zijn naar 9,3% (rode lijn in de grafiek). Zouden we als referentie de netto stroom productie nemen, dus minus het eigen verbruik van elektriciteits-centrales, zou het aandeel in 2021 zelfs al op 9,6% zijn gekomen.


Maandelijkse zonnestroom productie (berekend) - update

In een separate CBS tabel, "Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik", houdt het CBS de producties per energie modaliteit bij, in dit geval voor elektriciteit genererende technieken zoals ook zonnestroom. In de update van 17 december 2021 zijn de door het CBS berekende maandelijkse nationale zonnestroom producties weer ververst. Waarbij de cijfers over heel 2019 nu "definitief" zijn geworden, die voor 2020 "nader voorlopig", en de nog zeer voorlopige resultaten tot en met september 2021 openbaar zijn gemaakt. Deze resultaten heb ik in een eerder gepubliceerde grafiek opgenomen, tot en met de - nog zeer voorlopig berekende - maandproductie voor september dit jaar. Deze grafiek werd voor het eerst in de korte bespreking van het jaaroverzicht "Hernieuwbare Energie" van het CBS over 2020 gepresenteerd. Ze bevat inmiddels weer gecorrigeerde en enkele nieuwe maand data.

In deze eerder al eens gepubliceerde grafiek zijn de laatst bekende data, voor juli 2022, toegevoegd aan de reeks door het CBS berekende maand producties van zonnestroom in heel Nederland. Voor het jaar 2022 zijn er alweer enkele maandwaarden aangepast. Van 2015 tm. december 2021 zijn de kalenderjaar producties bekend, maar voor de laatste 2 jaar kunnen cijfers ook nog worden bijgesteld. De stapsgewijze verhoging van de berekende maandproducties per kalenderjaar is voor het grootste deel te danken aan de immer aanzwellende capaciteit, die onvervaard al die jaren werd toegevoegd aan de al bestaande bestanden. Vanaf de "gereconstrueerde" capaciteit aan het eind van elke maand wordt vervolgens met steeds verfijndere technieken de vermoedelijke productie berekend. Waarbij ook met zoninstraling gemeten door het KNMI, en de lokatie in Nederland rekening wordt gehouden.

Uiteraard treden daarbij verschillen op tussen maanden onderling, zo steken zeer zonrijke maanden duidelijk boven de andere uit in hetzelfde kalenderjaar. In het diagram zijn pieken te zien bij, achtereenvolgens, mei 2015 en 2016, augustus 2017, juli 2018, juni 2019, de "uitzonderlijk mooie" mei maand in Corona jaar 2020, gevolgd door juni 2021 (1.808 GWh). Juni 2022 laat alweer een nieuw, historisch record zien voor dat jaar, 2.482 GWh, wat al een factor 20,7 maal zo veel is dan in juni 2015. Bijna 2,5 TWh in een maand tijd, een grote hoeveelheid zonnestroom.

December is de minst productieve maand, maar toch ging het berekende volume van 26 (2015) naar 177 GWh (2021). Een factor 6,8 maal zo veel. Hiermee wordt wederom duidelijk, dat door de capaciteits-uitbouw, de productie volumes in de zomer ruim twee maal sneller toenemen, dan in de licht-arme winter. Een uitdaging voor de netten, en voor de sector, om zo slim mogelijk gebruik te (gaan) maken van die grote volumes productie verkregen uit gratis zonlicht.

Uiteraard zullen de maandproducties in 2023 weer fors over die van 2022 heen gaan, en heeft zonnestroom al een serieuze impact op het elektriciteit systeem in ons land. Voor velen waarschijnlijk veel vroeger dan ze ooit hadden gedacht.

In 2022 wederom nieuw productie record

Op basis van de gepresenteerde maand resultaten in de laatste update van het CBS, is er in januari tot en met juli 2022 alweer 44% meer zonnestroom geproduceerd dan in dezelfde periode in 2021. Er is reeds een nieuw record volume van 11,12 TWh in die periode ingeboekt door het CBS. Dat is al het equivalent van 3 maal de gemiddelde volledige jaarproductie van kernsplijter Borsele in 2019-2021 (3.728 GWh).

Evolutie eindejaars-accumulaties

De direct hier onder volgende grafiek updates volgen de nieuwste ontwikkelingen met betrekking tot de voortschrijdende accumulaties. In paragrafen k, l, en m, heb ik daarvan wederom afgeleide grafieken getoond, die de progressie van de (nieuwe) jaarvolumes weergeven. Voor de segmentatie met de provinciale bijdrages, zie vanaf sectie 5 voor de eindejaars-accumulaties, resp., voor de jaargroei volumes vanaf sectie 11.

(h) Evolutie van geaccumuleerde aantallen PV installaties (Y-as, x 1.000) volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit de nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Weergegeven zijn de meest recent gepubliceerde data van 31 mei 2021, met de eerste kalenderjaar volumes voor 2021 helemaal rechts. Eind 2021 zouden er volgens het CBS in totaal nu 134.799 installaties op panden met, formeel "alle economische activiteiten" (niet zijnde "woningen", hier simpelweg gesteld als "bedrijven") zijn geweest. Bijna 17 duizend meer dan EOY 2020 (bijna 118 duizend installaties op "bedrijven"). Daarnaast zouden er reeds 1.578.107 woningen met PV systemen zijn geaccumuleerd, EOY 2021, ruim 321 duizend meer dan in 2020. De eerste miljoen exemplaren waren al ongeveer in het eerste kwartaal van 2020 present.

Augustus 2021 rond de anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen iets te optimistisch ?

Met het hierboven al genoemde volume van ruim anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen, eind 2021, lijkt de claim op de website van het Klimaatakkoord, dat al op 30 augustus 2021, op een woning van huur corporatie, Woningstichting Eigen Haard in Aalsmeer, "het 1,5 miljoenste huis in Nederland van [zonne]panelen werd voorzien" iets te optimistisch. Dat doet een beetje denken aan een vergelijkbare claim van de organisatoren van het "miljardste Wattpiek" feestje bij een voetbalclub in Elinkwijk bij Utrecht, waar Polder PV destijds, 13 september 2014, een special aan heeft gewijd. Op basis van een extrapolatie van de trendlijnen van de officiële CBS cijfers, kom je weliswaar in de buurt van die afschatting van Klimaatakkoord, maar ligt dat punt volgens de huidige CBS cijfers vermoedelijk een maand later, rond eind september. Daar staat weer tegenover, dat de cijfers voor 2021 nog prematuur zijn, en nog flink kunnen veranderen. Wat het moment van het bereiken van anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen in de tijd zal gaan verschuiven. Wanneer "het" moment is geweest, zullen we natuurlijk nooit te weten gaan komen, omdat er géén centrale registratie van alle PV installaties bestaat in Nederland, en we continu moeten afschatten en interpoleren, met alle risico's van dien. Alle claims van een "exacte dag" of "deze woning" mag u dan ook met een flinke pot Noordzee zout tot u nemen. Ze slaan feitelijk nergens op.

Intermezzo 1 - Percentage woningen met PV-installaties

Tijdens het uitwerken van de grote hoeveelheid data voor de huidige CBS cijfer analyse, verscheen van het statistiek instituut een interessante nieuwe tabel met peildatum 14 oktober 2022. Hierin vinden we onder anderen een overzichtje met "het percentage woningen waarbij tussen 1-1 en 31-12 van het rapportage jaar een of meerdere zonnestroominstallaties op het adres staat geregistreerd". In het overzicht is tevens een uitsplitsing gemaakt naar het aantal personen wat op het betreffende adres in de zogenaamde Basisregistratie Personen staat geregistreerd.

Van deze nieuwe, uitgesplitste data, heeft Polder PV uiteraard een grafiek gemaakt met de beschikbare data voor de jaren 2019 (definitief), 2020 (nader voorlopig), en 2021 (voorlopig).

Kristalhelder blijkt uit deze grafiek de zeer voortvarende uitbouw van zonnestroom in de residentiële sector in Nederland. De totale volumes (zwarte kolommen) namen toe van 12% in 2019, via 16% in 2020, naar alweer 20% in 2021. Als we kijken naar de segmentaties met het aantal geregistreerde personen per inwoner, zijn de verschillen al behoorlijk groot. Slechts 6, 8 en 10% voor woningen met 1 (geregistreerde) persoon zou zonnepanelen hebben. Woningen met 2 tot 3 personenen gaan grofweg gelijk met elkaar op (16/15% in 2019, 20% in 2020, en 24/25% in 2021). Dé "succes categorie", woningen met 4 personen, groeide van 18%, via 24%, naar alweer 30% (!) in 2021. Bij 5 personen of meer is dat weer wat minder, maar zijn dat nog steeds respectabele percentages, van 17%, 22%, tot alweer 27% van de betreffende woningen in 2021.

Er is ook nog een categorie woningen waar géén personen staan geregistreerd (oranje kolom links in elke cluster), waarschijnlijk tijdelijk dan wel permanent leeg staande huizen. Daarvan nam het percentage, opvallend, ook toe, van 5%, via 7%, naar alweer 8% van het totaal in die categorie, in 2021.

Bedrijfsmatige projecten bijgestelde aantallen in 2020, iets hoger nieuw volume in 2021

Ook opvallend in de boven het intermezzo weergegeven grafiek is, dat na een "boost" van nieuwe bedrijfsmatige installaties in 2019, het tempo duidelijk is ingezakt in 2020 en 2021. Dit heeft deels te maken met een eerder door het CBS doorgevoerde, maar nergens als zodanig gecommuniceerde, forse neerwaartse bijstelling van het aantal projecten, van 127 duizend in de update van 9 juli 2021, naar inmiddels nog maar 118 duizend. Hieruit resulteert een jaargroei van 15.869 installaties in 2020. In 2021 waren er in de eerste jaarhelft 8.724 exemplaren bijgekomen. In het hele jaar blijken er met de huidige data 16.913 stuks te zijn bijgekomen. Dat is bijna 7% meer aanwas dan in het voorgaande jaar.

Totaal aantal installaties 2021

Tezamen resulteren deze twee grote segmenten, zonnepanelen op woningen en op "niet-woningen", eind 2021 al in een volume van dik 1,7 miljoen PV installaties, preciezer, 1.712.906 projecten (zwarte curve in de grafiek). Dat is al een forse 338 duizend meer dan eind 2020, waarbij uiteraard de grootste groei in de residentiële sector plaatsvond, als vanouds: een spectaculaire toename van 321 duizend nieuwe installaties in 2021. In 2019 werden er "nog maar" 240 duizend nieuwe installaties in de residentiële sector toegevoegd, in 2020 al 297 duizend, resulterend in respectabele jaargroei cijfers van 25%, resp. bijna 24%. De groei van de aanwas in 2021 was wat bescheidener, maar nog steeds 8% hoger dan de al zeer hoge nieuwbouw in 2020. Dit alles, ondanks regelmatig in de pers verschijnende berichtgeving over de per 2023 aangekondigde afbouw van de voor de kleinverbruik sector zeer belangrijke salderings-regeling. Die inmiddels alweer de facto naar begin 2025 is verplaatst, en het wetsvoorstel nog steeds niet is aangenomen (zie links pagina "het nieuwe salderen" voor de vele berichten over deze materie).

Onder de categorie "bedrijven" vallen ook alle maatschappelijke instellingen met KvK nummer, gemeentelijke daken, scholen, zelfstandige ondernemers met bedrijf aan huis, etc. Het is dus een zeer ruim begrip, en dient dan ook als zodanig te worden opgevat bij de beschouwing van deze CBS statistieken. Met name de ZZP-ers zullen bij de aantallen in dit segment een zeer grote impact hebben, al is niet bekend wat hun aandeel op het geheel is.

Wat de Compound Annual Growth Rates (CAGR) betreft, komen de resultaten in de grafiek neer op een gemiddelde jaargroei van ruim 41% voor de sector woningen, 34% voor de sector "bedrijven", en op 40,4% voor de totale volumes in de periode van 2012-2021. In de periode 2012-2020 waren deze gemiddelde jaarlijkse groei percentages ruim 43%, 37%, resp. 43%.

PV en de huursector

In de update van eind 2020 werden hierover al enkele opmerkingen gemaakt. In de afwijkende meetperiode van de SHAERE rapportages van branche organisatie Aedes wordt gewag gemaakt van een groei van 67 duizend huurwoningen die in de periode medio 2020 tm. medio 2021 van zonnepanelen zijn voorzien. Dat zouden er zo'n vijfduizend minder zijn dan in de voorgaande rapportage (medio 2019 - medio 2020). Getallen over vermogens blijven kennelijk het geheim van de smid daar, die worden niet gepubliceerd.

Er zouden medio 2021 reeds in totaal 317 duizend huurwoningen zonnepanelen hebben. Ten opzichte van de eerder door het CBS gepubliceerde eerste half-jaar cijfers, met 1,408 miljoen woningen die eind juni 2021 reeds zonnepanelen zouden hebben, zou het aandeel van huurwoningen toen dus al ongeveer zijn opgelopen tot 22,5% van het totale bestand "zonnehuizen".

Voor (medio) 2022 zijn nog geen gegevens gepubliceerd door Aedes. Vermoedelijk komt er een nieuwe benchmark rapportage uit, ergens in november 2022.

Cijferstaatje Sungevity (aangepast n.a.v. nieuwe cijfers)

Voor een eerdere discussie over het bereiken van de "1 miljoen woningen met zonnepanelen verwijs ik hier naar de detail analyse van Polder PV in de update van 19 juni 2021. Ik heb in de huidige analyse in het aangepaste kader onder Intermezzo 2 een nieuwe grafiek toegevoegd om het bereiken van deze historische mijlpaal nader te preciseren, en om de volgende piketpaal, anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen nader toe te lichten.

Sungevity stelde dat het aantal woningen met zonnepanelen eind 2019 goed zou zijn geweest voor 11% van het totale woningen volume dat jaar (CBS Statline tabel "Voorraad woningen; eigendom, type verhuurder, bewoning, regio"). Gaan we hierbij echter uit van het in een vorige analyse gebruikte bijgestelde aantal van 960.248 woningen met zonnepanelen volgens de huidig actuele CBS cijfers voor 2019, is dat t.o.v. het totale volume in 2019 (7.891.786 woningen totaal = woningvoorraad op 1 januari 2020) al een penetratie van 12,2% van het complete bestand geweest. Voor 2018, waarvoor Sungevity een penetratie van PV op woningen van 9% opgaf, was dat in dat jaar, met het meest recente, hogere CBS cijfer voor dat jaar, achter de komma al een wat hoger percentage, 9,3%.

Voor begin 2021 / eind 2020 is het woningen bestand volgens het CBS opgelopen naar 7.966.331 exemplaren. Samen met het nog nader voorlopige cijfer van het aantal PV installaties op woningen voor eind 2020 (bijna 1,26 miljoen), komen we voor 2020 al op een maximum penetratie van 15,8% uit.

Voor 2021 is het CBS overgegaan op een aangepaste, nauwkeuriger systematiek, sedert oktober dat jaar is ze definitief overgestapt op registraties in het zogenaamde BAG 2.0 register. Eind 2021 zouden er volgens die meest recent bekend geworden cijfers 8,046 miljoen woningen zijn. Tezamen met de bijna 1,6 miljoen woningen met zonnepanelen volgens bovenstaande grafiek, zou de penetratie van PV op woningen eind dat jaar inmiddels kunnen zijn opgelopen naar 19,6%. Ergo: begin 2022 zou ongeveer een vijfde van het totale aantal woningen al zonnepanelen hebben. Een vergelijkbare uitkomst geeft een nieuwe CBS tabel, zie de bespreking in Intermezzo 1.

Bedrijven in relatie tot CertiQ volumes

Als we naar de categorie bedrijven ("rest-categorie") kijken, en we betrekken daarbij het aantal geaccumuleerde gecertificeerde PV projecten bij CertiQ (verwachting in 2020: bijna uitsluitend SDE gesubsidieerde projecten), komen we op de volgende getallen. We beperken ons daarbij tot installaties van 15 kWp of groter, om de vele residentiële projecten onder de 3 oude SDE regelingen uit te sluiten, en we gebruiken daarbij de in februari 2021 gepubliceerde eerste, voorlopige cijfers over 2020. Dan komen we op een totaal van 15.489 installaties in de 2 grootste project categorieën vanaf 15 kWp volgens CertiQ eind dat jaar, op een totaal van 26.736 (alle projecten incl. kleine installaties met SDE beschikking). Genoemde 15.489 "grotere" gecertificeerde projecten is t.o.v. de hierboven genoemde 117.886 "niet-woningen" van het CBS, eind van 2020, een nog steeds zeer beperkt aandeel van 13,1% (in de revisie voor 2019 was dit bijna 11%, in 2018 nog 10%, en in 2017 zelfs nog maar 8%). Dit komt hoogstwaarschijnlijk door (a) een zeer hoog aandeel zelfstandigen met zonnepanelen op hun eigen (bedrijfs-) woning, en (b) een substantieel aandeel projecten op bedrijven waarvoor nooit SDE subsidie is aangevraagd. Maar bijvoorbeeld wel EIA, KIA, VAMIL of een van de talloze andere regelingen die er zijn. Ook zie ik al regelmatig nieuwbouw projecten met zonnepanelen, waarbij geen SDE beschikking gevonden kan worden, en de PV generator mogelijk gewoon in de bouwkosten is meegenomen. Er kan, daarnaast, beslist ook zonder subsidie zijn geplaatst (vermoeden: vooralsnog relatief beperkt). Al die "bedrijfsmatige" installaties zijn niet bekend bij CertiQ, omdat er in het grootste deel van de gevallen geen Garanties van Oorsprong voor worden aangemaakt noch verhandeld.

Aan de andere kant kan het aantal "installaties" bij CertiQ overschat zijn, omdat er nogal wat projecten zijn die meerdere SDE beschikkingen hebben, die in theorie allemaal separaat bemeterd moeten worden, en derhalve kunnen resulteren in meer dan 1 inschrijving op hetzelfde adres. Uit de projecten sheet van Polder PV is al bekend dat voor de anderhalf duizend grootste projecten gemiddeld 1,3 SDE beschikkingen per lokatie (adres) zijn afgegeven (analyse SDE data RVO van 26 augustus 2022).

Kijken we naar de jaargroei bij de 2 grootste categorieën van CertiQ in 2020, voorlopig 4.572 exemplaren, ligt dat t.o.v. de (fors neerwaarts bijgestelde) 15.869 groei in de CBS totaal categorie "bedrijven" in dat jaar al op een duidelijk hoger niveau: 28,8% (in 2019 was dat nog bijna 14%, in 2018 10%, en voor 2017 was dat ruim 13%). Het is bovendien een - beperkte - 4,3% meer dan het CertiQ volume van de nieuwe installaties in die 2 categorieën in 2019 (4.383 exemplaren nieuw). Daarmee is de groei wat de aantallen projecten betreft t.o.v. 2019 niet zeer groot geweest, maar bij de toegevoegde capaciteiten is dat wezenlijk anders (zie verderop). Bovendien kunnen de cijfers voor 2020 nogmaals worden aangepast, zoals we in het verleden hebben gezien. Zowel voor de CertiQ data, als bij het CBS.

Helaas heeft Polder PV eerder in 2022 te horen gekregen, dat er géén revisie rapportages meer zullen worden gepubliceerd (deze ontbreekt voor het eerst voor het jaar 2020), al zou er op een andere wijze een mouw aangepast gaan worden. Tot die tijd, is het dus niet goed mogelijk om op detail niveau de finale resultaten van CertiQ met die van het CBS te vergelijken ...


(i) Evolutie van geaccumuleerde PV-capaciteit (in MWp), volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Naar analogie van de grafiek voor de aantallen installaties onder (h) het volgende.

Eind 2020 zou er volgens de laatst bekende, wederom bijgestelde CBS data in totaal 6.559 MWp aan PV capaciteit op "bedrijven" zijn geaccumuleerd, en, reeds aanzienlijk minder, 4.390 MWp op woningen. Tezamen resulterend in een volume van 10.949 MWp. De eindejaars-capaciteit voor 2019 is in een eerdere update ook wat verhoogd, en definitief vastgezet op 3.989 MWp. Het volume voor het woningen segment is toen terechtgekomen op 3.236 MWp in dat jaar. Het totale volume is uiteindelijk vastgesteld op 7.226 MWp, een stuk hoger dan in de update van juni 2020 (toen nog 6.874 MWp).

In 2021 is het verschil tussen de residentiële en "niet-woning" markt segmenten verder toegenomen. Met - voorlopig - 5.585 MWp op de daken van woningen, en 8.833 MWp in het enorme bedrijfs-segment (incl. zonneparken en dergelijke projecten), is het verschil gegroeid van 2.169 naar maar liefst 3.248 MWp tussen deze twee grote deelmarkten. Daarmee is het bedrijfs-segment qua impact toegenomen met volumes 1,5 maal tot zelfs al 1,6 maal dat in de residentiële sector. Gezamenlijk stond er, met deze eerste totaal cijfers voor 2021, eind van dat jaar 14.418 MWp aan PV vermogen volgens het CBS.

De "niet-residentiële" markt heeft al begin 2019 het stokje van de woning sector overgenomen, en zal alleen maar verder uitlopen, gezien de monumentale hoeveelheden SDE beschikkingen die er voor grote projecten zijn afgegeven. Tot en met status update RVO van 1 oktober 2022: 8,6 GWp aan realisaties onder SDE beschikte projecten bij 19 GWp aan totaal - overgebleven - beschikt PV volume tm. SDE 2021. Hier gaat weliswaar het nodige - uitgevallen - volume weer van af, maar er zal een aanzienlijke hoeveelheid projecten daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden.

Uit de meest recente statistiek data van het CBS volgt wederom, dat de jaargroei voor deze segmenten in 2019 tm. 2021 (afgerond) 908 MWp, 1.153 MWp, resp. 1.195 MWp bij woningen, en 1.709 MWp, 2.570 MWp, resp. 2.274 MWp bij de categorie "bedrijven" zou zijn geweest (zie ook grafiek onder paragraaf l).

Capaciteits-cijfers in de huursector zijn, al jaren tot groot verdriet van Polder PV, helaas niet bekend, dus we kunnen niet zoveel zinnigs zeggen over de impact op dat vlak. Wel is het zo, dat gemiddeld genomen in de huursector substantieel minder zonnepanelen per dak worden geplaatst, dan bij een gemiddelde (eigen) woning. Onder anderen, vanwege vermindering van risico's (voor de huurder), mocht de klassieke salderings-regeling er (uiteindelijk) "aan gaan". Vaak zien we slechts 4-8 zonnepanelen op huurwoningen, al komt het af en toe ook voor dat er meer worden geplaatst (vaker 10, en enkele malen reeds 12 modules per dak bij sommige projecten met huurwoningen gezien). De impact op het totaal volume in de hele woning sector zal iig bescheidener zijn dan bij de aantallen installaties (= woningen met PV).

Wat de Compound Annual Growth Rates betreft, komen de resultaten in de grafiek voor de groei van het opgestelde PV-vermogen neer op een gemiddelde jaargroei van 46% voor de sector woningen, maar liefst 64% voor de sector "bedrijven", en op 55% voor de totale volumes in de getoonde periode van 2012-2021. In de periode 2012-2020 waren deze gemiddelde jaarlijkse groei percentages nog 49%, 68%, resp. 58%. Het blijven echter zeer hoge jaarlijkse groei cijfers, die weinig landen (ooit) hebben gezien.

Nog zeer voorlopige volumes voor 2021

Met de eerste cijfers voor het complete kalenderjaar 2021, zijn de geaccumuleerde volumes toegenomen naar 8.833 MWp voor "bedrijven", 5.585 MWp voor woningen, en een totaal volume van 14.418 MWp. Het voorlopige jaar groei volume, 3.469 MWp, zou 7% minder zijn dan de aanwas van 3.723 MWp in 2020. Echter, het is waarschijnlijk dat nog de nodige volumes, met name van grotere projecten gesubsidieerd vanuit de SDE regelingen, toegevoegd moeten gaan worden aan de cijfers voor 2021. Voor kalenderjaar 2020 zijn eerder zeer substantiële hoeveelheden capaciteit toegevoegd, in totaal maar liefst 736 MWp bovenop de eerst gerapporteerde jaarcijfers. De verwachting is, dat dit wederom zal gaan gebeuren voor het jaar 2021, al is het vermoedelijk niet in zo'n hoge mate als in 2020. Een extra onzekerheid is nog een eventuele extra bijstelling voor het eindejaars-volume voor 2020. Ook dat zal invloed gaan hebben op de te verwachten jaargroei volumes. Zowel voor 2020, als voor 2021.

CertiQ - capaciteit in relatie tot CBS

Wederom op basis van de CertiQ cijfers voor geaccumuleerd en toegevoegde capaciteit in 2020, eerste voorlopige cijfers tm. 2020) enkele opmerkingen over capaciteit bij bedrijven. Bij de opgestelde, gecertificeerde capaciteit komen we voor eind 2020 voorlopig op een totaal van 5.270 MWp in de 2 grootste project categorieën vanaf 15 kWp volgens CertiQ. Eind 2019 was dat nog 3.235 MWp, en eind 2018 slechts 1.600 MWp in die 2 categorieën, de groei is dus wederom fenomenaal geweest. Eind 2020 stond er alweer een factor 3,3 maal het volume van wat eind 2018 nog stond genoteerd.

Dit alles dient te worden beschouwd op een totaal gecertificeerd volume van 5.640 MWp (revisie van EOY cijfer 2020, alle projecten incl. kleine installaties met SDE beschikking. Eind 2019 was dat nog 3.310 MWp (gereviseerd), en eind 2018 slechts 1.644 MWp. Eind 2020 was er dus alweer een factor 3,4 maal zoveel capaciteit als eind 2018. Er daarbij uitgaand dat die volumes uitsluitend "bedrijven" (sensu lato) betreffen. Genoemde 5.270 MWp is dus al een zeer fors aandeel van ruim 93% van het totaal. De kleinere gecertificeerde installaties hebben inmiddels nog maar een kleine invloed op het totaal volume. Tm. 2019 was dat aandeel nog bijna 98% (3.235 / 3.310 MWp), tm. 2018 97% (1.600 / 1.644 MWp), en tm. 2017 94% (684 / 729 MWp). De met SDE subsidies gedreven projecten markt (CertiQ) krijgt dus al zéér veel impact op de totaal volumes in het niet residentiële markt segment (CBS). Veel groter dan de magere, ruim 13% bij het aantal installaties (paragraaf 0-h). Dit komt uiteraard door de enorme schaalvergroting die in korte tijd in met name de SDE gesubsidieerde deel-markt is opgetreden. Zowel bij de rooftops, als, met name, bij de reeds behoorlijke hoeveelheid grote grondgebonden zonneparken die zijn opgeleverd, en die al een hoge impact op de totaal volumes maken.

De verwachting is, dat genoemde 93% aandeel CertiQ / CBS totaal volume voor 2020 nog opwaarts zal gaan wijzigen, als "na-ijlende" rapportages over opgeleverde grotere projecten bekend gaan worden bij het CBS.

Voor 2021 zijn eerste segmentatie cijfers in het jaaroverzicht bekendgemaakt door CertiQ. De indeling van de grootteklassen is daar gewijzigd, de kleinste 2 zijn 1-5 resp. 5-10 kWp. Zouden we dat volume (totaal 35,9 MWp) aftrekken van het totaal, 7.417,8 MWp, houd je minimaal 7.382 MWp over voor de grotere installaties. Ten opzichte van het CBS volume voor bedrijfsmatige installaties eind 2021 (8.833 MWp) zou dat bijna 84% zijn geweest. Omdat het traject 10-15 kWp "onzichtbaar" is geworden bij CertiQ (onderdeel van de 118,1 MWp in de klasse 10-50 kWp), zal dat percentage beslist in werkelijkheid hoger liggen in dat jaar.



(j) Evolutie van systeem-gemiddelde PV-capaciteit (in kWp), afgeleid uit de voorgaande twee grafieken, volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS.

Met de opname van 2018 liet deze grafiek reeds een hoge impact zien t.o.v. de voorgaande update, ondanks het feit dat het om een afgeleid criterium gaat. Met de gereviseerde cijfers voor 2019, de nog nader voorlopige data voor 2020, en de voorlopige cijfers voor 2021, is te zien dat die impact fors is toegenomen. Het systeemgemiddelde bij woningen ging tussen 2018 en 2021 "beperkt" omhoog, van 3,23 kWp, via 3,37 kWp, en 3,49 kWp, naar 3,54 kWp in 2021. Bij bedrijven ("niet-woningen") is weer een enorme sprong opwaarts te zien, van 33,9 kWp (2018), via 39,1 kWp (2019), en 55,6 kWp (2020), naar een al zeer hoog systeemgemiddelde van, voorlopig, 65,5 kWp voor alle niet residentiële projecten, eind 2021. Dat is, voor een gemiddelde, wederom een flinke sprong opwaarts, een toename met 18% in het laatste jaar. In 2020 was die sprong echter nog een stuk groter (42%).

Ook al wordt het totale systeemgemiddelde van alle installaties door de vele honderdduizenden installaties op woningen dominant beïnvloed, die dat gemiddelde fors onder druk blijven zetten, vanwege de enorme opwaartse druk bij de gemiddelde systeem omvang in de projecten markt, is ook de totaal curve (zwart) weer een stuk verder omhoog gedrukt. Deze nam al in 2017-2018 met 18% toe van 5,0 tot 5,9 kWp gemiddeld. In 2019 ging er weer een flinke schep van ruim 15% bovenop, en werd een totaal systeem gemiddelde van 6,8 kWp bereikt. Met de voorlopige cijfers voor 2020 zwol dat verder aan naar 8,0 kWp (18% toename). De progressie bleef aanhouden in 2021, al was het op een wat bescheidener niveau. 5% meer dan het niveau eind 2020, voorlopig culminerend in een totaal systeemgemiddelde capaciteit van 8,4 kWp voor alle installaties (incl. residentieel).

CAGR systeemgemiddelde capaciteit 2012-2021

Kijken we naar de Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de systeemgemiddelde capaciteiten, komen we ook tot respectabele gemiddelde jaargroei cijfers over de periode 2012 tm. 2021:

  • Woningen gemiddeld 3,7%/jaar
  • "Niet-woningen" gemiddeld 21,8%/jaar
  • Alle PV projecten (totaal volume) gemiddeld 10,0%/jaar.

Deze percentages waren voor de periode 2012-2020 nog, achtereenvolgens, 4,0%, 22,3%, resp. 10,6% gemiddeld per jaar.

De verwachting is dat bij woningen er relatief weinig in het gemiddelde zal gaan veranderen. Er kunnen immers niet veel meer modules op een gemiddeld dak, en alleen een - geringe - stijging van de capaciteit per paneel kan opwaartse druk uitoefenen. Die stijging is weliswaar nog steeds gaande, moderne panelen gaan al zo'n beetje richting de 400 Wp per stuk, en eerste commerciële modules van ver over de 400 (tot zelfs over de 500) Wp per stuk zijn al een tijdje te koop (en worden soms al ingezet, zelfs in zonneparken). Met om de haverklap spectaculaire aankondigingen van nog veel hogere vermogens in aantocht, die helaas nogal onhandelbaar zijn op woningen, omdat het veel grotere panelen betreft. Het aantal producenten wat dergelijke "high-power" panelen in de wereldmarkt aanbieden neemt ook rap toe. Maar de blijvende boodschap is, dat t.o.v. de totale geaccumuleerde populatie een eventuele verdere verhoging van het paneel vermogen slechts zeer bescheiden impact zal hebben. De crux is, en blijft, de verandering (lees: schaalvergroting) in de niet-residentiële markt.

Het beeld is totaal anders bij de categorie bedrijven. Daar zal de schaalvergroting, zwaar gestimuleerd door de duizenden (zeer) grote SDE beschikkingen voor PV projecten, de komende jaren nog een forse opwaartse beweging gaan geven aan de blauwe lijn. Dat, terwijl de rode curve (alleen woningen) bijna horizontaal zal komen te liggen, en de zwarte lijn (alle installaties) slechts - in relatief bescheiden mate - opwaarts zal worden gedrukt vanwege het te verwachten sterk opwaartse effect bij de bedrijfs-installaties.


Jaarlijkse nieuwbouw volumes

(k) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, segmenten en totalen

In deze grafiek, een variant op de accumulatie curve getoond in paragraaf 0-h, en met de Y-as in duizend-tallen, de afgeleide jaargroei cijfers van het aantal nieuwe PV-installaties, in de segmenten "bedrijven" (blauw), "woningen" (donker-rood), resp. de totalen (zwarte kolommen). Weergegeven inclusief de nader voorlopige resultaten voor 2020, en de nog zeer voorlopige cijfers voor 2021, helemaal rechts, gearceerd weergegeven.

"Bedrijven"
Het bedrijfs-segment blijft natuurlijk klein t.o.v. het dominante aantal residentiële installaties, en bleef redelijk stabiel tot en met 2017 (tussen de 7 en 10 duizend nieuwe projecten per jaar). Vanaf 2018 groeide dat volume, van zo'n 14 duizend, tot een voorlopig record aanwas van 34.704 nieuwe installaties in 2019. Dat aantal is in 2020 weer substantieel minder hoog geworden, vermoedelijk omdat er in 2019 een hausse aan kleinere SDE gesubsidieerde rooftop projecten is opgeleverd. En 2020 mogelijk Covid maatregelen roet in het eten hebben gegooid bij de progressie.

Daar kwam ook nog eens in een voorgaande update een zeer forse negatieve aanpassing van het CBS overheen, die de aanvankelijk door het data instituut gemelde 25.115 nieuwe projecten deed verschrompelen naar nog maar 15.869 nieuw dat jaar (een bizarre negatieve bijstelling van maar liefst 37% !). CBS heeft geen publieke uitspraak geventileerd over deze zeer forse ingreep in de aantallen projecten voor dat jaar. In de in november 2021 "afgesloten" tabel met de regio indeling van 2019 werd, voor de update van 9 juli 2021, nog gewag gemaakt van de volgende toelichtende frases: "In de tabel waren een aantal cellen onterecht onderdrukt, deze worden nu alsnog vrijgegeven. Ook is een aantal dubbele registraties van installaties ontdekt en hersteld". Echter, in de huidige tabellen, incl. dit exemplaar met status update 31 mei 2022, is van dergelijke opmerkingen niets terug te vinden. Naar de werkelijke oorza(a)k(en) van deze zeer forse neerwaartse bijstellingen voor 2020 kunnen we dus alleen maar gissen.

Ondanks de zeer duidelijke teruggang in het aantal projecten in 2020, is dit beslist niet het geval bij de daarmee gepaard gaande capaciteiten, die flink door zijn blijven groeien (zie volgende grafiek).

In 2021 is met de voorlopige cijfers in ieder geval weer marginale groei geweest bij het nieuwe jaarvolume van installaties in de "bedrijfs-sector". De teller staat momenteel op 16.913 nieuwe projecten in dat segment in dat jaar. Ruim duizend installaties meer (bijna 7%) dan er in 2020 zijn bijgekomen met de huidige data.

Woningen
Ook bij de woningen is er een tijdje enigszins sprake geweest van stagnatie bij de nieuwe aantallen per jaar, tussen de 70 en 91 duizend nieuwe woningen per jaar tm. 2016. Vanaf 2017 gaat het echter continu hard omhoog, van 132 duizend nieuw in dat jaar, via 192 duizend in 2018, tot elk jaar weer nog hogere record volumes. 240 duizend nieuwe installaties in 2019 (definitieve cijfers), eerder alweer opwaarts bijgesteld, 296.574 nieuwe PV systemen op woning daken in 2020. Tot maar liefst 321.285 kersverse residentiële installaties in 2021. Laatsgenoemd volume is alweer ruim de helft hoger dan de eerste half-jaar cijfers die in december 2021 werden gepresenteerd, de groei is in de 2e jaarhelft mogelijk dus nog hoger geweest dan in het eerste halve jaar. In ieder geval is de eerder gedane voorspelling van een nieuw record volume voor 2021 door Polder PV dik uitgekomen.

Dit betekent ook, als we terugrekenen naar dag gemiddeldes, dat in record jaar 2021, met 365 dagen, er gemiddeld genomen 880 woningen per dag met een nieuwe PV installatie werden uitgerust. En als we naar het maximaal aantal "werkdagen" rekenen (261 in 2021 volgens deze site), er zelfs een spectaculair aantal van gemiddeld 1.231 nieuwe residentiële PV installaties "per werkdag" zijn geïnstalleerd in dat jaar.

Totale jaargroei
De totale volumes worden uiteraard sterk gedomineerd door genoemde residentiële installaties, culmineren rond zo'n 100 duizend installaties in 2015-2016, maar nemen snel toe. Om in 2021 een nieuw record volume, inclusief bedrijfsmatige systemen, te bereiken, van 338.198 nieuwe installaties. Dat is een factor 4,3 maal zoveel nieuw jaar volume, dan in 2013. Tm. 2020 was die verhouding nog een factor 3,7.

De jaargroei ligt bij de totale nieuwe aantallen installaties in 2021 inmiddels ruim 8% hoger dan in Covid jaar 2020. In 2020 was de jaargroei 14% hoger dan in 2019, in 2019 was de jaargroei zelfs 33% hoger dan in het voorgaande jaar. De cijfers voor 2020 en 2021 kunnen nog steeds worden bijgesteld.

(l) Jaarlijkse groei van PV-capaciteit bij de 2 segmenten, en totalen

Een compleet ander beeld dan bij de aantallen nieuwe installaties per kalenderjaar, krijgen we te zien als we in een vergelijkbare grafiek de daarmee gepaard gaande capaciteiten uitzetten (Y-as in MWp capaciteit).

Waren die nieuwe capaciteiten in de eerste twee getoonde jaren inderdaad nogal bescheiden (114-117 MWp nieuw) bij de bedrijfsmatige systemen, groeide dit door naar 218 MWp in 2015, 320 MWp in 2016, en al 355 MWp in 2017. Vanaf 2018 is het pas echt "bal" met de bedrijfs-matige systemen: het nieuwe residentiële volume werd meteen verpletterd, met 1.051 MWp nieuwbouw op bedrijfsdaken in 2018, alweer 1.709 MWp nieuw in 2019 (801 MWp meer dan op woningen, flink bijgesteld in voorgaande updates), en meer dan het dubbele (nieuwe) volume, met de weer fors opwaarts bijgestelde data voor 2020: een nieuw record van 2.570 MWp (in een vorige update nog 2.399 MWp), t.o.v. de (ook al record) nieuwbouw van 1.153 MWp (juli 2021 update nog 1.093 MWp) op residentiële daken. Dat bedrijfs-volume in 2020 is ruim 50% meer nieuw jaarvolume dan in dit segment in 2019. Dit, volgend op de bijna 63% groei van 2019 t.o.v. de aanwas in 2018.

In 2021 is er voor het eerst weer een terugval te zien in het bedrijfs-segment, naar 2.274 MWp nieuw volume. Maar gezien de historie van het verloop van de nog steeds niet definitieve cijfers voor 2020, zou daar best nog wel wat aan bijgeplust kunnen gaan worden. Dit hangt samen met zowel eventueel te wijzigen EOY volume voor 2020, als voor 2021. De uitkomst daarvan is nog ongewis. De terugval is momenteel 12% t.o.v. het jaarvolume in 2020, maar ook dat kan dus nog wijzigen.

De residentiële volumes begonnen op een aanmerkelijk hoger niveau, 249 MWp in 2013, vanwege de toen hoge impact makende beruchte Lenteakkoord subsidies voor residentiële systemen. Deze deelmarkt groeide licht verder tot 301 MWp in 2015, en viel zelfs tijdelijk iets terug naar 289 MWp, iets onder het bedrijfs-matige segment, in 2016. In 2017 deed residentieel het weer beduidend beter (420 versus 355 nieuw bedrijfs-matig volume). Maar in 2018 gaf het woningmarkt segment vermoedelijk voor zeer lange tijd de Pijp aan Maarten: met 647 MWp in 2018, 908 MWp in 2019, een eerder al bijgesteld volume van 1.153 MWp in 2020, tot een nieuw jaar record volume van 1.195 MWp in 2021. Ondanks dat record, bleven die nieuwe jaar volumes, ook al zijn ze ook fors gegroeid, ver achter bij de nieuwe volumes in de "bedrijfs"-sector.

De verhouding in de nieuwe jaar volumes bij bedrijven en bij woningen is in deze 8 jaar tijd gewijzigd in een factor 1 : 2,18 (2013) naar een compleet omgedraaide ratio van 2,23 : 1 (2020). Voor 2021 is deze ratio voorlopig weer wat ingezakt, naar een factor 1,90 : 1.

De totale nieuwe capaciteiten per kalenderjaar evolueerden van 363 MWp in 2013, via 609 MWp in 2016, tot een eerder opwaarts bijgesteld record volume van, voorlopig, 3.723 MWp in 2020 (dat was in een eerdere update nog slechts 3.491 MWp). Ergo, een factor 10,3 maal zo veel nieuw jaarvolume in 2020, dan in 2013. 2,8 maal zo veel toename, dan bij de nieuwe aantallen installaties per jaar (factor 3,7 toegenomen in dezelfde periode, vorige grafiek). Weliswaar is het voorlopige totale jaarvolume in 2021 terug gezakt naar 3.469 MWp, maar dat was nog steeds bijna tien maal de aanwas in 2013. Ook hieruit blijkt weer kristalhelder de voortgaande schaalvergroting van gerealiseerde bedrijfsmatige projecten in Nederland.

Jaargroei CBS versus CertiQ

Kijken we naar de jaargroei bij de 2 grootste project categorieën vanaf 15 kWp bij CertiQ in 2020, was dat in het eerste jaar rapport al een zeer hoog volume van 2.035 MWp (in 2019 1.635 MWp, in 2018 914 MWp, en in in 2017 nog slechts 302 MWp nieuwe capaciteit). Het bijgestelde CertiQ volume was t.o.v. de toen al fors gewijzigde, 2.399 MWp jaar-groei in de CBS totaal categorie "bedrijven" in het jaar 2020 een fractie van 85% geworden. In 2019 was dat nog 82%, in 2018 lag het op een hoog aandeel van ruim 91%, en in 2017 was het bij de jaargroei cijfers 84%.

Helaas kan er nog niets gezegd worden over diepere segmentaties, omdat CertiQ publicatie van gereviseerde jaarcijfers vanaf 2020 heeft gestaakt. Wel weten we dat het referentie groei volume bij bedrijven in het CBS dossier eerder fors opwaarts is bijgesteld, naar 2.570 MWp in 2020, waarmee het aandeel van CertiQ dus sowieso lager is geworden. Omdat we echter de meest recente detail (segmentatie) cijfers van CertiQ nog niet kennen voor dat jaar, weten we de exacte verhoudingen daarmee nog steeds niet. Hopelijk komt daar in een later stadium nog verandering in.

Wel kunnen we iets zeggen over de verhouding van het complete CertiQ dossier t.o.v. het totaal volume bij het CBS. In een poging tot grafische reconstructie van het nieuwe jaarvolume voor 2020, kwam Polder PV recent tot ongeveer 2.330 MWp voor de CertiQ data in dat jaar (bij een nieuwe EOY accumulatie van 5.640 MWp). Ten opzichte van het meest recent bekende jaarvolume bij het CBS, 3.723 MWp, is dat al een aandeel van bijna 63%. Daarmee omvat het CertiQ dossier al duidelijk het grootste volume van de totale markt.

Het totaal aan nieuwe PV capaciteit in 2020 zou volgens het CBS momenteel liggen op 3.723 MWp (woningen en "niet-woningen"), een volume wat flink opwaarts is bijgesteld t.o.v. de 3.491 MWp in de update van 9 juli 2021. In 2019 lag dat niveau op een groei van 2.617 MWp, in 2018 1.698 MWp, en in 2017 776 MWp. T.o.v. de al hoge jaargroei in 2019 is de - voorlopige - aanwas in 2020 ruim 42% toegenomen. Dit was ook al zeer hoog in 2019 t.o.v. 2018 (54%). In 2018 was de groei t.o.v. de toename in 2017 zelfs een spectaculaire 119%. De totale marktgroei is in de afgelopen jaren dan ook ronduit fenomenaal geweest.

De terugval in 2021, naar 3.469 MWp (minus 7% t.o.v. aanwas in 2020), kan nog steeds een stuk minder worden als het CBS data van updates voorziet. In het meest optimistische scenario zou de jaargroei in 2021 die van 2020 kunnen evenaren, of zelfs iets overstijgen. Daar is nog niets definitiefs over te zeggen, zolang de cijfers voor zowel 2020 als voor 2021 nog niet als gesetteld worden bestempeld door het statistiek instituut.

(m) Evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit van nieuwe PV projecten per jaar, segmenten en totalen

In deze laatste grafiek van dit belangrijke drieluik geef ik de systeemgemiddelde capaciteit van de jaarlijkse toevoegingen voor de 2 marktsegmenten, en voor de totalen weer, zoals berekend uit de data voor de voorgaande twee grafieken, ontleend aan officiële CBS cijfers. Ook deze grafiek heeft weer een geheel ander karakter, dan de vorig twee. De Y-as geeft de gemiddelde systeemcapaciteit per nieuwe installatie weer in de betreffende kalenderjaren, in kWp opgesteld DC generator vermogen.

Economische activiteiten
Bedrijfsmatige installaties (blauwe kolommen) zijn dominant aanwezig in deze grafiek, wat natuurlijk logisch is, omdat het om veel grotere projecten gaat dan op woningen (of op de grond, of drijvend op water). De groei van het systeemgemiddelde vermogen per nieuw contingent per kalenderjaar is daarbij rap gestegen, van 13,2 kWp in 2013, naar 37,3 kWp in 2016. Dit zakte in 2017 iets in, naar 34,1 kWp bij de nieuwe installaties. En nam zéér sterk toe naar 73,7 kWp in 2018, vooral veroorzaakt door de nodige grote zonneparken die toen on-line kwamen, en sowieso een zeer sterke groei van het aantal grotere bedrijfsdaken met zonnepanelen. In 2019 is het niveau nog steeds hoog, maar beduidend afgenomen t.o.v. het gemiddelde voor 2018: in 2019 had een gemiddelde "niet-op-woning" installatie volgens de afgeleide CBS cijfers een gemiddelde omvang van 49,2 kWp.

Zoals al in een eerdere update was voorspeld, vermoedde Polder PV dat dit gemiddelde in 2020 beslist weer zou kunnen stijgen, omdat er nogal wat grote zonnepark plannen tot uitvoer zouden worden gebracht. Dit is volledig uitgekomen, het systeemgemiddelde vermogen van de nieuwe installaties heeft in dat jaar een nieuw record niveau bereikt van 161,9 kWp, ruim het drie-voudige niveau van de gemiddelde toevoegingen in het voorgaande jaar, en een factor 2,2 maal zo hoog dan het voorgaande record bereikt in 2018. Het is zelfs t.o.v. de update in juli 2021 zeer fors verder gestegen, het was toen nl. nog 95,5 kWp (!). Het systeemgemiddelde is in 2020 momenteel een factor 12,3 maal zo groot dan het gemiddelde in 2013. Sterk afhankelijk van de mix aan nieuwe kleine en grote projecten in latere revisies, kan dat gemiddelde nog verder worden aangepast.

De eerder al gesignaleerde terugval van de absolute capaciteit voor het bedrijfsmatige markt segment is gepaard gegaan met ook een wat lager systeemgemiddelde capaciteit in 2021. Deze kwam met de voorlopige cijfers uit op 134,4 kWp. Dat is 17% minder dan het (record) gemiddelde in 2020. Maar kan nog steeds flink worden aangepast in latere CBS updates.

Woningen
Compleet anders is het beeld bij de residentiële installaties (rode kolommen), die, ook al groeien ze gemiddeld genomen iets wat omvang betreft, gewoon relatief klein zullen blijven. Het systeemgemiddelde van de nieuwe populaties per kalenderjaar nam toe van 3,31 kWp in 2013 tot 3,41 kWp in 2014, daalde vervolgens naar 3,19 kWp in 2017. En nam vervolgens weer toe, van 3,38 kWp in 2018, via 3,79 kWp in 2019, tot 3,89 kWp bij de nieuwe woning installaties in 2020. Dat is 17,5% hoger dan in 2013, 7 jaar eerder. Een relatief bescheiden verhoging, dus in vergelijking met de niet-residentiële projecten hierboven uitgelicht.

Met de nog zeer voorlopige resultaten voor 2021 is het gemiddelde inmiddels weer een stuk lager geworden bij de nieuwbouw volumes, 3,72 kWp per installatie. Dit kan zeker nog enigszins wijzigen bij latere bijstellingen van de brondata door het CBS, en bij de later te publiceren kalender jaar volumes.

Totaal volume
Zwaar gedomineerd door het effect van de paar honderdduizend nieuwe residentiële projecten, wordt de gemiddelde systeem capaciteit van alle installaties bij elkaar (residentieel en bedrijfs-matig) natuurlijk sterk beïnvloed door de lage capaciteit van de woning installaties. Vandaar dat de zwarte curve ook lage systeemgemiddeldes heeft, evoluerend van 4,3 kWp voor de nieuwe systemen in 2013, groeiend tot 6,2 kWp in 2016, even licht afnemend in 2017 (5,5 kWp), om door te groeien naar 8,3 kWp (2018), via 9,5 kWp in 2019, tot een gemiddelde van 11,9 kWp in 2020. Dat is een factor 2,8 maal het nieuwe systeemgemiddelde in 2013.

Ook voor de totale gemiddeldes geldt, dat de eerste cijfers voor heel 2021 duiden op een lager gemiddeld vermogen van alle installaties, 10,3 kWp. Maar dat is zoals, gezegd, beslist geen gelopen race. Het kan nog behoorlijk wijzigen.


In het bericht met de algemene wijzigingen van de totale volumes tot en met 2019 in de voorlopige CBS cijfers voor dat jaar heb ik destijds twee extra grafieken opgenomen. Zie daarvoor de bijdrage van 30 juni 2021 op Polder PV. De grafieken zijn bijgewerkt tot en met de voorlopige cijfers voor 2021. Ze geven achtereenvolgens de evolutie weer van de systeemgemiddelde capaciteit van alle installaties (sectie n), en een vergelijkbare grafiek voor de situatie bij uitsluitend woningen (sectie o).

(n) Volgens de meest recente cijfers van het CBS, met de eerste detail cijfers voor 2021 toegevoegd, de huidige stand van zaken m.b.t. de systeemgemiddelde capaciteit evoluties, voor alle projecten.

Bij de eindejaars-accumulaties (EOY, blauwe kolommen) is de systeemgemiddelde capaciteit van alle projecten gestaag gestegen, van 3,56 kWp eind 2012, via 6,80 kWp eind 2019, tot 7,96 kWp eind 2020. Goed is te zien, dat bij de jaarlijkse toevoegingen (oranje kolommen), het proces sneller is gegaan tm. 2020, wat een zoveelste vingerwijzing is voor de voortdurende schaalvergroting van projecten in de solar sector. Dat gemiddelde nam, van 2013 tm. 2016, toe van 4,33 naar 6,21 kWp, zakte weer iets in in 2017 naar 5,46 kWp, en ging vervolgens rap in de versnelling, van 8,25 kWp in 2018, via 9,53 kWp in 2019, naar gemiddeld 11,92 kWp in 2020. Dat zijn installaties gemiddeld 2,8 maal zo groot dan de toegevoegde exemplaren in 2013.

In de twee gearceerde kolommen achteraan zien we de nog zeer voorlopige resultaten voor het jaar 2021 terug. Voor het geaccumuleerde volume is er weer een toename te zien van de gemiddelde capaciteit, naar 8,42 kWp, een factor 2,4 t.o.v. de situatie, eind 2012. Voor de jaarlijkse toevoeging in 2021 is de gemiddelde capaciteit echter afgenomen, naar 10,26 kWp. Omdat het echter om de eerste resultaten gaat, kunnen beide cijfers nog substantieel wijzigen.

(o) Jaarlijkse evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit en ditto voor de eindejaars- accumulaties van PV installaties in Nederland voor uitsluitend woningen, in de periode 2012-2020**, en, in het laatste kolommen paar, voor 2021*, volgens de meest recente cijfers van het CBS.

Bij uitsluitend woningen blijft er ook progressie zichtbaar in de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteiten, maar deze is - uiteraard - veel minder uitgesproken dan de ontwikkeling in de complete markt waar schaalvergroting al jaren aan de gang is, en grote projecten de totale capaciteit evolutie zijn gaan domineren.

Bij de eindejaars-capaciteiten (blauwe kolommen) ontwikkelde het gemiddelde residentiële systeem zich volgens de meest recente CBS cijfers van een installatie van 2,56 kWp eind 2012, tot een project van gemiddeld 3,37 kWp, eind 2019. Dan volgt een aanmerkelijke sprong voorwaarts naar een gemiddelde van 3,49 kWp, wat ruim 36% hoger ligt dan het niveau eind 2012. In 2021 ging er nog een klein schepje bovenop, en is het gemiddelde verder opgekrikt naar 3,54 kWp. Dat laatste is vergelijkbaar met een gemiddelde residentiële installatie van 11 zonnepanelen van elk ongeveer 325 Wp in dat jaar.

Ook bij de nieuwe jaarvolumes (oranje kolommen) zijn de toevoegingen gemiddeld al wat groter dan bij de eindejaars-accumulaties. Was dat in 2013 nog een gemiddelde van 3,31 kWp voor de nieuwe residentiële projecten (t.o.v. EOY accumulatie gemiddeld 2,95 kWp), zakte het verschil naar bijna nihil in, tm. 2017 (YOY gemiddeld 3,19 kWp bij EOY gemiddelde accumulatie van 3,18 kWp). Daarna namen de gemiddelde nieuwe capaciteiten per jaar echter rap toe, een marktontwikkeling die vooral het gevolg is van het beschikbaar komen van véél krachtiger (ook nog op woning daken hanteerbare) modules vanaf 2018. In dat jaar was het gemiddelde bij de nieuwe installaties al toegenomen naar 3,38 kWp, in 2019 was dat fors gestegen naar 3,79 kWp. En de nader voorlopige cijfers voor 2020 laten alweer 3,89 kWp zien voor de nieuwe toevoegingen, 17,5% hoger dan de gemiddelde aanwas in 2013. Dat zijn nieuwe installaties van, zeg maar, gemiddeld 11 panelen à 350 Wp. Met de voorlopige cijfers voor 2021 zakte dat echter weer in, naar 3,72 kWp gemiddeld. Latere revisies kunnen dat cijfer nog veranderen.

Op provinciaal niveau, hier verder niet getoond, is goed zichtbaar, dat Noord Brabant, met haar talloze grote huizen (met veel zonnepanelen), een flinke opwaartse druk uitoefent bij het gemiddelde voor het eindejaars-volume. Dat was in 2021 al 3,90 kWp per woning. In buurprovincie Zeeland en in Noord-Holland is het het laagst, 3,13 kWp per woning. Ook belangrijk bij de aantallen woningen zijn de provincies Overijssel (3,79 kWp/woning), en Gelderland en Noord-Holland, waar het gemiddelde tevens hoog ligt (3,69 kWp/woning).

Bij de jaargroei cijfers zijn Drenthe en Overijssel in 2021 de provincies met de hoogste systeemcapaciteiten bij de woningen, 4,17 kWp gemiddeld. Gevolgd door Noord-Brabant en Limburg (4,07 resp. 4,06 kWp).


Direct naar inhoudsopgave


Ontwikkelingen op het gebied van hoofd-regio, en van provincies

(1) - (4) Niet gereviseerd. Zie grafieken in eerste publicatie met deze grafieken (status 18 juli 2018). Het belang van deze kunstmatige indeling wordt niet hoog geacht, en wordt dus niet verder vervolgd.


(5) Evolutie van PV installaties per provincie

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021)
Categorie "onbekend" bovenaan = "niet in te delen". CBS omschrijft dit als: "door een gebrek aan
informatie of door onjuiste informatie is een toedeling aan een bepaalde provincie niet altijd mogelijk".
Het gaat om een zeer kleine "rest" categorie, met marginale volumes.

In deze eerste van een serie vergelijkbare stapel-grafieken is altijd de sorteervolgorde gebaseerd op het meest recent getoonde kalenderjaar, helemaal rechts (in deze serie zijn dat de eerste kalenderjaar resultaten voor 2021). Waarbij de meest impact makende provincie altijd onderaan staat, en de minst contribuerende bovenaan. Daar bovenop komt nog het segment "onbekend", en helemaal bovenaan wordt het totale jaarvolume getoond. Voor het laatst getoonde kalenderjaar zijn ook de waarden voor de afzonderlijke provincies zichtbaar gemaakt. De kolommen van de eerdere jaren worden "mee gesorteerd" (de kleur / provincie volgorde is overal hetzelfde), en kunnen dus een andere rating volgorde laten zien dan in het laatste jaar, omdat er regelmatig verschuivingen in de ratings optreden, van jaar tot jaar. De mate van verschuivingen hangt ook van de getoonde parameter af, sommige geven een stabiel beeld, andere wijzigen frequenter en/of forser van jaar tot jaar.

In deze grafiek wordt de verdeling van de aantallen installaties over de provincies getoond, zoals CBS die heeft berekend via hun nieuwe cijfer systematiek. De totalen per jaar zijn vetgedrukt boven de kolommen weergegeven. Detail- en totaal cijfers voor 2020 zijn "nader voorlopig". De data voor 2021 zijn rechts toegevoegd en nog zeer voorlopig. Er zijn aan het eind van 2021 al ruim 1,7 miljoen PV installaties bekend, bij het CBS. Bij dit criterium is de rating volgorde bij de provincies niet gewijzigd t.o.v. de voorgaande update van 10 december 2021, behalve voor het koppel Drenthe en Groningen, waarvan de volgorde is gewisseld.

Van onder naar boven bezien, zijn vier provincies degenen met de grootste aantallen PV projecten. Noord-Brabant (kampioen, bijna 277 duizend eind 2021, 16,2% van totaal volume), Zuid-Holland (ruim 239 duizend, 13,7%), Gelderland (ruim 229 duizend, 13,4%), resp. Noord-Holland (ruim 215 duizend, 12,6%). Deze eerste vier grote provincies, allen met forse stedelijke agglomeraties, claimen gezamenlijk bijna 161 duizend installaties, ruim 56% van het totaal. De rest van de provincies heeft aandelen van 8,5% (Limburg) tot slechts 2,7% (Flevoland). De verhouding van Noord-Brabant t.o.v. Flevoland is een factor 6,1 bij de aantallen PV installaties (dit was in 2020 nog een factor 5,7, in 2019 5,3, in 2018 4,7, in 2017 nog 4,4). Het verschil tussen de 2 extremen wordt dus gaandeweg groter.

We zullen verderop zien, dat de verhoudingen bij de capaciteiten nogal anders liggen (sectie 6).

De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de aantallen installaties is in de periode 2012 tm. 2021 inmiddels neergekomen op gemiddeld 40,4% per jaar voor heel Nederland. In de periode 2012 tm. 2020 was dat nog 42,5% per jaar. Hierbij treden er verschillen op tussen de provincies, van gemiddeld 37,5% (Zuid-Holland) tot 44,6% per jaar (Noord-Brabant).

437 PV installaties konden eind 2021 door het CBS om onduidelijke redenen nog niet worden toegekend aan 1 van de 12 provincies (klein oranje segmentje bovenaan).

Ratings in voorgaande jaren kunnen anders zijn geweest. De kleurcodes in deze grafieken zijn gekoppeld aan de provincies, de rating van het laatst getoonde jaar (in dit geval 2021) wordt hier als uitgangspunt gebruikt voor de sortering van groot (onder) naar klein (boven).


Direct naar inhoudsopgave


(6) Evolutie van PV capaciteit per provincie

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

De voorlopige resultaten voor het volle kalenderjaar 2021 zijn rechts toegevoegd (en vervangen de voorgaande data voor het 1e half-jaar), waarbij de absolute aandelen per provincie zichtbaar zijn gemaakt. Volgorde wijzigingen bij de provincies sedert de update van 10 december 2021: Drenthe en Limburg stegen elk 1 plek ten koste van Friesland resp. Groningen. De cijfers voor EOY 2020 zijn nog niet gewijzigd, de totaal cijfers voor 2021 uiteraard allemaal nieuw, incl. het totaal EOY volume van 14.418 MWp.

De groei in 2020 is spectaculair geweest, het einde-jaars volume was 51,5% hoger dan EOY 2019. In 2021 is hier nog eens 3.469 MWp bijgekomen (32% toename sinds EOY 2020), met, naar verwachting, later nog het een en ander aan volume toe te voegen, en mogelijk ook nog voor 2020. De vier provincies met de grootste impact in volgorde van "groot naar klein(er)" zijn, eind 2021: Noord-Brabant (2.576,6 MWp eind 2021, 17,9% van totaal volume, en de eerste Nederlandse provincie die achtereenvolgens 1 GWp (2019), resp. 2 GWp aan PV capaciteit had geaccumuleerd, in 2021*), en de drie volgers met eind 2020 ook al over de 1 GWp op hun grondgebied. Gelderland (eind 2021 1.825,2 MWp, 12,7%), Zuid-Holland (1.499,4 MWp, 10,4%), resp. Noord-Holland (1.410,6 MWp, 9,8%). Gezamenlijk claimen deze vier provincies 7.312 MWp, 50,7% van het totale volume van 14.418 MWp (medio 2021 was dat nog 49,9%). Dus minder sterk dan bij de aantallen installaties (figuur paragraaf 5: ruim 56%). Dit komt, omdat de capaciteit van hoge impact makende grotere projecten over meerdere "andere" provincies is verdeeld, met grote agrarische oppervlaktes waar bijvoorbeeld grote zonneparken op kunnen worden gebouwd. Daarmee is het gezamenlijke aandeel van alleen deze "grote 4" iets beperkter bij deze parameter. Maar wel al over de helft van het totaal.

Blijvend opvallend is de positie van Groningen. Bij de aantallen PV installaties nog op de 9e positie. Bij de gerealiseerde capaciteit echter op de 7e plek (1 plaats in de rating gezakt). Met 1.114,3 MWp (7,7% van totaal). Houdt deze provincie goed in de gaten, s.v.p.: gezien de absolute kop positie bij de capaciteit aan SDE-beschikte grondgebonden projecten, op de voet gevolgd door Drenthe, gaat dit "voormalige gas wingewest van Nederland" op het gebied van gerealiseerd PV vermogen de komende jaren mogelijk nog wel een of meer posities naar onderen doorschuiven, sterk afhankelijk van de progressie elders in het land. Zowel het in 2019 nog grootste zonnepark van Nederland, eind dat jaar opgeleverd in Sappemeer, als de "nieuwe grootste" in Groningen, het 109 MWp project in Harpel / Vlagtwedde, in het najaar van 2020 opgeleverd, zijn reeds in de huidige statistieken verwerkt. 4 van de tien grootste netgekoppeld opgeleverde zonneparken momenteel bekend bij Polder PV, bevinden zich in Groningen.

Vier provincies sluiten de achterhoede met grofweg vergelijkbare volumes, in afnemende omvang: Fryslân, Utrecht, Flevoland en rode lantaarndrager Zeeland hebben volumes tussen de 841 en 559 MWp (6,7% - 4,5% van totaal volume, eind 2021).

Duidelijk is ook, dat reeds 7 van de 12 provincies al (veel) meer dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen hadden staan, een opmerkelijke prestatie. In 2020 waren het er nog vier, in 2019 had alleen Noord-Brabant meer dan 1 GWp geaccumuleerd.

De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de PV capaciteit is in de periode 2012 tm. 2021 inmiddels neergekomen op gemiddeld 54,5% per jaar voor heel Nederland (tm. 2020 was dat nog 57,6%/jr). Waarbij er verschillen tussen de provincies zijn opgetreden tussen de 49,6% (Utrecht en Overijssel) en 66,0% per jaar (Groningen !). De gemiddelde groei bij de capaciteit is dus veel hoger geweest dan bij de aantallen installaties (40,4%/jr nationaal, extremen bij provincies tussen de 37,5 en 44,6%), en is een duidelijke indicator voor de enorme schaalvergroting van projecten in de Nederlandse solar sector.

Er is ook nog een klein contingent wat nog niet aan een provincie toegewezen kon worden, het gaat daarbij om ongeveer 2,9 MWp capaciteit (flinterdun oranje segment bovenaan de kolom voor eind 2021).

De verhouding van de volumes in Noord-Brabant t.o.v. Zeeland is een factor 4,6 (vorige updates, factor 4,8, 3,7, 4,2, resp. 4,4). Bij de aantallen PV installaties was de verhouding tussen de "grootste" en de "kleinste" impact makende provincie een factor van 6,1. Er is dus "iets minder ongelijkheid" tussen de provincies als het om de opgestelde capaciteit gaat. Maar het verschil blijft desondanks groot, wat zeker in tijden van forse groei met zeer grote rooftop, en, vooral, bij grondgebonden installaties, alles heeft te maken met beschikbaarheid van dak-potentieel (in Noord-Brabant met o.a. Tilburg, Son en Breugel, én op de vele honderden grote boerderijen zeer grote dak oppervlaktes beschikbaar), af te schrijven landbouw- en andere beschikbare gronden, én natuurlijk ook met progressief provinciaal en gemeentelijk beleid.

De in een eerdere update nog te berde gebrachte optimistische uitspraak, dat Brabant nog nagenoeg geen netcapaciteit problemen had, is snel door de harde realiteit ingehaald. Enexis heeft al in vrij korte tijd in een groot deel van de regio in Brabant en Limburg problemen met de infrastructuur gekregen, vanwege de talloze plannen voor met name zonneparken, en kennelijk al contractueel vastgelegde reserveringen voor grote hoeveelheden net capaciteit. Medio juni 2021 waren al vijf regio in deze 2 provincies volledig op slot gegaan, momenteel is op de netcapaciteit kaart "invoeding" van Netbeheer Nederland het grootste deel van zuid-oost Nederland oranje gekleurd ("congestie onderzoek"), en heeft Noord-Brabant al 7 grote rood gekleurde gebieden, waar geen netcapaciteit voor invoeding bij grootverbruikers meer beschikbaar is, totdat problemen zijn opgelost. De situatie op de nationale stroommarkt kan dus behoorlijk rap ingrijpend wijzigen.

* In een eerdere analyse van de gegevens van Liander tot en met het tweede kwartaal van 2020, werd door mij opgemerkt, dat in dat netgebied provincie Gelderland als eerste "officeel gemelde" provincie door de 1 GWp grens was heen gebroken. Maar dat ik al had voorzien dat Noord-Brabant al veel hoger zou moeten zitten. Dat wordt in de huidige analyse met de nog zeer voorlopige cijfers voor 2021 dan ook zeer duidelijk onderschreven: Noord-Brabant zat al eind 2021 op een veel hoger niveau (2,58 GWp), dan Gelderland (1,83 GWp), een factor 1,41 verschil. De verwachting is, dat Noord-Brabant verder uit zal lopen op Gelderland gezien de hoge potentie aan zowel grote volumes residentieel, als forse hoeveelheden capaciteit op zowel grote aantallen enorme distributiecentra, als in talloze geplande, deels al met SDE beschikkingen voorziene grondgebonden zonneparken.


Direct naar inhoudsopgave


(7) Evolutie van aantallen PV installaties in provincies - segmentatie woningen / niet-woningen

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Als we voor de provincies de zaken uit elkaar gaan trekken voor woningen (grote grafiek), en "niet woningen" (installaties schuil gaand achter het hoofdje "economische activiteiten", inset linksboven), zien we weer opvallende divergenties ontstaan in de patronen van de verdelingen. Divergenties tussen "woningen" en "niet-woningen".

De volgorde en relatieve verhoudingen voor aantallen installaties bij alleen woningen is, globaal genomen, vergelijkbaar als bij de totalen, grafiek paragraaf 5, wat aangeeft dat bij deze parameter woningen een dominante stempel drukken op het totaal. Er is een uitzondering zichtbaar: in de rating voor alleen woningen (grote grafiek) staat provincie Utrecht vóór provincie Overijssel. Bij de totalen is de volgorde andersom, wat heeft te maken met het feit dat in Overijssel veel meer projecten onder de categorie Economische activiteiten vallen dan in Utrecht (13.015 t.o.v. 8.463, bijna 54% meer, weer iets groter verschil dan in de update van 10 dec. 2021). Dit, terwijl er slechts 1,9% minder projecten op woningen zijn vastgesteld door het CBS in Overijssel t.o.v. Utrecht.

Bij de zonnepanelen op woningen heeft Groningen stuivertje gewisseld met Drenthe t.o.v. de volgorde in de laatste update van december 2021. De vier provincies met de hoogste impact (NB, ZH, Gld en NH) hebben hier een aandeel van 885.849 installaties, ruim 56% van het totaal voor alleen woningen (1.578.107). Vergelijkbaar met de impact bij alle installaties. Noord-Brabant heeft in 2021 reeds 6,0 maal zoveel installaties als Flevoland op woningen, wederom vergelijkbaar met de verhouding bij alle installaties bij elkaar (residentieel + bedrijven). Er zijn 428 residentiële projecten die nog niet konden worden toegewezen aan een provincie (flinterdunne oranje streepje bovenaan de totaal kolom voor 2021).

Kijken we naar de "niet-woningen" / installaties schuilgaand achter "economische activiteiten", is vooral de volgorde van de provincies anders in de lagere regionen. Noord-Brabant heeft eind 2021 de meeste bedrijfsmatige installaties, 24.727 exemplaren op een totaal van 134.799 (18,3%, in relatieve zin alweer hoger dan de 17,9% voor 2020), alle volumes zijn flink opgehoogd t.o.v. de stand van zaken in de voorgaande update. Overijssel (13.015) en Limburg (9.705) volgen het grote eerste viertal op afstand. Utrecht (8.463) is al in een vorige update een plaats in de rating gestegen ten koste van Fryslân (7.836). De volgorde bij de laagst presterende provincies is iets verschillend van de situatie bij de installaties op woningen, de volgorde van provincies Groningen en Drenthe is omgekeerd. In Flevoland is het aandeel van de 3.611 bedrijfsmatige projecten slechts 2,7% van het totaal voor die categorie in heel NL. Ook zijn er 9 PV installaties die nog niet aan een provincie konden worden toegewezen.

Bizarre neerwaartse bijstellingen 2020

Wie deze grafiek vergelijkt met het exemplaar van 9 juli 2020, ziet een forse neerwaartse bijstelling van alle aantallen installaties in het bedrijfs-segment, voor het jaar 2020. In totaal is de teruggang 7,3% geweest (van 127.132 exemplaren in de update van 9 juli naar nog maar 117.886, 9.246 installaties minder in het huidige exemplaar van 31 mei 2022, gelijk aan de versie van 10 december 2021 !). Het CBS laat zich niet uit over deze ronduit opmerkelijke neerwaartse bijstellingen. Ik vermoed dat er flinke correcties zijn geweest in het aantal installaties aanvankelijk toegewezen aan ZZP-ers, sowieso een categorie waar moeilijk de vinger achter is te krijgen. Maar dat is vooralsnog speculatie. Feit blijft, dat het aantal installaties in het segment economische activiteiten fors naar beneden is bijgesteld voor dat jaar.

Ook opmerkelijk aan deze neerwaartse bijstelling in het segment economische activiteiten is, dat bij de capaciteit de totaal volumes voor 2020 juist zijn opgehoogd, bij een minder hoog aantal installaties (zie verderop). En bij de residentiële projecten (grote grafiek) zijn de aantallen, én de totale capaciteit, in de huidige update voor het jaar 2020 ook allen toegenomen t.o.v. de update van 9 juli dat jaar.

De 4 provincies met de hoogste impact (NB, Gld, ZH, en NH), claimen bij de "niet-woningen" eind 2021 74.895 installaties, bijna 56% van totaal, vergelijkbaar aan het aandeel bij alleen woningen. De verhouding tussen de "beste" (NB) en "slechtst presterende" provincie (Flevoland), is een factor 6,9. Deze ratio is verder gestegen t.o.v. factor 6,4 in de update tm. 2020 (van 9 juli 2021), 5,8 in de update tm. 2019, 5,3 in de update tm. 2018, en nog maar 4,8 in de update tm. 2017. Het verschil bij de "niet-woningen" is groter, dan met deze verhouding bij alleen woningen (factor 6,0). Weer een andere indicator, dat door de enorme groei in de bedrijfs-sector, niet alleen de absolute volumes daar sterk toenemen, maar dat daardoor ook regionale verschillen worden uitvergroot (tussen regio met veel en die met veel minder activiteit op bedrijfsmatige daken en op de grond).


Direct naar inhoudsopgave


(8) Evolutie van PV capaciteiten provincies - segmentatie woningen / niet-woningen

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Grafiek, vergelijkbaar aan degene getoond in de vorige paragraaf, maar ditmaal met de PV-capaciteit (MWp) i.p.v. met de aantallen zonnestroom genererende installaties. Ook in deze grafiek weer significante verschillen, zowel t.o.v. de vergelijkbare grafieken voor de aantallen installaties, als bij een vergelijking tussen de categorieën "woningen" (grote grafiek) resp. "niet-woningen" (inset linksboven).

Bij woningen is, het blijft saai, het zwaar agrarische Noord-Brabant wederom kampioen. Die provincie heeft naast zeer veel landbouwgrond, ook een behoorlijke serie steden, waar grote activiteit is (geweest), met zonnepanelen bij particulieren. Dit heeft tot deze eerste positie geleid, al sedert eind 2017. Met eind 2021 inmiddels 985 MWp (in de vorige update voor medio 2021 nog 860 MWp), wat 17,6% is van het totale volume bij woningen (5.585 MWp). Dat aandeel is zelfs alweer verder gestegen, in 2020 was het nog bijna 17%, in 2019 16%, in 2018 was het bijna 15%. Gelderland heeft haar positie op de 2e plek geconsolideerd (wederom: veel steden), met, eind 2021, 783 MWp (14,0% van totaal). Pas dan volgen de "Randstad provincies" Zuid- (713 MWp / 12,8%) en Noord-Holland (623 MWp / 11,2%).

Gezamenlijk claimen deze vier provincies in 2021 inmiddels 3.104 MWp, ruim 55,5% van totaal volume voor woningen, wederom een lichte vergroting van het aandeel t.o.v. 2020 (55%), 2019 (bijna 54%), resp. 2018 (bijna 52%). De volgorde van de provincies is ongewijzigd t.o.v. de update van december 2021 (status tm. medio 2021), en is, in vergelijking met die bij de aantallen, weer grotendeels hetzelfde. Met 2 uitzonderingen. Overijssel (441 MWp) staat bij de capaciteit hoger dan dan Utrecht (379 MWp), bij de aantallen residentiële PV installaties blijft Utrecht duidelijk voortvarender dan Overijssel (en heeft dus gemiddeld genomen wat kleinere installaties). Ten tweede, Gelderland heeft beduidend meer capaciteit staan dan Zuid-Holland (783 t.o.v. 713 MWp), maar de verhoudingen zijn omgekeerd bij de aantallen installaties in de residentiële markt.

De verhouding van de "best" presterende provincie, Noord-Brabant t.o.v. de "slechtst presterende", Flevoland (slechts 153 MWp) is een sterk toegenomen factor 6,4 bij woningen (dat was in 2020 nog een factor 6,0, in 2019 factor 5,5, in 2018 zelfs nog factor 5,1). Waarschijnlijk komt dit door relatief grotere - en veel - particuliere daken in Noord-Brabant, in combinatie met de "frenzy" aan plaatsingen bij particulieren door het hele land, in de laatste jaren.

De Compound Annual Growth Rate voor de sector woningen was in de periode 2012-2021 gemiddeld 46,3% per jaar. Een fenomenale prestatie.

Er is bij de PV installaties op woningen ook nog een zeer klein volume wat nog niet aan "een" provincie toegewezen kon worden (oranje "splinter" bovenaan kolom, 1,5 MWp eind 2021).

Intermezzo 2 - "Hoeveel PV op woningen en bedrijven ? - prognoses 2021-2022"

In de update van 10 december 2020 ben ik eerder al ingegaan op de claim "1 miljoen woningen met zonnepanelen" in Nederland. Zie die analyse voor onderbouwd commentaar op die stellingname. In het intermezzo in de detail analyse van 9 juli 2021 ben ik verder ingegaan op deze materie.

In dit nieuwe intermezzo laat ik wederom twee nieuwe, bijgewerkte prognose grafieken zien voor de mogelijk te verwachten evoluties in zowel de residentiële als de "niet-woningen" sector, met extrapolaties naar eind 2022. De huidige exemplaren zijn gebaseerd op de meest recente cijfers voor 2021, die voor 2020 zijn nog niet gewijzigd maar nog steeds nader voorlopig.

Ik heb hier onder een grafische extrapolatie gedaan van de evoluties van het totaal aantal installaties en de sectoren woningen en "niet-woningen" ("bedrijven") volgens de laatste CBS cijfers, gebaseerd op de grafiek in paragraaf (d) in de laatste revisie van de CBS cijfers. Wat resulteert in de volgende extrapolatie.

Aantallen installaties

De "best-fit" trendlijnen door de curves (stippellijnen in dezelfde kleurstelling) zijn 4e graads polynomen berekend door Excel, die het "mogelijke groeipad tm. 2022" laten zien. Gezien de afkoelende projecten markt, is voor het segment "economische activiteiten" (bedrijven sensu lato) voor een wat vlakkere, 3e graads curve gekozen. Aan de licht-groene cirkels is te zien, dat er al totaal 1 miljoen installaties bekend waren bij het CBS in ongeveer het vierde kwartaal van 2019 (zwarte curve). De logische extrapolatie voor alleen de sector "woningen" (rode curve) komt uit op het behalen van diezelfde belangrijke piketpaal vroeg in het eerste kwartaal van 2020, en niet pas "in de zomer van 2020", zoals eerder door DNE Research werd geclaimd (en door velen blind werd gekopieerd).

Voor de claim van de Klimaatakkoord website, dat "op 30 augustus 2021 de anderhalf-miljoenste woning van zonnepanelen is voorzien", verwijs ik naar de intrapolaties van de officiële CBS cijfers in het 2e stel, donkergroene cirkels. Zie ook het commentaar in paragraaf (h) in mijn CBS update van 10 december 2021. Wat betreft alle installaties bij elkaar, zwarte curve, leek dat moment zich ongeveer aan het eind van april van dat jaar te hebben voltrokken (linker cirkel). Voor alleen de woning markt, lijkt dat punt zo'n beetje aan het eind van het derde kwartaal te zijn geweest, dus vermoedelijk iets later dan de Klimaatakkoord site beweerde. Daarnaast, moeten CBS cijfers nog worden bijgesteld (mogelijk voor 2020, en zeker voor 2021), dus ook deze intrapolatie kan nog iets in de tijd wijzigen, en is beslist niet met absolute zekerheid "te duiden".

De nog zeer voorlopig EOY cijfers van 2021 wijken wat af van mijn EOY prognoses op basis van de in december 2021 gepubliceerde cijfers voor het eerste half jaar, wat niet vreemd is, omdat het nog om zeer premature cijfers is gegaan. De verschillen luiden als volgt, in de volgorde, economische activiteiten, woningen, en totaal volumes:

prognose Polder PV 140 duizend, 1,64 miljoen, resp. 1,77 miljoen (EOY 2021)

CBS voorlopige EOY cijfers 2021 135 duizend, 1,58 miljoen, resp. 1,71 miljoen

De prognoses van Polder PV waren met de huidige CBS cijfers voor EOY 2021, en de hier gebruikte extrapolatie methode, dus iets te hoog.

Vervolgen we de trendlijnen naar het eind van 2022, vertikale streepjeslijn, op vergelijkbare wijze, zouden we met deze extrapolaties en de meest waarschijnlijke trends op basis van de historische cijfers, grofweg kunnen uitkomen op ongeveer 170 duizend installaties bij "niet-woningen", blauwe curve (NB: hier vallen ook alle bij de Kamer van Koophandel geregistreerde ZZP-ers onder die thuis werken !). Mogelijk richting de 1,94 miljoen woningen met zonnepanelen, rode curve. En in totaal, mogelijk in de buurt van 2,08 miljoen installaties (incl. op bedrijven "en panden met andere economische activiteiten"), zwarte curve. CBS geeft nog geen data voor 2022, de eerste nog zeer ruwe cijfers komen waarschijnlijk pas eind 2022 voor het eerste half jaar, en pas ergens in het voorjaar van 2023 voor het hele jaar. Ook die eerste cijfers zullen later (fors) worden bijgesteld.

Een vergelijkbare grafiek heb ik gemaakt met prognoses voor de trendmatige ontwikkelingen van de capaciteit in de PV markt. Vanwege de grote problemen bij de beschikbare netcapaciteit in grote gebieden, zijn hierbij grotere onzekerheden te verwachten, dan bij de aantallen projecten.

Capaciteit

Ook voor de capaciteitsontwikkeling geldt, dat de huidige extrapolaties op basis van de "best-fit" trendlijnen, voor deze grafiek voor alle drie de curves vierdegraads polynomen, met medeneming van de eerst bekende cijfers voor EOY 2021, alle drie grote progressies laten zien, als deze gaan uitkomen.

In de groene cirkels enkele piketpalen die al zijn, of nog zullen worden bereikt. Het totaal opgestelde vermogen heeft al in het derde of vierde kwartaal van 2020, de historische 10 GWp bereikt (linker groene cirkel). Een mijlpaal die velen, zo vroeg al, voor onmogelijk zouden hebben gehouden. De volgende piketpaal, 15 GWp zou, op basis van het trendlijn scenario, al zo'n beetje het eerste kwartaal van 2022 gepasseerd kunnen zijn. In de vorige prognose werd nog rekening gehouden met eind 2021 als mogelijkheid, maar de CBS cijfers eindigen voorlopig nog op 14,4 GWp (laatste zwarte punt). Dat kan echter ook nog aangepast worden, al lijkt 15 GWp EOY 2021 niet haalbaar.

Nederlandse zonnestroom aficionado's, die het eind 2011 door vijftien partijen gesteunde "Nationaal Actieplan Zonnestroom" nog uit het geheugen kunnen opvissen, mogen van ondergetekende even hilarisch lachen. Toen werd immers gesuggereerd "Nationaal Actieplan Zonnestroom zet scherpe acties neer die vanaf 2011 barrières wegnemen om in 2020 een geïnstalleerd PV vermogen te realiseren van 4.000 MWp". Een volume van 4 GWp in 2020 wat "zonder subsidies" zou moeten worden bereikt ...

Kijken we naar het einde van 2022, is op basis van de trendlijn scenario's in de nog steeds hard groeiende residentiële markt (woningen) een opgestelde capaciteit van zo'n 7 GWp te verwachten. Wellicht zelfs meer gezien de actuele crisis omstandigheden omtrent de energieprijzen. Voor de bedrijfsmatige ontwikkeling zijn er echter grote vraagtekens vanwege de steeds grotere vermogens in die sector (zéér grote projecten), en het feit dat voor grootverbruik in grote delen van Nederland de netten al dichtslibben (met name in NO, centraal, en een groot deel van zuid Nederland). Of geplande dan wel SDE beschikte projecten binnen hun wettelijk toegestane cq. met 1 jaar verlengde periode daadwerkelijk gerealiseerd kunnen gaan worden, of dat ze mogelijk zelfs (veel) kleiner gaan worden dan gepland, zet grote vraagtekens bij de eventuele uitkomsten. RVO heeft laatst weer een (verouderd) document gepubliceerd met nadruk op de uitval van zowel hele projecten, als van capaciteit bij beschikkingen voor wel gerealiseerde PV-installaties, zogenaamde "vrijval" ("Monitor Zon-pv 2021 in Nederland"). Hierin worden achterhaalde cijfers van CBS gebruikt, die al lang van updates zijn voorzien.

In ieder geval zou op basis van de historische trend in dat segment de accumulatie op kunnen lopen richting de 12 GWp, eind 2022. De piketpaal van 10 GWp (2e groene cirkel) zou dan ongeveer in het begin van het 2e kwartaal van 2022 kunnen zijn gepasseerd. Nogmaals: hier zitten de nodige onzekerheden in, de curve dient als denkrichting te worden geïnterpreteerd bij niet al te dramatische ontwikkelingen. Ook al, omdat veel CBS data nog lang niet definitief zijn, en er nog niets voor de hele markt bekend is over de status in 2022.

Als beide sectoren bij elkaar worden opgeteld, de zwarte stippellijn curve, zou op basis van deze zeer onzekere scenario's, dit kunnen leiden tot een totaal geaccumuleerd vermogen van zo'n 19 GWp, aan het eind van 2022. Dit is echter niet waarschijnlijk. De cijfers van CertiQ, voor het grootste deel van het totale marktvolume, de gecertificeerde installaties, laten al een tijdje afkoelende marktdata zien (zie laatste overzicht tm. september 2022). En zelfs al hebben we met een blijvend hoog volume in de residentiële markt te maken, het is onwaarschijnlijk dat we (meer dan) 4 GWp nieuwbouw volume halen in 2022. Vandaar dat ik een extra trendlijn heb ingelast, een rechtlijnige streepjes-lijn ("correctie totaal volume extrapolatie"), die de al zichtbare afvlakkende groei in 2020-2021 doortrekt de toekomst in.

Met laatstgenoemde extrapolatie curve voor het totaal volume komen we eind 2022 dan uit op zo'n 18 GWp. Wat grofweg zou resulteren in een jaargroei volume van zo'n 3,6 GWp in dat jaar, op basis van de eerste EOY prognose voor 2021, van het CBS. Dat lijkt waarschijnlijker dan veel hogere volumes.

Economische activiteiten ("niet-woningen")

Bij de categorie "economische activiteiten / niet-woningen" (inset in de boven het 2e Intermezzo weergegeven grafiek) is de volgorde wederom anders t.o.v. die bij woningen. Hij verschilt bovendien sterk van de volgorde bij de aantallen PV installaties binnen deze categorie (paragraaf 7). Ten opzichte van de status update van 10 december 2021 is provincie Overijssel, na eerder 2 posities te zijn geklommen, wederom 2 plekken gedaald in de rating, en staat ze nu weer achter Limburg.

Alle capaciteits-cijfers voor de categorie economische activiteiten in de provincies waren eerder al voor 2020 zeer sterk opwaarts bijgesteld door het CBS t.o.v. de update in 2019, en daar werden in de voorlaatste update weer de nodige volumes aan toegevoegd. Daar overheen zijn nu de eerste, nog zeer voorlopige vastgestelde accumulatie volumes gekomen voor heel 2021. Waarbij de toenames t.o.v. de nu nog ongewijzigde cijfers voor EOY 2020 procentueel bezien liggen tussen 15% (Groningen) tot zelfs 61% (Drenthe !). Drenthe kreeg in het voorjaar 2021 het toen nog grootste zonnepark van Nederland erbij, het Vloeivelden Hollandia project op de grens van Nieuw-Buinen en Eerste Exloërmond (Borger-Odoorn), wat een flinke contributie aan die toename is geweest. Het totale volume voor het segment economische activiteiten groeide tussen EOY 2020 en eind 2021 alweer met bijna 35%. Hier kan beslist nog flink verandering in gaan komen, als nieuwe / bijgestelde cijfers van het CBS ter beschikking worden gesteld.

Noord-Brabant blijft haar hegemonie in deze sector wederom bewijzen, met, als eerste provincie in Nederland medio 2021 al fors meer dan 1 GWp, en eind 2021 inmiddels alweer 1.592 MWp van de totaal 8.833 MWp bij "niet-woningen" (18,0% van totaal, in 2020 lag dat aandeel, met de meest recente CBS data, nog op 17,1%, in 2019 en 2018 op 17,2%, resp. 16,7%). Dat is grotendeels te wijten aan de talloze grotere boerderij complexen met zonnepanelen in deze agrarische provincie (groot deel in de intensieve veehouderij), bovenop een aantal zeer grote rooftop projecten in distributie centra zoals Tilburg, en de vele "klassieke bedrijfsmatige" projecten in de steden, én reeds meerdere gerealiseerde grotere zonneparken. Geen enkele andere provincie komt in de buurt, ook op dit punt niet. Gezien de zeer snelle groei van de claims op netcapaciteit voor grootverbruik in Noord-Brabant, en een groot aantal zonnepark plannen, waarvan een deel al een (of meer) SDE beschikking(en) heeft ontvangen, is de verwachting dat deze provincie haar positie verder zal gaan verstevigen de komende jaren. De relatieve stijging tussen de eindejaars-volumes in 2020 en 2021 is 42% geweest voor deze provincie (voorgaande jaar 62%), voor heel Nederland was die stijging in het marktsegment economische activiteiten "slechts" 35% (voorgaande jaar ruim 64%).

Op de 2e plaats staat provincie Gelderland, met eind 2021 inmiddels als 2e provincie meer dan 1 GWp in het bedrijfs-segment. Preciezer, 1.042 MWp (11,8% van totaal volume, in 2020 10,6%, in 2019 10,7%). De opgestelde capaciteit is op jaarbasis, tussen eind 2020 en eind 2021 met 50% gestegen, dus hoger dan bij Noord-Brabant. In een voorgaande update was de grote verrassing (behalve voor insiders) provincie Groningen, die de twee "Holland-en" toen al had ingehaald en in 1 klap op de derde plaats is beland. De evolutie van de capaciteit wordt op dominante wijze beïnvloed door de (zeer) grote nieuwe zonneparken in deze provincie, sedert het eerste grote exemplaar, het 30,8 MWp grote project Sunport Delfzijl, eind 2016 aan het net werd gekoppeld. Diverse nog veel grotere en andere veldopstellingen zijn rap gevolgd, en deze vormen een stuwende kracht achter de capaciteits-ontwikkeling van deze provincie. Tot het grootste nieuwe project in 2020, Zonnepark Harpel-Vlagtwedde in de nieuwe fusie-gemeente Westerwolde aan toe (110 MWp). Er staat inmiddels, eind 2021, alweer 855 MWp volgens de nader voorlopige cijfers van het CBS. Dat was nog "maar" 342 MWp eind 2019. De groei t.o.v. het EOY volume van 2020 (744 MWp) was een bescheiden 15%, maar daar staat tegenover dat in het voorgaande jaar die groei het hoogst van allemaal was (117% t.o.v. EOY 2019). Goed om te beseffen, dat deze provincie in de rating voor alleen woningen pas op de 10e plaats komt, beduidend verschillend van de situatie bij het segment "economische activiteiten".

Noord-Holland vinden we momenteel terug op de 4e plaats, net voor Zuid-Holland, met aan het eind van 2021 nu 787 MWp, 8,9% van totaal volume. Dat is 34% hoger dan de 589 MWp EOY 2020.

Gezamenlijk claimen de vier grootste provincies in deze vergelijking, NB, Gld, Gr & NH, 4.276 MWp, 48,4% van het totale volume bij "niet-woningen" in 2021. Dat is beduidend minder dan bij de categorie woningen (bijna 56% voor EOY 2021), wat het gevolg is van de aanwezigheid van grote bevolkingscentra met veel woningen (deels met PV) in drie van de vier meest impact makende provincies. Het aandeel van "de grote vier" is ook een stuk minder dan bij de aantallen installaties op bedrijven (ook 56%, eind 2021, vorige paragraaf, inset in grafiek). Dit is een teken, dat de grotere projecten ook "elders" in Nederland worden gevonden, wat goed rijmt met het feit dat de grote zonneparken, die zeer grote hoeveelheden capaciteit inbrengen, tot nog toe juist in het buitengebied zijn aangelegd, met name in Noordoost Nederland. Buiten Groningen zijn dat inmiddels Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant, Overijssel en Zeeland. Zie de provinciale verdeling grafiek in de analyse Polder PV, van gerealiseerde grondgebonden installaties.

Zuid-Holland volgt, met eind 2021 786 MWp, haar noorder buur Noord-Holland op de voet. De toename van het geaccumuleerde volume was 34% t.o.v. EOY 2020.

Hierna volgen de vier provincies Overijssel, Limburg, Drenthe, en Friesland, waarbij eerstgenoemde t.o.v. de update van 10 dec. 2021, weer 2 plaatsen is gezakt in de rating. De bijbehorende volumes zijn momenteel 778, 635, 619, resp. 547 MWp, EOY 2021, met groei percentages van 27,5%, 35%, 61%, en 22% t.o.v. EOY 2020.

Flevoland, Zeeland en Utrecht zijn hekkensluiters in deze rating van capaciteit bij bedrijfsmatige installaties, met eind 2021 resp. 429, 397, en 365 MWp. De bijbehorende groei percentages t.o.v. de eindstand van 2020 waren, achtereenvolgens, 26%, 33% resp. 37%.

Groningen was met genoemde 15% in 2021 de "langzaamste relatieve groeier" op het vlak van capaciteitsgroei bij de economische activiteiten, na Friesland en Flevoland. Uiteraard kunnen verhoudingen tussen de provincies in komende overzichten en bijstellingen daarvan weer gaan wijzigen, dit blijven immers "moment" opnames.

De verhouding van de "best" presterende provincie, Noord-Brabant t.o.v. de "slechtst presterende", Utrecht is in de rating voor bedrijfs-matige capaciteit eind 2021 een factor 4,5 geworden. Dat was in 2020 nog een factor 4,2, in 2019 3,7, in 2018 3,4, en is dus continu gestegen. Deze verhouding is echter beduidend kleiner dan tussen de extremen bij installaties op woningen (factor 6,4).

De Compound Annual Growth Rate voor de sector "economische activiteiten" was in de periode 2012-2021 gemiddeld 63,3% per jaar. Dat ligt dus nog veel hoger dan het gemiddelde in de residentiële sector (ruim 46%), wat goed aangeeft hoe hard de "bedrijfsmatige" projecten markt op het gebied van capaciteit is gegroeid. Weinig landen kunnen over zo'n lange periode zulke hoge gemiddelde groeicijfers laten zien op het vlak van PV.

Er is ook nog een zeer klein volume installaties op bedrijven wat nog niet aan "een" provincie toegewezen kon worden (oranje "splinter" bovenaan kolom, 1,4 MWp in 2021).


Gemiddelde systeemgroottes

Uit de data voor de grafieken met de aantallen projecten (paragraaf 7), en de capaciteiten (deze paragraaf), zijn de evoluties van de gemiddelde systeemgroottes te bepalen. Ook weergegeven in paragraaf 0-j eerder in deze analyse. Voor de sector woningen groeide het systeemgemiddelde van 2,56 kWp eind 2012 naar 3,54 kWp, eind 2021. Een "beperkte" groei van, gemiddeld, 3,7% per jaar in 10 jaar tijd (CAGR berekening). Daken op - relatief kleine Nederlandse - woningen zijn nu eenmaal niet ongelimiteerd met meer zonnepanelen te beleggen, dus de "groei" moet vooral uit de verhoging van het module rendement komen (efficiëntere zonnecellen in de loop van de tijd). Die ontwikkeling gaat al jaren gestaag door, maar heel veel impact zal dat op korte termijn niet hebben op het systeemgemiddelde. Het wordt beslist wel hoger, omdat de laatste tijd een zeer sterke groei van het paneel vermogen is bereikt, door een combinatie van innovatieve technieken op zowel cel- als op module niveau.

Voor de niet-woning markt is het verhaal compleet anders. Daar heeft een gigantische schaalvergroting plaatsgevonden. De capaciteit beperkingen van de oude SDE regelingen zijn grotendeels opgeheven, dus er worden al enkele jaren daadwerkelijk enorme, dakvullende rooftop projecten opgeleverd, en al regelmatig het ene na het andere zéér grote grondgebonden project. Die ontwikkelingen jagen het systeemgemiddelde almaar verder omhoog. In mijn maandelijkse besprekingen van de CertiQ rapporten (voor alleen gecertificeerde projecten) wordt dat ook elke keer weer in grafiek getoond (laatste exemplaar van september 2022 alhier, systeemgemiddelde capaciteit al 274 kWp). Op basis van de meest recent bekende CBS cijfers zou landelijk het systeemgemiddelde voor "niet-woningen" zijn gegroeid van 11,1 kWp, eind 2012, naar, inmiddels, 65,5 kWp, eind 2021. Ergo: al bijna een verzesvoudiging van de systeemgemiddelde capaciteit in 10 jaar tijd !

Volgens de bekende CAGR berekening is dat, gemiddeld genomen, een groei van bijna 22% per jaar, bijna 6 maal zo hoog dan bij de woningen. Genoemd systeemgemiddelde voor "niet-woningen" is eind 2021 al een factor 18,5 maal zo groot dan het gemiddelde bij woningen in datzelfde jaar. In 2012 was die factor nog maar 4,3 : 1. Bij de totale hoeveelheid projecten komt de gemiddelde groei per jaar over de periode 2012 - 2021 voor de systeemgemiddelde capaciteit op een hoge 10,0% gemiddeld per jaar (CAGR).


Direct naar inhoudsopgave


(9) Relatieve maatvoeringen en evolutie bij de 12 Nederlandse provincies

In dit deel van deze analyse laat ik updates van 2 voor het eerst in 2019 gemaakte nieuwe grafieken zien, waarbij twee relatieve maatvoeringen per provincie worden getoond, met de evolutie door de jaren heen, van 2012 tot en met de nog zeer voorlopige cijfers voor 2021.

(a) Evolutie van geaccumuleerde aantal PV-installaties per 10.000 inwoners, per provincie, en voor heel Nederland

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze eerste grafiek is het door het CBS gevonden aantal PV installaties per provincie terug gerekend naar het aantal inwoners in de betreffende provincie. Per kalenderjaar zijn weer de bij CBS bekende aantallen inwoners aan het eind van dat jaar als uitgangspunt genomen, waar aan de aantallen PV installaties vervolgens zijn gerelateerd. Dit geeft een beter beeld van de daadwerkelijke ratio, op hetzelfde tijdstip. Voor de status tm. eind 2021 zijn de laatst bekende data uit de CBS tabel "Bevolkingsontwikkeling; regio per maand" gebruikt (meest recente update: 30 september 2022).

De Y-as toont deze ratio in het aantal PV installaties per 10.000 inwoners, om een beetje voorstelbare getallen te krijgen, in het huidige exemplaar tussen de 638 en 1.551 installaties, met de situatie voor eind 2021. Voor eind 2020 was, met de nog steeds nader voorlopige cijfers, nog sprake van een range tussen de 506 en 1.317 installaties per 10.000 inwoners per provincie. De vorige kampioen op dit punt, Zeeland, was vroeg in 2020 reeds door Drenthe naar de tweede plaats verwezen, met voor eind 2021 momenteel 1.457 PV installaties per 10.000 inwoners. In 2020 werd Drenthe kampioen, en liep ze in 2021 zelfs wat verder uit, met, momenteel, 1.551 PV-installaties per 10.000 inwoners (2020: 1.317).

De volgorde van de provincies is grotendeels gestabiliseerd in 2021. Friesland, in 2017 nog op de 5e plaats staand, is sinds dat jaar in een forse versnelling gegaan, is in 2018 daarbij 2 van haar voorgangers net aan voorbij gestreefd, en is in 2019 - 2021 vervolgens sterk uitgelopen. De provincie eindigde voorlopig met 1.400 PV installaties per 10.000 inwoners, eind 2021. Op gepaste afstand daarvan, zit het koppel provincie Groningen en Limburg ook nog hoog in de boom. Waarbij eerstgenoemde weer the lead heeft genomen t.o.v. de update van 10 december 2021, met 1.326 t.o.v. 1.309 projecten per 10.000 inwoners. De opvallende toename in 2015 bij Groningen kan voor een aanzienlijk deel aan de toen opmerkelijke effecten van de waardevermeerderings-subsidie regeling toegeschreven worden, waar Polder PV meerdere grafische analyses op los heeft gelaten (zie o.a. dit exemplaar van april 2018, en referenties onderaan). Daarna vlakte de groei wat af, maar in de jaren 2019 en 2021 loopt de provincie weer in de pas met een hoog groei tempo bij deze parameter, en heeft ze dus zelfs Limburg halverwege 2021 weer ingehaald.

In de dicht op elkaar liggende volgende "cluster" van 4 provincies in de update van 31 mei 2022, is de volgorde als volgt licht gewijzigd, eind 2021: Overijssel (1.104), Gelderland (1.087), Noord-Brabant (1.068), resp. Flevoland (1.050 PV-installaties per 10.000 inwoners). Noord-Brabant eindigt nu door een stevige groei voorlopig vlak achter Gelderland, Flevoland is in deze cluster naar de laatste plaats gezakt sedert de update van december 2021. Flevoland is de laatste provincie die boven het landelijke gemiddelde (zwarte curve, 974 installaties/10.000 inwoners) uitkomt.

Voor de drie randstedelijke provincies, met grote stedelijke agglomeraties is het al lastiger om mee te komen met de rest. Alle drie komen uit op niveaus iets onder het landelijke gemiddelde (Utrecht, eind 2021 927 PV-installaties per 10.000 inwoners). Tot ver onder dat gemiddelde, bij Noord- en Zuid-Holland, met slechts 739 resp. 638 PV installaties per 10.000 inwoners. Een van de belangrijkste reden voor die lage positie bij deze parameter is de enorme hoeveelheid woningen op hun grondgebied, waarvan grote hoeveelheden in voor zonnestroom normaliter slecht geschikte binnensteden en in hoogbouw. Utrecht heeft daarbij echter nog het "geluk" van het hebben van een enorm nieuwbouw gebied, waar grote volumes zonnepanelen direct worden geïmplementeerd. Dat is natuurlijk de grote Vinex lokatie Leidsche Rijn in gemeente Utrecht, waar al een zeer hoog percentage van de woningen een PV-installatie heeft. Volgens de gemeente zelfs 44%. Ook de aanpalende nieuwbouw regio Vleuten-De Meern heeft een hoog aandeel van 32% (zie persbericht van gemeente Utrecht van 23 november 2021). Die volumes "helpen" Utrecht tot op provinciaal niveau, om zich flink te onderscheiden van haar 2 aangrenzende zuster randstedelijke provincies, de twee "Hollanden".

Eind 2021 is het verschil tussen de best en slechtst presterende provincie weer verder afgezwakt tot een factor 2,4. Eind 2020 was dat een factor 2,6, eind 2019 nog een factor 2,8. De relatieve verschillen tussen de provincies worden de laatste tijd onderling dus weer wat kleiner. In eerdere jaren was er juist een toename te zien, tot een verschil factor van ongeveer 3,3 in de jaren 2016 en 2017.

Het landelijk gemiddelde evolueerde van 48 (2012) tot het ruim twintig-voudige volume van 974 PV-installaties per 10.000 inwoners, eind 2021 (nog zeer voorlopige cijfers). Voorlopig zal die groei nog wel even doorgaan. Eventuele effecten van de plannen om per 1 januari 2025 de salderings-regeling stapsgewijs af te bouwen zullen hierin de meest dominante, in negatieve zin beïnvloedende factor (kunnen) gaan worden.


(b) Evolutie van geaccumuleerde PV-capaciteit in Wp per inwoner, per provincie, en voor heel Nederland

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze tweede grafiek, die de kaarten tussen de provincies wederom flink schudt, wordt de evolutie van de PV capaciteit per provincie gerelateerd aan het aantal inwoners. De Y-as geeft de eind van het jaar opgestelde capaciteit in Wattpiek per inwoner weer. Lagen de relatieve waarden in 2012 nog zeer dicht bij elkaar, is de range in 2021 al fors gedivergeerd. Ten opzichte van eind 2020 tussen de 305 en 1.607 Wp/inwoner, naar eind 2021 alweer tussen de 399 en 1.888 Wp/inwoner, met, sedert 2019, twee nieuwe "top" kandidaten. Goed is te zien dat er grote verschillen zitten in het tempo van de evolutie per provincie. De versnelling resp. vertragingen zijn verhoudings-gewijs beduidend groter geweest dan bij de aantallen installaties per inwoner in de vorige grafiek. Deze zijn meestal gerelateerd aan de oplevering van grote zonneparken binnen deze provincies.

Was in 2016-2017 Provincie Groningen duidelijk kampioen, vooral veroorzaakt door enkele zonneparken die deze parameter flink omhoog stuwden, wijzigde dit in 2018 sterk door ingebruikname van twee grote zonneparken die in Zeeland dat jaar aan het net zijn gegaan, waaronder het destijds grootste project, Scaldia (ruim 54 MWp). Die, bij een relatief kleine bevolking, een forse impact bij deze parameter veroorzaken. Groningen sloeg vervolgens weer in 2019 haar slag, maar wist toen net niet het niveau van Zeeland te halen. Dat was echter slechts uitstel van executie, want in 2020 kreeg Zeeland de genadeslag, en werd door de realisatie van slechts enkele grote zonneparken het pleit voor Groningen voorlopig definitief beslecht, met al een zeer hoge 1.607 Wp per inwoner. Hierna zakte de steile curve weer wat terug, maar bleef de "gas provincie" nog ruim voor nummer 2, om eind 2021 voorlopig te eindigen op een spectaculair niveau van 1.888 Wp/inwoner (bijna 1,9 kilowattpiek). De nieuwe "rising star", Drenthe, in 2019 nog op de vierde plaats, nam in 2021 met 1.770 Wp/inwoner voorlopig definitief "afscheid" van Zeeland (1.444 Wp/inwoner). En bereikte met stip plek nr. 2, ook weer vanwege de netkoppeling van enkele grote zonneparken, waaronder Vloeivelden Hollandia als hoge impact makende factor.

Na Zeeland volgt een tweetal provincies, Flevoland eind 2021 op 1.337 Wp/inwoner, en Friesland, nog op een derde plaats in 2018, met eind 2021 1.286 Wp/inwoner. In beide provincies zijn meerdere grotere zonneparken met SDE subsidie beschikkingen zowel nieuw gebouwd, als in voorbereiding, naast talloze grotere rooftop projecten, maar dat is bij alle provincies zo.

Op een veel lager niveau dan dit illustere vijftal, zien we vervolgens een cluster van 4 provincies, waarbij de groei per provincie niet heel veel uit elkaar blijkt te liggen, maar wel met onderlinge tempo verschillen. Limburg en Overijssel gaan tm. eind 2021 verrassend gelijk op, met 1.041 resp. 1.040 Wp/inwoner. Noord-Brabant volgt met 994 Wp/inwoner. Gelderland is het meest "representatief" van alle provincies, omdat het de gemiddelde (zwarte) lijn voor heel Nederland al langere tijd behoorlijk nauwgezet "volgt". In 2021 lijkt de provincie echter weer een duidelijke versnelling te hebben ingezet. Eind 2021 kwam Gelderland op 865 Wp/inwoner uit, 5,5% boven het landelijk gemiddelde van 820 Wp/inwoner.

Achteraan zien we, redelijk ver van elkaar verwijderd de drie achterblijvers, allen Randstad provincies, Utrecht, Noord- resp. Zuid-Holland, met slechts 543, 485, en 399 Wp/inwoner, eind 2021. Weliswaar is er ook bij deze dichtbevolkte provincies een licht versnelde groei zichtbaar bij deze parameter, sedert 2018, maar deze is duidelijk veel beperkter dan in de overige provincies. De inwoner aantallen zijn zeer hoog, en die drukken de vooruitgang bij de relatieve parameter Wp per inwoner.

Eind 2021 is het verschil tussen de best en slechtst presterende provincie (Groningen / Zuid-Holland) opgelopen tot een factor 4,7. Deze factor schommelt heen en weer, soms een toename tonend (2014-2016), soms weer afnemend (2018-2019). Eind 2019 was dit nog 4,0, eind 2020 5,2. In ieder geval is het eind 2021 opgetreden verschil een stuk hoger, bijna het dubbele, t.o.v. de factor 2,4 bij het aantal PV installaties per 10.000 inwoners (voorgaande grafiek).

In de zwarte lijn is het gemiddelde voor heel Nederland te zien, wat evolueert van 17 Wp/inwoner in 2012 tot 627 Wp/inwoner, eind 2020. En zelfs alweer tot 820 Wp/inwoner eind 2021. Een factor 48 maal zo hoog dan 10 jaar daarvoor (!). Wederom is voortdurende schaalvergroting bij de grotere projecten hier het toverwoord, waarbij de voortdurende groei van de residentiële sector uiteraard ook een belangrijke extra factor blijft.


Nederland in Europa - van rode lantaarndrager naar lichtend pad revisited

Met de 627 Wp/inwoner in Nederland, eind 2020 (415 Wp/inwoner in 2019), had ons land zich in de EU in de top regio genesteld, en wel op een respectabele 2e plaats. Vlak achter voormalig, langjarig wereldkampioen Duitsland, die toen 645 Wp/inwoner had staan. Maar omdat de PV sector in 2021 in ons land hard bleef doorgroeien, en de aanwas in Duitsland op een trager niveau verder ging, is het "ongelofelijke" geschied. Nederland passeerde in 2021 de oosterburen, met vlag en wimpel.

Photovoltaic Barometer 2022 van EurObserv'ER geeft voor Duitsland ruim 706 Wp/inwoner op voor 2021, voor Nederland werd ruim 815 Wp/inwoner genoteerd. De Europese branche organisatie Solar Power Europe (SPE) claimt in haar EU Market Outlook for Solar Power 2021-2025 iets andere getallen voor 2021, 715 Wp/capita voor Duitsland, en 765 Wp/capita voor ons land.

Genoemde cijfers voor ons land zijn in beide rapportages echter gebaseerd op verouderde opgaves van de CBS data. Met de recentste cijfers is het in dat jaar zelfs alweer, zoals hierboven weergegeven, 820 Wp/inwoner geworden, bijna 15% hoger dan in Duitsland (volgens de meestal goed ingelichte EU branche organisatie). Met uitzicht op een mogelijk nog hoger cijfer, pending komende CBS cijfer updates voor dat jaar. In de vorige update van de CBS highlights, berekende ik voor medio 2021 al een voorsprong van bijna 6% (NL t.o.v. Duitsland), met de toen bekende data.

Wel is het zo dat de oosterburen een enorm ambitieus plan hebben aangenomen om solar massaal verder uit te bouwen, mogelijk tot ver over de 200 GWp in 2030, en als dat gaat gebeuren, kunnen de rollen beslist weer worden omgedraaid op termijn.

Veel lager in de rating staat bij Solar Power Europe België, met 596 Wp/inwoner, eind 2021 (in het overzicht in EurObserv'ER is dat zelfs nog maar 545 Wp/inwoner). Alleen Australië weet Nederland nog de loef af te steken. Dat land zat namelijk eind 2020 al op 810 Wp/inwoner volgens dit artikel. De groei is ook daar verder gegaan, dus mogelijk is het gemiddelde daar al richting de 900 Wp/inwoner of meer gegaan in 2021.

In de huidige sectie wordt op landelijk en provinciaal niveau gekeken naar het vermogen per inwoner. Op lagere gebieds-niveaus worden de verschillen een stuk groter, omdat de ene regio de ander niet is, en er verschillende factoren zijn die maakt, dat de ene regio (zeer) hoog scoort, en een ander, mogelijk zelfs aanpalend gebied, (veel) lager. In deze analyse vindt u ook een grafische analyse van opgesteld vermogen per inwoner in de veertig RES (sub) regio's, en tevens bij de 25 best presterende Nederlandse gemeentes.

Martien Visser, bekend van En-Tran-Ce en het energieopwek.nl portal voor het Klimaatakkoord, publiceerde op 14 december 2021 op Twitter een grafiek met de door hem gepercipieerde inhaal race van NL ten opzichte van Duitsland m.b.t. de ratio PV vermogen per inwoner. Zie ook de reacties op die tweet.


Direct naar inhoudsopgave


(10) Evolutie van PV installatie capaciteiten en aantallen in bedrijfs-sectoren (SBI index)



^^^
KLIK
op plaatje voor vergroting in nieuw venster

Bijstelling van markt segmentatie capaciteiten per sector volgens de SBI Index, in MWp, volgens oude reconstructies CBS (2011-2016, linker figuur), en, alleen voor 2016, volgens de nieuwe onderzoek-methodiek (rechter figuur).

Voor verder inhoudelijk commentaar op bovenstaande grafieken, zie ook het artikel "CBS zonnestroom data gereviseerd (2) - marktsegmentatie", van 1 augustus 2018. De laatste grafiek is verder niet bijgewerkt in de huidige update. Niet alleen omdat de CBS systematiek en segmentaties fundamenteel zijn gewijzigd, maar vooral omdat van de meeste kleinere segmenten de volumes sindsdien nooit door het CBS zijn herberekend of bijgehouden. In ieder geval: niet gepubliceerd. Enige uitzondering daarop zijn de segmenten "Energievoorziening", resp. "Landbouw", zie de 2e sectie in deze paragraaf.


In een eerder artikel over marktsegmentatie in de nieuwe CBS cijfers heb ik reeds een evolutie grafiek (2012-2017), en een stapel kolom voor het jaar 2017 laten zien van PV capaciteits-data binnen de 22 sectoren (en een categorie "onbekend") die het CBS onderscheidde bij de "niet-woning" projecten bij zonnestroom. Ik geef deze grafieken hier onder weer. Er is voor deze verdeling helaas nog steeds geen nieuwe versie bekend. Voor een bespreking verwijs ik naar de originele publicatie (artikel 1 augustus 2018). Er onder geef ik in een sub-paragraaf wel een nieuwe grafiek voor de 2 grootste deelsectoren, de landbouw, en de energie voorziening, volgens de laatste status update van 31 mei 2022, die alleen voor die 2 belangrijke marktsegmenten wel nieuwe data opgeeft. Gevolgd door een beschouwing van die cijfers. Na energievoorziening en landbouw is de enige echt relevante sector de handel, de overige sectoren hebben in de getoonde status update van 2018 veel geringere volumes.

NB: nog geen latere revisies bekend van data gepresenteerd in deze 2 grafieken, behalve voor sectoren landbouw (A) en energievoorziening (D), zie hier onder.

Voor de grootste gerealiseerde PV projecten in de Nederlandse markt houdt Polder PV zo goed en kwaad als dat kan al jaren de cijfers bij. Een vergelijkbare grafiek met de verdeling per sector (m.b.t. het fysieke adres met de PV-installaties) vindt u in mijn grote projecten overzicht van 12 mei 2022, hier.


Evolutie van PV installatie aantallen en capaciteiten in de sectoren landbouw en energie voorziening - zie ook Intermezzo 3 in deze paragraaf

Hier onder geef ik in een dubbel-grafiek voor de 2 grootste contribuerende sectoren, die met name wat de evolutie bij de PV capaciteit betreft reeds een zwaar stempel drukken, en waarvan de ontwikkeling een significante (extra) bijdrage geeft aan de evolutie van de totale volumes aan PV projecten in ons land. Het zijn vooralsnog de enige "sub-categorieën" waar CBS op landelijk niveau in tabel-vorm on-line beschikbaar segmentatie cijfers voor blijft geven. En waarvoor ze voor het jaar 2021 ook een update heeft verstrekt in hun laatste revisie. De voorgaande 2 grafieken zijn ontleend aan de tabel weergegeven in het eenmalig verschenen rapport "Zonnestroom naar regio" van het CBS. De grafiek hier onder is ontleend aan de meest recente data uit de CBS update van 31 mei 2022.


^^^
Nieuwe versie van eerder geplaatste grafiek, tm. medio 2021
(10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd) .

Evolutie van capaciteit ontwikkeling bij twee door CBS als zodanig geïdentificeerde sub-sectoren, die essentiële hoeveelheden capaciteit bijdragen aan de totale volumes in de sector "niet-woningen" (nieuwe versie van 31 mei 2022). Nog zeer voorlopige cijfers voor kalenderjaar 2021 zijn helemaal rechts toegevoegd.

De twee belangrijkste sectoren zijn, in groen, de grote sector Landbouw, bosbouw en visserij, die in de SBI bedrijven index gehanteerd door CBS de letter "A" toebedeeld heeft gekregen. En, in paars, de sector Energievoorziening (SBI code D). De grote grafiek geeft de capaciteiten weer (rechter Y-as in MWp). De inset linksboven geeft de evolutie van de aantallen PV projecten te zien, met direct rechts ervan de bijbehorende Y-as met cijfers. Let hierbij goed op, dat de door CBS verstrekte cijfers niet compleet (kunnen) zijn. Er ontbreken structureel volumes grondgebonden zonneparken, die beslist onder "energievoorziening" gerekend dienen te worden. Zelfs al houden we rekening met gedeeltelijk eigenaarschap van agrariërs in zonneparken, de overgrote meerderheid is in handen van andere partijen, en dat kan nooit de grote verschillen verklaren. Zie ook het reeds eerder gepubliceerde kader hier onder, Intermezzo 3.

Intermezzo 3 - Eigenaarschap zonneparken bepalend voor toewijzing CBS (30 dec. 2010)

Op een vraag van Luuk van Wezel van ZLTO op basis van de verwijzing naar mijn grafiek in deze sectie op Twitter (n.a.v. de update van 10 december 2020), antwoordde het CBS dezelfde dag nog. De vraag van van Wezel was: "Telt het CBS de zonneparken op landbouw grond ook op bij de zon-PV sectoraantallen van de agrarische sector?" Het antwoord van het CBS: "Dit is afhankelijk van wie eigenaar is van de installatie. Dit kan dus worden toegerekend aan verschillende sectoren, bijvoorbeeld de landbouw. Het kan dus ook meetellen in de energiesector of nog een geheel andere sector."

Veel kleinere grondgebonden installaties zijn "eigendom" van de landbouwer op wiens grond het project is geplaatst (en zullen dus in de categorie "landbouw" belanden). Soms worden kleine veldjes opgericht door een lokale energiecoöperatie (voorbeeld: Weert Energie, die naast een rooftop installatie ook een fors veldsysteem, met accu opslag, heeft laten aanleggen in Altweerterheide), die je als byzondere, coöperatieve partij "in de energiesector" zou kunnen beschouwen.

Weer heel anders ligt het bij veel grotere zonneparken. Die zijn soms eigendom van de bouwende partij ("bouwnijverheid"), soms in gedeeld eigendom van die partij en een investeerder (en/of de grondbezitter), of ze worden als geheel doorverkocht naar een investerings-huis. Bij de grotere is dat vaak een buitenlandse partij, en dat geschiedt al sedert zonneparken worden aangelegd, de afgelopen twintig jaar overal op deze planeet. Er is immers een forse som geld geïnvesteerd, en om nieuwe projecten te kunnen bouwen is vers kapitaal nodig. Dat komt meestal beschikbaar als oudere, gerealiseerde projecten worden verkocht. Dit is niets nieuws onder de zon, die "reuring" veroorzakende artikelen wel lijken te suggereren. Het is een Wet van Meden en Perzen.

Veel partijen lijken het spreekwoordelijke pak boter op het hoofd te hebben in de "discussie" over deze materie. Zie ook de Tweet van Polder PV van 17 januari 2021, over de ongelofelijke hypocrisie in Nederland, omdat het grootste pensioenfonds van ons land exact hetzelfde in het buitenland doet, en dat wordt doodgezwegen. Recent deed onze nationale trots ABP dit nog eens "dunnetjes" over, en investeerde ze voor bijna de helft in het grootste zonnepark van de Verenigde Staten van Amerika, 690 MWp, met grote opslag faciliteit (Gemini, Nevada). Wat er zonder de beroemde tax investment credits daar nooit gekomen zou zijn. Bouwkosten: 1 miljard dollar. Zie ook Twitter draadje van Polder PV.

Afhankelijk van de gerealiseerde eigendoms-verhoudingen, zullen er zeer verschillende "sectoren" in aanmerking kunnen gaan komen, zoals de installatiesector, en het bankwezen sensu lato (financiële dienstverlening). Zeker bij de grotere projecten is het zo, dat een (of meerdere) banken een "senior" zijn bij de gedane investeringen, en dat andere co-investeerders, zoals bijvoorbeeld crowd-funders, een veel kleiner aandeel hebben. Derhalve ga ik er van uit dat dan in dat geval het project aan "financiële dienstverlening" zal worden toegewezen door het CBS, als ze tenminste door heeft hoe de verhoudingen van het bezit daadwerkelijk zijn gematerialiseerd (dit is namelijk geen eenvoudige materie, en kan zelfs rap wijzigen). Uiteraard kan "iedere partij" zonneparken laten bouwen, ook bijvoorbeeld grote industriële bedrijven, op hun eigen lapje grond. Ook dit is al meermalen geschied. Het maakt de feitelijke "toewijzing" door het CBS er beslist niet eenvoudiger op.

(Grote) rooftops vergelijkbare zaken
Maar ook voor de rooftop sector zullen vergelijkbare situaties gelden. Er zijn partijen die grote hoeveelheden zonnepanelen plaatsen op daken van, bijvoorbeeld, niet meer voortgezette agrarische bedrijven als varkensfokkers, pluimveehouders e.d. De installaties zijn van hen, er wordt voor opstalrechten betaald aan de eigenaar van de panden. Ook hiervoor zal neem ik aan het "eigenaarschap" gelden van de PV installaties. En die vallen dan beslist niet onder de sector "landbouw", ook al worden ze op agrarische daken aangelegd.

Veel grote distributiecentra worden tegenwoordig al voorzien van enorme PV projecten, sommige daarvan zelf vele megawatten groot qua omvang. Die vaak niet door de vastgoed eigenaar, maar door een leasende partij worden aangelegd en ge(co)financierd. De zeer grote vraag is wat het CBS in al dit soort situaties voor feitelijke toewijzing doet voor dergelijke projecten. En, als resultaat van die grote onzekerheid, wat bovenstaande statistiek, zeker wat de sector "energievoorziening" betreft, dan wel precies voorstelt.

Voor een discussie over de toegewezen "veld-opstellingen" (zonneparken sensu lato volgens het CBS), en de harde bevindingen van Polder PV over deze zeer belangrijk geworden project categorie, verwijs ik verder naar Intermezzo 5, n.a.v. nieuwe segmentatie cijfers van het CBS.

Landbouw is altijd een grote contribuant geweest op het vlak van verduurzaming. Denk aan windturbines, biovergisters, WKK installaties, etc. Zo ook op het vlak van zonnestroom. Dit komt vooral omdat boerderijen met hun opstallen vaak grote volumes dak oppervlakte hebben, en zeker in de moderne veehouderij, er een relatief hoog stroom verbruik is (denk aan melkrobots e.d.). De sector was er al vroeg bij, en groeide continu, daarbij uiteraard sedert met name de introductie van de SDE 2011 subsidie regeling ("SDE+", waarbij de "bovencap" van 100 kWp per aanvraag uit de oude regeling werd gesloopt) flink verder gegroeid. Daarnaast wordt ook vaak gebruik gemaakt van regelingen als EIA, MIA, VAMIL e.d., tegenwoordig ook zonder SDE subsidie (deze mogen al jaren niet meer worden gestapeld met EIA subsidie). Ook was er een paar jaar een "redelijk succesvolle" zon voor asbest regeling waar het nodige van gebruik is gemaakt. De laatste jaren zijn ook de nodige agrarische daken voorzien van PV projecten onder postcoderoos (PCR en opvolger SCE) concepten door de lokale energiecoöperaties, al zijn dat vaker de wat kleinere installaties. Het eigendom van dergelijke installaties ligt bij de coöperaties, de gebruiksfunctie van de (opstallen op deze) lokaties is 100% zeker agrarisch. Het CBS rekent echter "eigendom" toe aan de PV generatoren, en zal dus geen toewijzing "agrarisch" doen in dergelijke gevallen. Als ze die "vreemde" eigendoms-verhoudingen tenminste te weten komt, en dat is maar zeer de vraag.

Regelmatig zijn de lokale situaties nóg ingewikkelder, en wordt deels voor een lokale coöperatie een PCR (of de navolger regeling, SCE) project aangelegd, en wordt voor de agrariër in kwestie óók een installatie op andere of zelfs op dezelfde dak delen van het bedrijf aangebracht, soms met SDE subsidie, soms op een andere manier gefinancierd. U kunt er vergif op innemen, dat bij het CBS dergelijke complexe "mix installaties" volstrekt buiten de door hen gehanteerde indelingen vallen, en mogelijk verkeerd worden "toegewezen".

Specialist in Agri-marketing, AgriDirect publiceert regelmatig "statistieken" van diverse agrarische sectoren die telefonisch worden bevraagd naar de aanwezigheid van, o.a. PV installaties, en/of plannen om dergelijke investeringen te gaan doen. Maar helaas zijn daar tot nog toe uitsluitend percentages van de "ja" beantwoorders binnen de bevraagde deelpopulaties uit voortgekomen. Daadwerkelijke aantallen PV projecten en, veel belangrijker nog, capaciteit volumes aanwezig dan wel gepland bij de bevraagde agrariërs, worden nooit benoemd. De beknopte resultaten van een laatste enquete op dit gebied, "20% van de glastuinders wil investeren in zonnepanelen" zijn in maart 2022 gepubliceerd. 33% van de geïnterviewde ondernemers claimde al zonnepanelen te hebben op het bedrijf. Iets later, op 25 mei, verscheen separaat, op de website melkvee.nl, een artikel, waarin werd gesteld dat 45% van de melkveehouders stelden al zonnepanelen te hebben, en dat 26% "binnen afzienbare tijd" zegde in PV installaties te willen investeren. Nogmaals: over capaciteiten is niets bekend gemaakt. Van de grotere projecten heeft Polder PV al bijna 800 melkveebedrijven in zijn projecten overzicht staan (met alle bekende gegevens, inclusief meestal de capaciteit).

Grafiek inhoudelijk

In bovenstaande grafiek is te zien dat in 2015 er wat capaciteit evolutie bij de nieuwe CBS cijfers betreft een lichte versnelling is te zien. Vermoedelijk de eerste effecten van de zeer succesvolle SDE 2014, waarvoor een toen spectaculair volume van 883 MWp aan projecten werd beschikt. Daarna groeiden de volumes zowel bij de aantallen installaties, als bij de capaciteit, gestaag op een uniek, hoog niveau, door. 2018 geeft een duidelijke extra versnelling te zien, met name bij de capaciteit uitbouw (steeds grotere staloppervlaktes per erf), tot een niveau van 594 MWp. In 2019 nam dat volume sterk toe naar, volgens het CBS definitief, 1.053 MWp, een toename van 77% ! De agrarische sector werd daarmee de eerste die de magische piketpaal van 1 GWp is gepasseerd, al is het "volgens de officiële CBS cijfers", waar wel wat vraagtekens bij kunnen worden gezet.

De groei zette door in 2020, waarbij volgens nog steeds nader voorlopige cijfers voor dat jaar al 1.474 MWp staat genoteerd voor de landbouw, een toename van 40% (en bijna 5% meer dan in de update van 9 juli 2021). Ook dit meest recente cijfer kan later nog worden bijgesteld door het CBS.

De groei zette door in 2021, met voorlopig volgens het CBS 1.919 MWp, een groei van ruim 30% t.o.v. EOY 2020. Met eventuele bijstellingen door het CBS, zou dus de 2 GWp in de landbouw sector gehaald kunnen zijn eind 2021 (of, mogelijk toch pas begin 2022).

Het capaciteit aandeel van de agrarische sector is in 2021 weliswaar bijna 22% van het totale volume bij "niet-woningen" (8.833 MWp), maar is binnen dat markt segment wel langzaam aan het dalen. In 2020 was het 22,5%, in 2019 ruim 26%, evenals in 2018, maar in 2017 was dat aandeel ruim 31%, en in 2015 zelfs nog ruim 41%. Het aandeel van landbouw is dus weliswaar nog steeds hoog, maar andere sectoren in de economie pakken jaar na jaar steeds meer "marktaandeel" ten koste van het aandeel van de landbouw. Wat logisch is, de SDE subsidie beschikkingen komen tegenwoordig "overal" in de maatschappij terecht. Zoals bij talloze bedrijven in industriegebieden, op grote distributiecentra (grote volumes !), en ook al meer bij diverse sectoren in de middenstand (waar het vaak om kleinere projecten gaat). Het aandeel PV vermogen in de landbouw sector is volgens de CBS methodiek eind 2021 13,3% van het totale volume aan capaciteit (eind 2021, voorlopig 14.418 MWp, zie paragraaf 6). Dat aandeel schommelde in de periode 2012 tm. 2020 tussen de 12,9% (2018) en 15,0% (2015). Eind 2020 was het 13,5%.

Aantallen installaties en gemiddelde capaciteit landbouw

Bij de aantallen (inset linksboven in de grafiek) was de evolutie gelijkmatig, en hoog, met een versnelling sinds 2019. Eind 2020 werd een nader voorlopig volume van 22.553 PV installaties in de agrarische sector geteld door het CBS. Dat zijn er inmiddels 3.626 meer dan in 2019, maar er is voor 2020 ook een negatieve bijstelling geweest t.o.v. het in 9 juli vermelde totale aantal van 23.143 projecten. Het aantal is eind 2021 door gestegen naar een volume van 26.636 exemplaren, voorlopig 18% meer dan eind 2020 waren verzameld. Genoemd volume van ruim 26,6 duizend installaties is bijna 20% van het totaal aantal PV installaties in de sector "niet-woningen" in 2021 (134.799). Het was echter slechts bijna 1,6% van het totaal aantal PV installaties in Nederland (1.712.906 in 2021), waarvan het totaal volume uiteraard in alle opzichten gedomineerd blijft worden door residentiële installaties ("woningen"). Eind 2019 lag dat niveau nog op 1,8%, in 2015 lag het relatieve aandeel nog een stuk hoger, op 2,4%.

Gezien de verhoudingen bij "capaciteit" en "aantallen", is het duidelijk, dat in de agrarische sector vooral de wat grotere projecten aanwezig zijn. De gemiddelde systeemgrootte nam continu toe, van 17 kWp eind 2012, via 27 kWp eind 2015, naar maar liefst 72 kWp eind 2021 (voorlopig cijfer). Een toename met een factor 4,2 van de gemiddelde capaciteit, in 9 jaar tijd. Zoals we eerder onder paragraaf 8 zagen: Voor de categorie "niet-woningen" als geheel ging het systeemgemiddelde omhoog van 11 kWp (2012) naar "slechts" 66 kWp (2021). Weliswaar een ver-zesvoudiging, waarschijnlijk veroorzaakt door de enorme schaalvergroting in de projecten sector (incl. grondgebonden installaties). Maar op dit punt doet de landbouw sector als geheel het gemiddeld genomen nog steeds iets beter, dan het geheel aan PV systemen in de sector "economische activiteiten". Vermoedelijk wordt dit veroorzaakt door een zeer groot volume "kleinere" zakelijke projecten, bij het MKB, en bijvoorbeeld bij bedrijfjes aan huis, die onder "zakelijk" worden geschaard. Die drukken het systeemgemiddelde in het segment "niet-woningen" omlaag.

Energievoorziening sinds 2020 grootste marktsegment bij zonnestroom

De sector energievoorziening is lange tijd eigenlijk een beetje een stiefkind van de trends in zonnestroom geweest. Ze was, afgezien van een zeer korte periode rond de millennium wisseling, toen er met subsidies werd gesméten door de toen verantwoordelijke economie minister(ie)s, richting dure projecten uitgevoerd door de toen nog energie monopolisten, de facto afwezig. De volumes bleven zowel wat aantallen betreft (2014: 183 projecten), als de bijbehorende capaciteit (2014 minder dan 8 MWp), zeer laag. Pas vanaf 2015 begint deze sector - opvallend - te groeien. Eind 2015 werd het volume al bijna verdrievoudigd (21 MWp), het jaar daarop was er zelfs een verviervoudiging van het geaccumuleerde volume in het voorgaande jaar (eind 2016 88 MWp). Voor de "statistiek surprise" gesignaleerd voor het kalenderjaar 2018, zie de bespreking in die sectie in een eerder overzicht. In 2017 volgde een groei van 45% tot een EOY volume van 128 MWp, in 2018 verviervoudigde de capaciteit weer tot een niveau van 480 MWp, en met de nu definitieve cijfers voor 2019 is dat weer met 77% toegenomen, tot 848 MWp.

De nog nader voorlopige data voor 2020 lieten wederom een spectaculaire groei zien. Nu al is er een capaciteit van 2.092 MWp bekend, een factor 2,5 maal het eindejaars-volume in het voorgaande jaar. En alweer dik 6% meer dan de 1.969 MWp die werd gerapporteerd in de update van 9 juli 2021. Daarmee heeft deze sector zich, zoals al eerder al door Polder PV voorspeld, "met stip" op plaats 1 gezet. Met maar liefst 42% meer volume dan bij de langjarige kampioen landbouw. In 2021 liep de energiesector verder uit, naar 2.814 MWp, alweer 47% hoger dan de 1.919 MWp accumulatie in de landbouw sector, volgens de CBS indeling.

Ook al is de capaciteits-groei spectaculair, deze subcategorie van het segment "niet-woningen" gaat in ieder geval nog steeds gepaard met relatief weinig projecten. Eind 2021 zijn er in de update van 31 mei 2022 nog maar 1.579 installaties in de - zeer brede - sector energievoorziening als zodanig gemarkeerd door het CBS. Dat is wel alweer 18% meer dan de 1.340 installaties eind 2020.

Binnen deze sector, horen, naast steeds grotere rooftops die via allerlei, soms complexe, lease constructies door energiebedrijven en specifieke projectontwikkelaars actief in energie zaken op "vreemde daken van bedrijven en instellingen" worden aangebracht (denk aan grootheden als Sunrock, KiesZon), uiteraard ook de grote grondgebonden industriële projecten te worden gerekend. Die brengen massieve hoeveelheden volume in per project, en zullen dus de komende jaren een flinke extra boost gaan geven aan de evolutie van deze sector.

De verhouding in de geaccumuleerde capaciteiten tussen landbouw en energievoorziening was als volgt: 2017 387 MWp/128 MWp (3,02 : 1), 2018 594/480 (1,24 : 1), 2019 1.053/848 (1,24 : 1), en met de nader voorlopige cijfers voor 2020 is voor het eerst in de historie deze verhouding omgeslagen, en een stuk kleiner dan 1 geworden: 1.474/2.092 geeft een verhouding 1 : 0,70. Het verschil werd in 2021 alweer groter, 1 : 0,68.

Dat de sector energievoorziening niet "lichtvaardig" genomen dient te worden, toont de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit. Deze is toegenomen van een al relatief hoge 61 kWp eind 2012, naar een spectaculaire 1.561 kWp, eind 2020. Voorlopig staat voor 2021 nu een systeemgemiddelde capaciteit van alweer 1.782 kWp in de boeken. Dat is al een factor 29 maal zo hoog, in 9 jaar tijd. De systeemgemiddelde capaciteit in de energiesector is eind 2021 ook al een factor 25 maal het gemiddelde in de landbouw sector (72 kWp). Met elk groot grondgebonden project (vaak een paar MWp tot soms zelfs enkele 10-tallen MWp per stuk), met elk gloednieuw distributiecentrum waarvan het dak compleet wordt gevuld met zonnepanelen, onder een lease constructie met een energiebedrijf of een onafhankelijke projectontwikkelaar, vaak al 1 of zelfs enkele megawattpieken qua omvang, wordt dat verschil groter.

Eind 2020 was het aandeel van de capaciteit bij projecten in de energievoorziening volgens de meest recente CBS cijfers resp. indeling, reeds gestegen naar 19,1% van het totale marktvolume. Eind 2021 is dit verder gestegen naar al 19,5%, bijna een vijfde deel van de totale markt.


Direct naar inhoudsopgave


(11) Nieuwbouw per kalenderjaar - afgeleide grafieken

In de update van deze sectie presenteer ik weer grafieken die zijn afgeleid van de exemplaren verzameld in de eerste paragrafen. Ditmaal toon ik de jaarlijkse nieuwbouw bij verschillende parameters, die ook zeer informatief zijn met betrekking tot een betere interpretatie van de ontwikkelingen op de Nederlandse zonnestroom markt. Deelgrafieken zijn gemarkeerd met een letter. Omdat er slechts accumulatie data vanaf kalenderjaar 2012 zijn opgegeven door CBS (cijfers volgens de nieuwe onderzoeks-methodiek), kon pas vanaf 2013 de groei per kalenderjaar worden bepaald.

In de huidige update zijn de cijfers voor 2019 wederom definitief, voor 2020 "nader voorlopig" (bijgesteld t.o.v. de vorige update), en voor 2021 nog zeer voorlopige cijfers, die ongetwijfeld later nog flink kunnen worden bijgesteld.

(a) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, per provincie gestapeld

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze eerste grafiek het nieuwe totaal aantal PV installaties per kalenderjaar van 2013 tm. 2021. Na een lichte inzinking in 2014 (bijna 78 duizend installaties nieuw t.o.v. bijna 84 duizend in 2013, en een tijdelijke iets verhoogde stabilisatie in 2015-2016 (bijna 100 duizend - 98 duizend nieuwe installaties per jaar), begonnen de jaarvolumes rap toe te nemen. Van 142 duizend PV installaties in 2017 via 206 duizend in 2018, ruim 274 duizend in 2019, en 312.443 in 2020 (nader voorlopige data) naar, voorlopig, alweer een nieuw jaar record van 338.198 nieuwe PV-installaties in 2021. Dat is een groei van de jaarlijkse aanwas van ruim 8% t.o.v. het al zeer hoge nieuwe volume in Corona-jaar 2020. De toename in 2020 was 14% t.o.v. de jaargroei in 2019, in 2019 was het zelfs een spectaculaire 33% t.o.v. de jaargroei in 2018.

Ten opzichte van de update van 10 december 2021, met zeer voorlopige 1e half-jaar cijfers voor dat jaar, zijn er geen wijzigingen in de rating volgorde geweest.

Bij de onderlinge verhoudingen kunnen andere provincies het "best" hebben gepresteerd in afzonderlijke kalenderjaren. In 2021 is, als vanouds, Noord-Brabant het beste jongetje van de klas (al ruim 63 duizend nieuwe PV installaties), gevolgd door het bekende trio Zuid-Holland, Gelderland, en Noord-Holland (2021: ruim 51 duizend tot ruim 42 duizend nieuwe PV installaties). Limburg volgt op afstand, met bijna 27 duizend nieuwe installaties. In 2020 kwam Overijssel nog na Utrecht in de volgorde bij de nieuwe projecten, in 2021 is dat omgekeerd (bijna 26 duizend Ov., resp. ruim 24 duizend nieuw, Ut.).

Friesland kan nog enigszins meekomen bij de nieuwbouw, met bijna 18 duizend nieuwe installaties in 2021. De hoeveelheden lopen sterk af in de staart van het peloton, Groningen, Drenthe, Flevoland en Zeeland. Met in 2021 tussen de bijna 17 duizend en ongeveer 8.000 nieuwe PV installaties. Van 12 nieuwe projecten kon nog geen provincie toewijzing worden gedaan door het CBS in het jaar 2021.

Noord-Brabant had bij de jaargroei in 2021 een aandeel van 18,6% van het totaal volume, Zeeland slechts 2,4%. Daarmee voegde eerstgenoemde provincie een factor 7,9 maal zoveel installaties toe dan in Zeeland in dat jaar. De 4 provincies met de grootste groei volumes claimden 58,8% van het totaal volume in 2021.


(b) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, per provincie gestapeld - segmentatie woningen en "bedrijven"

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze tweede grafiek worden de hoeveelheden getoond in het voorgaande exemplaar (onder a) uitgesplitst naar de nieuwe jaar volumes bij woningen (grote grafiek), resp. ditto voor de nieuwe hoeveelheden installaties bij de "bedrijven" ("niet-woningen", inset linksboven), wederom van 2013 tm. 2021. Het meest opvallende aan deze dubbel-grafiek is, dat het aantal nieuwe PV projecten op woningen in 2020 weer fors is toegenomen, maar dat in de sector "bedrijven", er een zeer grote terugval van het nieuwe aantal projecten is opgetreden in dat jaar. Feitelijk meer dan een halvering. Vermoedelijk is dat deels een effect van de Covid pandemie, waarbij met name de oplevering van rooftop installaties mogelijk tijdelijk problematisch is geworden. Deels is het waarschijnlijk een forse terugval na een tijdelijke hausse aan kleinere SDE beschikte projecten in 2019 geweest, waarvoor de beschikkingen dreigden te verlopen als er niet zou worden opgeleverd in dat jaar. Dit heeft echter, best wel byzonder, verder geen negatieve gevolgen gehad voor de capaciteits-ontwikkeling in 2020. Die is juist enorm toegenomen (zie grafieken in de volgende 2 secties).

In 2021 is de groei van nieuwe jaarvolumes zowel bij woningen als in de sector economische activiteiten doorgegaan, zei het op een wat lager niveau dan in de periode 2018-2019. De residentiële marktvolumes namen flink toe, van bijna 132 duizend nieuwe residentiële installaties in 2017 via bijna 192 duizend in 2018, bijna 240 duizend in 2019, en bijna 297 duizend in 2020, naar alweer een nieuw record volume van 321.285 exemplaren in 2021 (nader voorlopige cijfers). Een groei van 8,3% t.o.v. de aanwas in 2020, die al fenomenaal was.

Bij de bedrijfsmatige projecten was de "dip" in 2014 iets scherper dan bij woningen (bijna 7 en een half duizend nieuwe installaties, in 2014 nog ruim 8.600 nieuwe projecten). Na een stabilisatie in 2015-2016 (ruim 8 en een half duizend nieuwe projecten/jaar) ging ook daar het gas er op. Met dik 10 duizend nieuwe installaties in 2017, via ruim 14 duizend (2018), naar een opmerkelijk jaar record van 34.704 nieuwe installaties in 2019 ("definitieve" cijfers). Het CBS had in een eerdere revisie voor 2019 juist het aantal 69% opwaarts bijgesteld, in tegenstelling tot de later (fors) neerwaarts bijgestelde volumes voor 2020. De groei van het nieuwe jaarvolume in 2019 was in ieder geval, met de definitieve data spectaculair: 143% hoger dan de aanwas in 2018.

2020 geeft na flinke eerdere wijzigingen een zeer sterk afwijkend beeld te zien voor de bedrijfsmatige sector. Er zijn, met de nog steeds nader voorlopige cijfers, slechts 15.869 projecten bijgekomen, minder dan de helft van het aantal dat werd toegevoegd in 2019 (!). Weliswaar kan het volume voor de nieuwbouw in 2020 nog steeds worden aangepast, maar het lijkt niet waarschijnlijk dat dat dramatisch hoger zal gaan worden dan de actuele cijfers van het CBS. Het jaargroei volume in 2021 is iets hoger, 6,6%, dan dat in 2020 met de nu bekende cijfers, in de bedrijfsmatige sector. Bij woningen is de toename groter geweest, 8,3%.

Noord-Brabant was ook in 2020 en 2021 weer top-runner, bij zowel de residentiële (52.777 resp. 59.441 nieuwe exemplaren), als bij de bedrijfsmatige installaties (3.314 resp. alweer 3.584 nieuwe PV projecten). Er zijn duidelijke verschillen in de ratings tussen de sectoren woningen en "niet-woningen". Bij de woningen staat in 2020 en 2021 Zeeland op de laatste positie, met 6.038 resp. 7.411 nieuwe installaties. Bij de bedrijfsmatige projecten is het echter Flevoland, met maar 361, resp. 371 nieuwe projecten in die periodes. Zuid-Holland staat op de 2e positie bij de nieuwe PV projecten op woningen, maar is pas derde (2021), in 2020 zelfs vierde in de rating voor de installaties in de bedrijfsmatige sector. Overijssel komt bij de groei bij de woningen pas op de 6e positie in 2021 (7e plek in 2020), maar in het segment economische activiteiten staat ze op de vijfde plaats in beide jaren.

De vier meest impact makende provincies (NB, ZH, NH en Gld) hadden bij de nieuwbouw in 2020 een aandeel van 174.932 installaties bij woningen (59% van totaal volume in die sector). In 2021 was dit al 188.829 installaties (bijna 59%). In de sector economische activiteiten hebben de vier grootste contribuanten (volgorde in 2021: NB, Gld, ZH en NH) in 2020 9.025 exemplaren toegevoegd (bijna 57% van het totaal in dat segment); in 2021 waren dat 9.903 nieuwe installaties, alweer bijna 59% van het totaal. Dat laatstgenoemde volume was wel slechts 48% van de zeer hoge toevoeging van deze vier provincies in 2019 (20.824 nieuwe projecten).

Aan de dikte van de kolom-schijven is te zien dat de volgorde van de ratings tussen de provincies verschillend is geweest in eerdere jaren, t.o.v. de situatie in 2021 (waarop in onderhavige grafiek is gesorteerd). De volgordes kunnen dus voor elke update, en voor elk kalenderjaar, altijd verrassingen in petto hebben.


(c) Jaarlijkse groei van totale PV capaciteit, per provincie gestapeld (in MWp)

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Naar analogie van het exemplaar getoond in paragraaf 11a, hier de nieuwe totale PV capaciteit per kalenderjaar van 2013 tm. 2021 (2019 definitief, 2020 nader voorlopige cijfers, 2021 voorlopige data). Hier is, ten eerste, weinig te bemerken van een "inzinking" in 2014 (bijna 358 MWp nieuw t.o.v. bijna 363 MWp in 2013). Daarna begon de sector stapsgewijs te groeien (ondanks ongeveer stabilisatie van de nieuwe aantallen projecten), van 519 MWp in 2015, via 609 MWp in 2016, naar al een behoorlijk volume van bijna 776 MWp in 2017. Daarna gingen de nieuwe volumes zeer hard omhoog, die een duidelijke indicator zijn van de enorme schaalvergroting in de Nederlandse solar sector. Van 1.698 MWp nieuwbouw in 2018 tot een tijdelijk nieuw record van 2.617 MWp in kalenderjaar 2019. Dat was een groei van de jaarlijkse aanwas van ruim 54% t.o.v. het nieuwe volume in 2018. Veel hoger dan de 33% bij de jaar groei bij de nieuwe aantallen projecten (paragraaf 11a), en wederom een duidelijke aanwijzing van de schaalvergroting van de markt, met gemiddeld genomen steeds grotere projecten.

T.o.v. het gerapporteerde volume in de update van juli 2021 (3.491 MWp) is er in de tussentijd voor het kalenderjaar 2020 alweer 232 aan nieuwe capaciteit gevonden door het CBS, een toename van bijna 7%. Belangrijk om te onthouden voor de interpretatie van de nu nog zeer voorlopige cijfers voor 2021, want daar zou ook weer zoiets mee kunnen gebeuren. In 2020 zou volgens de huidige cijfers nu al reeds een nieuw record volume van 3.723 MWp zijn toegevoegd, dik 42% meer dan bij de aanwas in 2019.

Met de huidige bekende cijfers, lijkt voor het eerst in 6 jaar de groei in 2021 lager geweest dan in het voorgaande jaar, 3.469 MWp, 6,8% lager. Echter, dit zijn nog lang geen definitieve cijfers, en eerder door het CBS doorgevoerde, forse bijstellingen voor 2020 zouden ook nog voor 2021 kunnen gaan geschieden. Of dat zal leiden tot, alsnog, een (iets) hogere groei in 2021 dan in 2020 (zoals bijvoorbeeld het begin 2022 verschenen Nationaal Solar Trendrapport claimt, 4% hoger dan de aanwas in 2020), staat nog in de sterren geschreven.

De volgordes per jaar zijn fors verschillend. Dit is grotendeels het resultaat van het vrij onvoorspelbare implementeren, en exacte moment van netkoppeling, van grote zonneparken, die een hoge impact hebben, met name op de jaarlijkse groei volumes per regio. Bijvoorbeeld Groningen, wat lange tijd ergens achterin lag wat groei tempo betreft. In 2019 opeens flink groeide en op de 5e plaats kwam. In 2020 in 1 keer op de 2e plek door toevoeging van enkele grote zonneparken. Maar vervolgens, in de eerste jaarhelft van 2021, weer net zo hard terugzakte naar de laagste regionen. Het is hierbij mogelijk dat het CBS opgeleverde zonneparken in die periode nog niet heeft geregistreerd. Bij Polder PV zijn namelijk alweer 5 nieuwe zonneparken groter dan 10 MWp bekend in Groningen, met een gezamenlijke capaciteit groter dan 100 MWp, opgeleverd in 2021, die in die cijfers zouden moeten zitten. Het zijn met name de grotere PV projecten, die pas zeer laat in de administraties verschijnen, en mogelijk dus nog moeten worden toegevoegd.

Deze forse tempo wisselingen in de jaargroei volumes zien we vooral terug in provincies met grote SDE portfolio's, met name de zonnepark aandelen daar in. Zo is Drenthe in 2020 al op de vijfde plaats beland (en in 2021 gehandhaafd). In eerdere jaren zien we Drenthe nog in de lagere regionen terug, toen er nog nauwelijks zonneparken werden gebouwd.

In 2020 en 2021 blijft Noord-Brabant "met stip" het beste presteren (bijna 650 resp. alweer 712 MWp). In 2020 bij de jaargroei nog gevolgd door Groningen (!), Gelderland, en Overijssel (451 tot 345 MWp nieuwbouw in dat jaar). Maar in 2021 met weer een zeer verschillend lijstje volgers, Gelderland, Zuid-, resp. Noord-Holland (503 - 326 MWp). Op de volgorde in deze laatste kolom zijn alle andere (jaar) kolommen mee gesorteerd. Ook deze volgorde kan later nog wijzigen als het CBS met nieuwe cijfer updates komt.

Het totale nieuwbouw volume van de vier meest impact makende provincies was in 2020 1.880 MWp, 50,5% van de totale toegevoegde capaciteit in dat jaar. In 2021 was de toevoeging bij de toen "bovenaan" staande provincies al 1.904 MWp, wat al bijna 55% van het tot nog toe door het CBS bepaalde totale volume is geweest. Opvallend is dat, desondanks, het totale jaarvolume beduidend onder dat van 2020 ligt. Dat is vooral het gevolg van de forse impact van de lagere cijfers voor Groningen (zeer hoog in 2020, laag in 2021), en, in minder sterke mate, voor Overijssel. Maar zoals gezegd, hier kan met latere updates beslist nog e.e.a. aan wijzigen.

Hekkensluiter was in 2021 Flevoland, met ruim 117 MWp nieuwbouw, maar in in 2020 was dat Zeeland met ruim 108 MWp nieuwe capaciteit. Het verschil tussen Noord-Brabant en Flevoland was in 2021 een hoge factor 6,0, ongeveer gelijk aan het verschil tussen NB en Zld in 2020. In 2018 was het verschil tussen Brabant en toenmalig rode lantaarn drager Flevoland nog een factor 5,3. Die verschil factor blijkt dus iets te zijn gestegen.

Er kon nog geen provincie toewijzing worden gedaan door het CBS voor 3,9 MWp aan nieuwe capaciteit in 2020. In 2021 is het verschil 2,3 MWp negatief, kennelijk omdat de lokatie(s) van een deel van het nog overblijvende project volume zijn gevonden door het CBS, en de categorie onbekend kleiner is geworden tussen 2020 en 2021 (voor jaren tm. 2020 oranje segmentje bovenaan de kolommen, niet waarneembaar op deze schaal).

Ongeveer in oktober 2022 verschenen er nieuwe marktcijfers bij branche organisatie Holland Solar, die deels op marktonderzoek door DNER zouden berusten, en deels op basis van data van het CBS en van Energieopwek.nl. Op basis van de daar getoonde EOY accumulaties zou de totale jaargroei in 2020 3.746 MWp moeten zijn geweest, en die in 2021 slechts 3.464 MWp, waarbij dus voor het eerst door de branche toegegeven zou worden dat de aanwas in het laatste jaar (beduidend) minder zou zijn geweest dan in record jaar 2020. Vreemd blijven de getoonde cijfers beslist, want apart links op die webpagina is de jaargroei in 2021 vermeld als "3.596 MWp", wat niet strookt met de waarden in de getoonde grafiek (is nl. 132 MWp hoger, een fors verschil, waar Polder PV via Twitter op heeft gewezen). Overigens liggen beide uitkomsten (jaargroei 2021) onder het volume gemeld in het Nationaal Solar Trendrapport 2022 voor dat jaar (link naar rapportage).

Intermezzo 4 - Status netgebied Enexis "sensu lato" in relatie tot ontwikkelingen bij Liander (bijgestelde cijfers)

Uit bovenstaande grafiek blijkt ook, dat alleen al in het netgebied van netbeheerders Enexis, CoteQ en Rendo, de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant, en Limburg omvattend, een capaciteit is toegevoegd van maar liefst 1.994 MWp, in 2020.
Dat was 53,6% van het totale Nederlandse nieuwbouw volume aan PV capaciteit dat jaar, een record. In 2018 was dat aandeel nog 40,7%, het percentage schommelde in de periode 2012 - 2021 tussen die extremen. In 2021 was het voorlopige nieuwbouw volume ook al bijna 1.704 MWp, goed voor 49,1% van het nieuwbouw volume in heel Nederland. Het overgrote merendeel van dat volume valt toe aan de grote netbeheerder Enexis. Coteq en Rendo hebben in hun verzorgingsgebied voor elektra relatief kleine volumes in Goor, Almelo, en Oldenzaal (Overijssel, Coteq), respectievelijk Hoogeveen (Dr.) en Steenwijk (Overijssel, Rendo NB). Het komt daarnaast voor dat in genoemde gemeentes elektra aansluitingen voorkomen die (deels) op naam van Enexis staan. Daar heeft Polder PV al meerdere malen voorbeelden van gevonden.

De grootste problemen op de netcapaciteit kaart van Netbeheer Nederland zien we dan ook terug bij de typische Enexis provincies. Grote delen daarvan kleuren oranje of rood, alleen delen in Groningen, in noordelijk Drenthe en oostelijk Overijssel beginnen weer geel te kleuren door reeds gebouwde fysieke uitbreidingen van de elektra infra daar. Maar het blijft sappelen geblazen voor deze en andere netbeheerders, gezien de enorme volumes aan SDE beschikkingen die nog moeten worden ingevuld (10,4 GWp aan PV capaciteit volgens RVO status update oktober 2022), en de fenomenale marktgroei in alle andere marktsegmenten.

Omdat niet van al de "niet Enexis" dorpen / gemeentes PV data beschikbaar zijn bij het CBS, kunnen alleen overkoepelende cijfers gebruikt worden om evolutiepaden te tonen. Dat heb ik in onderstaande tabel voor het "Enexis sensu lato" gebied, bestaande uit 5 provincies, gedaan voor de eindejaars-volumes (EOY). Dus incl. de kleine netgebieden van Coteq en Rendo.

Enexis gebied sensu lato (incl. Coteq, Rendo; EOY):

  • 2012 134 MWp
  • 2013 293 MWp
  • 2014 442 MWp
  • 2015 696 MWp
  • 2016 991 MWp
  • 2017 1.340 MWp
  • 2018 2.030 MWp
  • 2019 3.257 MWp
  • 2020 5.251 MWp
  • 2021 6.955 MWp *

In de 5 laatst getoonde jaren is in dit grote, door Enexis gedomineerde netgebied dus achtereenvolgens de 1e tot en met de 7e GWp aan geaccumuleerde PV capaciteit (bijna) doorbroken, volumes waar geen andere netbeheerder ook maar in de buurt is gekomen.

* Behoeft zeer waarschijnlijk opwaartse bijstelling, zie paragraaf hier onder.

Validatie 2021 met Open Data Enexis
Enexis heeft in hun Open Data portal cijfers gepubliceerd over alleen hun aansluitingen. Uit de optelling van de data voor alle weergegeven regio blijkt, dat eind 2021 (begin 2022) er 3.047 MW aan installaties invoedend op kleinverbruik aansluitingen (KVB) waren, waarvan veilig aangenomen kan worden dat dit vrijwel uitsluitend kleine residentiële PV-installaties zijn geweest (derhalve, MWp). Voor grootverbruik (GVB) is het gecontracteerde vermogen voor o.a. zonnestroom projecten separaat opgegeven, uitgedrukt in MW AC vermogen van de omvormers. Dat was eind 2021 een volume van nog eens 3.764 MWac. Zouden we uitgaan van 10% overdimensionering van generator t.o.v. omvormer vermogen, zou dit resulteren in een speculatief opgesteld generator vermogen van 4.140 MWp. Enexis claimt echter een branche afspraak te volgen, dat die overdimensionering zelfs 30% zou zijn ("Op dit moment wordt vaak 30% curtailment toegepast"). Zou je dat als "norm" voor de hele populatie nemen, zou je mogelijk zelfs op 4.893 MWp opgesteld generator vermogen kunnen komen voor het grootverbruik segment. Tellen we KVB en GVB op, komen we aan 7.187 MWp EOY 2021 bij 10%, resp. 7.940 MWp bij 30%. De waarheid zal vermoedelijk daar ergens tussenin liggen, dus in de buurt van de 7,5 GWp. NB: projecten direct aangesloten op het hoogspanningsnet van TenneT, zoals ZP Midden-Groningen, vallen hier niet onder, dus het zijn sowieso minimum opgaves.

Opwaartse correcties CBS te verwachten
Volgens de huidige CBS data zou er in het Enexis netgebied s.l., dus incl. de kleine netgebiedjes van Coteq en Rendo NB, eind 2021 6.955 MWp aan PV vermogen opgesteld zijn geweest (tabelletje hierboven). Dat is beduidend lager dan het gemiddelde voor de vermogens zoals hierboven berekend op basis van de Open Data van (alleen) Enexis. Zeker omdat de - onbekende - data voor Coteq en Rendo hier nog van moeten worden afgetrokken. Bovendien is het vrij onwaarschijnlijk dat er slechts een overdimensionering van 10% van het generator vermogen t.o.v. de capaciteit van de omvormers (tot voor kort veelal het "gecontracteerde vermogen") in de hele populatie is geweest, het lijkt zeer waarschijnlijk dat dit al jaren fors meer was (mogelijk de door Enexis genoemde 30%). Dat betekent, dat er een fors "gat" zit in de uitkomsten van de opgaves van Enexis zelf, en de huidige status update van het CBS. In andere bewoordingen: de CBS data (voor Enexis s.l.) zullen later hoogstwaarschijnlijk nog flink moeten worden bijgeplust. Hoeveel dat zal zijn, zullen we waarschijnlijk pas veel later gaan horen.

Medio 2022 ook al in Open Data Enexis
Voor het eind van de 1e jaarhelft van 2022 heeft Enexis zelfs ook al een opgave voor de accumulatie cijfers, zowel voor kleinverbruik, als voor grootverbruik. Dat zijn, respectievelijk, cumulaties van 3.586 MWp voor KVB (groei t.o.v. begin 2022 17,7%), en slechts 3.784 MWac gecontracteerd voor GVB. Dat laatste lijkt zeer onwaarschijnlijk laag, zelfs al houden we daarbij rekening met de problematische situatie met de netten in grote delen van Enexis gebied. Genoemd volume is namelijk slechts 20 MW hoger dan begin 2022. Vermoedelijk moet daar nog veel capaciteit worden bijgeschreven in de Enexis dossiers. Cijfers voor GVB zijn pas gestart medio 2021, eerder heeft Enexis geen data in het Open Data bestand. Voor kleinverbruik zijn de cijfer opgaves begonnen op 1 januari 2020.

Liander
De grootste netbeheerder van Nederland, Liander, meldde de volgende "piketpalen" in hun kwartaal updates (voorlopig de laatste tm. Q2 2022, vindt u recent hier besproken). Het is niet simpelweg mogelijk om de Liander data uit de CBS rapportages tevoorschijn te toveren, omdat bijvoorbeeld Zuid-Holland grotendeels gedekt wordt door Stedin, en in geringere mate door Liander (noordelijk gebied in ZH). De grens tussen die twee gebieden verloopt zeer grillig, waardoor niet goed mogelijk is om te bepalen of deelgebieden tot het ene of tot het andere netgebied behoren. Bovendien is er nog een andere anomalie: Heemstede (in "Liander provincie Noord-Holland"), ligt óók in Stedin netgebied ! Het volume in Heemstede lijkt echter zeer beperkt, dus die anomalie houden we hier even als "pro memori" apart.

De door Alliander opgegeven EOY volumes zijn als volgt, waarbij ook nog moet worden gesteld, dat het EOY cijfer voor 2020 niet kan kloppen vanwege een administratieve aberratie die nog niet in de door Alliander zelf gepubliceerde cijfers is doorgedrongen (overzicht tm. Q3 2021 alhier). En ook, dat dochterbedrijf Liander DC volumes van kleinverbruik projecten kunstmatig optelt bij het gecontracteerde AC vermogen van projecten achter grootverbruik aansluitingen, waardoor je "niet goed kloppende" totaal volumes krijgt (zie introductie in de grote update van 4 november 2021, en de daar aan gelinkte detail analyse). Vandaar dat de cijfers hieronder vooralsnog in "megawatt" (MW) zijn uitgedrukt, waarbij voor het gemak wordt verondersteld dat dit nominaal generator vermogen (MWp) zou zijn (wat niet de realiteit is).

Liander (EOY):

  • 2012 69 MW
  • 2013 180 MW
  • 2014 292 MW
  • 2015 452 MW
  • 2016 655 MW
  • 2017 891 MW
  • 2018 1.504 MW
  • 2019 2.229 MW (>> mogelijk plm. 2.500 MW)††
  • 2020 3.444 MW
  • 2021 4.734 MW
  • 2022 H1 5.317 MW

†† Reconstructie accumulatie grafieken Polder PV op basis van nieuwe volledige dataset KVB en GVB op aanvraag verkregen van Liander (analyse)

Duidelijk blijkt uit bovenstaande staatjes, dat Liander eind 2020 mogelijk al 1,8 GW achter liep t.o.v. de accumulatie in het netgebied Enexis sensu lato. Eind 2021 zou het verschil alweer zijn opgelopen naar meer dan 2,2 GW. Zelfs als we rekening zouden houden met diverse nog uit te voeren correcties, blijft het verschil zeer hoog. Gezien de enorme concentratie aan grote projecten (met name zonneparken) in Enexis s.l. gebied, zal het verschil waarschijnlijk alleen maar groter gaan worden.

Uit de detail segmentaties voor provincies blijkt duidelijk dat Noord-Brabant in Enexis gebied de provincie is met de meeste (aantallen installaties en) PV capaciteit, eind 2021 2.577 MWp, met bovendien de hoogste groei, van 712 MWp in dat jaar. De grootste "niet-Enexis" provincie is Liander provincie Gelderland, met volgens het CBS 1.825 MWp, eind 2021, en een jaar groei van 503 MWp. Dat is maar liefst 29,2% aan geaccumuleerde capaciteit minder dan bij Noord-Brabant, resp. 29,4% bij de jaargroei in 2021. Daarbij is het ook weer opvallend, dat Liander in hun publiek zichtbare cijfers voor eind 2021 laat zien dat er 1.808 MW in Gelderland zou zijn geaccumuleerd. De vraag is dus, of dat verschil wordt veroorzaakt door de diverse wijzen waarop capaciteit lijkt te worden opgegeven.

Segmentatie
Tot slot, als we naar de segmentaties voor het Enexis s.l. gebied kijken, komen we in totaal voor de residentiële markt ("woningen") in 2021 momenteel, met de meest recente CBS data, op een nieuw jaarvolume van 554 MWp volgens het CBS, 46% van het nationale totaal volume in dat marktsegment. De bedrijfsmatige sector is daar, inclusief de zonneparken, in dat jaar al veel groter, met een omvangrijk nieuw jaarvolume van 1.150 MWp, wat al 51% van de totale groei in dat segment was voor Nederland. Van jaar tot jaar is dit aandeel wat gewijzigd, het lag tussen de 40% (2018) en zelfs 58% (2020).

Wat de eindejaars-accumulaties betreft, bevond eind 2021 2.477 MWp zich op woningen in Enexis gebied (44% van nationaal volume in dat segment, 5.585 MWp), en reeds 4.478 MWp in de bedrijfs-sector sensu lato, wat al bijna 51% van het nationale volume in die sector zou zijn (8.833 MWp). Dit aandeel van Enexis schommelde bij de EOY accumulaties eerder tussen 44% (2018) en, ook 51% (2020).

 


(d) Jaarlijkse groei van totale PV capaciteit, per provincie gestapeld - segmentatie woningen en "bedrijven"

Zie ook exemplaar cijfers tm. medio 2021 (10 december 2021; data kalenderjaar 2021 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Woningen - In deze laatste grafiek van dit kwartet worden de nieuwe PV capaciteiten per jaar getoond, naar analogie van de eerder getoonde grafiek (onder b) voor de aantallen nieuwe projecten per jaar. Wederom hier uitgesplitst naar de nieuwe jaar volumes bij woningen (grote grafiek), resp. ditto voor de nieuwe PV capaciteiten bij de "bedrijven" (inset linksboven), van 2013 tm. 2021 (helemaal rechts wederom nog zeer voorlopig data).

Bij de woningen was er weer een lichte terugval van ruim 249 (2013) naar 240 MWp nieuw volume in 2014, gevolgd door een hoger niveau van 301 tot 289 MWp in 2015-2016. Ook hier nam de groei vanaf 2017 snel toe. Van 420 MWp nieuw volume op woningen in 2017 via 647 MWp in 2018, en 908 MWp in 2019, naar alweer een nieuw record volume van 1.153 MWp in 2020. De eerste maal in de Nederlandse geschiedenis dat er meer dan een GWp aan residentiële solar in een jaar tijd werd toegevoegd aan het toch al sterk gezwollen totaal volume. En een hoge procentuele groei t.o.v. de aanwas in 2019, maar liefst 27%. In het voorgaande jaar was de toename van de jaargroei zelfs nog 40% t.o.v. de aanwas in 2018.

Dat was kennelijk nog niet "voldoende", want 2021 is er in ieder geval in absolute zin alweer overheen gegaan, met 1.195 MWp groei (voorlopige cijfers). Ondanks de fors overspannen (residentiële) markt, met de nodige problemen, een relatieve toename van nog eens 3,6% t.o.v. de aanwas in 2020. Dit resultaat is in ieder geval alweer hoger dan de prognose voor het jaarvolume in 2021 gedaan op basis van de eerste half-jaar cijfers in de vorige update / analyse.

Noord-Brabant blijft bij de jaargroei cijfers in 2021 wederom haar stempel drukken in de residentiële sector, met inmiddels bijna 242 MWp (20% van het nieuwe totaal volume van 1.195 MWp). De rating volgorde van de provincies is bij de woning sector hetzelfde gebleven als in de update van 10 dec. 2021 (voorlopige cijfers voor het eerste half-jaar 2021).

Na Noord-Brabant volgen in 2021 de "usual suspects" Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Holland (166-127 MWp nieuwbouw). De eerste vier provincies claimen bij de nieuwbouw een volume van 691 MWp op residentiële daken, maar liefst 58% van het totale volume in die sector. Limburg komt nog aardig mee (104 MWp), Overijssel (101 MWp) en Utrecht (81 MWp) zitten al een stuk lager. In aflopende reeks eindigt het overzicht bij Groningen, Friesland, Drenthe, Flevoland, en hekkensluiter Zeeland (tussen de 60 en 27 MWp nieuwbouw in 2021).

Van 0,05 MWp aan residentiële capaciteit kon nog geen toewijzing gedaan worden aan een provincie, dat flinterdunne segment is bovenaan de kolom voor 2021 weergegeven.

Economische activiteiten / "bedrijven" - In eerste instantie was er in ieder geval geen sprake van "een dip" in 2014, er werd 3 MWp meer jaarvolume gemeld dan de 114 MWp in 2013. Vervolgens groeiden de jaar volumes aan, van 218 MWp in 2015, 320 MWp in 2016, en 355 MWp in 2017. 2018 gaat de geschiedenis als het "piketpaal jaar" wat de groei van bedrijfsmatige PV project volumes betreft. In een keer kwam het jaarvolume al boven de GWp uit in dat marktsegment. Getoonde 1.051 MWp was al een factor 3 maal zo groot dan de jaargroei in 2017 (groei van 196% t.o.v. nieuw volume in 2017). Ook daarna ging er nog een flinke schep bovenop, met een nieuw record jaar volume van 1.709 MWp in 2019. De groei was in dat jaar 63% hoger dan de aanwas in 2018.

En alsof dat nog niet genoeg was, volgde met de voorlopige CBS cijfers voor 2020 alweer een toename van ruim 20% t.o.v. de aanwas in 2019, en werd een nieuw record kalenderjaar volume bereikt van 2.570 MWp. De eerste maal in de geschiedenis dat er vér over de 2 GWp nieuwbouw in het "bedrijfs-segment" werd bereikt. De relatieve jaargroei tussen 2019 en 2020 is, met de huidige cijfers voor de bedrijfs-volumes bijna het dubbele van het niveau bij de residentiële installaties geworden, ruim 50% t.o.v. bijna 27%. En pakt daarmee steeds meer aandeel bij de totale vermogens in de gehele markt.

Met de nog zeer voorlopige cijfers voor 2021 is daar verandering in gekomen, de jaargroei is, met 2.274 MWp in dat jaar duidelijk, 11,5%, achtergebleven op de aanwas in record jaar 2020. Met hierbij uiteraard weer de waarschuwende vinger, dat latere CBS cijfer updates hier nog beslist e.e.a. in kunnen gaan wijzigen.

In absolute zin was de niet-residentiële markt (inset in grafiek, links-boven) al lang het jaar volume van de woning markt ver voorbij in 2018. In 2020 waren de verhoudingen opgelopen tot 2.570 MWp nieuw "economische activiteiten", t.o.v. 1.153 MWp nieuw residentieel, inmiddels al een factor 2,2 maal zo veel volume. Afgelopen jaar, in 2021, lagen die verhoudingen op 2.274 MWp / 1.195 MWp (factor 1,9). Ook in 2019 was die verhouding nog een factor 1,9, in 2018 1,6, en in 2017 zelfs 0,9 (residentieel toen een nog groter volume dan bedrijfs-matig). M.a.w., ondanks de blijvend sterke groei van de residentiële markt, groeit het bedrijfs-matige segment nóg harder. Daarbij vooral ook geholpen door de enorme volumes inbrengende grondgebonden zonneparken, en de grote bedrijfshallen die met "full generator" op de meestal platte daken worden opgeleverd.

In een vorige update (9 juli 2021) werd nog gerept van een unieke gebeurtenis, waarbij Noord-Brabant in het bedrijfs-segment in 2020 net aan door provincie Groningen zou zijn geklopt bij de nieuwe jaarvolumes. Groningen heeft, met een forse input van enkele grote zonneparken (Duurkenakker, Stadskanaal, Vlagtwedde) inderdaad goed gescoord, maar de meest recente data updates van het CBS laten zien, dat Noord-Brabant toch weer de eerste positie op het erepodium heeft beklommen in dat jaar. Met 428 MWp nieuwbouw, t.o.v. 401 MWp voor Groningen, was Noord-Brabant in dat segment in 2020 goed voor 16,7% van het totaal volume (2.570 MWp). Het verschil is extremer geworden in 2021, met 471 MWp voor Noord-Brabant, en nog maar 111 MWp in Groningen. Deze verhouding blijft dan ook sterk afhangen van de oplevering van zonneparken in enig jaar. Noord-Brabant had, met de voorlopige cijfers voor de groei van dit segment in 2021, in ieder geval alweer 21% van het totale nationale groeivolume te pakken.

De volgorde bij de andere provincies is in dit segment weer flink opgeschud t.o.v. de CBS update van 10 december 2021, voor kalenderjaar 2021. Zuid-Holland is nu weer in de hogere regionen, op de vijfde positie terug te vinden (was even een slechte 10e plek), nog net achter Noord-Holland, die 1 plaats richting het erepodium was geschoven. Overijssel is door deze 2 wijzigingen 2 plaatsen naar onder gezakt bij de jaargroei. Opvallend is, dat Friesland van de 7e naar de 1-na-laatste plek is teruggevallen bij de jaarlijkse aanwas in 2021. Zeeland klom 2 plaatsen in de rating (bij de jaargroei in 2021 nu op positie 9). Kristalhelder blijft, dat de rating volgorde van de nieuw toegevoegde jaarlijkse capaciteits-volumes bij de sector "economische activiteiten" sterk verschilt van het beeld bij de woningen (grote grafiek). De primaire oorzaak hiervan is de finale netgekoppelde oplevering van grote zonneparken, die een majeure invloed op de rating in het "bedrijfs-segment" hebben. En daarbij een significante impact hebben, tot op het provinciale niveau.

De totale claim van de vier grootste volumes contribuerende provincies, NB, Gld, Dr en NH, is met de huidige voorlopige cijfers voor de jaargroei in 2021 1.251 MWp, 55% van het totaal volume. In de woningmarkt was het aandeel van de 4 grootste contribuanten (incl. 1 andere provincie) nog een stuk hoger, 58%. In 2020 was het aandeel van de toen grootste vier contribuanten voor het bedrijfs-segment (NB, Gr, Gld en Ov) 53%. In 2019 was het, met weer een ander kwartet provincies (NB, Gld, Gr en NH), 51%.

Ook in de huidige grafiek is weer aan de dikte van de kolom-schijven in het verleden te zien dat de volgorde van de ratings tussen de provincies - soms sterk - verschillend is geweest in eerdere jaren, t.o.v. de situaties in het jaar 2021 (waarop in onderhavige grafiek is gesorteerd). Onder anderen bij Groningen zijn die verschillen goed te zien, wat met name in dat geval sterk afhankelijk is van de oplevering van 1 of meer grote zonneparken in het betreffende jaar. Daar blijft het niet bij, er staat nog heel wat meer volume beschikt, en daarbovenop is er nog een aardige hoeveelheid plannen voor nieuwe zonneparken in die provincie.

Bovenaan is nog net in de kolommen voor het bedrijfsmatige segment een "splinter" segment te zien met installaties die nog niet aan een provincie toegewezen konden worden. Dat was een marginaal volume van 3,2 MWp in 2020, en zelfs, helemaal onderaan de betreffende kolom recht, een negatief volume van -2,3 MWp in 2021. Kennelijk zijn er in de tussentijd door het CBS nog niet aan provincies toegewezen volumes "terug gevonden", en daadwerkelijk aan separate provincies toegewezen. Waardoor het volume van deze rest categorie fysiek kleiner is geworden dan in 2020.


Direct naar inhoudsopgave


Ontwikkelingen op het niveau van gemeentes

In deze sectie presenteer ik enkele grafieken met de evolutie van aantallen PV installaties en gerealiseerde capaciteiten (MWp) in de Nederlandse gemeentes, met de voorlopige cijfers voor 2021. Wederom ontleend aan de brontabel verstrekt door het CBS, met andere selectie criteria om de data op tafel te krijgen. De volumes bevatten alle installaties, dus zowel op woningen, als op andere daken, en ook de nog niet zo frequent voorkomende grondgebonden projecten en enkele drijvende zonneparken, en andere onbenoemde categorieën.

(12) Verdeling en evolutie van aantallen PV projecten over de Nederlandse gemeentes (2021*)


^^^
Klik
op plaatje voor uitvergroting in apart tab-blad

In bovenstaande grafiek de volledige serie gemeentes (352 volgens status 2021, 3 minder dan in 2020, en 28 minder dan de 380 in 2018, zie Wikipedia voor uitstekend overzicht van de volledige sequentie herindelingen, en bericht CBS per 1-1-2022 alweer naar 345 gemeentes) met de aantallen PV installaties per plaats, in aflopende volgorde van links naar rechts. Hier tussenin heb ik op de betreffende positie in een zwarte kolom het gemiddelde van de volumes in al deze gemeentes weergegeven. Eind 2021 was dat, met de huidige bekende voorlopige CBS data, 4.810 installaties per gemeente. In 2020 was dat nog 3.871 volgens de meest recente cijfers over dat jaar (nader voorlopig, bijstelling van eerdere 3.855). In 2019 was het 2.991 (definitieve cijfers), de progressie is dus zéér groot geweest, over de hele linie. Een relatief kleine "voorhoede", met meer dan 24.400 tot bijna 11.400 installaties per gemeente, vinden we helemaal links in het diagram. Deze eerste 25 worden in de vervolg grafiek in meer detail getoond. Dan een hele lange continu aflopende reeks gemeentes met volumes tussen de 11.400 en ruim 4.000 installaties op hun gebied (142 gemeentes). Gevolgd door een lange staart van, om diverse redenen, 185 slecht meekomende gemeentes met minder dan 4.000 projecten op hun grondgebied. Waarvan Schiermonnikoog (Fr., 191, 42 installaties meer dan in 2020), Vlieland (Fr., 218), en Rozendaal (Gld, 283 stuks), om verschillende redenen de rode lantaarn (blijven) dragen. De Wadden-eilanden omdat ze klein zijn en maar weinig woningen cq. vaste inwoners hebben. Rozendaal bij Arnhem (Gld), ook zeer klein, is een nogal "eigenwijze" gemeente met zeer rijke inwoners, die kennelijk andere - belangrijker ? - dingen aan hun hoofd hebben dan de installatie van veel zonnepanelen, al is er beslist ook daar wat vooruitgang geboekt.

Niet in de grafiek opgenomen is er nog een contingent met 437 PV installaties die kennelijk (nog) niet waren in te delen bij enige gemeente, volgens de voorlopige CBS data voor 2021.

In deze 2e grafiek toon ik de 25 gemeentes met de meeste aantallen PV installaties op hun grondgebied, gesorteerd van links naar rechts. In hun al enige jaren voortdurende "strijd" heeft Utrecht (Ut) in de huidige versie voor 2021 haar top positie t.o.v. de nummer 2 weer iets uitgebouwd in vergelijking met de situatie in de update van 9 juli, voor EOY 2020. Met 24.443 PV-installaties op haar dichtbevolkte grondgebied. In de update van 10 december 2020 stond Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 nog bovenaan, maar volgens de meest recente data voor dat jaar bleek dat toch ook Utrecht te zijn geweest (destijds: 15.177 installaties). In 2017 was Almere (Fl) nog derde, maar die stad in Flevoland is inmiddels weg gezakt naar de vijfde plaats (18.509 exemplaren). Ze heeft plaats gemaakt voor de gemeentes Groningen (Gr, 24.078 projecten), die in de huidige update zelfs iets voor ligt op Amsterdam (NH, 23.458), en Eindhoven (NB, 21.500 exemplaren). Tilburg is 2 posities gestegen en op plaats 7 in de top tien gearriveerd. Voor commentaar op de hoge positie van gemeente Groningen, zie ook intermezzo 3 in de update van 10 december 2020. Er zijn momenteel geen nieuwkomers in deze top25, alleen wat positionele wijzigigingen onderling.

Inmiddels is Noord-Brabant veruit de best scorende provincie in de top-25, met 6 vertegenwoordigers (2 meer dan in de update van 9 juli jl.). Gelderland raakte er 1 kwijt en zit nu, samen met Noord- en Zuid-Holland, op 3 gemeentes in deze top-25 rating. Drie provincies hebben telkens 2 vertegenwoordigers (Fr, Ov en Ut). Groningen, Drenthe, Flevoland en Limburg hebben slechts 1 gemeente in de top-25, Zeeland heeft er in het geheel geen. De eerste Zeeuwse gemeente, Terneuzen, staat pas op de 62e plaats en is t.o.v. de vorige update verder terug gezakt in de rating.

De eerste 25 gemeentes hebben gezamenlijk 397.869 PV installaties staan, ruim 23% van het totale volume, eind 2021 (stabiel aandeel van beste 25 sedert 2019). Het gemiddelde voor alle gemeentes, incl. de in 2021 toegevoegde nieuwe fusie gemeente Eemsdelta (Gr.), is 4.810 stuks (excl. nog niet ingedeelde exemplaren), weergegeven door de horizontale blauwe streepjeslijn in de grafiek. Dat gemiddelde was trouwens eind 2012, met de meest recente gemeente indeling die het CBS hanteert, nog maar 239 installaties per gemeente, eind 2015 970 stuks, en eind 2020, met de nog nader voorlopige data voor dat jaar, 3.871 exemplaren. Eind 2021 waren er gemiddeld genomen dus 20,1 maal zo veel PV installaties per gemeente dan in 2012. Wederom een zoveelste voorbeeld ter illustratie van de fenomenale groei van zonnestroom in Nederland. In dit geval m.b.t. de aantallen installaties, die worden gedomineerd door residentiële projecten.

Mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), blijft een matige middenmoter, maar is sedert 2019 wel wat omhoog geklommen. Ze stond in 2018 op de 77e plaats, in 2019 zelfs maar op de 86e. In 2020 was het weer op positie 77 (nader voorlopige CBS cijfers). Eind 2021 staat ze op de 73e plaats, met 6.556 PV installaties. Daarvan waren er (met de laatst bekende CBS data) 6.351 te vinden op woningen, wat een véél hoger aantal is dan wat de gemeente zelf leek te suggereren in een artikel op Sleutelstad.nl eind 2021 (nl: slechts ruim 4.000). En waar Polder PV op 15 december 2021, met het toen bekende cijfer voor medio 2021, nog steeds veel hoger dan door de gemeente geclaimd, een correctie tweet over plaatste.


In de derde grafiek van deze paragraaf laat ik de evolutie zien van de aantallen PV projecten bij de eind 2021 best presterende 25 gemeentes, vanaf 2012 (combinatie van oudere CBS statistieken en meest recente data vanaf 2019). De gemeentes zijn van boven naar onder gesorteerd in de legenda, in aflopende aantallen bereikt eind 2021, volgens de nog zeer voorlopige CBS cijfers voor dat ijkpunt, afgeleid uit de dataset gepubliceerd op 31 mei 2022. Voor de eerste vier gemeentes (Utrecht, Groningen, Amsterdam, en Eindhoven), die vér voor liggen bij de rest van de top 25, heb ik de toen bereikte accumulaties ook cijfermatig weergegeven. Onderaan heb ik de evolutie van het gemiddelde voor alle gemeentes weergegeven, met de bereikte omvang eind 2021 (nader voorlopig) wederom met het bijbehorende volume aangegeven (zwarte streepjes-lijn).

Duidelijk is de enorme progressie van de aantallen PV projecten per gemeente, in deze periode van 9 jaar. Veel gemeentes vertonen ongeveer vergelijkbare trends. Maar er zijn ook exemplaren die duidelijk afwijkende "routes" vertonen. Er zijn gemeentes die in recente jaren duidelijke versnellingen in de curves laten zien, zoals kampioen Utrecht (Ut), Groningen (Gr), Amsterdam (NH), Eindhoven (NB), en Apeldoorn (Gld). Almere (Fl) versnelde vooral in 2017, maar zakte qua tempo in 2018 weer terug, waardoor ze haar toenmalige 2e plaats aan de hoofdstad kwijtraakte. De groei trok in 2019-2021 weer aan, Apeldoorn werd zelfs krap ingehaald met de nu bekende data. Maar het was niet voldoende om een erepodium plaats te kunnen bezetten. De snel PV installaties bij bouwende gemeente Eindhoven haalde haar zelfs in 2019 al in.

Daarnaast zijn er gemeentes die enkele jaren geleden door veel activiteit in de bovenste regionen verkeerden, maar die om diverse redenen het tempo met nieuwe PV projecten van de laatkomers niet meer konden bijhouden. Zo is destijds kampioen Den Haag (ZH) in 2012, gaandeweg door meerdere gemeentes ingehaald en belandde ze in een mediane cluster in deze top-25 rating, einde 2021. Het ook vroeg actieve Heerhugowaard (NH), wereldberoemd geworden door de "Stad van de Zon", is in een vorige update al weggevallen uit de top 25, verder weg gezakt in de gemeente rating, en nu pas op de 40e plek terug te vinden.

Naast gemeentes die een relatief "strak" verloop kennen (Den Haag bijvoorbeeld, ZH), zijn er ook wier evolutie een heel wat grilliger karakter kent. Zoals Haarlemmermeer (NH), wat een versnelling liet zien in 2015, toen weer terugviel, om in 2017 weer behoorlijk aan te trekken, en in 2019 zelfs weer een flinke extra groei-versnelling liet zien. Gemeente Apeldoorn (Gld) zette het gas er op in 2015, viel daarna op een constant - maar lager - niveau terug tm. 2018. Maar startte weer een "booster" op in 2019-2021, waarmee de aantallen installaties weer versneld verder zijn toegenomen.

Hoogst curieus was de groei van de nieuwe Groningse gemeente Midden-Groningen in de update van 10 december 2020: Na twee rustige beginjaren, gingen de volumes enorm in de versnelling in 2014, maar zakte het hoge tempo met elk jaar weer iets in. Dit is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan de zeer populaire, in o.a. deze gemeente gehanteerde "aardbevings-compensatie" subsidies, die ook voor de toen al populaire zonnepanelen konden worden ingezet. Daar is massaal gebruik van gemaakt in die regio. Kennelijk leverde dat even een "verzadiging" op, en vlakte de groeicurve beduidend af. In 2019 volgde vervolgens weer een lichte versnelling van het uitbouw-tempo. In een vorige update (juli 2021) is de gemeente echter weg gezakt uit de top-25, en bezet ze inmiddels, eind 2021, de 28e positie (niet meer zichtbaar in deze top-25 grafiek).

Byzonder is de positie van gemeente Groningen. Deze is, met terugwerkende kracht (!), zelfs even de best performing gemeente geweest in de periode 2016-2018. Maar dat was wel een beetje vals spelen, want die positie is alleen maar verworven omdat de hoofdstad van de gelijknamige provincie in 2019 fuseerde met Haren en Ten Boer, en het CBS met terugwerkende kracht de forse volumes installaties in die voorheen zelfstandige gemeentes heeft opgeteld bij Groningen (stad). Zie ook het derde intermezzo in de update van 10 december 2020.

Het aandeel van deze top-25 gemeentes is, wat de aantallen PV projecten betreft, ruim 23% op het totaal volume eind 2021, voor de toen bekende 352 gemeentes in Nederland.


Direct naar inhoudsopgave


(13) Verdeling en evolutie van PV capaciteit over de Nederlandse gemeentes (2021*)


^^^
Klik
op plaatje voor uitvergroting

In bovenstaande grafiek, vergelijkbaar met het exemplaar in de vorige paragraaf, maar nu i.p.v. aantallen PV installaties de eind 2021 opgestelde PV capaciteit per gemeente (in kWp), voor wederom de volledige serie gemeentes. In aflopende volgorde van links naar rechts. De meeste impact makende gemeentes links, met bijna 104 MWp of meer per plaats, en 3.580 MWp gezamenlijk (24,8% van totaal volume). De eerste 25 gemeentes worden in de vervolg grafiek wederom in meer detail getoond. Dan een serie van 138 gemeentes met volumes tussen de 104 MWp en 30 MWp op hun grondgebied (7.575 MWp, bijna 53% van totaal). Gevolgd door gemeentes tussen de 30 en 10 MWp (148 stuks, 2.977 MWp, 20,7% van totaal). En een "rest" met minder dan 10 MWp (41 stuks, 283 MWp, bijna 2% van totaal). Waarvan het volgende drietal ditmaal de rode lantaren draagt: Hekkensluiter Rozendaal (Gld, 1.612 kWp), Laren (NH, 1.929 kWp), resp. Vlieland (Fr, 2.091 kWp).

Er bevindt zich, eind 2021, onder de lagere regionen nog een "rest" categorie met 2.907 kWp die kennelijk (nog) niet was in te delen bij enige gemeente, volgens de huidige CBS data.

In deze 2e grafiek toon ik weer de 25 gemeentes met de hoogste PV capaciteit op hun grondgebied, gesorteerd van links naar rechts. Het in een voorgaande update voor 2019 in een keer op de eerste positie gelande Midden-Groningen (vanwege toevoeging van het destijds grootste zonnepark van Nederland) heeft haar positie geconsolideerd bij de nog zeer voorlopige cijfers voor eind 2021. De capaciteit in deze 296 vierkante kilometer grote Groningse gemeente is, door andere toevoegingen verder opgehoogd naar een spectaculair volume van 279,0 MWp. In 2018 stond Midden-Groningen nog slechts op een bescheiden 46e positie in de gemeente rating. Ten opzichte van het gemiddelde voor alle gemeentes, is de verhouding wel iets terug gelopen t.o.v. de laatste update: van 7,2 naar factor 6,8. Nog steeds een zeer groot verschil.

Gemeente Emmen (Dr.) is al sinds een vorige update haar tweede plek kwijt geraakt, en komt nu op de derde plek, met 166,6 MWp. Ook Stadskanaal, wat in een vorige update plots op de derde plaats arriveerde, moest weer veren laten, en is eind 2021 flink terug gezakt naar de 13e plaats (141,7 MWp). Op de 2e plek vinden we nieuwkomer Borger-Odoorn in Drenthe, die uiteraard haar hoge nieuwe positie, met 193,6 MWp, grotendeels heeft te wijten aan het in dat jaar opgeleverde grootste zonnepark van Nederland. Het begin 2021 netgekoppelde, en door Koning Willem Alexander bezochte Vloeivelden Hollandia project, wat verdeeld is over het grondgebied van twee dorpen (Nieuw-Buinen en Eerste Exloërmond). Ook het eind 2020 opgeleverde Paardetangendijk (Buinerveen) project van Powerfield valt onder deze gemeente (ruim 44 MWp). In de rating van 2019 was Borger-Odoorn pas op de 116e positie terug te vinden. Zo veel impact kan 1 of slechts een paar zonneparken hebben op deze indeling.

De vierde plaats wordt bezet door Zwolle (Ov.), wat, naast eerder al twee grote drijvende zonneparken "gekregen" te hebben (Sekdoornse en Bomhofse plas), en het grondgebonden Hessenpoort project van de lokale bedrijfsvereniging, nog een nieuwe 20 MWp installatie zag verschijnen, aan de zuidrand van de stad. Dit project van Duits ontwikkelaar Kronos is al snel aan een investeerder uit Luxemburg doorverkocht. Zwolle, wat in de update van 9 juli jl. nog op de 8e plaats in deze rating stond, verhoogde in de tussentijd haar totale capaciteit flink, en staat eind 2021 op 159,9 MWp, iets voor Amsterdam.

Leeuwarden viel ook terug in de lage middenmoot van deze top-25, Groningen is wat gezakt, Venlo is nu voor Tilburg gekomen, Eindhoven voor Meierijstad, en Breda voor Almere.

Er zijn drie nieuwe gemeentes de top-25 binnengekomen, grotendeels het gevolg van grote projecten zoals opgeleverde zonneparken: Goeree-Overflakkee (ZH) is "herintreder" op de 7e plek (vorige update 28e positie, oorzaak is oplevering van zonnepark Middelharnis). Ook nieuw waren gemeentes Westerkwartier (Gr.), positie 22 (vanwege het 2e ZP Leek, van Powerfield), en Dronten (Fl.), op de 25e plek (vanwege de grote carport bij Lowlands, te Biddinghuizen).

Top-25 "verlaters" zijn er uiteraard ook. In deze voorlopige cijfer update van het CBS zijn dat, voor eind 2021 t.o.v. de update van 10 dec. 2021, Hollands Kroon (NH), Rotterdam (ZH), resp. 's-Hertogenbosch (NB). Deze gemeenten zakten, respectievelijk, van de 22e naar de 26e, de 23e naar de 28e, resp. van de 24e naar de 30e positie.

Al deze - soms zeer forse - wijzigingen laat wederom goed zien hoe volatiel deze rating is, die van jaar tot jaar flink opgeschud kan worden.

Top gemeentes per provincie

Ook vanwege de nodige wisselingen bij de volumes en ratings van de onderlinge gemeentes, is er e.e.a. geschied bij de impact op provinciaal niveau. Was in de update van 9 juli 2021 nog Groningen de enige provincie met 4 gemeentes in de top-25, werd ze in de vorige update (status medio 2021) door Noord-Brabant voorbij gestreefd met zelfs 5 gemeentes. Maar inmiddels is voor het hele kalenderjaar 2021 deze trendbreuk hersteld, en heeft Groningen nu weer 5 vertegenwoordigers in de top-25. Noord-Brabant en Flevoland hebber er nu elk 4, Drenthe, Noord-Holland en Friesland hebben er elk 2. Zes provincies hebben er elk slechts 1. Dat waren er tm. 2020 nog slechts 4.

De eerste 25 gemeentes hebben eind 2021 gezamenlijk 3.580 MWp PV capaciteit op hun grondgebied staan. In 2020 was dat 2.827 MWp (nader voorlopige cijfers), en in 2019 was dat nog maar 1.827 MWp (definitieve cijfers). Hun relatieve impact is echter momenteel weer wat lager geworden, 24,8% van het totaal volume, ten opzichte van 25,2% van alle capaciteit in 2019, viel eind 2021 binnen de huidige 25 "top" gemeentes. Het gemiddelde voor alle gemeentes (exclusief categorie onbekend) is gestegen naar 41,0 MWp, weergegeven door de horizontale rode streepjeslijn in de grafiek (in het eerste diagram, met alle gemeentes, getoond als zwarte kolom). Dat gemiddelde was eind 2012, met de nieuwste gemeentelijke indeling van het CBS, nog maar 858 kWp per gemeente, eind 2015 4.330 kWp, en eind 2020 30,8 MWp. Dat gemiddelde is dus zeer sterk toegenomen. Eind 2021 was er gemiddeld genomen al een factor 48 maal zo veel PV capaciteit per gemeente dan in 2012. Bij de aantallen installaties was dat "slechts" een factor van 20, wat een zoveelste duidelijke indicatie is, dat de projecten gemiddeld genomen steeds groter worden.

Mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), blijft ook op het gebied van PV capaciteit, zoals te verwachten, een zeer slecht presterende "lage middenmoter". In 2019 stond Leiden nog op de 193e positie, met de nader voorlopige cijfers voor 2021 zelfs nog maar op de 204e plek, met bijna 25 MWp aan PV vermogen op haar grondgebied. Deze is inmiddels dus weer verder verslechterd. Bij de aantallen installaties bezette onze gemeente de 73e positie. Het knagende gebrek aan (veel) grote installaties maakt, dat "we" het zo slecht doen in de capaciteit rating. Af en toe wordt er wel een aardig project gerealiseerd, zoals het in 2017 grootste project, Da Vinci College, met 177 kWp (verslag PPV). Gevolgd door het bijna 400 kWp grote Gorlaeus project van Universiteit Leiden, begin juli 2018 opgeleverd. Eind 2020 werd het Agaathlaan NOM renovatie project in opdracht van huur corporatie Portaal op "de langste flat van Leiden" opgeleverd, met o.a. 1.850 zonnepanelen, en een gehandhaafde stadswarmte aansluiting voor de 226 woningen. Wat momenteel onofficieel nog steeds het grootste PV project van Leiden is. Maar: er zijn erg weinig van dergelijke grote(re) projecten, dus echt opschieten doet het nog steeds niet in de Sleutelstad. De vraag is wanneer daar verandering in gaat komen. Heel erg jammer ook is, dat een drijvend zonnepark met 4.600 zonnepanelen naast de Corbulotunnel van de omstreden nieuwe Rijnlandroute was gepland, maar zoals al door Polder PV gevreesd, lijkt dat project niet door te gaan. Kennelijk vanwege een combinatie van complexiteit, schaalgrootte, en kosten (bericht Leidsch Dagblad van 22 september 2022).


Tot slot in deze paragraaf, de met de aantallen installaties, hier voor getoond, vergelijkbare grafiek met de evolutie van de PV capaciteiten bij de eind 2021 best presterende 25 gemeentes, tussen de jaren 2012 en 2021 (capaciteiten in kWp weergegeven). Deze zijn wederom van boven naar onder gesorteerd in de legenda, in aflopende volumes bereikt eind 2021, volgens de CBS cijfers. Voor de eerste drie gemeentes heb ik de in 2021 bereikte accumulaties ook weer cijfermatig weergegeven, in kWp opgesteld vermogen. Tevens heb ik de evolutie van het gemiddelde van alle (in 2021: 352) gemeentes weergegeven in de zwarte streepjeslijn (curve rechts onderaan eindigend). En daarbij ook het eind 2021 bereikte punt cijfermatig weergegeven, bijna 41,0 MWp gemiddeld per gemeente.

Ook in deze evolutie grafiek is de enorme progressie van de PV capaciteiten per gemeente evident, in deze periode van 9 jaar. Maar het beeld is een stuk chaotischer dan bij de aantallen projecten in een voorgaande grafiek. Dit heeft alles te maken met de enorme nieuwe volumes die grote projecten, zoals, met name, grondgebonden installaties, binnen 1 jaar tijd met zich meebrengen. Enkele van dergelijke "incidenten" in sommige gemeentes zijn ook goed herleidbaar. Een duidelijk vroeg exemplaar zichtbaar in deze grafiek was Zonnepark Scaldia, gelegen op het grondgebied van zowel Borsele als Vlissingen, maar vanwege de aansluiting in zijn geheel toegewezen aan Borsele door het CBS. Wat die gemeente 1 jaar op nr. 2 bracht, vlak achter Emmen (2018). Maar omdat er daarna veel minder opvallends geschiedde, knikt de curve voor Borsele scherp om, en is het verdere verloop véél rustiger. En, in vergelijking met andere top-25 gemeentes, zelfs zeer langzaam te noemen. Pas in 2021 is daar weer wat schot in gekomen, en knikt de curve wederom omhoog. Hierbij moet ook nog de disclaimer, dat het zonnepark van EPZ, in 2021 opgeleverd op het terrein van de voormalige kolencentrale daar nog steeds niet lijkt te zijn doorgedrongen tot de CBS cijfers, dus vermoedelijk zal bij meer definitieve cijfers, genoemde curve weer nog scherper omhoog gaan knikken in dat jaar.

Opvallende versnellingen in de capaciteits-evolutie zien we bij veel gemeentes in 2018, wat te maken heeft met toevoegingen van 1 of meer (zeer) grote PV projecten in combinatie met de schaalvergroting binnen de projecten markt, én de forse groei in zowel de residentiële als de markt op bedrijfs-daken. Daar bovenop is een zeer gemeleerd beeld gekomen in 2019, waarbij de versnellingen zeer sterk verschillen tussen de gemeentes onderling. Oplevering van grotere zonneparken zorgen voor een nogal chaotisch beeld in dit soort evolutie statistieken.

De ronduit opvallendste versneller in 2019 was, uiteraard, gemeente Midden-Groningen, die alleen al door slechts 1 zonnepark met een gelijk luidende naam in dat jaar - zeer tijdelijk - Officieel Nationaal Kampioen van Nederland is geworden. Met onder anderen de enorme toevoeging van bijna 103 MWp in dat ene zonnepark, plus nog wat "rest volume" (jaargroei in 2019 was totaal ruim 113 MWp), was deze op 1 januari 2018 gevormde Groningse fusie gemeente (met de dorpen Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde) eind 2019 al 138,3 MWp aan PV capaciteit rijk. En dat was nog niet voldoende, want wederom werd er een spectaculair volume in 2020 toegevoegd, incl. het 64 MWp grote Duurkenakker project van Sunvest. Met een accumulatie van, inmiddels alweer flink opwaarts bijgesteld, 251,6 MWp, eind 2020, heeft de gemeente voorlopig haar koppositie flink verstevigd. Het verschil met de toenmalige nummer 2, Emmen, was in dat jaar al opgelopen tot 110 MWp.

In 2020 zijn er wederom flinke groeispurten bij verschillende gemeentes te zien. Deels door sterke groei van de residentiële markten, maar, vooral, spectaculaire aanwas in de bedrijvensector. Het "summum" daarvan zijn de toevoegingen in zonneparken. Twee gemeentes springen er in de top-25 bovenuit. Het in 2019 nog zeer laag staande Groningse Westerwolde voegde zonnepark Vlagtwedde toe, en schoot toen omhoog in de ratings, naar de 5e plek. Stadskanaal, ook provincie Groningen, startte in 2019 op een hoger niveau, voegde het grote zonnepark aan de Boekerenweg toe, en parachuteerde zichzelf direct naar de derde positie in de top-25, in 2020 bijna even hoog als het Drentse Emmen.

Maar met de nog zeer voorlopige eerste cijfers voor 2021 werden opnieuw de kaarten geschud. Borger-Odoorn kwam met het Vloeivelden Hollandia super project en het zonnepark in Buinerveen direct op de 2e plek, met in totaal 193,6 MWp. Het verschil met nummer 1, Midden-Groningen (279,0 MWp) was toen nog "maar" 85 MWp. Emmen, gestaag door groeiend, werd door de opkomst van haar Drentse zuster gemeente naar de derde plaats verwezen, met 166,6 MWp. Zwolle en Amsterdam strijden in 2021 om de vierde en vijfde positie. Noordoostpolder en Stadskanaal verdwenen rap uit de top 5, omdat er in die gemeentes - tijdelijk - geen grote projecten werden gerealiseerd in 2021. Ze kwamen terecht op de plaatsen 9 en 13 in de rating. Opvallende stijgers iets lager in deze rating zijn in 2021 achtereenvolgens Apeldoorn, Breda en Dronten. Alle drie, vooral vanwege toevoeging van grotere zonneparken en gerelateerde projecten (Beemte-Broekland, Bavelse Berg, resp. carport Lowlands te Biddinghuizen).

Relatieve vermogens-dichtheid per oppervlakte eenheid per gemeente

Vergelijken we de relatieve impact bij de eerste 25 gemeentes, met de hoogste geaccumuleerde vermogens, eind 2021, blijkt t.o.v. de door CBS opgegeven oppervlaktes (tabel Regionale kerncijfers Nederland), Midden-Groningen pas op de 7e plaats te komen, met, inmiddels 943 kWp/km² opgestelde PV capaciteit (update van 9 juli jl. nog 625 kWp/km²). In deze lijst met 25 gemeentes zie we opeens een heel andere "rating" terugkomen als de opgestelde nominale PV capaciteit wordt terug gerekend naar het oppervlak per gemeente. Het eerste vijftal bestaat in dat geval uit:

  • Eindhoven (NB) - 1.499 kWp/km²
  • Zwolle (Ov.) - 1.340 kWp/km²
  • Utrecht (Ut.) - 1.244 kWp/km²
  • Stadskanaal (Gr.) - 1.182 kWp/km²
  • Tilburg (NB) - 1.121 kWp/km²

In de update van 9 juli 2021 was deze volgorde in de top 5 nog Stadskanaal, Eindhoven, Zwolle, Utrecht, resp. Venlo, wat weer aangeeft dat ook bij deze relatieve verhouding, de kaarten alweer rap worden geschud. Venlo is naar de zesde positie gezakt, in het overzicht van 2021 (1.118 kWp/km²).

Heel Nederland, met 14.418 MWp eind 2021, verdeeld over het totale oppervlak van 41.543 km², komt met dezelfde verhouding op slechts 347 kWp/km². De wat oppervlakte betreft uitgestrekte gemeente Lelystad (Fl., 765 km² groot) komt er in het top-25 lijstje voor de absolute capaciteiten wederom, net als in de vorige update, bekaaid van af, met maar 193 kWp/km², op de 25e positie van de top-25 ranglijst.

Statistiek problemen blijven aanhouden

Uit de grafiek blijkt ook dat er gemeentes zijn die in eerdere jaren een snelle ontwikkeling kenden, maar die later weer veel minder rap evolueerden. Venlo (L.) is zo'n voorbeeld, wat opeens een boost gaf te zien in 2015, reeds in een eerdere bespreking gesignaleerd door Polder PV. Vanaf 2016 ging de groei wel door, maar met een fors minder hoog tempo. In de projecten lijst van Polder PV is / zijn echter geen grote nieuwe PV projecten bekend die zo'n heftige sprong van ruim 10 MWp (!) in dat jaar kunnen verklaren, in Venlo of haar satelliet dorpen. Ook kan het niet aan de gevolgen van een gemeentelijke herindeling / fusie o.i.d. liggen, de laatste wijziging in Venlo was in 2010 (Wikipedia). Dus ik moet hier helaas vaststellen, dat hier mogelijk ook nog steeds een major error in de database van het CBS zit. Of ik moet een of meer zeer grote projecten in die gemeente in dat jaar over het hoofd hebben gezien. Vooralsnog ga ik daar echter niet van uit ...

Zwolle kende - volgens de grafiek - een hoge groei in 2015-2016, en vlakte daarna wat af. Een groei van zo'n 18 MWp in slechts 2 jaar lijkt echter extreem hoog voor die jaren, zelfs voor die op het gebied van zonnestroom actieve gemeente. Dus ook daar zet ik vraagtekens bij. Er zijn toen weliswaar een paar grotere projecten opgeleverd, waar onder een grondgebonden project bij de IJsselcentrale (minder dan 1 MWp), en de rooftops bij Wehkamp, en Ikea. Maar die kunnen bij elkaar nooit zo'n groot volume in 2 jaar tijd verklaren in deze statistieken. En ook residentiële installaties niet. Stel dat iets van 12 MWp van dat nieuwe totaal volume uitsluitend residentieel is geweest, dan zou het, bij een capaciteit van zo'n 2,6 kWp per dak in die jaren (10x 260 Wp), om maar liefst 4.600 installaties moeten zijn gegaan. Zelfs als je (zeer hoog voor die jaren) met gemiddeld (!) 12 panelen zou rekenen, kom je nog steeds zeer hoog uit op bijna 3.850 installaties. In Zwolle kwamen er echter volgens de meest recente CBS data maar 2.192 projecten (totaal) bij in die 2 jaar tijd. Dus ook daar "wringt" er het een en ander, in de cijfers van het CBS.

Samen met het reeds vroeg door Polder PV gesignaleerde, verkeerde jaar van realisatie van zonnepark Veendam (CBS: nog steeds 2016, vanwege gesuggereerde toename van 2,8 MWp, EOY 2015, naar 19,3 MWp, EOY 2016, moet echter zijn: eind 2017), geven deze voorbeelden aan, dat ook de nieuwe cijfer systematiek van het CBS niet "perfect" genoemd kan worden. En er zeker op het gebied van toewijzing aan het correcte jaar van oplevering van grote, grondgebonden zonneparken, er nog wel het e.e.a. kan "rammelen" bij het nationale statistiek instituut. Aangezien het om grote projecten gaat, heeft dit beslist zijn weerslag op, bijvoorbeeld, de jaarstatistieken.

De in een vorige analyse reeds boven tafel gekomen te lage positie van Borsele bij de rating voor capaciteit (groot zonnepark van EPZ opgeleverd begin 2020 is kennelijk voor dat jaar niet meegenomen, maar pas in 2021 door het CBS opgevoerd, toen het project al minstens een jaar zonnestroom leverde, paragraaf 17), geeft aan, dat er nog steeds forse fouten de statistieken binnen sluipen, en inconsistenties blijven optreden. Dit geeft een blijvende waarschuwing voor een ieder die zich met deze statistieken bezig houdt: ze zijn niet perfect, en alleen grondig onderzoek kan boven tafel krijgen wat de meest "waarschijnlijke" cijfers zouden moeten zijn in sommige gevallen.


Direct naar inhoudsopgave


(14) Evolutie en herverdeling van posities gemeentes bij parameter PV-capaciteit voor de Top-25 in 2012-2021* (nieuwe tabel)


^^^
Klik
op plaatje voor uitvergroting in apart tab-blad

Vergelijk deze tabel voor heel kalenderjaar 2021 (status 31 mei 2022) met de versie van 10 december 2021 voor het eerste half-jaar van 2021 en let op wijzigingen in de rating !

Van de diverse jaren heb ik zoals wel vaker in het verleden gedaan de top-25 gemeentes naast elkaar gezet in 1 tabel. Hieraan is goed te zien, dat het "landschap" voortdurend verandert, dat gemeentes in sommige periodes sterk opkomen, en dan weer wegvallen. En dat regelmatig nieuwe gemeentes opduiken in de rating, en een gooi naar hogere regionen doen. In bovenstaande tabel heb ik alle gemeentes in de top-25 rating voor eind 2021 weer een aparte kleur gegeven, en deze overgebracht op eerdere jaren, als ze in de desbetreffende top-25 lijstjes voorkomen. De jaren 2012 - 2020 zijn ongewijzigd gebleven in de huidige CBS update van 31 mei 2022. 2020 betreft nog nader voorlopige cijfers, die nog kunnen wijzigen. De data voor 2021, nieuw in deze update, kunnen nog flink veranderen, die zijn nog zeer voorlopig. Derhalve, zijn nog wel enkele rating positie wijzigingen te verwachten, in ieder geval voor 2021.

Voor kampioen capaciteit in de nieuwste rating voor 2021, met stip, nog steeds Midden-Groningen (Gr.: 251,6 MWp EOY 2020, resp. 279,0 MWp, EOY 2021), heb ik met een serie rode pijlen het evolutie pad voor deze gemeente weergegeven. In 2015 belandde Midden-Groningen "vanuit het niets" opeens op de 14e plaats, zakte naar de 21e positie in 2016, en de 23e plaats in 2017. In 2018 verdween de gemeente tijdelijk weer uit de top 25 (ze belandde toen op de 46e plaats). Om in 2019, met veel tromgeroffel (en het grootste zonnepark) weer terug te keren op nummer 1. En deze situatie te consolideren in de huidige CBS cijfers voor 2020 tot en met 2021. Emmen (Dr.) stond EOY 2020, met 141,5 MWp, nog steeds op de 2e plaats, maar is eind 2021 alweer weggezakt naar de derde positie, met 166,6 MWp. Ook voor die gemeente heb ik het "evolutie pad" in de tabel, ditmaal met blauwe pijlen aangegeven. Deze gemeente kwam in 2013 voor het eerst de top-25 binnen, en werd in 2018 tijdelijk kampioen.

De twee ingetekende evolutie paden kunnen, zoals u aan de kleuren voor de twee met pijlen gemarkeerde top gemeentes ziet, en voor de andere aan de kleuren van de vakjes, zeer grillig verlopen. De condities waaronder de wijzigingen optreden, zijn dan ook zeer divers. In ieder geval zal een steeds belangrijker factor bij gemeentes in deze top-25 de impact van zeer grote grondgebonden zonneparken gaan worden, een fenomeen wat de laatste jaren al goed zichtbaar is geworden. Een gemeente waar zo'n park wordt geraliseerd, kan in 1 jaar tijd fors omhoog schieten in deze rating. Zoals u bijvoorbeeld aan de positie van Delfzijl ziet, in 2016. Het gevolg van de oplevering van zonnepark Sunport, 30,8 MWp. Delfzijl verscheen toen opeens "uit het niets" op de 1e plaats. Als er daarna relatief weinig gebeurt in zo'n gemeente, kan deze ook weer terugvallen: Delfzijl in 2017 op de tweede plaats, in 2018 naar de 12e positie, en in 2019 zelfs verder omlaag naar de 24e plaats. In 2020 verdween de gemeente weer uit de top-25 rating, en wel naar de 36e plek. De gemeente komt als entiteit echter niet meer terug in de cijfers voor 2021, want ze is op 1 januari 2021 opgegaan in de nieuwe fusiegemeente Eemsdelta (Appingedam, Delfzijl, en Loppersum). Die trouwens wel hoog in de rating is terug te vinden (eind 2021 op de 35e plaats, dus niet in het hier boven getoonde overzicht te zien).

Een "her-intreder" in de top-25, Borger-Odoorn (Dr.), had medio 2021 direct de 2e plaats veroverd door, met name, het grootste zonnepark van Nederland op dit moment (Vloeivelden Hollandia van Solarfields), heeft die positie eind van dat jaar bestendigd, en komt op een volume van 193,6 MWp. De gemeente was tijdelijk even te vinden in een oudere, achterhaalde versie van de top-25, in december 2018, maar verdween toen weer rap uit deze hoogste rating lijst. Ze keert nu op spectaculaire wijze terug, komend vanaf de 35e positie in de lijst voor 2020. Op plaats 4 vinden we nu oudgediende Zwolle, in 2020 nog op plaats 6, en eind 2021 voorlopig eindigend op 159,9 MWp. Deze hoge positie komt vooral door enkele zonneparken, waarvan 2 grote drijvende exemplaren op zandwinplassen.

Amsterdam, in 2014 nog kort op de eerste plaats, is tot en met 2018 stapsgewijs terug gezakt naar de 7e positie, maar heeft in 2019 toch weer 3 plekken gewonnen, en daarbij de vierde plaats bereikt, met 89,6 MWp. Dit kwam vooral doordat in de haven regio meerdere grotere zonnedaken werden opgeleverd. Ook al staan er meer van dat soort grote projecten op stapel, zal de hoofdstad het toch moeilijk gaan krijgen om die positie te behouden in vergelijking met agrarische gemeentes waar "relatief eenvoudig" zeer grote grondgebonden zonneparken kunnen worden aangelegd. Dit is niet mogelijk binnen "dure" (en weinig vrije grond hebbende) steden als Amsterdam. Dit bleek ook al in 2020, toen vanwege de aangepaste CBS data Amsterdam weer drie posities werd terug verwezen, met 126,3 MWp geaccumuleerd PV volume, iets onder Zwolle. Toch heeft de hoofdstad weer twee posities herwonnen bij de eerste cijfers voor EOY 2021 - ze is uitgekomen op de 5e plek, met 157,2 MWp, vlak achter Zwolle. Ze bleef daarmee op redelijke afstand van de Groningse gemeente Westerwolde die haar 5e positie van 2020 in 2021 moest inruilen voor de 6e plek, met 148,9 MWp.

Sinds de vorige update van december 2021, zijn er maar liefst 4 gemeentes uit de top 25 verdwenen, te weten Hollands Kroon (NH), Rotterdam (ZH), Ede (Gld), en 's-Hertogenbosch (NB). Breda (NB) is nieuw, en is vanaf de 43e plaats in de aangepaste rating voor 2020, in een keer op de 20e plaats terechtgekomen, met geaccumuleerd 120,5 MWp. Daaronder bevindt zich de belangrijkste drijvende kracht, het in het voorjaar van 2021 opgeleverde Zonnepark Bavelse Berg. Borger-Odoorn is zoals eerder gezegd een feitelijke "her-intreder" in de top-25. Ook Westerkwartier (Gr.) is weer een oude bekende, die eerder in 2020 uit deze rating was weggevallen, en in 2021 weer op de 22e plek verscheen, vooral vanwege oplevering van het tweede zonnepark Leek (van Powerfield), dat jaar. De capaciteit was eind dat jaar 111,4 MWp in die gemeente.

Tot slot, vinden we op de 25e plek Dronten weer terug. Die zagen we voor het laatst in de top-25 in 2017 (op de 14e positie). In 2020 stond deze grote gemeente in de oostelijke Flevopolder nog op een 53e plek. Door oplevering van de enorme, 35 MWp grote carport voor Walibi in Biddinghuizen, kon ze net de laatste plek in de top-25 in 2021 bereiken. Met in totaal 103,6 MWp.

Halverwege 2021 hadden 21 Nederlandse gemeentes al meer dan 100 MWp aan PV capaciteit op hun grondgebied staan. Met de voorlopige data voor eind 2021, zijn het er al 30 geworden, waarvan de laatste 5 al niet meer in de getoonde top-25 passen.

Voor een grafische verbeelding van de verdeling van PV capaciteit per gemeente, zie ook de tweede kaarten cluster in paragraaf 18.


Direct naar inhoudsopgave


(15) Kengetallen evolutie van aantallen PV projecten en capaciteiten in Nederlandse gemeentes

Op basis van de data van het CBS over de jaren 2012 tm. de huidige, voorlopige voor 2021, heb ik ook, opnieuw, berekeningen gedaan voor enkele kengetallen voor de gemeentes. Die vindt u hier onder opgesomd. YOY = groei van jaar tot jaar t.o.v. accumulatie aan het eind van het voorgaande jaar (EOY - 1). CAGR = compound annual growth rate (gemiddelde procentuele groei per jaar over een bepaalde periode). Niet van alle gemeentes waren cijfers vast te stellen, o.a. door ontbrekende data voor 2012, of vanwege het ontstaan van fusie gemeentes waar (nog) geen actuele data van beschikbaar waren. Zie ook de tabellen "best" resp. "worst performers" onderaan deze sectie !

Evolutie van aantallen PV installaties:

  • Laagste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Schiermonnikoog (Fr.) 5% in 2020
  • Hoogste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Appingedam (Gr.), 387% in 2015
  • Laagste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2016, 29%
  • Hoogste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2013, 122%
  • Laagste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2021: Delft (ZH) en Heerhugowaard (NH), 21%/jr
  • Hoogste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2021: Oldenzaal (Ov.)*, 57%/jr
  • Gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2021: alle gemeentes, 42%/jr (was nog 44%/jr in periode 2012-2020)

* In de periode 2012-2020 lag Valkenswaard (NB) nog op hetzelfde niveau als Oldenzaal (beiden 61%/jr gemiddeld), in 2012-2021 was de gemiddelde groei in de Brabantse gemeente iets lager, 56%/jr.

Evolutie van PV capaciteit (MWp per gemeente):

  • Laagste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Ameland (Fr.), 1,1% in 2016¹
  • Hoogste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Ameland (Fr.), 1.268% in 2015¹
  • Laagste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2021, 34% (in tijdvak 2012-2020 was dat nog 38%/jr in 2017)
  • Hoogste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2013, 150%
  • Laagste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2021: Eersel (NB), 29%/jr
  • Hoogste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2021: Druten (Gld), Midden-Groningen en Stadskanaal (Gr) & Voorst (Gld), 81%/jr ²
  • Gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2021: alle gemeentes, 55%/jr (2012-2020 58%/jr, 2012-2019: 59%/jr)

Bij de capaciteiten zijn de oorzaken van hoge / lage groei percentages eenvoudig herleidbaar. Zonnepark Ameland werd op dat dunbevolkte, kleine Waddeneiland al eind 2015 aangesloten aan het net, en veroorzaakte een explosieve groei van de capaciteit daar. Uiteraard werd er in het jaar daarna slechts zeer weinig extra toegevoegd, vandaar de enorme terugval van jaargroei cijfers van het hoogste record (1.268%) naar het laagste (1,1%) in die jaren (¹). De zeer hoge gemiddelde (CAGR) jaargroei voor Stadskanaal (die Cranendonck, NB, nog het hoogste percentage tm. 2019, verdrong) in het tijdvak 2012-2020 heeft ook maar 1 exclusieve reden: Zonnepark van Boekerenweg (101 MWp), wat de groeicijfers over de complete periode van 9 jaar in extremo heeft beïnvloed in die Groningse gemeente (²). Dit werd bestendigd in de periode 2012-2021, maar Stadskanaal kreeg daar meteen wel 3 andere gemeentes bij die op hetzelfde gemiddelde groei percentage uitkwamen (81%/jr). De reden, het wordt saai: de netkoppeling van grote zonneparken. En wel het floating solar project Uivermeertjes te Deest (Druten, Gld), het vierde grote zonnepark groter dan 10 MWp in Midden-Groningen (ZP W.A. Scholten), en het grootste particuliere initiatief, het zonnepark van Mts. Gooiker te Wilp (Voorst, Gld).

De gemiddelde capaciteits-groei van, inmiddels, 55% per jaar over de afgelopen 10 jaar (alle gemeentes) mag Nederland best trots op zijn, al is het natuurlijk een absolute noodzaak, omdat we, wat duurzame elektriciteit opwekking in het algemeen betreft, zo'n enorme achterstand hadden opgelopen binnen Europa. Dergelijke groei percentages moeten nog lang worden volgehouden.

Anomalieën opgelost
In de CBS cijfers voor het eerste half-jaar van 2021 waren er tijdelijke enkele negatieve anomalieën terug te vinden bij de capaciteiten. Het Utrechtse Eemnes had medio 2021 opeens bijna 5,5 MWp mínder PV vermogen staan dan eind 2020, en daarmee een negatieve groei van maar liefst -97%. Hetzelfde overkwam Goeree-Overflakkee (ZH), wat opeens 39,5 MWp kwijtraakte (!), een negatieve groei opleverend van -46%. Tot slot, verloor het ook in Zuid-Holland gelegen Westland netto bezien een klein volume van 279 kWp (leidend tot een groei van ruim -0,4%).

Er is destijds geen verklaring voor deze, soms extreme negatieve, bijstellingen gegeven door het CBS. Kennelijk zijn er weer wijzigingen van eerder gepubliceerde cijfers geweest. Want als we naar de eerste jaarcijfers voor 2021 kijken, lijken deze anomalieën weer opgelost. En krijgen we weer positieve groeicijfers te zien voor genoemde gemeentes:

  • Eemnes (Ut.) 5% jaargroei in 2021, CAGR 2012-2021 57%/jr
  • Goeree-Overflakkee (ZH) 18% jaargroei in 2021, CAGR 2012-2021 60%/jr
  • Westland (ZH) 23% jaargroei in 2021, CAGR 2012-2021 55%/jr

Jaargroei percentages bij aantallen installaties bij gemeentes
Bij de groei van de aantallen PV-projecten, die worden gedomineerd door de ontwikkelingen op het gebied van PV systemen op woningen, spelen weer andere factoren. Ten eerste was er natuurlijk de "cadeautjes-regeling" vanuit het Lenteakkoord, die de groei van de aantallen installaties in 2012-2013 hoog opstuwde (gemiddelde groei 122% in 2013!). De hoogste absolute groei in Appingedam (Gr.) is veroorzaakt door de zeer succesvolle lokale "aardbevings-compensatie regeling" waarmee zonnepanelen konden worden gekocht in een beperkt aantal Groningse gemeentes in het getroffen gebied. En waar Polder PV meerdere malen cijfermatig over heeft gerapporteerd. Specifiek m.b.t. die zogenoemde "waardevermeerderings-regeling" in een diepgravend, rijk geïllustreerd artikel op 26 oktober 2015.

Daar staat tegenover, dat na het enorme, tijdelijke effect van die regeling, de lokale markt ook weer snel over-verzadigd raakte. Wat te zien is aan de laagste absolute jaargroei per gemeente. Die vonden we in 2018 bij ook zo'n "aardbevings-subsidie gemeente" in Provincie Groningen. Delfzijl scoorde toen het laagst met de nieuwe aantallen installaties. Die groei bleek steken op bijna 7,5% toename sedert EOY 2017. Delfzijl is echter per 1 januari 2021 opgegaan in de fusiegemeente Eemsdelta, en komt als "eenheid" dus niet meer in de CBS statistieken voor.

In een vorige status update was de minst snelle groeier nog Winsum, met maar 6,7% groei in 2018. Winsum is eerder al, per 1 januari 2019, opgegaan in de Groningse gemeente Het Hogeland, en dus ook niet als zodanig meer terug te vinden in de actuele status updates van het CBS. In 2019 was het weer een andere Waardevermeerdering gemeente, Loppersum, met maar 6%, maar deze onderging hetzelfde lot, en ging ook op 1 januari 2021 op in de nieuwe Groningse gemeente Eemsdelta (en verdween toen, net als Delfzijl en Appingedam, als separate entiteit uit de statistieken).

In 2020 was het de beurt aan het kleine Waddeneiland, Schiermonnikoog (Fr.), met maar 5% groei bij de aantallen in de boeken dat jaar. Logisch, want het jaar daarvoor was de groei juist zeer hoog, 125%. In kleine gemeentes zoals Schiermonnikoog kunnen tijdelijke afwijkingen in de marktcondities (bijvoorbeeld een straat met huurwoningen die voorzien worden met PV), tot grote schommelingen in de relatieve groeipercentages leiden. Een andere kleine gemeente, het Gelderse Rozendaal, had juist in 2020 een flinke toevoeging, leidend tot het hoogste groeipercentage dat jaar (119%), maar dat viel direct weer terug naar 17% groei in 2021.

In 2021, tot slot, was er een toename van slechts 10% in zowel Harlingen (Fr.) als Vlissingen (Zld). Harlingen had een enorme groei van 263% in 2017 door grootschalige verduurzaming van 1.749 huurwoningen in een fors deel van het dorp (zie artikel de Bouwvereniging Harlingen). Daarna vielen de groeipercentages per jaar flink terug, van 45 naar 10%/jaar. Vlissingen had haar hoogtij dagen vooral in 2013-2014 (159 resp. 143% groei), tot nog 42% in 2017, maar de groei percentages zijn daarna stapsgewijs afgenomen. De aanvankelijk hoge groeicijfers hadden ongetwijfeld te maken met de jaarlijks terugkerende, succesvolle inkoop acties onder de paraplu "Het Zoneffect", in Zeeland. Die in 8 jaar tijd bijna 4.000 Zeeuwse daken wisten te vullen. Tot 2018 betrof dat een gezamenlijke capaciteit van 7,5 MWp, een jaar later repte de organisatie over een totaal volume van "ruim 50.000 zonnepanelen" geïnstalleerd. Kennelijk is het staken van dat project (de website is niet meer bereikbaar) de reden, dat bij de nieuwbouw de groeipercentages flink onderuit zijn gegaan in deze Zeeuwse gemeente.

De grootste groeier in 2021 was het Brabantse Vught, wat uit een lange winterslaap lijkt te ontwaken, met telkens toenemende jaarlijkse groeipercentages, vanaf 23% in 2016, tot 38% in 2020. Om in 2021 met het hoogste groeicijfer van alle gemeentes te komen bij de aantallen nieuwe installaties (derhalve hoge impact residentiële markt): 76%.

Tot en met 2020 waren 2 gemeentes ex aequo de nieuwe kampioenen bij de gemiddelde jaargroei van de aantallen installaties, volgens de CAGR methodiek. Dat waren het in Overijssel gelegen Oldenzaal, en het Brabantse Valkenswaard, die over de periode vanaf 2012 beiden op gemiddeld 61% groei per jaar waren uitgekomen.

Over de periode 2012-2021 is Valkenswaard afgehaakt, en blijft Oldenzaal, met een spectaculaire, gemiddelde jaarlijkse groei van maar liefst 57% per jaar over dat lange tijdvak kampioen.

Dat Delft (ZH) het het "slechtste" deed van alle gemeentes, met maar 21% groei per jaar gemiddeld in de periode 2012-2020, constant gebleven over 2012-2021, ligt natuurlijk in eerste instantie aan het feit dat het een dichtbevolkte stad is, én dat Delft een grote historische binnenstad heeft, waar realisatie van PV installaties altijd al een groot probleem is.

Over de periode 2012-2021 bezien kreeg Delft gezelschap van een "oude bekende", het van de Stad van de Zon bekende Noordhollandse Heerhugowaard. Lang is dat beroemde project als voorbeeld gezien, en kwamen mensen van overal ter wereld kijken hoe de gemeente dat voor elkaar had gekregen. Maar dat waren de "good 'ol times". Heerhugowaard bezet nu, samen met Delft, bij de gemiddelde jaargroei over de periode 2012-2021, helaas de laagste plek van alle Nederlandse gemeentes. "Gelukkig" voor de gemeente, zal dit in de statistiek voor 2022 niet meer zichtbaar zijn. Want per 1 januari 2022 is de gemeente opgegaan in de fusie gemeente "Dijk en Waard" (samen met Langedijk). Dus wellicht wordt de tegenvallende lange termijn prestatie van Heerhugowaard dan weer wat gemaskeerd ...

Tabellen CAGR worst & best performing 10 gemeentes

In deze update voor het eerst ook, door Polder PV samengesteld uit diverse CBS dossiers, twee tabellen met de "slechtste" resp. "best" presterende gemeentes bij de berekende CAGR groei percentages over de periode 2012 tm. 2021, met de huidige beschikbare data. Gescheiden voor aantallen installaties en geaccumuleerde PV-capaciteit per gemeente.

Groei aantallen PV installaties 2012-2021

Links (geel veld), van boven naar onder de tien best presterende gemeentes bij de gemiddelde groei van de aantallen PV installaties per jaar (CAGR methodiek, procent per jaar gemiddeld over genoemde periode), rechts (blauw veld) idem, de tien slechtst presterende gemeentes op dat vlak. In het linker veld domineren gemeentes uit de provincies Gelderland en Noord-Brabant, naast Overijssels kampioen Oldenzaal. Rechts is de verdeling meer gemeleerd (gemeentes uit 7 provincies).

Groei PV-capaciteit 2012-2021

Het stramien voor deze tabel is identiek als die voor de aantallen installaties, maar nu voor de evolutie van de opgestelde capaciteit in de 10 best / slechtst presterende gemeentes. Ook hier is de situatie beter "verdeeld" over de provincies, met bij de best performers nu 3 gemeentes uit provincie Groningen (typische gemeentes met grote zonneparken). Rechts overheerst bij de slechtste 10 Overijssel, met maar liefst 4 gemeentes, maar is het Brabantse Eersel de "negatieve kampioen".


Direct naar inhoudsopgave


(16) Evolutie aantallen PV installaties per 10.000 inwoners in Nederlandse gemeentes (update tm. 2021*) - "return of the Wadden Isle"

In deze paragraaf presenteer ik wederom een grafiek met de relatieve hoeveelheid door CBS geïnventariseerde PV installaties ten opzichte van de inwoner aantallen per gemeente. Voor beide sets brondata ben ik weer uitgegaan van de rating van de gemeentes, eind 2021. Voor de bewoners-aantallen per gemeente maak ik voor de jaarvolumes gebruik van de CBS tabel Regionale kerncijfers Nederland, met de bevolkings-samenstelling per 31 december van elk kalenderjaar, per gemeente. Om een "mooie maat" te krijgen voor een sprekende grafiek, heb ik de verhouding "aantal PV installaties per 10.000 inwoners" per gemeente genomen. Uit de rekentabel volgt de hier onder weergegeven grafiek, met de 25 best scorende gemeentes:

De in de versie tm. 2019 zeer sterk opvallende plaats Loppersum bestaat niet meer omdat ze is opgenomen in de Groningse gemeente Eemsdelta. Door het veel grotere verband binnen die nieuwe gemeente, vallen "extremen" zoals destijds nog Loppersum, veroorzaakt door de Waardevermeerdering subsidie regeling, niet meer heel erg op (zie in ieder geval de grafiek van de status op 10 december 2020, ter illustratie). De "rol" van Loppersum was in 2020 overgenomen door twee resterende Groningse gemeentes (Het Hogeland en Eemsdelta), maar daar is met de huidige rating alleen nog Het Hogeland van over in de top-25.

Reeds zichtbaar in de nog zeer premature cijfers voor medio 2021 (door het CBS gepubliceerd op 10 december 2021), is een "byzonder geval" eind van dat jaar gearriveerd op nummer 1, het Friese Waddeneiland Schiermonnikoog. Dergelijke kleine gemeentes met weinig inwoners kunnen sowieso een nogal grillig groei gedrag laten zien bij dit vergelijkings-criterium, omdat een kleine wijziging bij een gering inwoner aantal een fors verschil kan maken. Dat laat onverlet dat de gemeente, na aanvankelijk in sub-gemiddelde regionen (2013-2016) te hebben verkeerd, vanaf 2019 een enorme sprong heeft gemaakt. In 2019-2020 even pas op de plaats deed. Maar vervolgens, in 2021, met alweer een grote sprong, op de eerste plek is beland, met "gemiddeld" 2.052 installaties per 10.000 inwoners. Dat aantal haalt de gemeente echter bij lange na niet, het inwoner aantal zou eind 2021 op 931 hebben gelegen, zelfs 16 minder dan eind 2020, volgens het CBS ...

Met het getoonde tussensprintje heeft Schiermonnikoog de eind 2021 bijna 16 duizend inwoners tellende Friese gemeente Harlingen ingehaald. Dat stadje, wat tot 2016 zeer matig scoorde, betrad in 2018 voor enkele jaren het erepodium bij deze parameter. Met eind 2020 1.802, en in 2021 1.964 PV installaties per 10.000 inwoners. De reden van die hoge positie is goed te achterhalen. De lokale wooncoöperatie De Bouwvereniging is namelijk gratis zonnepanelen gaan plaatsen bij haar huurders via installatie bedrijf Mensonides. Tussen april 2017 en april 2019 zijn via de actie Zon op je Huis maar liefst 1.749 huurwoningen cq -appartementen van 11.521 zonnepanelen voorzien. In 2018 werd de gemeente voor het eerst kampioen bij deze relatieve maatvoering, en dat hield Harlingen vol tm. 2020. Eind 2020 was het aantal geïnstalleerde zonnepanelen bij de Bouwvereniging toegenomen tot 11.700 exemplaren. Dit is waarschijnlijk de doorslaggevende "actie" geweest waarom Harlingen zo hoog is geëindigd. Op satellietfoto's is goed het resultaat te zien: straten vol schuine daken van eengezinswoningen met blokken zonnepanelen per individuele woning (Google Maps voorbeeld) ! Harlingen is weliswaar door gegroeid op dit criterium, maar is inmiddels, eind 2021, dus op de tweede plaats beland.

Ze staat daarmee nog net voor de Drentse fusie gemeentes Westerveld en Midden-Drenthe, die eind 2021 1.954 resp. 1.940 installaties per 10.000 inwoners hadden staan. Westerveld bestaat uit de dorpen Diever, Dwingelo, Havelte, en Vledder, en had eind 2021 19.661 inwoners. Vooral in de eerste drie dorpen vinden we ook de nodige straten met eengezinswoningen vol sets zonnepanelen, wat vermoedelijk de belangrijkste reden is dat die gemeente zo hoog geplaatst is. Ook in Midden-Drenthe, ontstaan uit de fusie van de Drentse dorpen Beilen, Smilde, en Westerbork, zien we af en toe flinke clusters van residentiële PV systemen op eengezinswoningen, waarschijnlijk van woningcorporaties (voorbeeld in Smilde). Daarnaast, zijn de particuliere daken vaak groot in Drenthe, wat de capaciteit in de residentiële sector flink heeft doen toenemen, in combinatie met de grote aantallen daar.

De vijfde tm. zevende plaats wordt gevormd door een cluster gemeentes met 1.921 tot 1.880 installaties per 10.000 inwoners, te weten Ooststellingwerf (Fr.), De Wolden (Dr.), en Noord-Beveland (Zld).

Net als bij Schiermonnikoog, vertoont ook het inwoner arme Vlieland een grillige gedrag bij de getoonde evolutie curve. Het Waddeneiland belandde eind 2021 op een voorlopige 9e plek, op gelijke hoogte als het Zeeuwse Veere, met 1.826 installaties per 10.000 inwoners. Ook daarna zijn de verschillen niet groot, de top 25 wordt afgerond met een continu aflopende cluster vanaf 1.800 installaties per 10.000 inwoners (Dalfsen, Ov.) tot Weststellingwerf (Fr.), met 1.727 installaties per 10.000 inwoners.

Van de eerder gemelde hoog scorende "Waardevermeerdering" gemeentes in provincie Groningen is in de top 25 alleen nog maar de nieuwe fusiegemeente Het Hogeland terug te vinden, met 1.785 installaties/10.000 inwoners. Wel is de sedert begin 2021 nieuwe gemeente Eemsdelta in de plaats gekomen van voormalig top-25 kandidaat Loppersum (gefuseerd, met Appingedam, en Delfzijl). Deze tweede Groningse fusie-gemeente vinden we echter eind 2021 op de 26e plaats, met 1.722 installaties/10.000 inwoners.

De gemiddelde waarden voor alle (2021: 352) Nederlandse gemeentes bij elkaar zijn tussen 2012 en 2021 ge-evolueerd van 57 naar 1.178 PV-installaties per 10.000 inwoners. Bijna een factor 21 maal zo hoog in 9 jaar tijd. Dit gemiddelde vindt u in de grafiek terug als de zwarte gestreepte lijn onderaan.

Mijn eigen gemeente Leiden heeft het manco van alle steden: veel inwoners. Vandaar dat ze net als vele andere steden ergens onderaan in deze rating rondhangt, ondanks een behoorlijk aantal zonnestroom systemen in de stad. Meer specifiek, Leiden staat eind 2021 op de 342e positie, met slechts 528 PV installaties per 10.000 inwoners.


Direct naar inhoudsopgave


(17) Evolutie PV capaciteit per inwoner in Nederlandse gemeentes (update tm. 2021*)

Naar analogie van de rekenfactor "aantal PV installaties per 10.000 inwoners" (paragraaf 16), volgt in deze paragraaf de maatvoering "PV-capaciteit per inwoner".

De bijgewerkte grafiek hier onder toont in ieder geval de 25 gemeentes die op de zeer belangrijke factor opgesteld PV vermogen (Wp) per inwoner in de periode 2012-2021* het hoogste scoren. Gelukkig zijn er in 2020 geen rare gemeentelijke herindelingen geweest, maar begin 2021 is, zoals gezegd, de Groningse fusiegemeente Eemsdelta ontstaan uit de gemeentes Appelscha, Delfzijl, en Loppersum, die helemaal rechts in de bijgewerkte grafiek voor het eerst binnen de top-25 is verschenen sinds het overzicht van medio 2021, gepubliceerd in december dat jaar. Hier onder volgt de status quo tm. eind 2021, zoals door Polder PV berekend met de nog voorlopige data uit de CBS update van 31 mei 2022.

Als je opgesteld PV vermogen in een gemeente relateert aan het aantal inwoners ervan, doe je meer "recht" aan kleinere gemeentes, waar immers niet zeer veel PV capaciteit eenvoudig is te realiseren. Het grootste deel van de aldus "genormeerde" 25 beste gemeentes vinden we dan ook in een goed onderling vergelijkbare "band" die evolueert van zo'n 50-100 Wp/inwoner EOY 2012, tot, voorlopig, zo'n 2.200-3.400 Wp per inwoner, eind 2021. Ook in deze update, zien we op dit niveau echter weer enkele zeer grote, positieve uitschieters, met sterk daarvan afwijkende trends. Dit zijn achtereenvolgens de volgende zes exemplaren.

(1) Nieuw kampioen Borger-Odoorn (Dr.) heeft een enorme versnelling meegemaakt sinds eind 2019, kwam op de 8e plek in 2020, en katapulteerde zichzelf verder naar plek 1 "met stip", eind 2021 (punt rechtsboven). Er is maar een belangrijke oorzaak voor aan te wijzen: het grootste zonnepark van Nederland, Vloeivelden Hollandia, werd begin 2021 opgeleverd. Met dat, en nog een drietal andere grotere exemplaren er bij gevoegd, stond er eind 2021 al een spectaculair volume van 7.564 Wp per inwoner van die gemeente, gekoppeld aan het net. In het geval van Vloeivelden Hollandia was dat via de netaansluiting van Avebe in Gasselternijveen, 2 kilometer verderop in een andere gemeente (Aa en Hunze !). Kennelijk heeft het CBS er in dit geval toch - wellicht onwetend van deze belangrijke issue - een lokatie verwijzing naar de plekken waar het zonnepark zich daadwerkelijk bevindt van gemaakt (dorpen Nieuw-Buinen en 1e Exloërmond, beiden onderdeel van Borger-Odoorn). In andere gevallen wordt expliciet de netaansluiting als uitgangspunt genomen voor de lokatie toewijzing, zoals bij zonnepark Scaldia in Zeeland (>> toegewezen aan Borsele). In 2019 had Borger-Odoorn nog maar 776 Wp/inwoner staan. Binnen twee jaar is die relatieve ratio dus met een factor 9,7 opgehoogd ! Ter vergelijking, in 2020 was het nog Westerwolde (Gr.), met 4.940 Wp/inwoner. In 2019 was het Borsele in Zeeland, wat toen niet verder kwam dan 3.802 kWp/inwoner, en eind 2021 naar de derde plaats is gezakt (zie verder).

(2) Het Groningse Westerwolde is de tweede, relatieve nieuwkomer in de top 3, wederom met duidelijk aanwijsbare redenen. Ten eerste, Zonnepark Vlagtwedde (fase I) van Powerfield (door de nieuwe eigenaar Impax alweer rap door-verkocht aan de Duitse Versicherungskammer Group / Encavis), met bijna 110 MWp "schoon aan de haak" opgeleverd in 2020. Wat in het voorjaar van 2021 werd gevolgd door Zonnepark Ter Apelkanaal. Gerelateerd aan het bescheiden inwoner aantal van deze gemeente, kwam Westerwolde eind 2021 vooral door deze 2 grote toevoegingen al op 5.679 Wp/inwoner. Vanwege dit tussensprintje, belandde Westerwolde medio 2021 al vóór Stadskanaal, die eind 2020 nog op de 2e plaats stond. Die gemeente is echter een plek gezakt, eind 2021 (zie verder).

(3) Borsele (Zld) bekleedde in 2018-2019 nog de eerste positie vanwege de oplevering van het zonnepark Scaldia in de herfst van 2018 (volgend op een kleiner grondgebonden project bij Zeeland Refinery). Met dat gecompliceerde, ruim 54 MWp grote project, door CBS, vanwege de lokatie van het invoedende trafostation, volledig toegerekend aan Borsele, al staat een kleiner deel op het grondgebied van Ritthem - Vlissingen, werd deze Zeeuwse gemeente tijdelijk heerser op dit vlak, vanwege een lage bevolkingsdichtheid (eind 2019 22.800 inwoners). Na de afronding van dat project, trad in de afgeleide CBS cijfers echter een sterke afvlakking van de groei op, waardoor eind 2020 Borsele al door een viertal gemeentes is ingehaald. De gemeente kwam eind 2021 volgens de huidige CBS data op een niveau van 4.704 Wp/inwoner. Die heeft Borsele vooral te danken aan de oplevering van het grote EPZ zonnepark op het terrein van de oude steenkolencentrale en een aanpalend perceel. Dat is echter al begin 2020 begonnen met groene stroom te produceren, en heeft een verkeerd jaar van oplevering toegewezen gekregen door het statistiek instituut. Bovendien is het, gezien het ingebrachte volume, zeer waarschijnlijk dat door het CBS de in 2021 opgeleverde eerste fase van het enorme Verbrugge terminal rooftop project, langs de zuidzijde van de Scaldiahaven (Vlissingen oost industriegebied), over het hoofd is gezien. Er is dus nog steeds een forse opwaartse bijstelling te verwachten voor 2021, voor deze Zeeuwse gemeente.

(4) De vierde en vijfde plaats vallen eind 2021 wederom toe aan 2 Groningse gemeentes. Op de vierde plaats Midden-Groningen, die eerder in 2020 al het gelijknamige zonnepark op haar grondgebied kreeg (103 MWp). In 2020 gevolgd door het 64 MWp grote Duurkenakker project in Muntendam. Eind 2021 is het niveau in deze gemeente verder gegroeid met een lager tempo, en is voorlopig uitgekomen op 4.595 Wp/inwoner.

(5) Het ook Groningse Stadskanaal, wat eind 2021 al vier grotere zonneparken kende, opgeleverd in de jaren 2018 en 2020, kreeg er in 2021 nog geen nieuwe bij. Derhalve, is de hier getoonde ratio slechts marginaal toegenomen, van 4.339 Wp/inwoner (eind 2020) tot 4.464 Wp/inwoner. Wat ongetwijfeld mede veroorzaakt wordt, door het feit dat de gemeente al langere tijd in de "rode zone" zit op de "invoeding" capaciteitskaart van Netbeheer Nederland. Er is tussentijds alleen nog maar al langer geleden gecontracteerde capaciteit achter grootverbruik aansluitingen bijgekomen.

(6) Wat het Friese Ooststellingwerf betreft, dat kwam zo hoog vanwege de in twee fases in 2018 en 2020 tot ver over de 50 MWp uitgebouwde grote veldinstallatie van de bekende project bouwer GroenLeven. De bouw ervan ging niet zonder slag of stoot. Na interventie door de Friese Milieu Federatie (FMF) werd dat tijdelijk stilgelegd door de rechter. De grote uitbreiding is uiteindelijk toch in de zomer van 2020 gebouwd, en er is, in samenwerking met netbeheerder Liander, zelfs een "groen waterstof productie" pilot bij gekomen. Om te experimenteren met dienstverlening (omzetten van productiepieken in met name de zomerperiode in H2 productie door elektrolyse), en het verkleinen van de grote problemen met het net in "dun beaderd" zuid-oost Friesland. Zie ook de foto die Polder PV maakte tijdens een van zijn solar fiets escapades in mei 2022. Met het huidige zonnepark, en het "kleinere werk elders in de gemeente", heeft Ooststellingwerf eind 2021 volgens de nog zeer voorlopige CBS cijfers 4.284 Wp/inwoner staan.

Andere gemeentes

Vrijwel alle andere gemeentes in de rest van de top-25 hebben 1 of meer zonneparken op hun grondgebied (gekregen), en/of hebben een relatief hoge input van grotere agrarische projecten, die de capaciteiten flink opstuwen. In de grafiek zijn verder nog opvallend de evoluties van de curves voor het dunbevolkte Waddeneiland Ameland (Fr.) resp. Cranendonck (NB). Na oplevering van zonneparken op hun grondgebied (2015 resp. 2018), die een relatief hoge impact hebben gemaakt op het vermogen per inwoner, is er in beide gemeentes verder relatief weinig geschied. De sterk toegenomen curves zijn sedert de oplevering weer flink afgevlakt, ze vertonen een scherpe "knik". Ameland is, na drie jaar lang "kampioen" te zijn geweest inmiddels op de 21e plaats beland, eind 2021, achter Midden-Drenthe, met 2.319 Wp/inwoner. Cranendonck is, na oplevering van het grote Budel-Dorplein project op de zink afval velden van Nyrstar, en 2 jaar lang op numero 2 staand, redelijk door gegroeid. In 2021 werd er nog een 2 MWp project op een groothandel toegevoegd, waardoor de groei ook bij deze relatieve parameter weer iets toenam in dat jaar. Eind 2021 is Cranendonck op de 8e positie beland (3.334 Wp/inwoner), iets onder het Gelderse Voorst.

Ook de ingebruikname van het grootste particuliere zonnepark in Nederland, het 45 MWp grote project van maatschap Gooiker te Wilp in gemeente Voorst (Gld), is niet aan de statistieken voorbij gegaan. De curve voor deze gemeente, nog onder het landelijke gemiddelde liggend in 2019 (zwarte streepjes-lijn onderaan), is in 2020 scherp omhoog gebogen en bereikte toen, met 2.476 Wp/inwoner, een respectabele 10e plaats in deze rating. In 2021 is Voorst echter weer een flink eind verder opgestoomd naar de 7e plek, eind 2021 (3.425 Wp/inwoner), omdat zonnepark Broekstraat in Klarenbeek in die Gelderse gemeente door Prowind is opgeleverd in dat jaar. Zo blijven opgeleverde grotere zonneparken regelmatig hun stempel drukken op de actuele positie van gemeentes in deze ratings.

Een opvallend, andersoortig voorbeeld in deze top-25, is de Noordoostpolder (NOP, Fl.). Deze maakte een meer geleidelijke, doch continu snelle evolutie door, wat vooral te wijten is aan de grote hoeveelheden grote agarische complexen daar, die voor een behoorlijk deel al van forse PV installaties zijn voorzien. Dat is de grote driver van de groei geweest, aldaar. De korte versnelling in 2017 was het gevolg van ingebruikname van Zonnepark De Munt van Groenleven te Emmmeloord. In 2020 werd het grootste grondgebonden project in NOP, in Luttelgeest opgeleverd. Eind 2021 is deze gemeente door continue groei uiteindelijk op de 9e plek beland met de huidige CBS cijfers, met 3.060 Wp/inwoner.

Rode lantaarndragers

Tegenover bovenstaande voorbeelden, die grotendeels gedreven worden door de ingebruikname van grote zonneparken en deels omvangrijke rooftop installaties, is ook een zekerheid, dat de grote stedelijke agglomeraties onderaan de lijst bungelen. De Zuid-Hollandse gemeentes Schiedam, Rotterdam, en Den Haag vinden we pas bij de laatste tien gemeentes in de lange lijst. De hoge ambities hebbende grote haven gemeente, met de geliefkoosde bijnaam "Rotjeknor", had eind 2021 slechts 156 Wp per inwoner op haar grondgebied, maar is wel 2 plaatsen gestegen, onder anderen door enkele grotere rooftop projecten in het uitgestrekte havengebied. Ze liet daarmee zowel Zandvoort (NH), als de Residentie, Den Haag, achter op de laatste plaats, die toen nog maar 140 resp. 136 Wp/inwoner hadden verzameld.

De gemiddelde waarden voor alle (2021: 352) Nederlandse gemeentes bij elkaar zijn tussen 2012 en eind 2021 ge-evolueerd van 23 naar 1.028 Wp per inwoner, een factor ruim 45 maal zo hoog in 9 jaar tijd. Dat ligt beduidend hoger dan de factor bij de evolutie van het aantal PV installaties per 10.000 inwoners (factor 21, paragraaf 16). Een zoveelste duidelijke aanwijzing voor de sterk toegenomen schaalvergroting in de PV sector, waarbij gemiddeld genomen steeds grotere projecten worden gerealiseerd.

Persistente fout bij CBS

Helaas blijft er ook nog steeds een irritante, opvallende fout in de CBS cijfers zitten. Het grote zonnepark aan het Wildervanckkanaal in zuidelijk Veendam (Gr.) is namelijk (onherroepelijk) pas eind 2017 (!) opgeleverd, en het werd zelfs pas in maart 2018 met een officieel feestje "ingewijd". CBS lijkt, gezien de flinke opwaartse knik in oudere grafieken (Veendam komt niet meer in de actuele voor, en staat op de 35e plaats in de rating, eind 2021), het park echter al enkele jaren in het jaar 2016 in de statistiek annalen te hebben opgenomen, wat volstrekt onmogelijk is. Er was toen fysiek nog niets te zien van [voorbereidingen voor] het park, Polder PV bezocht de lokatie in het najaar dat jaar. Dit geeft wel een vertekend beeld van de evolutie van de capaciteits-ontwikkeling op hogere niveaus. Het zal dus beslist ook kunnen voorkomen dat op lagere niveaus meer van dit soort fouten zijn gemaakt. Die vanwege de beperkte impact mogelijk niet eenvoudig opgemerkt kunnen worden. Dit dient dan ook altijd in de oren te worden geknoopt, als u dergelijke grafieken voor u ziet. Er kunnen stevige "missers" in zitten !

Het wordt uit bovenstaande in ieder geval wel kristalhelder, dat zeer grote sprongen in zelfs zo'n relatieve maatvoering als Wp/inwoner, worden veroorzaakt door het verschijnen van zeer grote projecten als zonneparken, op het grondgebied van gemeentes met relatief weinig (of: bij zeer grote projecten, een moderaat) aantal inwoners. Met name aan de vele steile knikken omhoog in diverse gemeentelijke curves, in record jaren 2018 tm. 2021, ziet u waar de mogelijke kandidaten zitten die 1 of meer van dergelijke parken binnen de gemeentegrenzen hebben zien verschijnen. Als je de evolutie in de voorgaande jaren in die gemeentes ziet, weet je wat voor enorme impact zelfs maar 1 zonnepark in zo'n gemeente kan hebben. Tot een record aan toe, zoals Westerwolde laat zien: "de snelste groeier van allemaal", met een toename met een ruime factor 11 tussen 2019 en 2020 ...

Status gemeentes per provincie

De in de vorige update nog aangestipte effecten van de waardevermeerderings-regeling in provincie Groningen heeft geen naijlende effecten meer bij de ratings van gemeentes in het huidige overzicht. Het zijn vooral de grote projecten (vrijeveld en rooftop) die bij deze parameter, capaciteit per inwoner, de dienst zijn gaan uitmaken.

Waar provincie Groningen in 2017 nog ver aan kop lag, met maar liefst 6 gemeentes (vanwege de effecten van genoemde subsidieregeling), heeft haar westelijke buurman, Friesland, die rol in 2018 van haar overgenomen, met achtereenvolgens Ameland, Ooststellingwerf, Vlieland, Weststellingwerf, Achtkarspelen en Schiermonnikoog. In 2019 werd daar echter alweer flink de bezem doorheen gehaald. Met de gereviseerde cijfers voor dat jaar was het Noord-Brabant, die met maar liefst 7 gemeentes over-vertegenwoordigd is geraakt in de top-25 (Cranendonck, Moerdijk, Boekel, Someren, Reusel-de Mierden, Son en Breugel, en Asten). In 2020 werden de kaarten opnieuw geschud, en had Noord-Brabant nog "maar" 6 gemeentes in de top 25. 4 provincies hadden er toen 3 (Gr, Fr, Dr en L), Flevopolder en Zeeland elk 2, en Gld, NH en ZH elk 1.

2021 bracht een stabilisatie voor Noord-Brabant, met nog steeds 6 gemeentes in de top-25. Provincie Drenthe had er toen 4, Groningen, Friesland en Flevoland hadden er 3, Zeeland en Gelderland elk 2, en Limburg en Zuid-Holland beiden 1. Opvallende afwezigen in het laatste lijstje: de provincies Noord-Holland, Overijssel, en Utrecht. Deze komen pas op posities 28 (Hollands Kroon, NH), 33 (Hof van Twente, Ov), resp. 80 aan bod (Renswoude, Ut.). In de eerste 2 gevallen lijkt wederom de aanwezigheid van grotere zonneparken de veroorzaker van die hoogste posities, voor Renswoude in Utrecht is dit echter niet duidelijk.

De structuur van het lijstje met aantal gemeentes per provincie in de top-25 bij de Wp/inwoner rating wordt in ieder geval elke jaargang weer aardig "opgeschud", zo blijkt wel weer. De oorzaak is al lang niet meer, zoals in het verleden, verschil in lokale inkoopacties, en/of divers ondersteuningsbeleid voor zonnepanelen tussen gemeentes onderling. Dé dominante, en in veel gevallen zelfs exclusieve factor is het verschijnen van 1 of meer (grote) zonneparken. Die brengen zulke grote volumes in, dat direct de rating van de betreffende gemeente in sterk positieve zin wordt beïnvloed. Wáár in een bepaald jaar die zonneparken verschijnen, is dus de doorslaggevende factor bij de onderlinge wijzigingen in de volgorde van de gemeentes geworden bij de huidige, belangrijke parameter.

In een vorige update heb ik reeds wat woorden vuil gemaakt aan verder gaande beschouwingen over deze relatieve maatvoering, inclusief speculaties over de positie van het Overijsselse dorp Heeten (Raalte). Hiervoor verwijs ik u gaarne naar die paragraaf in de update tm. 2017.

Leiden

Mijn eigen gemeente Leiden scoort ook op dit punt nog steeds niet best: ze staat op een armetierige, het schaamrood op de kaken brengende 345e positie, tussen Vlaardingen en Schiedam in (alle 3 ZH), met slechts 201 Wp/inwoner, eind 2021. En met maar 7 gemeentes die het nóg slechter doen onder zich... "Gelukkig" heeft Polder PV, met een 2-persoons-huishouden, nog steeds, na dik 22 jaar succesvolle exploitatie van een stok-oude PV installatie, een factor 3,3 maal zo veel Wp/bewoner staan. Hopelijk zullen nieuwe acties in Leiden (Wethouder Fleur Spijker: "een zonnepaneel op elk huis") e.d. wat soelaas gaan bieden. Op het vlak van SDE beschikkingen voor grotere projecten houdt het echter niet over. Er zijn volgens de RVO lijsten tm. de tweede SDE "++" regeling, SDE 2021, nog maar 110 beschikkingen over voor een totaal volume van bijna 10,8 MWp. Slechts 6,3 MWp daarvan, verdeeld over 23 meestal kleinere projecten, stond in de versie van juli 2022 nog open. Dat is erg weinig, om maar weer eens een understatement te gebruiken. Ik blijf het herhalen: Onze gemeente heeft simpelweg te weinig potentie (vrijwel afwezigheid van vrije ruimte, weinig grote daken), en grote delen "beschermd stadsgezicht", om (deci)meters te kunnen maken in deze rating.


Direct naar inhoudsopgave


(18) Kaartjes met evolutie van aantallen gerealiseerde PV installaties, PV capaciteit, en capaciteit per inwoner, per gemeente in de jaren 2017, 2018, 2020 en 2021*

Via het Open Data Portal van CBS is het ook mogelijk om eenvoudige kaartjes te maken. In eerdere versies deed ik dit via het veel "geliktere" portal van Klimaatmonitor, waarin nogal wat opmaak mogelijkheden zitten en er mooie contrasten gekozen kunnen worden (zie bijvoorbeeld hier, hier, en hier voor eerdere voorbeelden). De Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat heeft inmiddels weer de meest actuele cijfers van het CBS overgenomen, tot en met 2021. Ik heb ditmaal gekozen voor de evolutie bij de aantallen projecten en het geaccumuleerde PV vermogen per gemeente in 2017, 2018, 2020 en 2021. Voor eerdere overzichten gemaakt met de beperktere CBS tools, zie de visualisaties tm. 2018, resp. tm. 2019.

Uit het Klimaatmonitor portal heb ik weer 3 evolutie kaarten series ge-extraheerd met de evolutie van de totale aantallen zonnestroom producerende installaties per gemeente (bovenste vierluik), de capaciteit per gemeente in kWp (tweede set van vier kaartjes), en, als nieuwe presentatie, de gemiddelde capaciteit per inwoner per gemeente (derde set). Dit alles, volgens de door Klimaatmonitor geïmporteerde CBS data, met peildatum 1 juni 2022, voor de door Polder PV geselecteerde jaren.

Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update juni 2022, met eind 2021 voor heel NL totaal 1.712.906 PV projecten. Dat komt overeen met de update van het CBS van eind mei 2022. Legenda met maximaal te verkiezen segmentatie in 15 categorieën verdeeld, om veranderingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken op gemeentelijk niveau in de kaartjes. Van relatief "weinig" (zwart - donkergroen), tot "veel" installaties per gemeente (donker rood, zie afgrenzingen in de legenda).

Aantallen PV installaties per gemeente, per deel-kaartje in 15 grootte klassen verdeeld (zie legenda). Deze indeling geldt, i.t.t. eerder door Polder PV vertoonde CBS visualisaties, voor alle vier de getoonde kaartjes, dus de absolute groei per gemeente is hiermee goed te duiden. Een kleurwaaier is gekozen van zwart / donkergroen (weinig installaties; kleinste schaal minder dan 450 projecten) tot donker-rood (zeer veel installaties; grootste schaal vanaf 7.000 installaties per gemeente). Waar in 2017 er nog heel veel gemeentes donkergroen kleurden, met relatief weinig PV-installaties, is een groot deel van Nederland in 2021 reeds donker rood gekleurd, met (zeer) veel adressen met zonnepanelen binnen de gemeentegrenzen. Slechts weinig gemeentes kleuren dan nog groen, o.a. de Waddeneilanden (beperkt aantal adressen per eiland), zuidelijk Noord-Brabant (gebied rond Baarle-Nassau), de ZO punt van Limburg, Rozendaal (Gld), Laren (NH), en nog enkele gemeentes verspreid door centraal Nederland en Noord-en Zuid-Holland. Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten voor 2020 zijn "nader voorlopig", voor 2021 "voorlopig", die voor eerdere jaargangen zijn "definitief".


Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update juni 2022, met eind 2021 voor heel NL totaal 14.418,2 MWp PV capaciteit. Dat komt overeen met de update van het CBS van eind mei 2022. Legenda met maximaal te verkiezen segmentatie in 15 categorieën verdeeld, om veranderingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken op gemeentelijk niveau in de kaartjes. Legenda vermogens-klassen zijn in kWp opgesteld PV vermogen.

PV capaciteit per gemeente (in kWp), wederom per deel-kaartje in 15 grootte klassen (zie legenda). Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten voor 2020 zijn "nader voorlopig", voor 2021 "voorlopig", die voor eerdere jaargangen zijn "definitief".

De grote capaciteits-groei vindt vooral plaats in de landelijke gebieden, waar er genoeg ruimte is, en goedkopere grond. Dat is waar veel van de grotere zonneparken zijn - en worden - gerealiseerd, die grote vermogens inbrengen. Zoals in diverse gemeentes in Groningen, oost Drenthe, de Flevopolders, Goeree-Overflakkee (ZH), Borsele (Zld), Leeuwarden (Fr.), de gemeente cluster Barneveld / Ede / Apeldoorn / Voorst (Gld), en enkele andere gemeentes waar zonneparken zijn gerealiseerd, zoals de Haarlemmermeer. Waar heel veel boerderijen met forse PV projecten zijn gerealiseerd, zoals Hollands Kroon in Noord-Holland, of veel distributiecentra met grote oppervlaktes panelen zijn opgeleverd (Tilburg NB en Venlo L.). Gemeentes als Amsterdam waar langdurig veel stimulans voor zonne-energie is geweest, én inmiddels het havengebied ook nog eens flinke gerealiseerde projecten heeft laten zien. Of groei-tijgers als Eindhoven, die zeer veel residentieel volume hebben weten te plaatsen in relatief korte tijd. De komende jaren zullen landelijke gemeentes met nieuwe zonneparken zich op dit punt extra in the picture gaan zetten, zo is de verwachting. Dan zal ik waarschijnlijk ook de schaal indeling opnieuw moeten vaststellen, om de verschillen zo goed mogelijk zichtbaar te maken.

Capaciteit per inwoner

Op verzoek van Emiel van Druten maakte Polder PV op 23 juli 2021 op basis van de update van 9 juli jl. ook nog een eerste kaartje van het door Klimaatmonitor geregistreerde zonnestroom vermogen per inwoner. Ik kreeg daarbij destijds de data voor 2020 echter niet "te pakken", dus heb ik toen de sequentie voor de kalenderjaren 2016 tm. 2019 laten zien, Voor de serie van 4 kaartjes, zie mijn Tweet van die datum.

Ondertussen zijn eerste resultaten voor 2021 ook bij Klimaatmonitor ingevoerd. Deze heb ik in de derde grafiek hier onder weergegeven.

Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update data 19 augustus 2021, dus iets achter lopend bij de meest actuele CBS data). De legenda toont de PV capaciteit per inwoner per gemeente, in Wp per inwoner, verdeeld over 15 klassen. Ditmaal is de kleurschaal andersom gekozen, donker rood geeft een laag PV vermogen per inwoner te zien, donker groen tot zwart een (zeer) hoog volume.

In deze relatieve indeling is goed zichtbaar, dat met name landelijk Nederland hoog scoort, en de dichtbevolkte stedelijke gebieden (met name de Randstad) veel lager, wat was te verwachten. De hoogste 3 scorende gemeentes waren in 2019 Borsele (Zld), Cranendonck (NB), en Midden-Groningen (Gr.). In 2020 waren het Westerwolde, Stadskanaal, en Midden-Groningen, alle 3 in provincie Groningen. In de huidige update met cijfers tm. 2021, rechtsonder, zijn het Borger-Odoorn (Dr.), Westerwolde (Gr.), en Borsele (Zld), met 7,6, 5,7, resp. 4,7 kWp/inwoner. In de drie meest recente jaren bestonden alle drie de top-scorers uit relatief dun-bevolkte gemeentes, met toen al forse zonneparken op hun grondgebied. Andere gebieden met hoge scores zijn ZO. Friesland, Flevoland, de Kop van Noord-Holland, enkele Zeeuwse gemeentes, en diverse plaatsen in ZO Noord-Brabant. De Randstad blijft op dit punt beduidend achter liggen.


Direct naar inhoudsopgave


(19) Grafieken met evolutie van PV capaciteit per RES sub-regio - geactualiseerd

In de basis data van het CBS is in 2019 een nieuw element ingebracht, cijfers over de zogenaamde RES regio. De 30 regio, met 40 sub-regio, die compleet artificieel in elkaar zijn "gezet" (soms zelfs de provincie grenzen overschrijdend ...), en die onder anderen de Klimaatakkoord taak "35 TWh duurzame elektriciteit opwek op land extra in 2030" moeten invullen, alsmede de warmtevoorziening moeten verduurzamen, en knelpunten op het gebied van energie infra moeten (helpen) oplossen. Een kolossale taak, waar Polder PV niet te diep op in zal gaan. Er gaan duizenden vergaderingen, ontelbare uren arbeidsinzet, overleg, documentatie, en noem maar op in zitten. En het levert allemaal een heftige vorm van nieuwe bureaucratie op, bovenop alle andere "vormen" die we al hebben in ons land. Een poging tot stroomlijning vindt u op de speciale Klimaatakkoord website Regionale Energiestrategie punt nl. Daar zult u snel verdwalen in vele tientallen documenten en verwijzings-pagina's.

De ambities vanuit de nieuw gevormde RES regio zijn hoog, inmiddels zijn alle biedingen voor de RES-sen ingediend ("RES 1.0"), en is de 35 TWh elektra flink overboden. Maar de vraag blijft natuurlijk wat er van de daadwerkelijke realisaties terecht zal komen, in een tijd dat er relatief snel al majeure netproblemen zijn ontstaan bij elektriciteit, en het jaren gaat duren voordat daar "enige verlichting" in zal ontstaan - na investeringen van honderden miljoenen Euro's door de netbeheerders. Veel RES plannen zijn nog steeds (zeer) vaag, en weinig concreet, dus we gaan met belangstelling zien hoe de tomeloze ambities in feitelijke opleveringen zullen worden omgezet.

Het CBS heeft een apart overzichtje gemaakt van de vermogens van gerealiseerde PV capaciteit en aantallen installaties in de RES regio, zoals zij via hun ingewikkelde nieuwe data extractie techniek tot stand hebben gebracht (in verband met het feit dat in Nederland er nog steeds geen centraal realisatie register bestaat voor zonnestroom).

Het CBS is met een nieuwe tabel gekomen met de nieuwste RES cijfers voor de kalenderjaren 2018 tm 2021. Hierin zijn de cijfers voor 2018 en 2019 wederom definitief, voor 2020 nader voorlopig, en voor 2021 nog zeer voorlopig. Deze nieuwe tabel, bedoeld voor monitoring van de progressie in het enorme RES dossier, zou elk jaar opnieuw rond juni/juli gepubliceerd moeten gaan worden. Het huidige exemplaar, met de eerste data voor heel 2021 inclusief, is echter van peildatum 15 augustus 2022. Uit deze tabel heb ik weer enkele grafieken ge-extraheerd, die hier onder worden weergegeven. Het zwaartepunt ligt daarbij op de capaciteits-ontwikkeling, en op de berekende totale stroomproductie van wind- en zonnestroom op land.


(a) Evolutie van totale PV capaciteit per RES sub-regio 2018-2021*

In bovenstaande grafiek de evolutie van de gerealiseerde PV capaciteit per RES sub-regio ("ET" codes), in MWp opgesteld vermogen aan het eind van elk kalenderjaar, voor alle 40 sub-regio's die worden onderscheiden. Hierbij is ook nog een categorie "niet in te delen", onderaan in de grafiek toegevoegd (gering volume, eind 2021 3 MWp). Ook toon ik een evolutie lijn met het gemiddelde van alle 40 sub-regio (zwarte streepjeslijn, ongeveer halverwege de lijnenbundels). Voor de vier best presterende regio bij deze parameter, heb ik de waarden voor eind 2021 weergegeven (status "voorlopig" volgens het CBS, 2018 en 2019 zijn "definitief", 2020 "nader voorlopig"). Voor het gemiddelde per regio zijn de waarden voor alle 4 de kalenderjaren getoond. De update datum voor de RES regio (15 augustus 2022) is 2 en een halve maand jonger, dan de meeste statistieken (provincies, gemeentes), die zijn gebaseerd op de omvangrijke updates van 31 mei 2022, en die elders op deze pagina zijn besproken en geïllustreerd.

De RES (sub-)regio zijn zéér divers van omvang en van begrenzing. Vaak zijn het "natuurlijke entiteiten", zoals provincies (Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland), of gemeentes (Goeree-Overflakkee). Soms zijn het "grootstedelijke" verzamelingen, zoals Arnhem/Nijmegen, en de dichtstbevolkte regio, Rotterdam/Den Haag (bijna 2,4 miljoen inwoners !). Of steden in combinatie met een groot stuk agrarisch achterland, zoals het bizarre construct "U16" (Utrecht en omstreken, niet gelijk aan "de provincie"), of bijvoorbeeld samenwerking van Gelderse gemeentes in de "Clean Tech" regio. Weer anderen gaan zelfs de provincie grens over, zoals Foodvalley op de grens van Utrecht en Gelderland (in 2 sub-regio onderverdeeld). Anderen zijn slechts qua omvang zeer beperkte poldergebieden, zoals de Zuid-Hollandse Alblasserwaard en Hoeksche Waard, met slechts 17 tot 18 duizend inwoners. Het is al met al, een bonte verzameling, die bovenop gemeentelijke en provinciale indelingen komt. Die ook alweer af en toe wijzigen door herindeling, waarvan een recente beruchte, de toewijzing van 2 voormalig Zuid-Hollandse gemeentes, tezamen met het Utrechtse Vianen, aan de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden die geheel in Utrecht kwam te liggen, per 1 januari 2019). Er zijn alweer nieuwe herindelingen in de planning (Wikipedia pagina). Al deze wijzigingen maken de chaos voor statistici alleen maar nog groter dan ze al is.

Het CBS geeft in de huidige update deels de data voor de sub-regio op met de daarbij horende volumes. Er zijn vier regio met onderverdelingen: Foodvalley (2 sub-regio opgegeven), Noord-Holland Noord (3 sub-regio), Noord-Holland Zuid (6 sub-regio), en Zuid-Limburg (3 sub-regio). In deze sectie worden alleen grafieken met de sub-regio indeling gegeven. Alleen in de kaartjes in paragraaf 20 wordt een verdeling van de regio getoond.

In deze eerste grafiek vinden we 4 "koploper regio" terug op het gebied van geaccumuleerde capaciteit bij de 40 RES sub-regio. Provincie = ET sub-regio Groningen, met eind 2021 (voorlopige cijfers) 1.114 MWp ver vooraan, al is het tempo t.o.v. 2020 wat afgenomen. Provincie = ET sub-regio Drenthe, met 881 MWp heeft, met name vanwege oplevering van Zonnepark Vloeivelden Hollandia, een flink tempo gemaakt sedert 2020, en heeft daarmee de 2e plek veroverd in deze rating. Daarmee werd provincie Friesland naar de derde plek verdrongen, die eind 2021 voorlopig op 841 MWp is uitgekomen. Ze verloor zelfs iets terrein op de nummer vier, Metropoolregio Eindhoven die met de voorlopige cijfers voor 2021 alweer op 824 MWp uitkwam. Het wordt dus nog spannend of later binnenkomende wijzigingen in de cijfers wellicht nog een positie wisseling zullen gaan forceren. Groningen kwam in eerdere RES overzichten al in 2016 op de eerste plaats, maar moest in 2018 tijdelijk plaatsmaken voor haar westelijke buurprovincie Friesland. Dat is weer "gerepareerd" in 2019, het verschil is verder toegenomen in 2020, vooral vanwege de enorme nieuwe zonneparken die in Groningen zijn opgeleverd.

Goed is in eerdere overzichten te zien dat in de meeste regio al in 2018 een versnelling van de uitbouw van PV heeft plaatsgevonden (curves knikken omhoog), lang voordat er überhaupt concreet sprake was van aan RES gerelateerde "ambities" die ingevuld moesten worden. En dat dit in 2019 herhaald is, met een extra versnelling, en wederom in sommige regio, in 2020. Opvallende versnellers in 2020 zijn, naast Groningen, Friesland, Drenthe, West-Overijssel, en de Cleantech sub-regio. Typische regio waar zonneparken zijn opgeleverd. Voor laatstgenoemde, provincie grens overschrijdende regio, Cleantech, zijn dat o.a. Zonnepark Voorst (Wilp - Voorst), Zonnepark Armhoede (Lochem), en de twee projecten in Zutphen (Fort de Pol en Circulus Berkel) geweest in dat jaar.

In 2021 waren verder opmerkelijke versnellingen te zien bij West-Brabant, wederom Cleantech, Parkstad, en Hoeksche Waard. Deze kunnen deels aan grotere zonneparken worden toegeschreven, die grote volumes inbrengen. Bijvoorbeeld, voor West-Brabant Bavelse Berg in Breda, het geluidswal project in Etten-Leur, een veld-installatie bij de Amer centrale (Geertruidenberg), zonnepark op Moerdijk bedrijventerrein, 2 exemplaren in Roosendaal, en het Evertkreekweg vrijeveld project in Steenbergen. Voor Parkstad in ieder geval de 2 grotere projecten Gulperweg in Kerkrade, en het Kreupelbusch zonnepark te Landgraaf. Voor Hoeksche Waard zijn geen grotere zonneparken bekend in 2021, waarschijnlijk is daar de groei van PV vooral te wijten aan voortvarende uitbouw op zowel residentiële daken, als op bedrijfsmatige rooftops.

Het gemiddelde van alle RES sub-regio nam toe van 115 MWp in 2018, tot 360 MWp in 2021. Een factor 3,1 verschil, in 3 jaar tijd.


(b) Evolutie van "kleinschalige" capaciteit PV / installaties <= 15 kWp per RES sub-regio 2018-2021*

Omdat de RES "opdracht" gaat over de extra taakstelling voor (de productie van) elektrisch vermogen uit installaties op land met een omvang groter dan 15 kW, heeft het CBS de totale volumes voor zonnestroom genererende capaciteit gesegmenteerd in installaties tot en met 15 kWp, en grotere installaties. In onderstaande grafiek geef ik daarom eerst de accumulatie van de capaciteiten bij alleen de kleine PV projecten tm. 15 kWp. Deze vallen dus buiten de "formele RES opdracht":

Hier zien we opeens een nieuwe sub-regio helemaal bovenaan verschijnen, de met grote inwoner aantallen "gezegende" Randstad regio Rotterdam/Den Haag, waar 363 MWp aan kleinschalig PV vermogen zou zijn geaccumuleerd, eind 2021. Op plaatsen 2 en 3 staan twee bekende spelers uit de eerste "totaal" grafiek, Metropoolregio Eindhoven (352 MWp), resp., een flink eind verderop, Friesland, met 310 MWp. Zoals is te verwachten, bij kleinschalige volumes, grotendeels op daken van woningen gerealiseerd, is de ontwikkeling "continu", zonder al te vreemde knikken in de curves. Wel zijn er duidelijke verschillen in tempo, wat vooral te maken heeft met het aantal inwoners en woningen in een bepaalde sub-regio, die immers de potentie voor residentiële (uitsluitend kleinschalige) zonnestroom opwekking goed weergeeft. Daarom vinden we de zwaar verstedelijkte sub-regio hier bovenaan, en dunbevolkte gebieden zoals Goeree-Overflakkee en Alblasserwaard, beiden in Zuid-Holland, helemaal onderaan. Het "tempo" in Zeeland is bescheiden, in de dicht-bevolkte, van veel residentiële daken voorziene sub-regio Arnhem/Nijmegen ligt dat veel hoger.

Er is in 2021 een bescheiden contingent van zo'n 1 MWp nog niet aan een sub-regio toegewezen door het CBS ("niet in te delen"). Het gemiddelde bij de kleinschalige projecten ontwikkelde zich van 62 MWp in 2018, tot 145 MWp per sub-regio in 2021. Een factor 2,3 maal zo hoog. Dit hoge tempo in de residentiële sector lijkt ongebroken in 2022; er zijn zelfs wachttijden ontstaan voor kleine installaties op woningen.


(c) Evolutie van "grootschalige" capaciteit PV / installaties > 15 kWp per RES sub-regio 2018-2021*

In navolging van de kleinschalige installaties (vorige grafiek, paragraaf 19b) geef ik in onderstaand diagram de evolutie van de accumulatie van de capaciteiten bij alleen de grote PV projecten, per stuk groter dan 15 kWp. Dit zijn de (zonnestroom) projecten die meeegerekend worden voor het behalen van de RES doelstellingen, naast uiteraard de hier verder niet behandelde windenergie projecten op land.

Deze grafiek lijkt sterk op het eerste exemplaar voor de totale volumes (paragraaf 19a), en dat is niet vreemd: de forse volumes die door grote projecten worden ingebracht tellen veel zwaarder mee, dan de residentiële / kleinschalige capaciteit, die immers in álle sub-regio een hoge vlucht heeft genomen. Het is dus niet verbazingwekkend dat bij de top 5 vergelijkbare spelers zijn te vinden, als in de grafiek met de totale volumes voor klein- plus grootschalige PV. Waarbij de verhoudingen tussen de sub-regio nog scherper worden dan ze al leken. Derhalve, Groningen weer bovenaan, met 845 MWp aan grootschalig PV vermogen, eind 2021. De nummer twee is ditmaal Friesland, met 602 MWp, op geruime afstand, met 531 MWp, gevolgd door de Metropoolregio Eindhoven. Alweer een stuk lager vinden we Drenthe, met 473 MWp aan grote projecten. Het gaat bij deze volumes grotendeels om grondgebonden zonneparken en de grotere floating solar projecten. De (grote) rooftops spelen bij dit "geweld" een veel kleinere rol.

Opvallend snelle groeier in 2021 is regio Noord- en Midden Limburg. Vermoedelijke kandidaten voor de rappe groei daar zijn de vele intensieve veeteelt boerderijen in Nederweert en Weert, met grote dak oppervlaktes, in Weert zelf ook nog 2 zonneparkjes, en in het noordwesten van Venlo de grote cluster aan zéér grote rooftop projecten op enorme distributie centra, alsmede een zonneparkje in Tegelen.

Wat lager vinden we een andere rep evoluerende sub-regio, Hart van Brabant, die al sinds 2019 flink versnelt. Hier zijn potentiële groei genererende kandiddaten de intensieve veehouderij in veel Brabantse gemeentes (vele grote stallen), zonnepark Tichelrijt in Dongen, diverse grote dak projecten in Tilburg, ditto in Waalwijk, en natuurlijk het in 2021 opgeleverde coöperatieve Langstraat zonnepark naast het oude Ecopark Waalwijk.

Hoe geringer de kans op grotere zonneparken, hoe lager in de rating. Het totale gemiddelde geeft een goede richtlijn voor een "scheiding der geesten", boven dat gemiddelde bevinden zich de sub-regio met 1 of meerdere grote zonneparken, die flinke versnellingen geven in het geplaatste vermogen. Met als goed voorbeeld Groningen, wat haar capaciteit in dit grote segment in 3 jaar tijd met een factor van bijna 6 liet toenemen ... Onder die gemiddelde lijn, schiet het niet voldoende op om echt een vuist te maken.

Voor grootschalige capaciteit was er eind 2021 een bescheiden contingent van zo'n 2 MWp nog niet aan een sub-regio toegewezen door het CBS ("niet in te delen"). Het gemiddelde bij de grootschalige projecten ontwikkelde zich van 53 MWp in 2018 (NB: 15% láger dan "kleinschalig", wat op 62 MWp begon), tot 215 MWp gemiddeld per sub-regio in 2021. Een factor ruim 4 maal zo hoog (bij "kleinschalig" was dat slechts een factor 2,3). En eind 2021 dus al 48% hóger dan het niveau van de kleinschalige capaciteit getoond in de vorige paragraaf. Het schiet dus veel meer op bij grootschalige, dan bij kleine installaties. Iets wat velen in hun oren mogen (blijven) knopen in energie transitie tijd met zéér hoge ambities ...


(d) Stroomproductie wind- en zonne-energie in RES sub-regio 2018-2021*

Een van de interessante andere data uit de nieuwe CBS gegevens zijn de door het cijfer instituut berekende totale hoeveelheden elektriciteit van de combinatie wind en zonnestroom op land (NB: cq. "binnenwater" in het geval van PV, floating solar), in de periode 2018-2021. Die zijn immers essentieel om de oorspronkelijke Klimaatakkoord afspraken voor 35 TWh in 2030 gerealiseerd te kunnen hebben. Van de totale hoeveelheid berekende wind + zonnestroom heb ik de volgende update van een eerder gepubliceerde grafiek gemaakt. Waarschijnlijk ontbreken er nog de nodige hoeveelheden data, zie de tekst onder de grafiek.

In deze grafiek alle berekende producties van wind- plús zonnestroom per sub-regio, in de periode 2018 tm. 2021, in Gigawattuur per jaar (1 GWh = 1 miljoen kWh). Er is een enorme cluster aan sub-regio die laag in de boom zitten met waarden onder de 500 GWh/jaar, die slechts een matige groei laten zien in de getoonde periode. Véél hoger in de boom zitten de provincies die het gemiddelde (zwarte streepjes-lijn) flink naar boven trekken. Al deze provincies hebben een flink aantal tot meerdere windparken cq. windturbines, en die zijn dan ook absoluut noodzakelijk, om meters te maken bij het invullen van de RES verplichtingen. Als u windenergie om wat voor subjectieve reden dan ook zou willen afwijzen, vergeet uw energie transitie dan maar, en ga wat anders doen. Want zonder wind gaan we het absoluut niet redden !

Om dit in perspectief te plaatsen. Heel Nederland zou volgens de geraadpleegde CBS data in de periode 2018-2021 een totale productie hebben gekend van 10,6 TWh in 2018, tot 21,4 TWh in 2021 (1 TWh = 1.000 GWh) aan wind plús zonnestroom.

2021 nog zeer incompleet
Nadere bestudering van de regionale cijfers, laat zien dat nog lang niet alle data voor wind- en zonnestroom productie bekend kunnen zijn, in ieder geval niet voor 2021. Zeeland zou een totale productie hebben die veel lager was dan in 2020. De zonnestroom productie zou zelfs, volgens de CBS data, gelijk zijn gebleven. Dat is onmogelijk, zeker bij de rechtlijnige groei van de totale capaciteit in die sub-regio (paragraaf a in deze sectie). Ergo: de cijfers voor 2021 zijn bij lange na nog niet definitief. Ook de data voor 2020 zouden nog kunnen wijzigen. Bij wind zijn voor 10 sub-regio de capaciteits-cijfers voor 2020 bijgesteld t.o.v. de update van 10 december 2021. De verwachting is dat zoiets ook nog voor zonnestroom kan gaan geschieden, zowel voor 2020 (relatief kleine wijzigingen), als voor 2021 (behoorlijke wijzigingen te verwachten).

Ook voor kampioen Flevoland en Rotterdam-Den Haag zien we "negatieve trends" bij de totale productie van zonnestroom en windstroom in 2021, voor Flevoland voorlopig nog wel leidend tot de hoogste voorlopig berekende productie voor 2021 (2,73 TWh). Kijken we naar de detail cijfers, zien we bij beide sub-regio positieve groeicijfers voor de tot dan berekende zonnestroom producties (zowel klein- als grootschalig), maar sterk negatieve trends bij de windenergie producties. Waarschijnlijk moeten nog heel wat data voor met name wind doorsijpelen naar het CBS voor voorgaand jaar. Al moeten we ook rekening houden met een gedeeltelijke verklaring van sanering van bestaande turbines. Windstats claimt dat er in totaal in Nederland in 2021 een capaciteit van 201 MW aan windturbine vermogen gesaneerd zou zijn, naast een nieuwe realisatie van 1.284 MW.

RES doel in cijfers
Kijken we naar het in 2021 zeer voorlopig bereikte totale volume voor wind- en zonnestroom, 21,4 TWh, is dat, zie het rode kader, inmiddels 61% van de doelstelling voor de productie van elektra uit hernieuwbare bronnen in 2030 (35 TWh). We hebben minder dan 8 jaar om de missende bijna 40% ingevuld te krijgen, nog zonder de inmiddels aangescherpte ambities.

Recent werd bekend dat RVO op basis van hun laatste cijfers voor alleen de SDE portfolio, bijna 4 TWh tekort zou gaan komen voor de RES doelstelling van genoemde 35 TWh. Cijferaar Martien Visser van Hanzehogeschool was minder pessimistisch, en komt met zijn laatste bevindingen op zo'n 2 TWh tekort (zie laatste paragrafen in SDE analyse PPV van 13 oktober jl.). Een motie, om genoemde 35 TWh "cap" van tafel te krijgen, van de hand van Bontenbal (CDA) en mede-indieners Boucke (D'66) en Grinwis (CU), is door de Tweede Kamer op 12 april 2022 aangenomen met meerderheid van stemmen.

Sub-regio rating
Voor een eerste analyse van de prestaties voor de cumulatie van wind- en zonnestroom bij de sub-regio tm. 2020, zie deze paragraaf in de vorige analyse. Omdat er momenteel kennelijk nogal wat data lijken te ontbreken voor 2021, met name substantiële hoeveelheden voor windenergie, is er nog niet iets definitiefs te zeggen over de onderlinge verhoudingen.

Voor RES sub-regio Groningen, waar reeds een forse groei is geconstateerd, berekende het CBS voorlopig een totale zonnestroom productie die is gegroeid van 233 GWh in 2018, naar 906 GWh in 2021, een toename van maar liefst 289% in 3 jaar tijd. Voor het perspectief: de productie van fotovoltaïsch opgewekte elektriciteit in "kampioen" Groningen bereikte in 2021 desondanks slechts 58% van de 1.549 GWh windstroom productie in dat jaar. Het totale volume wind- en zonnestroom voor Groningen nam, met de huidige bekende cijfers, toe, van 1.208 naar 2.455 GWh tussen 2018 en 2021 (zie grafiek).

Op fikse afstand van Groningen volgt een drietal sub-regio die nog aardig mee kunnen komen bij de zonnestroom productie: Drenthe, Friesland, resp. Metropoolregio Eindhoven. Met 696 GWh, 678 GWh, resp. 664 GWh in 2021. De volgende kandidaat, Noord- en Midden-Limburg, zit alweer veel lager, met 584 GWh.

Voor de totale nationale zonnestroom productie, verwijs ik u hier naar paragraaf 0(g).


(e) Evolutie van PV capaciteit per RES regio 2018-2021*, in Wp per inwoner - Goeree nog steeds "King Of Solar"

Zoals eerder al voor de provincies, en voor de gemeentes, is het zeker ook voor de qua omvang en inwoner aantallen totaal verschillende RES regio's belangrijk om het in de vorige grafiek getoonde "absolute" resultaat terug te rekenen naar een "normaal". De gebruikelijke manier om dat te doen is om het resultaat uit te drukken in opgesteld vermogen per inwoner. We kiezen daarvoor wederom de maatvoering Wp/inwoner, omdat dat enigszins voorstelbare getallen oplevert, zonder dat u "struikelt" over komma's of nullen. Voor de inwoner aantallen van de RES regio heb ik bij het CBS een tabel gevonden, die de situatie voor eind 2021 (capaciteit) resp. begin van het jaar (inwoner aantal) weergeeft. Voor eerdere jaren heb ik de inwoner aantallen voor die jaren gebruikt, en alles terug gerekend naar Wp/inwoner voor de betreffende jaren. Dan krijgen we uiteindelijk onderstaande grafiek.

Zeer opvallend bij de "normalisering" van de absolute volumes, getoond in de grafiek in sectie 19a, is het feit dat 1 RES regio met kop en schouders boven de rest uitsteekt, zoals ook al in de eerste versie van deze grafiek (eind 2020) bevonden, voor de overkoepelende RES regio. Dat is het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, met eind 2021 maar liefst 2.926 Wp per inwoner. Dit heeft vrijwel 1 exclusieve oorzaak: de oplevering van slechts 3 zonneparken. Grote exemplaren, bij Ooltgensplaat, en bij Melissant, in 2018. Waar aan in 2020 o.a. het grote zonnepark van Vattenfall (met accu opslag faciliteit en combi met windenergie, zie foto van Polder PV op Twitter) in Middelharnis is toegevoegd. Zodat de curve, zoals destijds al voorspeld, nog eens verder opwaarts werd omgebogen. De curve bleef ook in 2021 verder stijgen, het gevolg van nog eens 2 kleinere zonneparkjes (RWZI's Middelharnis en Goedereede), in combinatie met de nodige PV projecten op bedrijfsmatige daken, en natuurlijk de overal voorkomende blijvend hoge groei in het residentiële segment.

Let wel, dat op het niveau van uitsluitend gemeentes, Goeree niet het hoogste scoort, daar is in 2021 het Drentse Borger-Odoorn kampioen (paragraaf 17; Goeree vinden we daar pas op de 10e positie). Desondanks blijft Goeree zoals in de vorige analyses op het RES (sub) niveau zonder meer "Koning van de Zonnestroom".

De enige sub-regio die enigszins in de buurt kan komen op het niveau van de RES sub-regio zijn (provincies) Groningen en Drenthe, beiden "groot aandeelhouder" bij de grote zonneparken, en beiden een niet zulke grote bevolking hebbend, waardoor ze ook bij deze ratio bovenmatig hoog scoren. Al is het, met momenteel 1.898 resp. 1.781 Wp/inwoner wel op slechts 65% resp. 61% van het niveau bij Goeree. Kop van Noord-Holland, waar ook al de nodige grote zonneparken zijn opgeleverd, staat op plaats 4, met 1.591 Wp/inwoner.

Na Kop van Noord-Holland volgt nog een viertal andere sub-regio, Zeeland, Noord- en Midden-Limburg, Flevoland, en Friesland, die allen nog uitkomen boven de 1,25 kWp/inwoner. Dan valt er een "gat", en moeten de overige RES sub-regio het met (veel) minder dan 1.102 Wp/inwoner doen. Vanaf West-Brabant liggen de volumes onder de 1 kWp/inwoner. Gemeente Amsterdam, al jaren zeer voortvarend met de stimulering van zonne-energie, staat desondanks als RES sub-regio helemaal onderaan met 180 Wp/inwoner, vanwege haar grote bevolking van ruim 873 duizend inwoners, begin 2021. Ze moet daarbij de zeer grote, dichtbevolkte sub-regio Rotterdam/Den Haag zelfs voor laten gaan (275 Wp/inwoner).

Mijn eigen regio, Holland Rijnland, ook dichtbevolkt, staat op de zevende plaats van onderen in deze RES sub-regio rating (481 Wp/inwoner, t.o.v. 2020 zelfs een plaatsje weg gezakt). Het gemiddelde van alle 40 sub RES-sen is ge-evolueerd van 306 Wp/inwoner in 2018, naar 922 Wp/inwoner eind 2021 (zwarte streepjes-lijn). Een factor 3 verschil met de situatie in 2018.


Direct naar inhoudsopgave


(20) Voorbeeld kaarten aantallen PV installaties en -capaciteit per RES regio

In de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat zijn ook al enige tijd uitsplitsingen per RES regio, sub-regio e.d. opgenomen. Hier onder heb ik voor zowel de aantallen PV installaties, als de daarbij behorende capaciteit (in kWp), voor de situatie eind 2021, de 2 volgende kaartjes samengesteld. Deze zijn voor de hoofdregio (ES code in de RES systematiek), van de subregio was het niet mogelijk om kaartjes op dit niveau te genereren. In de bron info van Klimaatmonitor staat dat dit een update van 3 augustus 2022 zou betreffen, dus vrij recente informatie.

Kaartjes © Klimaatmonitor databank, wat gebruik maakt van geïmporteerde CBS data tm. 2021

Boven de verdeling van de aantallen PV installaties per RES regio volgens de getoonde update, met in een kleur schaal veel projecten (donkergroen, zie legenda), via oranje (middelmatig presterende regio) tot zeer weinig volumes hebbende regio (rood). Hier voeren de RES regio Noord-Holland Zuid met bijna 125 duizend installaties, en Rotterdam / Den Haag (bijna 122 duizend) de boventoon (kleurcode donkergroen). Voorts doen Friesland, Metropoolregio Eindhoven, Noord-Holland noord, en U16 het goed. De minder presterende kandidaten vinden we vooral in agrarische regio in een brede band in centraal Nederland. Waarbij Alblasserwaard en Goeree-Overflakkee (beiden Zuid-Holland) hier het laagst scoren (rood, 6.953, resp. 7.068 installaties in deze update). Het verschil tussen de "best" resp. "slechtst" presterende RES regio is in bovengenoemd kaartje voor de opgeleverde aantallen PV installaties een factor 18.

In het onderste diagram vinden we de verdeling van de bijbehorende PV capaciteiten, in kWp. Hier is een enigszins afwijkende verdeling te zien, wat alles heeft te maken met de enorme schaalvergroting bij niet-residentiële installaties en grondgebonden PV projecten. De grotere grondgebonden zonneparken met hoge impact concentreren zich met name in Noord-Oost Nederland, hier springen de RES regio cq. provincies Groningen en Drenthe boven alles uit (donkergroen, in de vorige update waren dat nog Groningen en Friesland), met 1.114 resp. 881 MWp. Waarbij Friesland en Metropoolregio Eindhoven nog enigszins mee konden komen (841 resp. 824 MWp).

Goede volgers zijn op dit punt regio Noord- en Midden-Limburg, en Noord-Holland Zuid (743 resp. 739 MWp). Wederom vinden we de minder presterende regio in een brede band in centraal Nederland. Met, ditmaal, Alblasserwaard en Hoeksche Waard, beiden in prov. Zuid-Holland, de rode lantaarndragers, met slechts 60 resp. 85 MWp capaciteit. Het verschil tussen de "best" resp. "slechtst" presterende RES regio is in bovengenoemd kaartje voor de PV capaciteiten een factor 19.

Er is natuurlijk nog veel meer over de RES regio te vertellen, maar dat gaat het huidige kader "presentatie van de actuele CBS statistieken" te ver voorbij.


Direct naar inhoudsopgave


(21) Segmentatie naar omvang en type installatie per provincie - 2021 toegevoegd

Een medio 2021 nieuw toegevoegd onderdeel in de cijfer bestanden van het CBS is een tabel waarin een andersoortige segmentatie wordt gegeven voor de verdeling in aantallen zonnestroom installaties en het daarmee gepaard gaande vermogen. Dit betreft een indeling naar de omvang van de installaties, die samenhangt met de indelingen gemaakt voor de RES regio statistieken. Hierbij wordt ten eerste onderscheid gemaakt in de verdeling tussen installaties per stuk maximaal 15 kWp ("klein vermogen"), en de grotere projecten ("groot vermogen"). Ten tweede, wordt voor het grote segment gesegmenteerd naar "type" installatie. En wel "groot vermogen op veld", resp. "groot vermogen op dak". Het CBS schaart ook drijvende zonneparken onder die categorie "groot vermogen op veld" (maar segmenteert verder in het geheel niet). In deze bijgewerkte paragraaf laat ik weer enkele ververste grafieken zien die zijn ontleend aan deze nieuwe indeling. De grafieken voor 2019 zijn ongewijzigd, de grafiek voor 2020 was in de vorige update 2020, momenteel ongewijzigd, maar nog "nader voorlopig". Het exemplaar voor 2021 is nieuw (vervangt de 1e half-jaar cijfers in de vorige update, nog zeer voorlopige resultaten).

De hier onder getoonde data betreft wederom een update voor 31 mei 2022.

(a) Aantallen projecten, segmentatie naar project omvang, jaren 2019, 2020**, en 2021*

In deze eerste set grafieken laat ik voor de kalenderjaren 2019, 2020, resp. 2021, separaat de verdeling van de totale aantallen projecten zien voor de kleine installaties tm. 15 kWp per stuk (linker kolommen), resp. voor de grote installaties groter dan 15 kWp per stuk (rechter kolommen). De Y-as voor de 3 getoonde periodes is verschillend, er is in 2020 en in 2021 immers al veel meer volume gerealiseerd dan in het voorafgaande jaar. De kolommen zijn weergegeven als stapelingen van de hoeveelheden per provincie, met de totale volumes in vetdruk bovenaan weergegeven. De sortering is telkens volgens de linker kolom (aantallen kleinere projecten), omdat die de dominante volumes weergeven. De grootste contribuerende provincie vinden we onderaan, als vanouds Noord-Brabant, de kleinste bovenaan (Flevoland). Waarboven ook nog een klein segment is gestapeld met projecten waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS.

Wat opvalt, is dat in 2020 de volgorde iets anders is geworden bij de categorie kleine installaties. Zuid-Holland komt op de 2e plaats, Gelderland op de 3e, terwijl Utrecht op de 6e en Overijssel op de 7e plaats terecht is gekomen. In 2019 stonden die paren precies omgekeerd in de rating. Eind 2021 zijn Overijssel en Utrecht weer gewisseld van positie, en is ditmaal Groningen voor Drenthe gekropen.

Het totaal aantal kleine installaties groeide in 2020 met 29%, van 1,033 naar 1,335 miljoen projecten, in 2021 nam dit verder toe met nog eens 25%, naar 1,665 miljoen installaties. Het aantal grote projecten steeg met dik 34%, van ongeveer 29 naar 39 duizend exemplaren (2020), en eind 2021 alweer naar bijna 48 duizend projecten (groei nog eens 23%). Het groei volume nam dus in ieder geval in 2020 sneller toe dan bij de kleinere projecten, maar mogelijk zijn er voor 2021 nog de nodige bijstellingen te verwachten die dezelfde kant op zouden kunnen wijzen. De totale volumes zijn natuurlijk veel kleiner, maar zoals we verderop zullen zien, is dat met de capaciteiten beslist een ander verhaal. Wel is het zo, dat de relatieve groei bij de grotere projecten aan het afkoelen is met de huidige data.

De verhouding "klein" staat tot "groot" nam wat de totale volumes betreft van 2019 naar 2020 af, van een factor 35 naar factor 34, eind 2021 weer iets groeiend naar een factor 35. In de vier belangrijkste provincies (NB, ZH, Gld en NH) is bij de kleine installaties in 2020 een volume van 741 duizend projecten vertegenwoordigd, 55,5% van het totale volume in dat segment, in 2021 was dat 934 duizend installaties, ruim 56% van totaal volume. Niet goed zichtbaar in de grafiek, is die verhouding bij de grote projecten in 2020 (NB, Gld, ZH en NH) 21.447 stuks, ruim 54% van het totale volume in dat segment. Dat is eind 2021 gegroeid naar 26.520 stuks, 55,5% van het totaal.

Voor het grote markt segment (installaties per stuk groter dan 15 kWp) heeft het CBS een aparte deel segmentatie naar "type" project gemaakt, zie paragraaf b.


(b) Aantallen projecten categorie "groot", segmentatie naar type installatie, jaren 2019, 2020**, en 2021*

Status cijfers: 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 nog zéér voorlopig.

De tweede set grafieken laat voor dezelfde drie kalenderjaren separaat de verdeling van het type installaties zien voor de grote project categorie (installaties per stuk groter dan 15 kWp). De linker kolommen geven de aantallen installaties op daken weer ("rooftop"), de rechter kolommen de zogenaamde "veld installaties". Let daarbij op, dat het CBS "installaties op binnenwateren" (lees: floating solar installaties) ook tot deze categorie rekent. Polder PV splitst dergelijke significant van karakteristieke grondgebonden opstellingen afwijkende projecten af en voert die al jaren separaat op in een aparte groep "niet rooftop" projecten (naast enkele andere categorieën zoals geluidswallen, vrijstaande carports e.d.). Maar daarbij is het ook zo, dat bijvoorbeeld vrijstaande carports met PV installatie, door het CBS weer tot de grote verzamelbak "rooftop" wordt gerekend, terwijl het in essentie "vrijeveld" projecten zijn. Zie ook de disclaimer voor de categorie veld installaties in Intermezzo 5, verderop !

De Y-as voor de 3 getoonde periodes is wederom verschillend, verder is de opzet vergelijkbaar als voor de grafieken in paragraaf (a). De grootste contribuerende provincie, wederom onderaan weergegeven, blijft ook hier Noord-Brabant, althans, voor de aantallen rooftop projecten. De kleinste contribuant bij de aantallen grote projecten op daken is Zeeland gebleven. Bij de veld installaties volgens de "definitie" van het CBS is de volgorde geheel anders. Daar was Noord-Holland in 2019 de grootste (29 projecten), in 2020 en 2021 heeft Groningen, met al 98, resp. 120 grote veld-installaties duidelijk de leiding genomen (in 2021 bijna 2x zo veel dan de nr. 2, ditmaal Drenthe, die op 65 exemplaren bleef steken volgens de CBS cijfers). Provincie Utrecht heeft het minste aantal grote veld installaties volgens het CBS (eind 2021 nog maar 14 stuks). Hier bovenop is wederom een klein segment gestapeld met projecten waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS (20x rooftop, maar geen "onbekende" veld-installaties).

De volgorde van de provincies is in de rating voor de rooftop installaties iets gewijzigd. In 2020 wisselde de volgorde van de koppels Limburg en Utrecht, evenals die van Groningen en Flevoland. Deze situatie werd bestendigd tm. eind 2021. Gelderland staat bij de grote rooftops op de 2e, Zuid-Holland op de 3e plek.

Het totaal aantal grote rooftop installaties groeide in 2020 met 33%, van 29.286 naar 38.971 projecten. 2021 voegde nog eens 21% toe, en kwam voorlopig op 47.181 installaties. Het aantal veld installaties, volgens de CBS data, nam van 2019 naar 2020 zeer sterk toe met 109% (ruime verdubbeling), van 206 naar 431 exemplaren, en nam dus in relatieve zin veel sneller toe dan bij de grotere rooftop projecten. In 2021 zouden er nog eens 171 aan zijn toegevoegd, met toen een totaal van 602 veld-installaties (incl. drijvende projecten), een groei van nog eens 40% t.o.v. EOY 2020. De verwachting is dat zeker op dit punt er nog wel wat zal moeten worden bijgeplust bij de CBS data.

De verhouding grotere rooftop staat tot veld installatie nam wat de totale volumes betreft van 2019 naar 2021 af, van een factor 142, via 90, naar een factor 78. In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de dakgebonden installaties in 2020 een volume van 21.308 projecten vertegenwoordigd, 55% van het totale volume in dat segment. Dat is in 2021 toegenomen naar 26.313 projecten, bijna 56% van totaal volume. Bij de veld installaties (vlg. CBS) was dat achtereenvolgens het koppel NH, Gr, Fr, Gld in 2019, 101 stuks, 49% van totaal, Gr, Dr, NH, Fr in 2020, 240 stuks, 56% van totaal, resp. Gr, Fr, Dr en NH in 2021, 305 stuks, 51% van totaal volume.

Intermezzo 5 - Disclaimer veld installaties cf. CBS

CBS hanteert geen duidelijke definitie van het concept veld installaties, behalve dan een recente toevoeging dat, kennelijk, floating solar projecten (PV projecten drijvend op binnenlandse wateren, waterbassins e.d.) hier óók toegerekend zouden worden. Daar staat tegenover dat installaties boven een parkeerplaats tot de dakinstallaties worden gerekend, waar ook vraagtekens bij gezet mogen worden. Dit laat onverlet, dat het instituut al jaren lang structureel te weinig volume toerekent aan deze zeer belangrijk geworden sector. Polder PV houdt als enige in Nederland systematisch en zeer gedetailleerd bij wat er wordt opgeleverd, en vooral bij de kleinere projecten gaat het vaak mis: CBS en ook diverse andere instellingen van naam kennen die vaak niet. Ze komen dus in het geheel niet in de (nationale) statistieken voor.

Wat aantallen betreft, zat Polder PV in het voorjaar van 2022 met zijn inventarisaties voor eind 2020 voor het totaal aan klassieke grondgebonden projecten, drijvende zonneparken, en PV op infra zoals geluidswallen (en inclusief 22 projecten waarvan het jaar van oplevering nog niet kon worden vastgesteld, maar wel vóór 2021 moet zijn geweest) op 490 projecten van elk 15 kWp of meer. Alleen dat volume is al bijna 14% meer dan wat CBS voor "alles" in het veld of op water e.d. rekent, 431 stuks (paragraaf 21b).

Wat capaciteit betreft zat Polder PV voor eind 2020 zelfs al op 2.211 MWp voor de som van klassiek grondgebonden projecten, drijvende zonneparken en PV op / langs infra (paragraaf 21d). Het CBS zat toen nog maar op 2.027 MWp. Het verschil is 9% meer capaciteit volume dan het CBS onder hun categorie "veld projecten" schaart.

Voor EOY 2021 is de stand van zaken: Polder PV met klassieke grondgebonden projecten + floating solar + PV op / langs infra 636 projecten, met 3.190 MWp. Het CBS claimt met hun voorlopige cijfers voor dat jaar voor hun "veld installatie incl. drijvende zonneparken" categorie 602 exemplaren, resp. 2.868 MWp. Polder PV zit voor dat jaar bijna 6% hoger bij de aantallen, en zelfs ruim 11% hoger bij de opgeleverde capaciteit.

Hierbij heeft Polder PV dan ook nog tm. 2021 68 carport en vergelijkbare zelfstandig dragende projecten staan van 15 kWp of groter, met een geaccumuleerd vermogen van van ruim 57 MWp, die hij als speciale categorie "vrijeveld installaties niet zijnde een gebouw" beschouwt. CBS gooit die projecten in de enorme rooftop verzameling, en identificeert dergelijke projecten in het geheel niet als zodanig.

Voor een eerdere vergelijking met de status van de bevindingen in de Participatiemonitor, zie ook het artikel van 19 november 2021.



(c) Capaciteit van projecten, segmentatie naar project omvang, jaren 2019, 2020**, en 2021*

Status cijfers: 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 nog zéér voorlopig.

† Sortering in alle 3 de grafieken is volgens de provinciale volgorde in de (linker) kolom installaties > 15 kWp
(in de vorige update waren de kolommen andersom weergegeven, de volgorde is nu "logischer")

Naar analogie van de set grafieken voor de aantallen installaties in paragraaf 21a, laat ik ditmaal voor de kalenderjaren 2019 tm. 2021, separaat de verdeling van de capaciteit van de betreffende projecten zien. In deze derde set grafieken dus wederom de verdeling van de volumes in MWp, voor de grote installaties groter dan 15 kWp per stuk (linker kolommen), resp. voor de kleine installaties tm. 15 kWp per stuk (rechter kolommen). De Y-as voor de 3 getoonde periodes is wederom, fors verschillend. In 2020 is er al veel meer capaciteit opgeleverd volume gerealiseerd dan in het voorafgaande jaar, en daar ging in 2021 alweer een fors volume bovenop. De grootste contribuerende provincie onderaan is wederom, constant, Noord-Brabant. De kleinste bovenaan is ditmaal, wat capaciteit toevoegingen in de sector grote installaties betreft, provincie Utrecht. Waarboven ook nog een klein segment is gestapeld met project volume waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS.

Er is een schril contrast t.o.v. de grafiek met de aantallen installaties (sectie a): daar valt de hoeveelheid grotere projecten bijna "in het niet" t.o.v. het aantal kleinere projecten. Bij de capaciteit is het volume van de grotere projecten juist fors groter dan bij de installaties van maximaal 15 kWp. De reden: de grote projecten verzameling bevat heel erg veel installaties met een zéér grote omvang, bij de zonneparken kan dat zelfs soms over de 100 MWp heen gaan, per stuk. Ter illustratie: in slechts 1 zonnepark van 100 MWp "passen" maar liefst 6.667 rooftop installaties met een capaciteit van maximaal 15 kWp. Ook vallen uiteraard alle grotere PV daken in de "grote" categorie, daarvan zijn er vele duizenden.

Omdat in 2019 - 2021 de capaciteit van de grotere projecten (elk groter dan 15 kWp) veruit het grootst was, is ditmaal de provinciale volgorde volgens die rating gesorteerd van onder naar boven, en is de grootste, meest dominant geworden categorie, vooraan gezet (links). Aan die volgorde is ook de rechter kolom gekoppeld, vandaar dat daar de omvang van de segmenten een "onlogische volgorde" hebben omdat de rating van de provincies voor de kleinere installaties beduidend verschilt van die bij de grotere projecten. Alle cijfers zijn per provincie toegevoegd, zodat duidelijk wordt wat de grootste en kleinste contribuanten zijn per categorie.

Evolutie 2020, 2021
Deze koppeling daargelaten, als we naar 2020 kijken, is de rating van de provincies voor de grotere projecten in 2020 op enkele punten gewijzigd t.o.v. de volgorde in 2019 (eerste grafiek). In 2020 is Groningen 3 plaatsen geklommen en op de 2e positie beland, Noord-Holland ging van de 2e plek in 2019 naar de 5e in 2020. Overijssel schoof 2 plaatsen op naar de 4e plek, Friesland werd gepasseerd door Limburg, en Drenthe steeg 2 plaatsen in de rating. Nogal wat veranderingen, dus.

2021 gaf ook weer de nodige wijzigingen in de rating volgorde te zien. Groningen zakte weer 1 plaats en zat eind dat jaar op de derde plek, achter Gelderland. Ook Overijssel viel terug, van de 4e naar de 6e positie. Friesland en Drenthe wisselden van plaats.

De totale capaciteit van de kleine installaties groeide in 2020 met 32%, van 3.473 naar 4.591 MWp. Daar bovenop volgde een groei van nog eens bijna 27%, tot een accumulatie van 5.810 MWp, eind 2021. Het volume bij de grote projecten steeg in 2020 met een spectaculaire 69%, van 3.753 naar 6.358 MWp. Dit zwol in 2021 verder aan tot 8.608 MWp, weer 35% bovenop het EOY 2020 volume. Deze toenames zijn dus (veel) groter geweest dan bij de kleinere projecten. De totale volumes waren in 2019 sowieso al groter dan bij de kleinere installaties, en zijn dus behoorlijk verder uitgelopen. De toenames bij de aantallen grotere projecten waren veel bescheidener, 34% (2019-2020) resp. 23% (2020-2021; zie paragraaf 21a), vingerwijzing numero zoveel voor de continue schaalvergroting van de project capaciteiten.

De verhouding van de volumes "grote" staat tot "kleine" projecten nam wat de totale capaciteiten betreft van 2019 naar 2020 toe, van een factor 1,08 naar factor 1,38. Dit werd nog iets verder verhoogd naar een factor 1,48, in 2021.

In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de kleine installaties in 2020 een volume van 2.515 MWp vertegenwoordigd, bijna 55% van het totale volume in dat segment. In 2021 zwol het absolute volume in dezelfde vier provincies aan tot 3.218 MWp, en nam het aandeel wat toe, naar 55,4%.

Die verhouding is bij de grote projecten in 2020, met de vier provincies NB, Gld, Ov en NH, 2.909 MWp, 46% van het totale volume in dat segment. In 2021 wijzigde dat, met het kwartet NB, Gld, Gr en NH, met 4.175 MWp, in al bijna 49% van het totale volume dat jaar. Er is in beide jaren dus iets meer volume bij de andere provincies terug te vinden, in vergelijking bij de verhoudingen bij de kleine installaties.

Voor het grote markt segment (installaties per stuk groter dan 15 kWp) heef het CBS wederom een aparte deel segmentatie naar "type" project gemaakt, zie paragraaf d.


(d) Capaciteit van projecten categorie "groot", segmentatie naar type installatie, jaren 2019, 2020**, en 2021*

Status cijfers: 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 nog zéér voorlopig.

† Sortering in alle drie de grafieken is volgens de provinciale volgorde in de (linker) kolom rooftop installaties > 15 kWp

Tot slot, in deze laatste paragraaf, en wederom naar analogie van de set grafieken voor de aantallen installaties in paragraaf 21b, laat ik voor de kalenderjaren 2019, 2020, en 2021, separaat de verdeling van de capaciteit van de betreffende projecten zien, verdeeld over de grotere rooftop resp. de veld installatie projecten. In deze laatste set grafieken dus wederom de verdeling van de volumes in MWp, voor de grote (>15 kWp) systemen op daken (linker kolommen), resp. voor de veld installaties groter dan 15 kWp per stuk (incl. drijvende projecten cf. indeling CBS) in de rechter kolommen. Ook hier is de Y-as voor de getoonde periodes sterk verschillend door de hoge groei in 2020, die werd gecontinueerd in 2021. De grootste contribuerende provincie onderaan is wederom Noord-Brabant bij de rooftop installaties > 15 kWp. Zouden we echter sorteren op de volgorde bij de veld-installaties > 15 kWp, zou in alle drie de gevallen de belangrijkste contribuant op dit vlak, provincie Groningen, onderaan de kolom komen (met 241, 577 [2020], resp. 643 MWp in 2021).

De kleinste bovenaan is ditmaal, wat capaciteit toevoegingen betreft, bij de rooftops, provincie Zeeland in 2019 (85 MWp), in 2020 en 2021 is dat provincie Drenthe geworden (125 resp. 174 MWp). Bij de veld-installaties was de minst contribuerende provincie in 2019 op vrijwel hetzelfde niveau Limburg en Utrecht (ruim 12 MWp), in 2020 en 2021 is Utrecht de minst bijdragende provincie op dit gebied. Met bijna 13 MWp in 2020, en bijna 60 MWp, in 2021 (minder dan driekwart van de capaciteit in Limburg). Er zijn wel plannen, bijvoorbeeld in het Rijnenburg poldergebied bezuiden gemeente Utrecht, maar die zijn nog lang niet geconcretiseerd, en ook niet on-omstreden.

Bovenop de kolommen is zoals gebruikelijk ook nog een klein segment gestapeld met project volume waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS. Dit was echter nihil voor de grotere veld installaties in 2019 - 2021, voor de grotere rooftop projecten was dat volume 524 kWp in 2019, wederom "nul" in 2020, en 2,0 MWp in 2021. De volumes zijn zo klein dat ze (bijna) niet zichtbaar zijn in de grafiek.

Omdat in deze 3 jaren de totale capaciteit van de rooftop projecten (elk groter dan 15 kWp) het grootst was, is ditmaal de provinciale volgorde volgens die rating gesorteerd. Daaraan is ook de rechter kolom gekoppeld, vandaar dat daar de segmenten wederom een "onlogische volgorde" hebben omdat de rating van de provincies voor de veld installaties beduidend verschilt van die bij de rooftop projecten. Alle cijfers zijn per provincie toegevoegd, zodat duidelijk wordt wat de grootste en kleinste contribuanten zijn per categorie.

Verhoudingen 2020, 2021
Als we naar 2020 kijken, is de rating van de provincies weer op enkele punten gewijzigd t.o.v. de volgorde in 2019 (eerste grafiek). Bij de rooftop projecten is bij de laagst genoteerde drie provincies de volgorde gewijzigd van Dr, Gr, Zld, naar Gr, Zld, Dr in 2020. Daar bovenop, is Zuid-Holland ook nog voor haar noorderlijke buurprovincie gekropen in 2021. Kijken we naar de veld installaties, is de rating inmiddels weer aardig omgegooid, vanwege de hoge impact van dergelijke projecten op de totale capaciteit volumes, zelfs tot op provinciaal niveau. De volgorde van groot naar klein was in 2019 Gr-Zld-NB-Dr-Fl-Fr-NH-Ov-ZH-Gld-Ut-L (van 241 naar 12 MWp), in 2020 is dat Gr-Dr-Fr-Zld-Ov-Gld-Fl-NB-ZH-NH-L-Ut geworden (van 577 naar bijna 13 MWp). Een flinke "shake-up" van de rating, dus. Waarbij wel gesteld moet worden, dat het volume voor Utrecht veel te laag is, vanwege een eerder in deze analyses gesignaleerde, hoogst merkwaardige negatieve bijstelling van de capaciteit bij Eemnes.

In de voorlopige cijfers voor 2021 is de volgorde wederom flink opgeschud: Gr-Dr-Gld-NB-Fr-Ov/Fl-Zld-NH-ZH-L-Ut (Overijssel en Flevoland ex aequo; volumes van 643 naar 60 MWp).

De totale capaciteit van de grote rooftop installaties groeide in 2020 met 60%, van 2.714 naar 4.330 MWp. In 2021 kwam daar nog eens 33% bovenop, resulterend in een capaciteit van installaties van 15 kWp of groter, van totaal 5.740 MWp op daken. Het volume bij de grote veld systemen steeg - volgens de CBS data - met een spectaculaire 95%, van 1.039 naar 2.027 MWp, en nam dus veel sterker toe dan bij de rooftop projecten. In 2021 is er nog eens ruim 41% bijgekomen t.o.v. EOY 2020, resulterend in een voorlopig totaal volume van 2.868 MWp.

De toename bij de aantallen grotere rooftop projecten was veel bescheidener, in 2019-2020 33%, en nog eens 21% in 2021 (zie paragraaf 21b). Een teken dat ook binnen die belangrijke categorie steeds grotere installaties worden geplaatst. Wel lijkt de hoge groei wat te zijn verminderd, gezien de afgenomen relatieve toename in 2021.

De verhouding van de volumes rooftop projecten staat tot veld installaties nam wat de totale capaciteiten betreft van 2019 naar 2021 af, van een factor 2,6, via 2,1 (2020), naar nog maar factor 2,0 (2021). Dit betekent, dat het aandeel van het volume aan veldopstellingen is toegenomen ten koste van het - nu nog - veel grotere aandeel bij de projecten op daken.

In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de grote rooftop installaties in 2020 een volume van 2.395 MWp vertegenwoordigd, ruim 55% van het totale volume in dat segment. Het aandeel is verder gegroeid in 2021, bij een volume van 3.278 MWp toegenomen tot ruim 57% van de accumulatie in heel Nederland. Bovengenoemde verhouding is bij de grote veld projecten in 2020, met de provincies Groningen, Drenthe, Friesland, en Zeeland, 1.197 MWp, 59% van het totale volume in dat segment. In 2021 is dat, met op de derde en vierde positie ditmaal Gelderland en Noord-Brabant, 1.550 MWp geworden bij de eerste vier, goed voor een stuk lager aandeel van ruim 54% t.o.v. het totale volume.


(e) Capaciteit per type installatie per provincie in de jaren 2019, 2020**, en 2021* - update

In deze laatste sectie geef ik drie nieuwe grafieken, waarbij de trend bij de ontwikkeling van gerealiseerde capaciteit per type installatie, tm. 15 kWp, rooftop groter dan 15 kWp, resp. veldinstallaties incl. drijvende ("floating solar", FS) systemen groter dan 15 kWp, volgens CBS opgaves, wordt uitgezet, met de provincies op de X-as. En dit voor de jaren 2019 (definitieve cijfers), 2020 (nader voorlopige cijfers), en 2021 (nog zeer voorlopige cijfers, grafiek reeds eerder getoond in een eerste overzicht met de nieuwe cijfers voor dat jaar). Omdat de realisaties (fors) zijn toegenomen, is de Y-as telkens aangepast.

In deze drie grafieken wordt het "karakter" van de ontwikkelingen per provincie al aardig duidelijk. Kampioen in "bijna alles" wat uitbouw van zonnestroom betreft, Noord-Brabant, heeft een zeer hoog aandeel aan capaciteit gerealiseerd op de grotere daken (installaties groter dan 15 kWp), weergegeven in de blauwe kolom segmenten. De volumes groeiden van 542 MWp in 2019 naar al 1.305 MWp in 2021 in deze grote zuidelijke provincie. Noord-Brabant is daarmee de eerste provincie die al ver over 1 GWp aan PV installaties op de daken had liggen in dat jaar. Geen enkele andere provincie komt in de buurt van deze zeer hoge volumes. Gelderland had in 2021 nog maar 771 MWp in dat segment gerealiseerd, slechts 59% van het volume in Noord-Brabant. De aandelen van dit marktsegment op de totaal volumes per provincie lagen eind 2021 tussen de 18% in Groningen en 51% in Noord-Brabant.

Ook het kleinste marktsegment, installaties tm. 15 kWp, die CBS voor het gemak als "alleen rooftops" beschouwt (wat uiteraard niet klopt, ik ken vele kleine veldopstellingen die daar onder vallen wat opgesteld vermogen betreft), is het hoogst bij Noord-Brabant, waarvan de evolutie cijfermatig ook is weergegeven: van 568 via 784 naar 1.031 MWp in 2021 (oranje kolom segmenten). Ook hier is Noord-Brabant dus weer de eerste provincie met in het kleine rooftop segment meer dan 1 GWp. Drie andere provincies kunnen hierbij nog redelijk meekomen, te weten Gelderland, Zuid- en Noord-Holland, met ook hoge volumes van dergelijke kleinere projecten (tussen de 812 en 640 MWp voor het benoemde drietal). De relatieve aandelen van dit marktsegment lagen in 2021 tussen ruim 24% bij Groningen, en bijna 52% in Utrecht.

Voor de veld-installaties (groene kolom segmenten) moeten we echter de aandacht op een andere provincie richten, uiteraard Groningen (helemaal links in de grafiek). Waarbij de combinatie van klassieke grondgebonden projecten én drijvende zonneparken (die het CBS op een hoop gooit) record volumes heeft laten zien bij de realisaties. Volgens de CBS cijfers van 31 mei 2022 evoluerend van 241 via 577 naar alweer 643 MWp, eind 2021. Waarbij ook goed notie genomen moet worden van het feit, dat dit volume al 58% van de totale gerealiseerde capaciteit in die provincie betreft (1.114 MWp). De realisatie van met name het segment met grotere dak installaties blijft daarbij achter (blauwe segment: 202 MWp in 2021, 18% van totaal gerealiseerd volume volgens het CBS).

Op het vlak van de gerealiseerde capaciteit bij veld-installaties (zonneparken sensu lato) scoren voorts met name de provincies Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant en Friesland relatief hoog. Met volgens het CBS gerealiseerde volumes tussen de 428 MWp (Drenthe) en 237 MWp in Friesland. Relatief bezien, lagen de aandelen van dit marktsegment t.o.v. de totale volumes, eind 2021, tussen slechts 7% bij Limburg, en 58% in Groningen. Limburg verdringt daarmee Utrecht van de laatste plaats bij dit relatieve aandeel, maar heeft in absolute zin wel wat meer capaciteit in zonneparken staan (83 om 60 MWp). Bij de relatieve aandelen van de zonneparken op de totaal volumes, volgen na Groningen, Drenthe (49%), Zeeland (36%), en Flevoland (31%).

Het zeer zonnige Zeeland blijft in veel opzichten nog steeds achter, met "slechts" 559 MWp gerealiseerd totaal volume in 2021. Het is dat er enkele grotere zonneparken zijn gerealiseerd, waarvan het aandeel op het totaal volume 36% is geweest (202 op 559 MWp, na Groningen en Drenthe het hoogste aandeel op het totaal), anders had ze zeer laag uitgekomen. In het relatief kleine Flevoland blijven de totale volumes ook relatief bescheiden (581 MWp), al is het aandeel van de grotere rooftop installaties, ruim 42% van het totaal volume, hier een belangrijke drijvende kracht. Er zijn dan ook talloze grote boerderij daken in deze provincie, wat al vroeg tijdens een fietsexcursie in 2013 in deze provincie door Polder PV werd vastgesteld.

Helemaal rechts vinden we nog een "rest" categorie in de CBS cijfers terug, niet in te delen projecten waarvan (nog) niet bepaald kon worden in welke provincie de installatie ligt (in 2021 nog maar 2,9 MWp van 14,42 GWp totaal voor heel Nederland).


Direct naar inhoudsopgave


Conclusies

Zoals al meermalen gesteld door Polder PV, heb je bij zonnestroom statistieken meerdere winnaars. Het hangt er helemaal vanaf wat voor soort factor of verhouding je bekijkt. Wel duidelijk is, dat de stortvloed aan reeds opgeleverde grote PV projecten inmiddels al goed is terug te vinden in de ranglijstjes van zowel provincies, RES-regio, als van gemeentes. Regio die hoog scoren op het gebied van (gerealiseerde) grote projecten, zullen we bovenaan in de ratings vinden. Gemeentes en provincies die matig scoren met dergelijke grote hoeveelheden capaciteit inbrengende projecten, zullen steeds verder afglijden naar de onderste regionen. Zelfs al blijft de residentiële markt voor grote volumes zorgen, waar het vooralsnog, gezien de energie crisis tijd, wel naar uitziet, heeft dat overal ongeveer een vergelijkbare impact. Het zijn de projecten, en, vooral, de grondgebonden parken, die de piketpalen doen verzetten in statistiek land. Dat werkt zelfs - sterk - door tot in relatieve maatvoeringen, zoals Wp per inwoner. Elk nieuw zonnepark van betekenis zal in de verhoudingen tussen gemeentes op zowel absoluut gebied (MWp per gemeente), als op de relatieve maatvoering (Wp/inwoner) flinke verschuivingen blijven geven.

Op provinciaal gebied zullen vooral concentraties van zonneparken de verhoudingen op dat schaalniveau gaan beïnvloeden. We weten nu al, gezien de grote hoeveelheid beschikkingen voor zonneparken in vooral de noordelijke provincies, Groningen en Drenthe, én de nog veel grotere hoeveelheid plannen voor dergelijke projecten daar, dat ook op het provinciale niveau het een en ander aan verschuivingen is te verwachten, zoals dit de afgelopen jaren al in duidelijke mate reeds is geschied. Maar daar overheen, is de focus van diverse project ontwikkelaars al een tijdje deels verlegd naar andere regio in Nederland. Zoals Noord-Brabant en (Noord) Limburg, waar al rap netproblemen vanwege alle geclaimde capaciteit zijn ontstaan, volgens de inmiddels bekende netkaart voor heel Nederland, via de website van Netbeheer Nederland (alhier, gescheiden kaartjes voor netafname resp. netinvoeding). Komende updates van de CBS cijfers zullen laten zien, op welk getalsmatig niveau de resulterende verschuivingen tussen de provincies zich verder zullen manifesteren.

Wat de meest recente statistiek cijfers ook onherroepelijk blijven tonen: het gaat zeer hard met de evolutie van aantallen PV installaties, en, vooral, met de capaciteit ontwikkeling. 2018 tm. 2020 waren elke keer weer record jaren. 2021 lijkt vooralsnog een kleine afkoeling te laten zien, het realisatie tempo lijkt te vertragen. Al moet daar bij worden gezegd, dat er nog steeds de nodige zaken kunnen worden bijgeplust voor dat jaar. Dat we sowieso nog veel capaciteit zullen gaan verwelkomen, komt vooral vanwege de miljarden Euro's aan SDE beschikkingen die er reeds zijn vergeven aan duizenden grote(re) zonnestroom projecten. De komende jaren gaan we daarvan weer heel erg veel gerealiseerd zien worden, al zullen de problemen met beperkte net capaciteit op diverse fronten steeds vaker roet in het eten gaan gooien. Wat betekent dat er ook weer forse, reeds beschikte volumes, zullen gaan wegvallen. Voor de RES regio gelden uiteraard vergelijkbare overwegingen.


Direct naar inhoudsopgave


Bronnen / verder lezen

Extern (CBS data voor 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 voorlopig):

Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio Gewijzigde CBS tabel, update 31 mei 2022, met 1e voorlopige kalenderjaar data voor heel 2021. Beschikbare jaren: 2019-2021.

Zonnestroom; vermogen, bedrijven en woningen, regio (indeling 2019) CBS statistiek "nieuwe aanpak", update 9 juli 2021 (niet bijgewerkt).

Zonnestroom; vermogen zonnepanelen woningen, wijken en buurten, 2019 CBS statistiek op lagere niveaus, update 25 juni 2021 (niet bijgewerkt)

Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio Gewijzigde CBS tabel, update 15 augustus 2022, in het kader van verbetering energie statistieken onder de VIVET regeling. Jaren 2018-2021.

Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen Gewijzigde CBS tabel, update 16 juni 2022, met berekende productie van zonnestroom per kalenderjaar. Tm. 2021.

Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik. Update 26 september 2022, met o.a. berekende zonnestroom producties per maand en per jaar, tm. juli 2022.

Energieverbruik woningen; woningtype, oppervlakte, bouwjaar en bewoning, update / wijziging systematiek, 14 oktober 2022, met o.a. percentage woningen met PV-installaties.

Hernieuwbare energie in Nederland 2021 Het jaarlijkse totaal overzicht met de stand van zaken over energie uit hernieuwbare bronnen, gepubliceerd door het CBS op 30 september 2022 (longread web publicatie hier)

Bijstelling aandeel hernieuwbare energie 2020 (10 december 2021). CBS stuurt bijstellingen van cijfers over "hernieuwbare energie productie in Nederland" door naar Eurostat, en hoogt zowel het opgestelde vermogen van PV installaties op (10,7 > 10,9 GWp), als de berekende zonnestroom productie (8% meer, 2,2 PJ).

Klimaatmonitor databank Gebruikt voor reconstructie van kaartjes met CBS input data in paragrafen 18 en 20

Tweets van Martien Visser (Hanzehogeschool Groningen / Energieopwek.nl), bijna dagelijks interessante bijdragen, met materiaal uit de eigen database in combinatie met die van het CBS

Intern - eerdere artikelen Polder PV over de meest recente zonnestroom data van het CBS, gepubliceerd in 2020 en 2021 (voor 2019 zie bronnen lijst in overzicht van update 10 december 2020, en ditto, in overzicht van update 10 december 2021):

2022

Luchtfoto onderzoek CBS Kadaster continued (aanvulling op eerder verschenen artikel, 8 september 2022)

Record zonnestroom productie eerste half jaar 2022 - CBS vs. Energieopwek.nl cijfers (7 september 2022)

Eerste (geringe) bijstelling CBS cijfers stroom uit hernieuwbare bronnen en zonnestroom capaciteit over het jaar 2021 - grafische analyse (7 juni 2022, bevat een set grafieken ook opgenomen in de huidige analyse)

Bijna 1 op de 5 woningen heeft zonnepanelen (12 mei 2022). Persbericht website Independer, met statistieken die ontleend zouden zijn aan Klimaatmonitor [dus: CBS], waar echter de nodige cijfers niet blijken te kloppen, zoals een gesuggereerde "2,76 miljoen woningen" die op de gestelde datum zonnestroom zouden opwekken. Wat hoogst onwaarschijnlijk is, gezien de huidige status bij CBS, eind 2021: 1,58 miljoen woningen met PV en groei in heel kalenderjaar 2021 321 duizend stuks. Er zijn ook diverse kaartjes gemaakt op basis van de geclaimde bron, Klimaatmonitor, hier. Zie ook Twitter draadje n.a.v. dat bericht, start met post Melvin van Melzen over artikel in Energeia, 24 okt. 2022. Er lijkt iets grondig misgegaan te zijn bij de extractie van data door Independer. Zie bijvoorbeeld deze tweet van Polder PV (25 oktober 2022).

CBS cijfers 2021 II - details zonnestroom en context t.o.v. andere hernieuwbare bronnen (8 maart 2022)

Eerste CBS cijfers stroom uit hernieuwbare bronnen en zonnestroom capaciteit over het jaar 2021 (7 maart 2022)

2021

De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - 2019 definitief, 2020 nader voorlopige, en reeds eerste voorlopige detail resulaten medio 2021. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie (introductie tot de vorige detail analyse van CBS zonnestroom data, 30 december 2021; voor analyse zelf zie hier)

Wederom opwaardering gerealiseerde PV capaciteit voor kalenderjaar 2020 door CBS - nog eens 233 MWp toegevoegd: jaargroei naar 3.724 MWp, accumulatie 10,95 GWp (12 december 2021)

"Hernieuwbare Energie in Nederland 2020" CBS gepubliceerd & updates zonnestroom productie (30 september 2021)

De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - 2019 definitief, 2020 voorlopige detail resulaten. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie (introductie tot detail analyse van CBS zonnestroom data, 22 juli 2021; voor analyse zelf zie hier)

Fors aangepaste jaarcijfers CBS over kalenderjaar 2020 - eerste update (13 juli 2021)

Definitieve cijfers zonnestroom CBS bekend over kalenderjaar 2019 - grotendeels opwaartse bijstellingen (30 juni 2021)

Elektriciteit productie QI 2021 - 6% stijging, zowel inzet kolen, biomassa, wind- en zonnestroom flink toegenomen (8 juni 2021)

CBS update 2020 II. Energie productie uit hernieuwbare bronnen, aandelen en productie volumes - segmentaties 4 deel sectoren, zonne-energie naar 1,51% (31 mei 2021)

Marginale 1e aanpassing cijfers zonnestroom CBS over 2020: 3.039 MWp jaargroei; 10.216 MWp eindejaars-accumulatie (31 mei 2021)

Eerste CBS cijfers voor kalenderjaar 2020 (24 februari 2021)

Vervolgonderzoek CBS "regionale zonnestroomcijfers" leidt tot vele vragen - en weinig concrete antwoorden (31 januari 2021)

2020

"The ultimate" CBS grafiek update van de hand van Polder PV, tm. 2019, zie ook introductie op website Polder PV (30 december 2020)

Aandeel CertiQ PV bestand op totaal volumes 2019 iets lager, maar nog steeds hoog (relatie CertiQ / CBS data; 15 december 2020)

Zonnestroom markt omvang 2019 fors opwaarts bijgesteld door CBS - van 2.265 naar 2.569 MWp jaargroei (+13,4%) (eindejaars revisie CBS PV data voor 2019; 14 december 2020)

Verschillen tussen berekende maandproductie zonnestroom CBS en energieopwek.nl (4 december 2020)

Wijziging oude jaargroei cijfers PV capaciteit 2018 CBS in "Hernieuwbare Energie" rapport 2019 blijkt onterecht > herstel status medio juni (16 oktober 2020)

Wederom wijziging oude jaargroei cijfers PV capaciteit 2018 en 2019 bij CBS - in "Hernieuwbare Energie" rapport 2019 (NB: cijfers later bijgesteld, zie bericht 16 okt. 2020; 30 september 2020)

Nieuwe detail data zonnestroom markt bij CBS tm. 2019 - uitgebreide grafieken sectie ververst (26 augustus 2020, introductie tot uitgebreide grafieken update, met CBS data tm. - voorlopige - 2019 cijfers)

Wederom lichte aanpassing CBS cijfers zonnestroom productie (7 juli 2020)

CBS update (4). Oude en nieuwe indelingen voor RES data; status grondgebonden zonneparken, Polder PV versus "officiële nationale statistiek" (22 juni 2020)

CBS update (3). Nieuwe contributie aan Klimaatakkoord - segmentatie zonnestroom productie per RES regio (19 juni 2020)

CBS update (2). Lokale segmentaties zonnestroom capaciteit bedrijven vs. woningen (19 juni 2020)

Wederom een CBS update met cijfers zonnestroom Nederland - 2018 & 2019 data gewijzigd, 2019 eerste segmentatie cijfers (19 juni 2020)

Nieuwe CBS cijfers deel II. Definitieve segmentatie woningen tm. 2018 (30 mei 2020, met prognose meer dan 1 miljoen woningen met zonnepanelen in 2020)

CBS past cijfers energie uit hernieuwbare bronnen aan - zonnestroom capaciteit en productie neerwaarts bijgesteld, groei 2019 2.323 MWp (30 mei 2020)

CBS - zonnestroom naar record productie van 5,2 TWh, vierde stroom productie bron NL in 2019 (voorlopige cijfers; 23 maart 2020)

Eerste - voorlopige - cijfers CBS voor energie uit hernieuwbare bronnen 2019, inclusief zonnestroom - jaargroei 2.402 MWp (4 maart 2020)

 

Algemeen zonnepanelen statistiek

VIVET: betrouwbare data fundament voor de energietransitie (28 oktober 2021). Stand van zaken over gigantische operatie om "witte vlekken" m.b.t. de data voorziening rond energie uit hernieuwbare bronnen e.a. energie zaken te helpen oplossen, ook wel "verbetering van de informatievoorziening voor de energietransitie" (VIVET).

Een meestervervalser helpt bij het herkennen van zonnepanelen (20 juli 2021, CBS; beeldherkenning zonnepanelen van satelliet / luchtfoto's revisited - algorithmes, en hulp "uit onverwachte hoek")

Slim zonnestroom in kaart brengen (4 juni 2021, CBS). Update van eerder gepubliceerd artikel. Over de nieuwe opzet publiceerde Polder PV op 30 mei 2018 al een uitgebreid commentaar.

Innovatieve methode voor het schatten van de opbrengst van zonnestroom (3 juni 2021, CBS). Nieuwe methodiek om berekende opbrengsten van zonnepanelen per regio nog nauwkeuriger proberen af te schatten, met hulp van instralingsdata satellieten en monitoring gegevens van PV Output portal. I.s.m. van Sark van Univ. Utrecht.

Zonnepanelen automatisch detecteren met luchtfoto’s (10 januari 2019, NB Webarchive link, origineel niet meer beschikbaar bij CBS). Nadere uitleg van vorderingen van "bèta product" in ontwikkeling bij het CBS, het "tellen" van zonnepanelen op basis van lucht / satelliet foto's. Onderzoeksproject "Deep Solaris", samen met de Open Universiteit, en de statistische bureaus van Vlaanderen en Duitsland, "om een zo compleet en gedetailleerd mogelijk beeld te krijgen van geïnstalleerde zonnepanelen. Onderdeel van dit project is het opleveren van een interactieve kaart met de locaties van zonnepanelen in Vlaanderen (BEL), Noordrijn-Westfalen (BRD) en Limburg (NL). Deze locaties worden automatisch bepaald op basis van luchtfoto’s. Van deze locaties kunnen regionale statistieken met aantallen zonnepanelen worden gemaakt". Verschillende onderzoeksmethodieken worden aan de tand gevoeld, en uiteindelijk zijn er twee geselecteerd omdat die de beste resultaten blijken te geven (zogenaamde "Xception" en "VGG16" methodieken). Het CBS geeft aan, dat deze specifieke modellen in het vervolg van het project gebruikt zullen gaan worden om de eerste interactieve kaart op te leveren, waarbij ook luchtfoto’s van Vlaanderen zullen worden gebruikt. Deze wordt in februari 2019 verwacht. Ook zullen de resultaten worden aangeboden voor publicatie in een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift. Deze paper zou aan het eind van het eerste kwartaal van 2019 worden aangeboden. Een van de vervolg trajecten zal zijn "te onderzoeken in hoeverre satelliet data toepasbaar is voor de detectie van (grootschalige) zonne-installaties". Spannend en veelbelovend onderzoek, in ieder geval ! En mogelijk een mooie aanvulling op het intensieve werk aan de inventarisatie van de projecten markt in NL door Polder PV. Zie ook nagekomen bijdrage van 8 september 2022 (vervolg onderzoek).

Innovatief onderzoek CBS inspireert datascientists (13 augustus 2018). Nieuw onderzoek naar "big data" bij CBS, o.a. met betrekking tot zonne-energie (bedoeld wordt met name: zonnestroom / PV).

Zonnestroom naar regio Kremer, A.M. & Segers, R. (22 juni 2018). Compleet nieuwe onderzoeks-systematiek voor bepaling zonnestroom statistieken voor Nederland, met uitgebreide toelichting van methodieken, aannames, controles, en de eerste resultaten. Centraal Bureau voor de Statistiek / SLO, team Energie (Den Haag). - pp. 1-15. Downloadbare pdf.

Productie van zonnestroom op regionaal niveau - pdf van het CBS met toelichting van onderzoek en een zeer ingewikkelde reconstructie methodiek.

Extern gerelateerd

Factsheets Zon. Verzameling oudere overzichten "per RES Regio" ("Regionale Energie Strategie") bij RVO, uitgevoerd door Energy Indeed, status 28 jan. 2021. Loopt slechts tm. 2019. Opgesteld vermogen in de regio, op woningen, per gemeente, per 1.000 huishoudens. SDE projecten gerealiseerd resp. in pijplijn, met dien verstande dat (a) hier wederom slechts "beschikte" capaciteit wordt weergegeven. Beslist niét altijd de "fysiek gerealiseerde capaciteit" van die beschikte projecten ! (b) De peildatum van die data is alweer van 22 september 2020, dus achterhaald. Het laatste overzicht van RVO daar was van 2 april 2021, en in dat exemplaar, en ook al in de voorafgaande overzichten, waren toen al kolossale hoeveelheden beschikkingen voor zonnestroom afgevoerd / ingetrokken (update destijds in detail geanalyseerd door Polder PV, zie hier). Verder worden eventueel optredende congestie per regio getoond (hopeloos achterlopend op de realiteit), en het potentieel op daken resp. grote daken. Hierbij zijn grove aannames gedaan.

"Monitor zon-pv". Overzichten RVO met vergelijkbaar euvel (verouderd). Versies 2020 en 2021, met peildata voor eind 2019 resp. eind 2020. Tevens links naar de zogenaamde "Participatie Monitor" (2019, 2020), en de "Lokale Energie Monitor" (2021), van Schwencke cs. Polder PV, die al vele jaren lang harde cijfers voor de meest actuele stand van zaken rond zonnestroom in Nederland levert, illustreert, en becommentarieerd, wordt volslagen genegeerd in het bronnen overzicht.

En verder

EU solar power hits new record peak this summer. Artikel van 18 augustus 2021 op website van EMBER, met records zonnestroom productie in Europa, en Nederland met Duitsland vooraan, met beiden 17% van totale stroom productie gedekt door zonnestroom in de maanden juni-juli 2021. EU27 zou voor het eerst als geheel 10% van totale productie aan zonnestroom hebben opgewekt in die maanden. Interessante grafieken !


Disclaimer

De door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van nationale zonnestroom statistieken zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en, voor enkele kaartjes, van Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (die weer data van CBS gebruikt). De analyses zijn compleet onafhankelijk van de data verstrekker(s) tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud daarvan.


Samenstelling van data en grafieken voor deze webpagina september - oktober 2022. Eerste publicatie door Polder PV: 20 oktober 2022.

Updates / correcties

Voetnoot "nieuwe marktcijfers Holland Solar" toegevoegd bij bespreking jaargroei cijfers, dd. 26 oktober 2022.

Indien fouten in de grote hoeveelheid cijfers worden gevonden gaarne bericht aan Polder PV. Waarvoor dank.

 
 
 
© 2022 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP