Zonneparken in Nederland, tm. 2023
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

Zonneparken in Nederland - statistieken

Evolutie grondgebonden PV-projecten & aanverwante installaties in cijfers

Basisgegevens © projecten sheets Polder PV status update (peildatum) 17 september 2023
Alle grafieken © 2023 Peter J. Segaar/www.polderpv.nl


Dit is de vierde separaat verschenen uitgebreide review over dit onderwerp op Polder PV, voor het vorige exemplaar (status 23 januari 2023) zie hier.

Voor eerdere analyses zie bronnen overzicht onderaan.

Voor uitgebreide introductie en samenvatting van de analyse op deze nieuwe webpagina, zie bijdrage van 25 september 2023


Introductie

25 september 2023: Status update van zonneparken in Nederland. Er wordt veel geschreven (en gesuggereerd) over grondgebonden zonneparken, maar als het om harde cijfers gaat wordt veel in het ongewisse gelaten. Dat heeft deels te maken met het feit dat een gevalideerde, complete centrale registratie van PV projecten van Rijkswege ontbreekt, én dat marktpartijen in Nederland er met de pet naar gooien met de rapportage van harde, verifieerbare data. Polder PV presenteerde frequent gedetailleerde overzichten van de status bij de overheid (SDE gesubsidieerde projecten, volgens RVO data), met als laatste exemplaar de stand van zaken op 1 juli 2023. Op 16 juni 2022 publiceerde Polder PV zijn laatste grote update van zijn omvangrijke projecten overzicht, met status van 12 mei 2022.

Naar analogie van de zeer uitgebreide detail analyses voor alle zonnestroom capaciteit volgens de officiële CBS cijfers, die ondergetekende vaker publiceert (laatste met status 15 december 2022 alhier), werd in augustus 2021 voor het eerst een uitgebreid, met grafieken gelardeerd overzicht van de status van zonneparken in Nederland door Polder PV geopenbaard. Updates volgden in het voorjaar van 2022, met de status op 26 april voor dat jaar, en begin 2023, met de stand van zaken op peildatum 23 januari 2023.

In de huidige detail analyse geef ik de meest recente status van mijn continu doorlopende onderzoek op het gebied van de Nederlandse zonneparken, met als peildatum 17 september 2023*. Waarbij wederom de waarschuwing geldt, dat er van enkele projecten nog steeds het nodige onduidelijk is over hun status van netkoppeling rond de jaarwisseling 2022-2023**. Zolang er geen duidelijke uitspraak is gepubliceerd over levering van (groene) stroom, staan die projecten, zelfs al zijn ze al lang geleden "gebouwd", nog steeds op de "pending" lijst van Polder PV, en zijn ze nog niet tot de gros-lijst met "realisaties" doorgedrongen. Voorts zijn van meerdere projecten opgeleverd in 2022 nog weinig details bekend. Net als voor voorgaande jaargangen, sijpelt dat soort info pas laat via diverse kanalen in de publiciteit, of komen bijvoorbeeld in de loop van de tijd recente luchtfoto's van dergelijke projecten beschikbaar, waardoor de omvang ervan beter afgeschat kan worden, als er eerder geen andere informatie over is gepubliceerd. Polder PV is vermoedelijk de enige partij in Nederland, die zijn hand er niet voor omdraait, om (handmatige) module tellingen door te voeren van grote zonneparken, om harde data op tafel te krijgen, daar waar dergelijke essentiële informatie maar al te vaak ontbreekt.


Jaarwisseling en netkoppeling belangrijke ijkpunten

Zeker voor projecten opgeleverd rond de jaarwisseling is het essentieel om te weten te komen wannéér de netkoppeling heeft plaatsgevonden, omdat voor de statistieken uitsluitend die datum telt, voor een correcte toewijzing aan een "jaar van oplevering". Vaak komen we pas achteraf te weten, wannéér een specifiek zonnepark daadwerkelijk de eerste zonnestroom is gaan leveren, en dus, aan welk kalenderjaar het toegewezen "mag" worden. Het kan behoorlijk lang duren, voordat de status van een reeds verlopen kalenderjaar enigszins duidelijk is geworden, ook door de grote vertragingen in de rapportages bij de cijfers van RVO. Waarschijnlijk zijn de cijfers voor 2022 in dit opzicht al behoorlijk geconsolideerd, al sluit ik verrassingen op dat vlak gezien de publicatie historie beslist niet uit. Voor 2023 moet er uiteraard nog heel veel volume bij gaan komen. Sowieso voor het laatste kwartaal, maar er zal beslist nog het nodige aan project realisaties in de eerste drie kwartalen in een later stadium bekend gaan worden. Dit is een fenomeen wat ten grondslag ligt aan regelmatige (bijna altijd opwaartse) aanpassingen bij officiële gremia, zoals het CBS.


Gebouwd, maar netkoppeling nog niet bekend: fors volume

Daarbij moet vooral ook op het netvlies worden gehouden, dat op basis van satelliet- en luchtfoto's, door Polder PV al is vastgesteld, dat het generator veld van al minimaal 31 grondgebonden zonneparken, en nog eens 2 drijvende projecten, reeds (compleet) zichtbaar was op 17 september jl., maar dat er nog géén uitsluitsel over de status van de netkoppeling van deze projecten is. Een deel van die projecten zal ondertussen mogelijk beslist al groene stroom kunnen leveren, en dus impliciet bij de hier gepubliceerde totaal volumes moeten worden opgeteld. Maar dat doen we bij Polder PV pas, als die netkoppeling zéker is, volgens de officiële kanalen, of als onmiskenbaar door betrokken partijen is aangegeven, dat er al zonnestroom wordt geproduceerd door onderhavig project. Het is goed om te weten, dat die "direct pending" populatie inmiddels al een volume van zo'n 455 MWp omvat, en dat een deel daarvan dus nog eens opgeteld moet worden bij de nu al vastgestelde, hoge, met zekerheid netgekoppelde volumes.

Ook moet altijd in het achterhoofd gehouden worden, dat rapportages en berichten over cijfers over zonneparken in Nederland vaak zo slecht en onnauwkeurig zijn, dat zelfs ooit gepubliceerde, dan wel gesuggereerde capaciteiten alsnog achteraf gewijzigd kunnen / moeten worden, als recentere informatie noopt tot aanpassing. Dit gebeurt bij Polder PV, ook bij ontelbare rooftop projecten, zéér regelmatig met oudere "records". Er zijn bijvoorbeeld het afgelopen jaar talloze wijzigingen doorgevoerd voor recentere projecten uit 2021 en 2022. En daarmee veranderen dus ook de historische cijfers in de grafieken. Vandaar dat dergelijke overzichten altijd een "moving target" blijven, er blijven regelmatig aanpassingen plaatsvinden. Er worden zelfs af en toe voorheen nog niet gevonden veldopstellingen toegevoegd, bijna allemaal toevallige vondsten bij het controleren van (andere) projecten op nieuwe lucht- en satellietfoto's, en soms zelfs bij toevallige "encounters" tijdens fietstochten in Nederland. Zolang de overheid haar registraties niet op orde heeft op dit vlak, blijft het roeien met de riemen die we hebben. En zult u het met onderhavige analyse moeten doen.

* Aanvankelijk had ik voor de huidige analyse al een volledige grafische update gemaakt met als peildatum 11 september. Echter, bij het checken van de nodige details voor diverse grafieken, stuitte ik al rap op een dertien-tal grondgebonden zonnepark projecten die ik nog helemaal niet kende. Daarvan waren 5 stuks uit voorgaande jaren, de oudste zelfs al uit 2012 (!), nog eens 2 stuks zonder SDE beschikking die in 2023 waren opgeleverd, 5 exemplaren met SDE beschikking(en) bleken, met de nieuwste beschikbare/gevonden info, ook reeds in 2023 te zijn opgeleverd, en tot slot was er een grote uitbreiding van een eerder gerealiseerd grondgebonden zonnepark door RVO van een "ja" vinkje voorzien. Deze extra cluster van 13 (deel)projecten bracht nog eens zo'n 100 MWp extra gerealiseerd vermogen met zich mee, en moest dus zeker in deze update worden meegenomen. Het zal hier echter beslist niet bij blijven. Zeker bij de kleinere projecten, zal ik nog veel "nieuw oud" spul gaan vinden, want ik kom dergelijke projecten, met enkele tientallen, tot een enkele maal zelfs een paar honderd zonnepanelen, al regelmatig toevallig tegen. Zowel bij het scannen van luchtfoto's, toevallige vondsten tijdens fiets trektochten, en/of via informatie van leverende of installerende partijen en andere bereidwillige contacten van Polder PV. Over dergelijke kleinere, maar beslist RES-fähige (>15 kWp), en dus "officieel meetellende" projecten wordt bijna nooit publieke informatie bekend gemaakt. De overheid is zich hier byzonder slecht van bewust, of ze wil hier liever niets over kwijt.

Ook tijdens het opmaken van de huidige analyse kreeg ik weer nieuwe, reeds opgeleverde projecten "aangereikt". Deze zijn niet meer meegenomen, en zullen in de volgende update geïncorporeerd gaan worden.

De conclusie van dit alles is, dat opnames, zoals in de huidige analyse zijn verbeeld, altijd minimale volumes zullen betreffen. In werkelijkheid is er nóg meer gerealiseerd en al on-line, dan zelfs deze zeer recente update laat zien!


Inhoudsopgave

Foto's in deze analyse, allen © Peter J. Segaar / www.polderpv.nl

 


(1) Status klassieke grondgebonden zonneparken nieuw opgeleverd per kalenderjaar

In mijn huidige project overzicht tot en met 17 september 2023 vinden we de volgende nieuwe, jaarlijks toegevoegde klassieke grondgebonden zonneparken terug (grafiek). Waarbij talloze details van alle parken bekend zijn bij Polder PV, en andere niet bekende zijn afgeschat op basis van wel bekende data. Polder PV heeft, sinds het begin van onderzoek naar grotere projecten vanaf eind 2015, een schat aan ervaring opgedaan bij de beschouwing van dergelijke PV-installaties, en heeft een enorm data bestand opgebouwd van referenties, foto's, en andere info. Data kunnen regelmatig wijzigen, op basis van nieuwe inzichten en nagekomen informatie, deze worden continu verwerkt in het actuele projecten overzicht van Polder PV.

Polder PV is verder ook "project gericht". Er zijn talloze projecten met meerdere SDE beschikkingen (zelfs bij vele honderden rooftop projecten !), die lumpt Polder PV onder de specifieke lokaties waarvoor die toekenningen zijn afgegeven. Het is dus een "echte" inventarisatie, niet een die uitsluitend van losse beschikkingen uitgaat, die een vals beeld van de realiteit geven. Er zijn ook al veel - meestal kleinere - zonneparken zonder SDE beschikking, die dus helemaal niet terug te vinden zijn in de bekende overzichten bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Van het grootste deel van de zonneparken heeft Polder PV ook - soms uitgebreid - fotografisch materiaal, satelliet en/of luchtfoto beelden, en veel detail info tot zijn beschikking. Van inmiddels bijna alle gevonden zonneparken is met een betrouwbaar meetinstrument de fysieke oppervlakte gemeten. Daarnaast heeft Polder PV al vele tientallen zonneparken zelf bezocht op de fiets, door heel Nederland, en veel extra fotografische documentatie opgebouwd. Regelmatig worden daar voorbeelden van op Twitter (tegenwoordig "X") gezet. Te volgen via https://twitter.com/Polder_PV.


Technische voetnoten

Kleinschalige veldinstallaties - sterk onderschat in Nederland
Een belangrijke technische voetnoot betreft de fysieke afgrenzing van de capaciteit. Vanaf de update van 26 april 2022 volg ik strict de Regionale Energie Strategie insteek, en heb ik voor de huidige analyse wederom alle projecten groter dan 15 kWp geïnventariseerd. Alle kleinere projecten, dus ook de projecten met "exact" 15 kWp, zijn hier dus niet (meer) in meegenomen. Het verschil is verder marginaal, het gaat om vrij weinig projecten die precies op die drempel zitten. De zonneparkjes met een capaciteit tm. 15 kWp kent Polder PV echter beslist wel voor een behoorlijk deel.

Deze categorie is de laatste jaren zeer populair geworden. Er worden de afgelopen tijd zelfs regelmatig door gemeentes vergunningen voor dergelijke kleinschalige projectjes afgegeven. Dit kan echter in de uitvoering zowel onder als boven de RES drempel uitpakken (de 15 kWp is absoluut géén wettelijk bepaalde piketpaal in de Omgevingswet, per 1-1-2024 "NOVI"), alleen in het laatste geval komen ze terug in mijn zonnepark overzichten. Meestal is, of wordt er niets over dergelijke projecten gepubliceerd. Polder PV komt ze ook regelmatig fysiek in het veld, op foto's van bedrijven, en, steeds vaker, op luchtfoto's tegen. Separaat zijn in een projecten map grondgebonden installaties kleiner of gelijk aan 15 kWp opgenomen, dit zijn er al een paar honderd bij de wat grotere exemplaren. Voor het eerst wordt hier in paragraaf 7 wat aandacht aan besteed, al vallen de "volumes" verder buiten de scope van de grafieken in deze analyse, die is toegespitst op projecten > 15 kWp.

SDE perikelen
Hierbij dient ook weer duidelijk te worden gesteld, dat bij RVO genoemde volumes voor onder SDE regimes gesubsidieerde projecten (de meeste, maar beslist niet alle !), meestal uitsluitend de beschikte capaciteit betreft. En heel vaak niet de fysiek opgeleverde capaciteit, die (veel) hoger of (veel) lager kan zijn uitgepakt. Wel moet daarbij benoemd worden, dat de laatste jaren vaak door RVO capaciteiten van beschikte SDE projecten neerwaarts worden bijgesteld, omdat veel projecten kleiner worden uitgevoerd dan waarvoor ze een subsidie beschikking hebben ontvangen. Echter, daar staat tegenover, dat het vrijwel nooit gebeurt, dat voor projecten, die groter worden opgeleverd dan waarvoor ze (een) SDE beschikking(en) hebben verkregen (dit gebeurt regelmatig), er een opwaartse aanpassing volgt door RVO. Waardoor klakkeloos uitgaan van RVO data een nogal riskante onderneming is geworden om fysiek opgeleverde capaciteiten te kunnen bepalen. Daarvoor is veel meer extra detail kennis nodig. Regelmatig verschijnen er "kaartjes" op het internet, met blind gekopieerde RVO data, die dus slechts een beperkt deel van de "waarheid" laten zien. In de overzichten van RVO staan verder ook de nodige elementaire fouten en domweg blunders, verkeerde type toewijzing, etc., die bijna niemand, behalve Polder PV, ziet of, in de eigen overzichten, corrigeert.

Segregatie type installatie essentieel
In de hoofdsectie met grafieken toon ik verder uitsluitend de volumes aan "klassieke" grondgebonden zonneparken, inclusief de exemplaren op afvalbergen, grond depots, e.d. Alle andere projecten, zoals drijvende zonneparken, PV projecten op infra (geluidswallen / barrières), carports en daarvan afgeleide "vrij zwevende", niet gebouwgebonden projecten zitten niet bij die optelsommen, en worden wederom in de huidige analyse in paragraaf 9 in dit artikel geïnventariseerd, om het totaal plaatje over de "niet klassiek gebouwgebonden" projecten compleet te maken. Hierover worden bijna nooit afschattingen gepubliceerd, omdat bijna niemand de projecten goed kent, en dus ook niet kan segregeren. Vaak is ook absoluut niet duidelijk of dergelijke projecten wél of juist niét onder de categorie "zonneparken" worden geschaard. Drijvende zonneparken lijken door het CBS in de categorie "grondgebonden" projecten te worden gegooid, maar het statistiek instituut is bepaald niet helder over die indeling, en geeft dan ook geen segregatie. Ook is er veel verwarring over de categorie vrijstaande carports en dergelijke opstellingen, omdat ze soms wel, en soms niet onder "vrije-veld opstellingen" worden gerekend (en helaas ook vaak, onbenoemd, en onopgemerkt, in de enorme hoeveelheid rooftop projecten zijn opgenomen). Polder PV heeft die - nauwkeurige - informatie beslist wel, want die staan allemaal, gesegregeerd, uitgesplitst in zijn project overzichten.

De conclusie is, dat officiële cijfers vaak beslist niet het "hele verhaal vertellen". En dat het absoluut noodzakelijk is om helder op het netvlies te krijgen welk type project men waar moet plaatsen. Polder PV doet dit als geen ander. Dat alles daargelaten: de sectie klassiek grondgebonden veldopstellingen is by far de grootste en dat zal ook zo blijven. Het grootste deel van deze analyse is dan ook aan de details van die grote verzameling gewijd.


Grafiek nieuwbouw zonneparken YOY

Voor een eerdere versie van deze grafiek, zie ook het exemplaar van 23 januari 2023

"jvi" = jaar van ingebruikname

In bovenstaande grafiek de evolutie van drie variabelen m.b.t. de feitelijk nieuw opgeleverde klassieke grondgebonden zonneparken, vanaf 2011, per kalenderjaar (YOY). Twee oude projecten uit 2001 zijn in een eerdere update al uit de database verwijderd. Een kleine veldopstelling bij Hoek van Holland is nooit "terug gevonden" op recente luchtfoto's, en het oude project bij de waterzuivering van Annen in Drenthe is bij nadere beschouwing niet als zuivere grond-opstelling, maar als "byzonder rooftop" systeem ingedeeld. In de subcategorie (betonnen daken van) reinwaterkelders.

Een ander byzonder project betreft het kleine zonneparkje op industrieterrein Aalsvoort in Lochem (Gld), een projectje van de lokale coöperatie Lochem Energie (bezocht door Polder PV in 2016). Dit kleine veld project is nog steeds, SDE beschikt en wel, in de laatste RVO update van 1 juli 2023 terug te vinden (als gerealiseerde toekenning). De installatie is echter al in 2020 verwijderd, om plaats te maken voor nieuwbouw op locatie. Op een nieuwe vraag van Polder PV, kreeg ik herbevestigd van de coöperatie, dat het project (al lang) is verwijderd. Vandaar dat ik in de update van januari 2023 al definitief heb besloten om, ondanks de "vigerende formele status bij RVO", de entry voor dit geamoveerde project uit de spreadsheet grondgebonden zonneparken te verwijderen.

Dit is slechts een van vele aberraties die ik in de loop der jaren ben tegengekomen in de SDE lijsten van RVO, en die ik in mijn eigen overzichten al lang heb gecorrigeerd. Wie blind blijft uitgaan van de info van RVO, en zelf geen eigen detail onderzoek doet, zal geconfronteerd (blijven) worden met foute gevolgtrekkingen op basis van onzuivere brondata.

Ook voor niet (middels SDE) gesubsidieerde veldopstelling projecten geldt uiteraard, dat ze niet "van eeuwige waarde" zijn. Inmiddels heb ik in mijn "afvoer lijst" (grotendeels rooftop projecten betreffend waar een forse brand de generator heeft vernietigd), ook al 12 veldopstellingen, en 1 drijvend project (pilot) zitten, waarvoor de reden van verwijdering zeer divers kan zijn. Twee recent "niet meer gevonden" veldopstelling exemplaren betroffen kleinere projecten die moesten wijken, omdat er hetzij nieuwbouw werd gepleegd, of er een parkeerterrein werd aangelegd. In deze gevallen is er kennelijk niet tot herplaatsing elders op het terrein overgegaan, er zijn geen "nieuwe" veldopstellingen voor in de plaats gekomen on-site. Wat er met de PV panelen en andere hardware is geschied, blijft meestal een mysterie, hergebruik elders kan beslist daarbij een optie zijn geweest.

Wijzigingen - "vaste" waarde bij inventarisaties

Project data per jaar kunnen zelfs nog wijzigen voor eerdere jaren. Die wijzigingen zijn meestal een gevolg van verbeterde inzichten in de opgestelde capaciteiten op basis van nieuwe informatie, als die nauwkeuriger is dan de vaak karige, of ronduit ontoereikende, oudere info. Een zeer belangrijk geworden bron daarbij zijn harde module tellingen van recente lucht- en/of satellietfoto's door Polder PV, die nieuwe inzichten werpen op de daadwerkelijk gerealiseerde volumes, waar die info voorheen nog niet beschikbaar was. De cijfers in de grafiek geven de meest recente inzichten van Polder PV weer, waarvoor alles is gedocumenteerd, per individueel project. Enkele tweets met foto's van de vermelde, tegenwoordig regelmatig uitgevoerde "hard-counts" vindt u hier, hier, hier, hier, hier, en hier. En een floating solar project als toetje.

Aan de hand van harde module counts, en een plausibel module vermogen aan de hand van het jaar van oplevering (en eventuele detail info over het module type, als die beschikbaar is), kan in veel gevallen waar verder niet over project vermogen wordt gerept, toch een enigszins betrouwbare inschatting gemaakt worden van de opgestelde capaciteit, in veel gevallen. Wijzigingen in de RVO lijsten kunnen daarbij verder helpen, maar deze zijn beslist niet altijd "logisch" te noemen, op basis van harde info over de betrokken projecten.

Grafiek - de details

Omdat er, voor zover de kennis van Polder PV reikt, in Nederland langdurig niets is geschied op het gebied van grondgebonden zonneparken sensu stricto, begint de grafiek sedert een eerdere update in 2011, toen het kleine pilot veld systeem van Acrres van de Landbouwuniversiteit van Wageningen in het buitengebied van Lelystad werd opgeleverd. En wat tot op de dag van vandaag actief is. Zie ook een oudere productie resultaten bespreking van Polder PV, begin 2013.

In oranje kolommen in de grote grafiek zijn de nieuwe capaciteiten per jaar getoond, met aanvankelijk zeer lage toevoegingen per jaar, maar met een enorme groei sinds de 81 MWp nieuwbouw in 2017. Wat al bijna een verdubbeling was t.o.v. de ruim 44 MWp in 2016. In 2018 kwam er een bijna 5 en een half maal zo groot nieuw volume bij, 438 MWp. 2019 liet in de meest recent beschikbare, iets aangepaste data van Polder PV 497 MWp nieuwbouw aan zonneparken zien, bijna 13,5% meer. Het t.o.v. de januari 2023 update met ruim 2 MWp neerwaarts bijgestelde volume voor 2020 staat nu op bijna 1.046 MWp. Dat is ruim het dubbele volume van de nieuwbouw in 2019, en tot dat jaar een voorlopig nieuw record.

De groei in 2021 is duidelijk achtergebleven bij de hoge aanwas in 2020. Door allerlei, meestal neerwaartse bijstellingen en verschuivingen in de tijd (piketpaal: datum netkoppeling), heb ik momenteel een toename van ruim 826 MWp aan nieuwe klassieke netgekoppelde veldopstellingen staan voor dat jaar. In de versie van april 2022 was dat nog bijna 855 MWp, en t.o.v. de update van januari 2023, is er weer zo'n 20 MWp van afgegaan. Omdat er nog steeds onzekerheden zijn omtrent de exacte omvang van enkele grotere zonneprojecten, kan dat volume nog steeds enigszins wijzigen t.o.v. het jaarvolume in 2020. Het nu bekende groei volume in 2021 ligt in ieder geval bijna 21% achter op het hoge volume in het eerste Covid jaar, 2020 (in de vorige update was dit nog ruim 19%).

2022 - reeds aardig geconsolideerd nieuw volume, nieuw record jaar bij grondgebonden projecten

In de update van janauri 2023 was nog lang niet alles duidelijk omtrent 2022, en was de stand van zaken toen nog maar ruim 928 MWp nieuwbouw, beduidend lager dan het nieuwe volume in 2020. Door alle nakomende wijzigingen, en, vooral, vanwege het duidelijk worden van de exacte netkoppelings-datum van nogal wat projecten, blijkt inmiddels 2022 het nieuwe record jaar te zijn geworden wat bijgeplaatste capaciteit te zijn bij de grondgebonden zonneparken. Ik heb nu al bijna 1.154 MWp nieuw volume staan voor dat jaar, wat al ruim 10% meer volume groei is dan in vorig record jaar, 2020. En zelfs 40% hoger dan de groei in het, in relatieve zin, duidelijk tegenvallende voorgaande jaar, 2021.

Byzonder hierbij is, dat dit gepaard is gegaan met een substantieel lager aantal nieuwe projecten, weergegeven in de inset linksboven in de grafiek (blauwe kolommen). Tot nog toe heb ik namelijk nog maar 113 nieuwe netgekoppelde, stroom leverende grondgebonden installaties geteld voor 2022. Wat 27% minder is dan de 154 tot nog toe geturfd voor 2020. Dit, gecombineerd met de hogere opgeleverde capaciteit, geeft als resultaat, dat de nieuwe projecten gemiddeld per stuk significant groter zijn uitgevallen dan in 2021, en zelfs bijna het dubbele van de project omvang in het voorgaande jaar, 2021 (zie ook verderop).

2023 nog een lange weg te gaan

Voor 2023 heb ik tot nog toe een relatief bescheiden nieuw volume van slechts 350 MWp reeds netgekoppeld opgeleverd staan. Hier zal onherroepelijk nog het nodige volume aan toegevoegd gaan worden. Sowieso betreft dat een deel uit de populatie met, op luchtfoto's reeds geheel gebouwde, generatoren van zonneparken, waarvan tot nog toe nog geen eenduidig bericht van "netgekoppeld" is gepubliceerd (potentieel volume grofweg ruim 450 MWp). En, er kan in het laatste kwartaal van 2023 natuurlijk ook nog het nodige (extra) gaan bijkomen, waar tot nog toe niets van bekend is gemaakt. Echter, het is maar zeer de vraag of het nu al bekende zeer hoge volume van 2022 gehaald zal gaan worden. Gezien alle problemen met o.a. de netcapaciteit, overal in Nederland (kaartje Netbeheer Nederland), vermoed ik, dat het er ver onder zal blijven dit jaar. Al zullen we pas laat te weten komen hoe de verhoudingen precies zullen komen te liggen. Omdat het nog een zeer onvolledig jaar betreft, is de kolom voor 2023 gearceerd weergegeven.

In de vorige update was er nog een kleine rest populatie projecten waarvan het jaar van oplevering toen nog niet duidelijk was. Van de toen nog 19 open staande projecten is er nog maar 1 over waarvan dat inmiddels niet achterhaald kon worden, deze is geheel rechts, met 16 kWp aan capaciteit, weergegeven in een aparte kolom.

Vooral vanwege vaak incomplete informatie, en project data die regelmatig achteraf kunnen wijzigen, zijn ook bovenstaande cijfers nog lang niet in beton gegoten. In de RVO bestanden voor de SDE gesubisidieerde projecten zijn bijvoorbeeld al jaren flinke vertragingen tussen de feitelijke netkoppeling van projecten en de beroemde "ja"-vinkjes in hun publieke dossiers. Die vinkjes verschijnen soms vele maanden nadat de betreffende projecten aan het net zijn gekoppeld. Daar kan zelfs een half jaar of nog langer overheen gaan in sommige gevallen. Pas als een "ja vinkje" verschijnt, wordt duidelijk aan welk jaar (definitief) een project kan worden toegewezen.

Aantallen projecten

De getoonde inset linksboven in de grote grafiek toont, dat de groei van die aantallen gestaag, en bijna rechtlijnig, tussen de 3 (aangepast, 2011 nieuw) en 30 nieuwe projecten / zonnepark "sites" in 2017 is toegenomen. In 2018 was er een verdrievoudiging, tot, inmiddels alweer, 93 nieuwe zonneparken dat jaar. Nieuw in 2019 zijn er tot nog toe 107 exemplaren terug gevonden, 15% meer dan in 2018. In 2020 is een record aantal van 154 exemplaren nieuw bijgebouwd en aan het net gekoppeld, hier is sedert de vorige update van januari 2023 geen wijziging meer in gekomen. Dit, qua aantal, nieuwe record volume, ligt 44% boven het nieuwe niveau in 2019. 2021 heeft, met de meest recent bekende data, waarbij inmiddels nog eens 12 nieuwe projecten zijn gevonden, nu 151 nieuwe veldinstallaties, slechts 3 stuks (2%) minder dan de toename in record jaar 2020. Bij de nieuwe capaciteit was het verschil echter zeer groot t.o.v. 2020 (21%).

De terugval in 2022, naar voorlopig 113 nieuwe netgekoppelde grondgebonden projecten, is opvallend, maar gezien de enorme problemen met netcapaciteit, beschikbaar personeel, flink opgelopen hardware kosten en lange levertijden, ook weer niet geheel verbazingwekkend. Hiervoor is al aangegeven, dat deze teruggang opvallend genoeg gepaard is gegaan met juist veel meer nieuwe capaciteit, wat betekent, dat de projecten die zijn opgeleverd, gemiddeld veel groter zijn geworden van omvang.

Voor 2023 is de status nog lang niet duidelijk. Met 35 nieuw geregistreerde stroom leverende projecten is dat vooralsnog maar een derde deel van de status van de nieuwbouw in 2022, wat de aantallen betreft. Hier gaat nog flink wat in wijzigen, uiteraard.

Kwartaal en half jaar segmentaties

In een vorige update heb ik voor een enigszins verantwoorde voorspelling voor, aanvankelijk, 2020, ook uitgerekend wat de nieuwe capaciteit verdeling over de kwartaal en halfjaar volumes was bij de klassieke veldopstellingen. Daar zijn verder geen duidelijk verschillende, consistente trends uit te halen, gezien het tabellarische overzicht in de vorige update. En de voorspellende waarde daarvan is, voor een nieuw kalenderjaar, dan ook gering. Deze wordt daarom hier niet verder inhoudelijk behandeld.

Systeemgemiddelde capaciteit nieuwe projecten

Uit de capaciteiten en de aantallen projecten zijn, als vanouds bij Polder PV, de belangrijke systeemgemiddelde capaciteiten berekend van de nieuw per kalenderjaar gebouwde projecten. De evolutie ervan is in de hierboven afgebeelde grote grafiek weergegeven als een grijze curve, met aparte bijbehorende Y-as (linker-zijde). Meerdere weergegeven waarden zijn licht gewijzigd t.o.v. voorgaande updates, als gevolg van aanpassingen in de 2 bron parameters in de primaire dataset. Zoals was te verwachten, groeit die gemiddelde capaciteit sterk, van (bijgesteld) 348 kWp in 2015, tot 4,7 MWp in 2018, bijna 14 maal zo groot. In 2019 is er een lichte terugval van de nieuwe capaciteit per project, naar ruim 4,6 MWp. Die tijdelijke terugval werd echter alweer door een nieuw record, gemiddeld 6,8 MWp per grondgebonden installatie, in 2020 al naar het korte termijn geheugen verbannen. Met de huidige status van de data voor 2021, is de gemiddelde capaciteit van de nieuwbouw projecten terug gevallen naar nog maar 5,5 MWp gemiddeld voor de 151 tot nog toe gevonden netgekoppelde nieuwe projecten in dat jaar. Duidelijk lager dan in "record" (corona) jaar 2020.

De in een vorige update aangekondigde vermoedens van verdergaande schaalvergroting, ook bij de zonneparken, zijn met de momenteel gevonden nieuwe netgekoppelde projecten in de laatste twee jaar volledig uitgekomen. De reeds bekende 113 nieuwe projecten in 2022 hebben namelijk al een record gemiddelde capaciteit van 10,2 MWp per stuk. Dit kan later in het jaar beslist nog wel (verder) neerwaarts aangepast gaan worden, als een nog onbekend contingent kleine(re) projecten ontdekt zou worden die in dat jaar netgekoppeld blijken te zijn opgeleverd. Maar voorlopig staat dit nieuwe record recht overeind.

De nog weinig nieuwe projecten in 2023 die al zeker netgekoppeld aan het net zijn opgeleverd, blijven een hoge gemiddelde capaciteit tonen. Bij de huidige data 10,0 MWp gemiddeld per project, maar dit gemiddelde zal, sterk afhankelijk van de nodige te verwachten toevoegingen in dit jaar, nog flink kunnen wijzigen.



Talloze ondernemers hebben ruimte op hun erf beschikbaar, en een flinke elektra behoefte. Op deze camping in provincie Overijssel is in 2021 een 136 zonnepanelen tellend PV veldje in een strakke ZZW / NNO opstelling landscape achter een rietkraag aan gelegd. Moderne 120 half-cels monokristallijne zonnepanelen verzekeren de eigenaar van een flinke stroom opbrengst in tijden dat de elektra prijs op een ongekend hoog niveau ligt door een samenloop van diverse crisissen. Het project valt in Polder PV's categorie 50-500 kWp.


Markt-impact groei grondgebonden zonneparken bij de nieuwe jaarvolumes

Het totale volume van zonneparken bij de nieuwbouw is sterk gegroeid in de laatste jaren sedert 2018, en heeft al een significante, zelfs nog groeiende impact gekregen, bovenop de al enorme hoeveelheden op daken van woningen (nog steeds verrassend hard groeiend), tot daken van zeer grote distributiecentra. Dat laat ik zien in onderstaande, aangepaste tabel, waarbij ik gebruik heb gemaakt van de laatste CBS "totaal" cijfers op dit gebied (status update 2 juni 2023), en mijn nieuwbouw cijfers voor uitsluitend de "klassieke" grondgebonden zonneparken. Dit is een update van de tabel getoond in mijn overzicht van januari 2023. Voor de grotere volumes heb ik afgerond op "hele MWp". 2013 is bovenaan toegevoegd; 2023, onderaan, betreft nog slechts een zeer voorlopig, en ook nog eens, onvolledig cijfer.

Nieuw jaarvolume (YOY, capaciteit in MWp)
Nieuw volume zonneparken PPV (MWp)
Nieuw volume NL cf. CBS (MWp)
Aandeel ZP's op totaal volume (%)
2013
0,35
363
0,10%
2014
0,52 †
357
0,15%
2015
8
519
1,5%
2016
44
609
7,2%
2017
81
776
10,5%
2018
438
1.697
25,8%
2019
497 †
2.618
19,0%
2020
1.046 †
3.882
26,9%
2021**
826 †
3.803
21,7%
2022**
1.154 *
4.232
27,3%
2023*
350
---
---

Met † heb ik in de tweede kolom aangegeven dat volgens de meest recente inzichten, en met de meest actuele data, de geaccumuleerde capaciteiten van klassieke grondgebonden zonneparken, voor het betreffende jaar, (licht) zijn gewijzigd sinds de vorige update. Hiermee zijn voor die jaren ook de relatieve percentages weergegeven in de laatste kolom (licht, tot, voor 2022, behoorlijk) gewijzigd. De status voor 2020 is voor de CBS cijfers definitief, voor 2021, en 2022 "nader voorlopig". Voor 2023 zal het CBS vermoedelijk pas in het voorjaar van 2024 een eerste afschatting gaan doen, die later behoorlijk kan worden gewijzigd, op basis van nader beschikbaar komende informatie. Dit is, althans, in de cijfer historie van CBS al jarenlang het geval, of ook wel, "common practice".

Ik heb de huidige status uit mijn projecten overzicht gebruikt om voor die peildatum (medio september 2023) ook een vergelijking te kunnen doen met de nationale totaal cijfers, tot en met kalenderjaar 2022. Het kan beslist nog zo zijn dat de cumulatie voor de capaciteit van grondgebonden zonneparken in de projectsheets van Polder PV nog enigszins kan wijzigen voor met name de recentere jaren, resulterend in een later bij te stellen relatief aandeel percentage in de laatste kolom. De verwachting is dat deze bijstellingen vrij gering zullen zijn / worden.

Afgezien van bovenstaande: met de nu weer bijgestelde cijfers wordt bevestigd dat we in zowel 2020, als in 2022, een historische gebeurtenis hebben meegemaakt in Nederland. In die jaren is een nieuw jaarvolume van meer dan 1 GWp aan klassiek grondgebonden zonneparken gerealiseerd (1.046 MWp in 2020, resp. een record volume van 1.154 MWp in 2022). Tussenliggend 2021 zat op een duidelijk lager niveau (826 MWp nieuwbouw).

We zien aan de aandelen van de nieuwbouw aan zonneparken per kalenderjaar, in de laatste kolom, dat dit rap is toegenomen, van verwaarloosbaar in 2013-2014, via 1,5% in 2015, 7,2% in 2016, en 10,5% in 2017, tot al bijna 26% in toenmalig record jaar 2018. In 2019 lijken de nieuw toegevoegde zonneparken iets aan betekenis ten opzichte van het totaal volume te hebben ingeboet, met een aandeel van 19,0%. In Covid jaar 2020 is dat flink toegenomen naar een toenmalig record van 26,9% op het totaal nieuw gebouwde volume in heel Nederland. De relatieve impact van alleen de grondgebonden vrijeveld installaties viel in 2021 terug naar 21,7%, maar bereikte alweer een record niveau van 27,3% van de totale nieuwe PV capaciteit die in heel Nederland is bijgeplaatst in 2022 (alle volume, incl. residentieel). Wat dus, impliciet, ook betekent, dat zelfs in 2022, de overgrote meerderheid aan nieuwe zonnepanelen op daken is geplaatst. En dat zal ook het geval blijven in de komende jaren.


Inschattingen Holland Solar - voor 2022 veel te laag

Branche organisatie Holland Solar had medio juni 2023 een zeer voorlopige prognose afgegeven van mogelijk ruim 4 GWp nieuwbouw in de totale Nederlandse markt in 2023, volgens de Global Market Outlook for Solar Power 2023-2027 ("surpass 4 GW"), van de Europese branche organisatie SPE. Echter, voor 2022 zaten ze alweer op een te laag niveau, van slechts 3,9 GWp, terwijl het volgens de nog voorlopige CBS data alweer ruim 4,2 GWp is geworden (met mogelijkheid tot nog verdere ophoging voor dat jaar, in de verwachte winter update, eind 2023).

Ook de afschatting voor realisatie van grondgebonden en floating solar (drijvende) projecten voor 2022 was veel te conservatief. Holland Solar claimt namelijk slechts 0,9 GWp in dit belangrijke marktsegment, terwijl Polder PV inmiddels al 1,15 GWp (veldopstellingen, tabel hierboven), plus 26,5 MWp (floating solar, zie tabel paragraaf 9), totaal 1.180 MWp aan "harde", netgekoppelde realisaties heeft staan voor alleen al deze 2 project categorieën in dat jaar. Dat is al 31% meer dan wat Holland Solar in die vrij recente SPE publicatie opgeeft. Een niet gering verschil. Bovendien zijn de data voor 2022 nog lang niet gesetteld, en kunnen ze beslist ook nog verder worden opgeplust, met nagekomen toevoegingen cq. capaciteit wijzigingen.

Verder stelt de branche organisatie dat, bij een verwacht, zeer schamel realisatie percentage van maar 40% of zelfs minder voor "commercial rooftop solar", zelfs de realisatie graad van de SDE beschikte veldopstellingen een tik zou kunnen krijgen, waarbij ze er van uitgaan dat door alle vigerende problemen in de markt (hoge kosten, zwaar onder druk staande net infra), er voor dat segment maar 80% van de beschikte capaciteit opgeleverd zou gaan worden in komende jaren.

Bij de toegekende beschikkingen voor SDE "++" 2022 schat Holland Solar echter weer te hoog in, met "bijna alle gevraagde projecten toegekend", waarbij ze nog uitgingen van 1 GWp veldopstellingen, 38 MWp drijvende projecten, en 1,3 GWp grote commerciële rooftops. Uiteindelijk blijken de door RVO toegekende volumes echter beduidend lager te zijn: 839 MWp, 23 MWp, resp. 1.051 MWp, zie de detail analyse van Polder PV. En een deel van die toegekende volumes zal om diverse redenen sowieso alweer verloren gaan, cq., niet worden gerealiseerd.


2023 ongewis

Er is nog niet zoveel expliciet te zeggen over de markt in 2023, dus of de door de branche organisatie gesuggereerde 4 GWp in dat jaar gehaald zal gaan worden is nog onzeker. De maandelijkse rapportages over het grootste deel van de (gecertificeerde) projecten markt door VertiCer stemmen wat dat betreft bepaald niet optimistisch, met een duidelijk neergaande trend in 2023. Alleen als er het hele jaar door een extreem hoge groei van de residentiële sector is geweest, zal de 4 GWp (totaal volume hele markt) mogelijk gehaald worden, maar wellicht lager dan de uiteindelijke toename in 2022. Zoals we de laatste jaren hebben gezien, kunnen jaar volumes altijd later nog flink opgeschroefd gaan worden, zodat ook het in de bovenstaande tabel weergegeven aandeel van grondgebonden veldopstellingen op het totaal in relatieve zin weer af zal nemen (vanaf 2022). Op welk percentage dat dan uiteindelijk neer gaat komen, zullen we pas in een zeer laat stadium te weten komen, als alle cijfers enigszins zullen zijn "gesetteld". Uiteraard zal Polder PV trouw deze wijzigingen in kaart blijven brengen, en daarover rapporteren, zoals u gewend bent.

Overeind blijft, dat, met de huidige stand van zaken, reeds "een zeer significant volume" in de totale Nederlandse zonnestroom markt "in het veld" is gerealiseerd in de afgelopen vijf jaar, tussen de 19 en 27% per kalenderjaar. Wat een belangrijke boodschap aan de bevolking is: "Als je dit (in het geheel) niet wilt, moet je minimaal een vijfde tot een kwart deel van de totaal gerealiseerde capaciteit 'ergens anders' vandaan zien te toveren". Bovendien met de reminder: alle andere reeds gerealiseerde, meer exotischer installaties zoals drijvende zonneparken etc., zijn hier nog niet in meegerekend. Als je die ook tot de categorie "veld-installaties" zou rekenen, wordt het aandeel daarvan nog een stuk groter ... (zie verderop).


(2) Grondgebonden PV projecten aantallen en capaciteiten - accumulaties EOY

In de tweede grafiek geef ik zoals gebruikelijk de status weer van de accumulaties van de aantallen en capaciteiten van grondgebonden zonneparken aan het eind van elk kalenderjaar (EOY), en het daar van afgeleide systeemgemiddelde van die geaccumuleerde volumes. Alles, wederom, met de meest recent beschikbare data in de overzichten van Polder PV. Hierin zijn wederom twee "historische piketpalen" weergegeven.

Grafiek accumulatie zonneparken EOY

In de grafiek is in de "rest categorie", achteraan weergegeven, nog maar 1 ouder grondgebonden projectje aanwezig, met een vermogen van 16 kWp, waarvan het jaar van netkoppeling (nog) niet met zekerheid vastgesteld kon worden. Derhalve, zijn de werkelijke cumulaties op de peildatum 17 september 2023, voor de nog zeer voorlopige status in 2023 763 + 1 = 764 (aantallen, inset), resp. 4.446,0 MWp (capaciteit, grote grafiek, toevoeging ver achter de komma). "jvi" = jaar van ingebruikname (= netkoppeling = 1e groene stroom productie).

Uiteraard is de snelle toename van de evolutie van de grondgebonden zonneparken in Nederland ook bij de eindejaars-accumulaties (EOY) zeer duidelijk zichtbaar. Volgens de deels bijgestelde detail data verzameld door Polder PV, groeiden de volumes van bijna 136 MWp EOY 2017, en bijna 574 MWp EOY 2018, door naar bijna 1.071 MWp EOY 2019. Die eerste GWp werd in de status update van 8 december 2019 reeds aangekondigd door Polder PV.

In 2020 ging er alweer een zeer dikke schep bovenop. Met de huidige, aangepaste data, is al een niveau bereikt van ruim het dubbele niveau, ruim 2.116 MWp. Deze tweede "Gieg" is dus al binnen een jaar bereikt, zoals in een eerdere update reeds werd gesuggereerd door Polder PV.

2021 is nog niet helemaal zeker, omdat nog wat info over reeds gebouwde zonneparken in dat jaar ontbreekt, maar is al wel behoorlijk geconsolideerd t.o.v. de voorgaande update van januari 2023. Eind van dat jaar heeft Polder PV al bijna 2.943 MWp aan opgeleverde grondgebonden zonneparken staan.

Vergelijkbare, en nog grotere onzekerheden gelden voor de status eind 2022, waarvoor nog wel de nodige informatie ontbreekt. Met name de voor deze overzichten essentiële status van de netkoppeling aan het einde van dat jaar is in enkele gevallen nog niet met zekerheid bekend. Met de huidige bekende gegevens, zitten we eind van het jaar 2022 echter alweer zeker op 4.096 MWp aan geaccumuleerde capaciteit in uitsluitend grondgebonden zonneparken. In dat jaar zijn dus sowieso al 2 nieuwe piketpalen gepasseerd, de 3e en 4e GWp. Mocht er voor 2021 nog wat volume gevonden worden, verschuift de 3e GWp mogelijk nog naar dat jaar. Maar dat lijkt vrij onwaarschijnlijk, gezien de benodigde 57 MWp die 2021 momenteel nog "mist" voor die grensoverschrijding.

Met de eerste bekende toevoegingen van grondgebonden projecten reeds bekend in 2023, zijn we voorlopig, in de status update van 17 september dit jaar, beland bij een groot volume van al 4.446 MWp. Met uiteraard nog het nodige te verwachten aan nog niet bekende netgekoppelde projecten in de eerste drie kwartalen, en de volumes die daar in de laatste drie maanden nog aan zullen worden toegevoegd.


CAGR grondgebonden installaties zeer hoog

Als we naar de Compound Annual Growth Rate cijfers kijken voor de grondgebonden zonneparken in Nederland, in de periode 2011-2022, is de gemiddelde jaarlijkse groei extreem hoog geweest, 65%/jaar bij de aantallen projecten, en zelfs 172%/jaar bij de capaciteiten. Beperken we ons tot de impact in de SDE subsidie periode vanaf 2015 (toen met name de eerste beschikkingen afgegeven onder SDE 2014 werden gerealiseerd), zitten we nog steeds met hoge gemiddelde groei cijfers in 2015-2022: 46%/jaar bij de aantallen projecten, en een nog steeds zeer hoge 135% gemiddelde toename per jaar, wat de capaciteits-groei betreft.


Nieuwe mijlpalen - 3, resp. 4 GWp aan grondgebonden zonneparken reeds achter de rug

Ook al worden de bereikte mijlpalen in de overzichten van Polder PV door latere capaciteits-aanpassingen en toevoegingen van voorheen nog niet "gekende" zonneparken regelmatig ingehaald, is het wel leuk om deze historische momenten te memoreren.

De mijlpaal 3,0 GWp aan grondgebonden zonneparken, werd op 28 maart 2022 in de projecten sheet van Polder PV bijgeschreven. Het ging daarbij om een flinke nieuwe "knaap", Zonnepark Mosselbanken van Gutami in Hoek (Terneuzen, Zld), met ruim 111 duizend zonnepanelen op het lege bedrijventerrein Valuepark Terneuzen westelijk van de Braakmanhaven. De oplevering van dat 60 MWp grote zonnepark (het grootste van Zeeland, wat groter dan het in 2018 aan het net gekoppelde Scaldia project op de grens van Vlissingen / Borsele), is vrij uitgebreid in de pers gemeld. Zie o.a. het artikel in PZC van 28 maart 2022.

Ook de 3,5 GWp piketpaal mag niet onvermeld blijven. Die werd door Polder PV bijgeschreven op 28 juli 2022, en werd gepasseerd door opname van het nu nog grootste zonnestroom project van Nederland, gebouwd op het grootste (noordelijke) deel van het omvangrijke golfbaan complex van Dorhout-Mees in Biddinghuizen (Fl.). Dit 144 MWp grote project van SolarFields is op een Gesloten Distributie Systeem (GDS) aangesloten om de beschikbare netcapaciteit in de regio zo efficiënt mogelijk te kunnen benutten. Ook het eerder opgeleverde omvangrijke, ruim 90 duizend zonnepanelen tellende carport project op 35 hectare, van de hand van dezelfde ontwikkelaar, bij het Lowlands / Walibi terrein, is op genoemd GDS systeem aangesloten. Tot slot is ook het fors uitgebreide Flevonice project, waarvan het grootste deel volgens het meest recent bekende nieuws in het eerste kwartaal van 2023 zou zijn opgeleverd, en wat is opgenomen in de huidige update, op dit grote "lokale" distributienet in geprikt, volgens een bericht van TenneT, waarin de plannen voor het GDS werden toegelicht. En, alsof dat nog niet genoeg was, wordt het project middels batterijen, en met de specialistische inzet van energieleverancier Scholt Energy, ook nog ingezet om mee te helpen de balans van de elektriciteits-stromen in de regio op orde te houden (bericht SolarFields van 30 januari 2023).

Zoals al gemeld, is de 4 GWp al in 2022 gepasseerd volgens de huidige update. Dat is een stuk vroeger dan de datum waarop ik het betreffende zonnepark, het door Triodos bank ge-cofinancierde, deels via Zonnepanelendelen gecrowdfunde, bijna 49 MWp grote Sunvest project Zuidbroek in Midden-Groningen inschreef, die toen deze piketpaal aankondigde (18 april 2023). Door latere toevoegingen en wijzigingen van capaciteit, is deze piketpaal namelijk alweer naar voren geschoven, naar laat in 2022.

De 4,5 GWp ligt inmiddels voor het grijpen, maar is net nog niet bereikt in mijn huidige projecten lijst. Al zullen latere wijzigingen en toevoegingen van kennelijk al netgekoppelde projecten zeer waarschijnlijk al het voorbijschrijden van deze laatste piketpaal "informeel" hebben aangekondigd. Ook de 5 GWp zal niet heel erg lang meer op zich laten wachten, al zullen netproblemen wel wat vertraging van het bereiken daarvan gaan opleveren. Er staat sowieso al 4,8 GWp aan resterende SDE ("+" en "++" tm. SDE 2022) beschikkingen voor uitsluitend deze categorie klaar, dus er gaat nog heel erg veel bijkomen de komende jaren. Grondgebonden zonneparken horen er dan ook al helemaal "bij", en brengen zeer substantiële volumes in die met geen mogelijkheid zijn uit te gummen, noch door - vooralsnog volstrekt fictieve - alternatieven zijn in te ruilen. Er is geen enkele andere "optie" die met zo'n hoog tempo zulke grote hoeveelheden duurzaam productie vermogen, en dus een hoog, snel te realiseren fysiek productie- en CO2 reducerend potentieel, kan leveren. Tegen een zeer acceptabele "prijs". Zelfs al zijn de kosten de laatste tijd door diverse factoren weer licht gestegen, evenals de kapitaal rentes. Maar daar hebben zo'n beetje alle energie producerende modaliteiten mee te maken.


Grondgebonden zonneparken domineren grootste projecten overzicht (realisaties) van Polder PV; capaciteit verhouding t.o.v. grootste rooftop projecten

In mijn grote projecten spreadsheets kan ik goed bepalen wat de verhouding is tussen de grootste opgeleverde zonneparken in Nederland, en de grootste gerealiseerde dakgebonden systemen (voor de incrowd: rooftops). Ik deed dat reeds in de afgelopen drie updates, dus het is weer interessant om deze verhouding opnieuw te bepalen. Met de laatste stand van zaken, en met de in de vorige update iets gewijzigde benadering van de harde data.

Bij de honderd grootste netgekoppelde PV projecten van Nederland (totaal vermogen inmiddels bijna 3,2 GWp) tel ik momenteel slechts 11 rooftop projecten, waar onder het reeds genoemde byzondere carport project te Biddinghuizen (die ik in een separate categorie vrijstaande carports indeel), en twee grote "solar kas projecten". Verder zitten bij die top 100 nog eens 9 drijvende zonneparken, de rest, 80 projecten, zijn uitsluitend grondgebonden veldopstellingen. Kijken we naar de geaccumuleerde capaciteiten, hebben genoemde 11 rooftops een aandeel van slechts 7,5% van genoemde 3,2 GWp, de drijvende zonneparken 6,2%. De rest, 86,2% van dat volume, bijna 2,8 GWp, valt toe aan de uitsluitend grondgebonden veldopstellingen. In de vorige updates, waren er nog 9 resp. 8 rooftop projecten incl. carport Biddinghuizen in de top 100 te vinden, in de update van augustus 2021 waren het er nog 14. De zeer grote rooftop projecten blijven zeldzaam.

Kijken we naar de 25 grootste gerealiseerde veldopstellingen, hebben deze reeds een vermogen van 1.510 MWp. Nemen we uitsluitend de 25 grootste rooftop projecten (incl. de zeer grote carport Biddinghuizen), komen we maar tot 396 MWp. Een factor 3,8 maal verschil tussen deze twee project categorieën. Dit betekent, dat het vrijwel onmogelijk zal zijn, om "potentieel van veld-opstellingen op land" in te ruilen voor (af te dwingen cq. te verplichten !) potentieel op grote industriële daken. Dat gaat nooit lukken, het verschil in gemiddelde omvang van deze 2 typen projecten is enorm groot, en realisatie van grote rooftop projecten in korte tijd kunt u wel helemaal op uw buik schrijven. Ze worden wel degelijk aangelegd, zelfs in een versneld tempo, maar het volume wat ingebracht wordt door grote rooftops is doodgewoon véél kleiner dan de grote hoeveelheden capaciteit die worden gerealiseerd in veld-opstellingen. Als je om wat voor reden dan ook, de veld-opstellingen fors zou willen afremmen, zoals Den Haag gezien de geschetste fasering in de op 6 juli 2023 gepubliceerde "Zonnebrief 2.0" lijkt te willen, snij je diep in eigen vlees, want het wordt onmogelijk om een hoog tempo te houden bij de pas gestarte energietransitie (in dit geval: duurzame elektra).

De boodschap blijft in ieder geval kristal helder: de hoge volumes inbrengende grote projecten, die essentieel zijn voor het behalen van lokale en nationale RES doelstellingen, worden compleet gedomineerd door veld-opstellingen, met op afstand ook nog eens drijvende zonneparken. De ook gerealiseerde (zeer) grote rooftop projecten vormen daarbij de spreekwoordelijke "kers op de taart", maar blijven t.o.v. de voorgaande 2 categorieën een relatief bescheiden rol spelen.


Mijlpaal numero zoveel - meer dan 750 netgekoppelde zonneparken > 15 kWp, in Nederland

Over het bereiken van de 600 veldopstellingen in Nederland heb ik in een vorige update reeds bericht. Lees de paragraaf aldaar. Met invoering van het sterk vertraagd (QIV 2022) aangesloten Zonnepark De Punt in Barendrecht, werd het 700e exemplaar opgenomen in het netgekoppelde, stroom leverende zonneparken overzicht van Polder PV. En recent, op 9 september 2023, voegde ik met een klein particulier project van 66 zonnepanelen, wel, uiteraard, boven de RES drempel van meer dan 15 kWp, in gemeente Emmen (Dr.), alweer het zeven-honderdvijftigste exemplaar toe. Met de voor de huidige update bepaalde peildatum, 17 september 2023, staan er alweer 764 zonneparken en kleinere veldopstellingen >15 kWp te prijken in het continu bijgehouden overzicht.

Een deel van de groei wordt bereikt door een groeiende hoeveelheid kleinere projecten die duidelijk boven de RES drempel komen, en die bij zowel particulieren als bij bedrijven worden geïnstalleerd. Een fors deel van de kleinere projecten valt echter onder een omvang van 15 kWp, of er kan niet aannemelijk worden gemaakt dat ze boven die drempel uit komen. Polder PV houdt deze zeer sterk gegroeide populatie kleinste veldprojecten reeds jaren, voor zover dat überhaupt mogelijk is, separaat bij. Zie daarvoor enkele feiten in paragraaf 7.


Gemiddelde capaciteit veldopstellingen

In de grote grafiek is wederom het verloop van de systeemgemiddelde capaciteit van de eind van elk jaar geaccumuleerde zonneparken getoond (grijze streepjeslijn, met aparte Y-as, links). Afgezien van de niet erg "representatieve" periode 2011-2014, met marginale volumes inclusief lichte terugval in 2014, is de groei van de gemiddelde capaciteit van alle projecten continu doorgezet. Van 199 kWp eind 2015 (bijgesteld), via 1,2 MWp eind 2017, 2,8 MWp eind 2018, naar al bijna 3,5 MWp eind 2019. Aan het eind van 2020, zou de systeemgemiddelde capaciteit van alle grondgebonden zonneparken al opgelopen kunnen zijn naar 4,6 MWp. Bijna vier maal het gemiddelde drie jaar eerder. In 2021 is dat alweer verder bijgeplust naar gemiddeld 4,8 MWp per project. En met de huidig bekende data voor 2022, staat de teller alweer op gemiddeld 5,6 MWp per zonnepark.

Ook al moet er nog heel wat volume bijgeplust gaan worden voor 2023, met de nu bekende 763 projecten (excl. 1 met jvi onbekend) is het project gemiddelde vermogen alweer verder gestegen naar, voorlopig, 5,8 MWp. Een duidelijke aanwijzing, dat de grotere zonneparken een flinke impact gaan krijgen op de totale volumes. 5,8 MWp is het equivalent van zo'n 19.300 zonnepanelen, indien uitgegaan zou worden van een gemiddeld module vermogen van ongeveer 300 Wp over alle jaargangen. Afhankelijk van nog te verwachten flinke wijzigingen in de mix aan gerealiseerde volumes van de kleinere én de grote grondgebonden projecten, en de nodige toevoegingen, zal de gemiddelde capaciteit aan het eind van 2023 mogelijk nog verder kunnen gaan oplopen, of iets kunnen afnemen, afhankelijk van de aard van het totaal aan data bijstellingen.

Bij bovenstaande getallen dient ook goed beseft te worden, dat door de inmiddels regelmatig optredende vondsten van veel kleine zonneveldjes her en der in Nederland, de gemiddeldes flink worden gedrukt per project, in de overzichten van Polder PV. Als ik dus vaker dergelijke kleine opstellingen blijf vinden tijdens mijn zoektochten, wat de afgelopen jaren alleen maar lijkt toe te nemen, zal het gemiddelde per project lager gaan uitpakken. De significante, zeer grote veldopstellingen zijn uiteraard gemiddeld genomen vele malen groter dan dat gemiddelde van alle tot nog toe gevonden projecten.


Vergelijking EOY status zonneparken bij Polder PV met cijfers van het CBS en andere bronnen

In mijn zonnepark update van 8 december 2019, en later in de analyses van 22 juni 2020, en die van 5 januari 2021, 12 augustus 2021, en 26 april 2022, heb ik reeds uitgebreid stilgestaan bij de verschillen tussen de nauwkeurige data van Polder PV op het gebied van zonneparken, en de sterk daarbij achterlopende data van zowel RVO (uitsluitend SDE beschikkingen), resp. het CBS, waar veel volume ook nog steeds onbekend is. In de huidige update gaan we opnieuw vergelijken met de meest recente data van het nationale statistiek instituut. We doen dit, uiteraard, voor de eindejaarsvolumes, en ditmaal ook voor de nog zeer voorlopige status voor eind 2022, waarvoor het CBS begin juni dit jaar voor het eerst voorlopig detail cijfers heeft gepubliceerd. Uiteraard treden er ook bij de nieuwe jaarvolumes verschillen op, die zijn / worden afgeleid van de EOY cijfers. Het CBS heeft (nog) geen tabel gepubliceerd met de evolutie over de jaren in 1 overzicht, wat de door hen gesuggereerde volumes aan zonneparken betreft. In ieder geval niet over de jaren tm. 2018.


CBS rekent drijvende zonneparken mee bij "veld" installaties

Het oudere cijfer voor 2017, 98 MW, komt uit de CBS tussen rapportage van 26 april 2019. Het aangepaste cijfer voor 2018 (533 MWp) en een voorlopige afschatting voor 2019 vinden we in de reeds eerder door Polder PV besproken CBS maatwerktabel van juni 2020 terug. Nieuwere cijfers worden gegeven in de tabel "Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio", voor het laatst aangepast op 16 juni 2023. Deze bevat de definitieve cijfers voor 2019 en 2020, nader voorlopige voor 2021, en een eerste nog zeer voorlopige afschatting voor de status van eind 2022.

Daarbij moet meteen de volgende belangrijke disclaimer. Onder genoemde categorie "groot vermogen" dient volgens het CBS te worden verstaan: "Het groot vermogen is verder uit te splitsen naar zonnestroom op dak en op land (veld). Installaties op binnenwateren worden gerekend tot veldinstallaties", en, "installaties boven een parkeerplaats tot de dakinstallaties". Het CBS rekent dus floating solar (in Nederland tot nog toe op 2 kleine experimenten op de Noordzee na, exclusief op zandwinnings-plassen en andere "binnenwateren" geplaatst) ordinair tot de véél grotere, door Polder PV daar hard van gescheiden categorie van de fysieke grond (niet zijnde "water") gebonden "veld" opstellingen. En rekent dus in principe, als ze tenminste alle installaties daadwerkelijk zou kénnen, "te veel vermogen" toe aan hun gekunstelde "veldopstelling categorie". Ik kom daar later in deze analyse, in paragraaf 8, nog op terug, maar voor de vergelijking met mijn harde, gesegregeerde data, hanteer ik in onderstaande tabel dus genoemde volumes aan zogenaamde "veld-opstellingen volgens het CBS" (inclusief floating solar). De door mij separaat gehouden categorie "vrijstaande solar carports en vergelijkbare installaties" (zoals bijv. agri-PV projecten), worden door het CBS kennelijk allemaal in de enorme, en daardoor geanonimiseerde categorie zon op daken gegooid. Zonder dat te herleiden is, of hun indeling dan wel "correct" is gedaan.

Genoemde CBS data heb ik in rood in onderstaande tabel, kolom 2, toegevoegd, achter mijn waarnemingen die op exacte project data voor uitsluitend grondgebonden veld-opstellingen (niet zijnde floating solar of anderszins) zijn gebaseerd, en die meestal beduidend groter zijn dan wat CBS "kent". De meest recente status van de totale markt cijfers zijn op 2 juni 2023 door het CBS gepubliceerd. Deze zijn in de derde kolom opgenomen. Voor een eerste segmentatie van die data, zie ook het vervolg artikel op Polder PV.

Het enige resterende exemplaar in de categorie met nog onbekend jaar van oplevering is vanaf 2016 bij de EOY accumulaties geteld, omdat het zeer waarschijnlijk een ouder project betreft. Zoals in de vorige update al aangekondigd, ben ik inmiddels in staat geweest, om 18 andere kleinere projecten in deze rest categorie te traceren, en het jaar van oplevering nader te bepalen. Deze zijn dan ook allen aan de betreffende jaargangen toegewezen in de huidige versie.

Capaciteit eind van kalenderjaar (EOY, in MWp)
Accumulatie alleen grondgebonden zonneparken PPV links. In rood (rechts) opgaves CBS
(= vv + FS)!
EOY totale volume NL cf. CBS (MWp)
Aandeel ggb ZP's op totaal volume CBS cf. cijfers Polder PV (%)
2014
2,3 †
1.007
0,2%
2015
10
1.526
0,7%
2016
55 †
2.135
2,6%
2017
136†
(98)
2.911
4,7%
2018
574†
(533)
4.608
12,4%
2019
1.071
(1.039)
7.226
14,8%
2020
2.116 †
(2.101)
11.108
19,1%
2021
2.942
(3.005)
14.911
19,7%
2022 **
4.096 †
(3.853)
19.143
21,4%
2023 *
4.446
(onbekend)
(onbekend)
---

vv = vrijeveld opstelling "klassiek"; FS = floating solar, grote zonneprojecten drijvend op (binnen) water.

Data van Polder PV gemarkeerd met † zijn (licht) gewijzigd t.o.v. de status van januari 2023. De CBS data zijn ongewijzigd tm. 2021. De in de vorige update gerapporteerde 1e cijfers voor het eerste half jaar van 2022 zijn nu vervangen door de nog zeer voorlopige status eind van dat jaar. Half-jaar cijfers worden door het CBS daarna niet meer publiekelijk bekend gemaakt, ook omdat ze ondertussen flink zullen zijn aangepast. Tot nog toe blijven uitsluitend de nieuw berekende eindejaars-volumes bij het CBS terugkeren. Actuele maandcijfers blijven bij het data instituut vooralsnog onbekend, wat te maken heeft met het feit dat er na al die jaren nog steeds géén wettelijke verplichting door Den Haag is afgedwongen, om die cijfers op tafel te krijgen...

De EOY status voor 2019 en 2020 is voor CBS "definitief", die voor 2021 zijn, ondanks al eerder doorgevoerde, forse wijzigingen voor dat jaar, nog steeds een nader voorlopige afschatting. Een eventuele revisie (verwachting: eind 2023), zal vermoedelijk op zijn hoogst een beperkte aanpassing opleveren voor dat jaar. 2022 is bij Polder PV al behoorlijk in het vizier, maar ook hier kan nog wel het een en ander in wijzigen gezien het verloop van de data historie. Een eventuele revisie van het kalenderjaar cijfer bij het CBS kan beslist nog wel een verrassing opleveren voor 2022, maar dat blijft afwachten.

Ook aan de relatieve aandelen van de eindejaars-accumulatie van de capaciteit aan zonneparken (laatste kolom), is het forse tempo te zien van de versnelling van de betekenis van dergelijke projecten. In 2014 nog marginaal, 0,2% van het totale eindejaars-volume, tot 12,4 procent in 2018. Het aandeel voor het geaccumuleerde volume eind 2019 is al gestegen naar 14,8%, een jaar later is het aandeel alweer op 19,1% uitgekomen. Met mogelijk nog wat cijfermatige aanpassingen te verwachten voor 2021, zitten we eind van dat jaar, met de meest actuele Polder PV data, en het huidig gecommuniceerde eindejaarsvolume voor de hele markt van het CBS, eind dat jaar al op 19,7%, bijna een vijfde van het totaal aanwezige volume in ons land, in de vorm van uitsluitend klassiek grondgebonden zonneparken.

Eind 2022 is dat voorlopig alweer verder opgelopen naar 21,4%, maar hier past het waarschuwende vingertje van Polder PV bij: deze data zijn nog zeer voorlopig, en kunnen nog behoorlijk wijzigen. Zeker ook in de relatieve berekening in de laatste kolom, die immers afhankelijk is van nog onzekere basis inputs. Zie paragraaf 9 voor een eerlijke vergelijking tussen de status bij het CBS ("veldopstellingen incl. floating solar"), en de totale impact, als we ook de wat meer byzondere "niet klassieke rooftop" project volumes mee gaan tellen.


(3) Zonneparken per grootteklasse

In onderstaande derde grafiek heb ik alle tot nog toe door mij gevonden en geklassificeerde "klassieke" grondgebonden zonneparken onderverdeeld in de al langer door Polder PV gehanteerde grootte categorie indeling. Zo wordt duidelijk waar de grootste volumes zitten, en welke klasse het meest bijdraagt aan de onstuimige groei in deze belangrijk geworden marktsector in Nederland. De overige typen "veld" installaties zoals de drijvende zonneparken, vrijstaande carports e.d., zitten hier wederom niet bij, zie daarvoor paragraaf 9.

Polder PV onderscheidt 7 grootteklassen vanaf (groter dan) 15 kWp. Er zijn waarschijnlijk honderden kleinere projectjes die buiten de scope van deze analyse vallen, en die vrijwel onbenoemd blijven in de pers. Polder PV probeert die wel bij te houden in een apart overzicht, zie daarvoor paragraaf 7. In bovenstaande grafiek gaat het echt om "het grotere werk", installaties groter dan 15 kWp (uitgangspunt voor de RES indeling), en laten we het kleine grut dus links liggen.

Bij de aantallen, in de inset linksboven, blauwe kolommen, ligt het zwaartepunt links, bij de categorieën 50 tot 500 kWp (161 projecten, 10 meer dan in de vorige update van januari 2023) en 1 tot 5 MWp (172 exemplaren, 15 meer), met een "gat" in de kennelijk niet erg populaire grootteklasse 500-1.000 kWp (slechts 79 stuks, 5 meer). Wat waarschijnlijk te maken heeft met een combinatie van hoge grondkabel en aansluitkosten in relatie tot de berekende financiële opbrengsten voor dergelijke projecten. Natuurlijk vinden we ook een hoog aantal bij de kleinste categorie, installaties op de grond van > 15 tot 50 kWp, 149 stuks (alweer 29 meer). Ook die kleine categorie wordt vaak compleet over het hoofd gezien in de pers, en zelden inhoudelijk benoemd. Verrassend is, dat ik steeds meer van dergelijke kleine projecten ontdek op luchtfoto's, die deels zelfs al jaren geleden blijken te zijn opgeleverd.

We vinden verder al een opmerkelijk aantal van 126 klassieke grondgebonden systemen in de al grote categorie 5 tot 15 MWp (percelen tot grofweg zo'n 15 hectare). Dat zijn er 8 meer t.o.v. de vorige update. De twee grootste project categorieën, 15-30 MWp, resp. groter of gelijk aan 30 MWp, hebben 40 resp. 37 realisaties staan. Dat betreft toenames van 6, resp. 8 exemplaren sedert de status van januari 2023.

Het totaal aan getelde projecten > 15 kWp is al toegenomen tot 764 exemplaren, 81 meer dan in de vorige update. Van 1 resterende klein projectje was het jaar van inbedrijfstelling (nog) niet goed vast te stellen. Al met al lijkt het in de inset dus om relatief bescheiden toenames van de aantallen te gaan. Bij de capaciteit is er echter een flinke sprong gemaakt, zie verderop.

Aantallen en onzekerheden

In de grote grafiek vinden we twee parameters terug, de opgestelde nominale capaciteit die met bovengenoemde aantallen projecten gepaard gaat in MWp accumulatie per categorie (oranje kolommen, linker Y-as als referentie), resp. het daadwerkelijk getelde, door installateurs opgegeven, of "onderbouwd berekende" aantal zonnepanelen per project (gecumuleerd per grootteklasse, groene kolommen, aparte Y-as, rechts, in duizend-tallen). Polder PV gaat daarbij niet over een nacht ijs, en gebruikt diverse tools om een zo betrouwbaar mogelijke afschatting te geven van gerealiseerde volumes, als daar geen expliciete opgaves voor zijn gedaan. En doet dat voor elk project afzonderlijk. Harde module tellingen vanaf scherpe lucht- of satellietfoto's zijn daarbij een vast, inmiddels al routinematig onderdeel geworden om essentiële basis informatie op tafel te krijgen, als die er nog niet is.

Het is helaas op dit punt in Nederland een grote chaos bij opgaves voor dergelijke projecten. En het wordt verder verergerd door het feit dat in veel omgevingsplannen weliswaar cijfers worden genoemd in de planning, maar dat nog in een zeer laat stadium door projectontwikkelaars een compleet ander module type wordt aangeschaft dan oorspronkelijk gepland, met meestal een hoger vermogen, zodat het aantal panelen ook flink minder wordt. Project data gepubliceerd op websites spreken elkaar soms tegen, en zijn vaak compleet verouderd. Aantallen die door de installerende partij worden genoemd, komen regelmatig niet overeen met de hoeveelheid panelen die in andere publicaties worden aangehaald (zoals in persberichten). Aantallen afgebeeld in video's stroken soms niet met opgaves door de installerende partij.

Ook wordt er vaak, de "goeden" daargelaten, ongelofelijk aan gerotzooid met opgaves van project vermogens, ik vind soms meerdere opgaves voor een en hetzelfde project terug, bij verschillende betrokken partijen, en de pers maakt er vervolgens een nog grotere puinhoop van, als ze energie eenheden niet begrijpen, en vervolgens cryptografische cijfers op het net smijten, waar niemand meer uit kan komen. Het heeft geen enkele zin om hier met een natte vinger met "mogelijk gemiddelde paneel vermogens" te werken. Dat heeft de kwaliteit van het schieten met een kanon op een mug, maar het wordt beslist wel gedaan in sommige kringen. De module vermogens-range waaruit gekozen kan worden is immers extreem groot. Tegenwoordig is zo'n beetje alles mogelijk tussen de 270 Wp en vér over de 400 Wp, en wordt ook daadwerkelijk aangelegd. In nieuwere zonneparken worden al module vermogens ver over de 500 Wp (tot zo'n 540 Wp per stuk) gesignaleerd bij Polder PV, bij de nieuwste projecten gaan de afgeleide module vermogens zelfs al over de 600 Wp per stuk heen. Bij grote aantallen panelen kun je hier vér over de schreef gaan met het geschatte project vermogen, als je aantallen met "verondersteld vermogen per paneel" gaat vermenigvuldigen. Dat kan vele megawatten schelen bij de uitkomst !

Ook de regelmatig gepubliceerde opgave "aantal huishoudens" slaat helemaal nergens op, omdat er nooit bij wordt verteld, van wat voor (vermeende) gemiddelde verbruik er uit wordt gegaan, met welke specifieke opbrengst er dan wel wordt gerekend, en wat "dus" de geclaimde opgestelde project capaciteit dan wel zou moeten zijn. Dit is rekenen met onbekende variabelen in een black box, en u kunt er vergif op innemen, dat de uitkomsten bagger zullen blijken te zijn. Helaas zijn dergelijke zinloze, en niets-zeggende opgaves er dermate diep ingesleten in Nederland, dat ze blind, ongecheckt, en niet gevalideerd, op het net worden gegooid, zonder feitelijke project data te publiceren. Dit maakt het zo duivels lastig om harde data boven tafel te krijgen van veel opgeleverde installaties.

Hier is dus echt veel ervaring nodig, om te proberen te achterhalen wat er daadwerkelijk is opgeleverd, aan de hand van geschreven en beeldende informatie. Ik vraag regelmatig zaken na, als de informatie te basaal of zelfs afwezig is, en soms krijg ik gedetailleerde antwoorden over opleveringen, waarvoor grote dank aan betrokkenen. Wat heel erg helpt om zaken scherp te krijgen. Hier wordt dus beslist geen "generieke alles over 1 kam scheren methodiek" gebruikt, maar een project specifieke afschatting, waarbij met alle bekende factoren van het betreffende project rekening wordt gehouden. Polder PV stelt daarnaast op basis van nieuw gepubliceerde informatie regelmatig aantallen zonnepanelen en project vermogens bij in zijn overzichten. Vandaar ook, dat historische cijfers af en toe wijzigen in de diagrammen gepresenteerd door Polder PV. Vaak gaat het, bij de geaccumuleerde volumes, gelukkig niet om zeer grote aanpassingen bij de totale volumes, maar per project zijn de aanpassingen soms fors, tot zelfs aanzienlijk.

Capaciteiten per categorie

In de grote grafiek zien we dat, i.t.t. bij de aantallen projecten, hier het zwaartepunt van de capaciteiten en aantallen panelen per grootteklasse duidelijk aan de rechterzijde ligt, bij de grotere projecten. Met name categorieën 5-15 MWp per installatie (accumulatie 1.206 MWp, de tweede deelcategorie met meer dan 1 GWp, en 77 MWp meer dan in de update van januari 2023), en de grootste klasse >= 30 MWp (totaal 1.895 MWp, een toename van 311 MWp sinds de voorlaatste update !) steken ver boven de rest uit.

Laatstgenoemde grootste klasse claimt dus al bijna 43% van het totaal volume van 4.446 MWp aan klassieke grondgebonden zonneparken, alweer hoger dan de 41% in de vorige update. Het zou dan ook waanzin zijn om die categorie uit te sluiten vanwege slecht beargumenteerde onderbuik gevoelens over, ook nog eens, onbewezen hoge grond claims. Het totale areaal reeds geclaimd blijft ondanks de voortgezette groei van de volumes, nog steeds marginaal (zie verder paragraaf 8). En wordt in rap tempo met groene en blauwe rand- en tussenzones voorzien, om de lokale biodiversiteit te helpen verhogen, met een scala aan extra mitigerende maatregelen, en toenemende input van dubbel grondgebruik bij dergelijke projecten. Een issue die wel politiek is "gewild" voor zonneparken, maar heeft u ooit van een eis van dubbel grondgebruik voor, laten we het simpel houden, een ruimte vretende nieuwe snelweg gehoord ?

De "tussenklasse", projecten per stuk tussen de 15 en 30 MWp, heeft tot nog toe 833 MWp verzameld, ook een behoorlijk grote toename van 119 MWp sinds de vorige update. Deze wordt gevolgd door project categorie 1 tot 5 MWp (acccumulatie 413 MWp, 38 MWp toename sinds vorige update). De kleinste drie categorieën hebben, daarentegen, zeer geringe verzamelde vermogens van, achtereenvolgens 4 MWp (projecten van > 15 tot 50 kWp), 36 MWp (ditto, 50 tot 500 kWp), en 58 MWp (idem, 500 tot 1.000 kWp). En stellen dus op het totaal, hoe belangrijk dergelijke kleinere projectjes voor de betrokken partijen (ondernemers, coöperaties, gemeentes) ook zijn, relatief weinig voor. In procenten: gezamenlijk 2,2%, wat alweer lager ligt dan de 2,3% van het totale volume in de vorige update. De "meters" worden duidelijk gemaakt door de grootste project categorieën ! De aanwas in deze kleinste 3 categorieën was sinds de update van januari 2023 zeer bescheiden (1 MWp, 2 MWp, resp. 4 MWp).

Het aantal zonnepanelen bij deze categorieën (hetzij opgaves, hetzij fysieke tellingen of reconstructies door Polder PV), telt op tot 13 duizend in de kleinste categorie, ruim 1,2 miljoen bij projecten tussen 1 en 5 MWp, 3,3 miljoen bij installaties tussen 5 en 15 MWp, 2,1 miljoen in de op een na grootste categorie, en al een spectaculair volume van ruim 4,6 miljoen zonnepanelen bij de 37 grootste zonneparken, vanaf een opgesteld vermogen van, elk, minimaal 30 MWp.

Het nu nog steeds bekende grootste project, Dorhout-Mees te Biddinghuizen (Fl.), met ruim 310 duizend panelen (144 MWp), is in het najaar van 2022 netgekoppeld opgeleverd, en is eerder in deze analyse al gememoreerd.

De 2 opvolgende zonneparken, inmiddels de vorige nummer 1, Vloeivelden Hollandia te Borger-Odoorn (Dr.) van ontwikkelaar SolarFields, en een andere voormalige erepodium kandidaat, Vlagtwedde-Harpel (Gr.) van Powerfield, hebben minder, respectievelijk veel meer zonnepanelen (bijna 290 resp. bijna 348 duizend stuks). Het uiteindelijk opgeleverde vermogen is daarbij uiteraard sterk afhankelijk van het gebruikte paneel type, bij de grootste projecten blijken bij dit drietal de grootste module vermogens te zijn ingezet. Aangezien het uiteindelijke project vermogen de maat der dingen is in de solar community, en niet het aantal panelen (of de geclaimde oppervlakte onder het zonnepark), wordt bij Polder PV voor dergelijke vergelijkingen altijd gerangschikt op de nominale generator capaciteit.

Alle 764 klassieke grondgebonden zonneparken bij elkaar hebben in mijn gedetailleerde projecten overzicht al bijna 11,7 miljoen zonnepanelen staan. Ongeveer 1,1 miljoen zonnepanelen meer dan in de update van januari 2023.


(4) Zonneparken per provincie

4a. Grondgebonden veldopstellingen, capaciteit, aantallen, en gemiddelde project omvang

Deze grafiek, met segmentatie naar provincie, is op vergelijkbare wijze opgezet als de exemplaren die ik eerder voor diverse SDE subsidie beschikking overzichten heb gemaakt (zie bijvoorbeeld het exemplaar in overzicht van SDE voorjaarsronde 2019, paragraaf 2).

In de status update van 17 september 2023 vinden we, met de 764 reeds netgekoppeld opgeleverde grondgebonden zonneparken, en een verzameld volume van 4.446 MWp, de volgende sets kampioenen terug. Van 1 klein zonnepark projectje kon nog geen lokatie of provincie aanduiding worden gevonden, zie laatste kolom in de grafiek.

Bij de aantallen klassieke grondgebonden zonneparken > 15 kWp (doorzichtige kolommen met blauw kader; referentie linker Y-as):

  • Gelderland 119 exemplaren (11 meer dan in update van januari 2023)
  • Overijssel en Noord-Brabant ex aequo 95 exemplaren (20, resp. 12 meer)
  • Noord-Holland 77 exemplaren (3 meer)
  • Slechtste "performer" Utrecht, met 24 exemplaren (1 meer, laatste plek was in eerdere updates voor Flevoland).

De drie provincies met de meeste zonneparken hebben een aandeel van ruim 40% op het totaal aan reeds door Polder PV gevonden (opgeleverde) zonneparken in Nederland. Dat is weer een geringe toename t.o.v. de 39% in de vorige update.

Bij de geaccumuleerde capaciteit van de geturfde grondgebonden zonneparken > 15 kWp zijn de drie best presterende provincies (oranje kolommen, referentie rechter Y-as):

  • Groningen 869 MWp (154 MWp meer dan in update van januari 2023)
  • Drenthe 749 MWp (139 MWp meer dan in de voorgaande update)
  • Flevoland, nieuw op plaats 3 sedert de versie van januari 2023, 482 MWp (61 MWp meer dan in de voorgaande update)
  • Slechtste "performer" blijft Utrecht, met 89 MWp (voor de komma ongewijzigd). Limburg volgt op afstand (137 MWp, een plus van 18 MWp t.o.v. de vorige update).

Een deel van de verschillen met de vorige update wordt verklaard door fysieke ingebruikname van nieuwe zonneparken. Een ander deel door later gevonden exemplaren waarvan tussentijds is gebleken dat de netkoppeling daadwerkelijk tot stand is gebracht (en voorheen nog niet bekend). Een derde deel wordt veroorzaakt doordat er tussentijds aanpassingen van de capaciteit zijn geweest bij met name grotere projecten, die een forse impact hebben op de totaal volumes per provincie. Dit soort aanpassingen vinden regelmatig plaats bij Polder PV, omdat exacte informatie over opgeleverde projecten vaak ontbreekt, en/of niet eenduidig is.

Utrecht heeft weliswaar plannen voor flinke zonneparken in het nieuwbouw gebied bezuiden de A12 (Rijnenburg / Reijerscop), maar daar zijn nog geen harde besluiten over gevallen. Ondertussen wil het niet echt vlotten in de provincie. Een lichtpuntje is het recent opgeleverde Meijewetering project van coöperatie Energie-U, waar 7 jaar aan gewerkt is.

De drie provincies met de meeste nominale capaciteit in zonneparken hebben een aandeel van ruim 47% op het totaal aan reeds gevonden zonneparken in Nederland, een stuk hoger dan bij de aantallen projecten. Het is weer toegenomen sedert de vorige update, toen er nog sprake was van een aandeel van 45% op het totaal bij de eerste drie provincies. De grootste, klassiek grondgebonden zonneparken blijven opgeleverd worden in Groningen, Drenthe en Flevoland. Van de 25 grootste exemplaren vinden we er 7 terug in Groningen, en 4 in zowel Drenthe als Flevoland.

Zeer opvallend blijft het verschil bij de slechtste "performers". Met slechts 2 opgeleverde zonneparken meer, heeft Flevoland een veel groter volume gerealiseerd dan Utrecht, inmiddels toegenomen tot een verhouding van 482 MWp om 89 MWp. Dat komt omdat het bij de projecten in Flevoland om gemiddeld veel grotere PV projecten is gegaan. Dat vinden we terug in het systeemgemiddelde van die zonneparken, weergegeven door de groene stippellijn (referentie linker Y-as): gemiddeld 18,6 MWp per project in Flevoland (vorige update nog 17,5 MWp), en slechts 3,7 MWp gemiddeld in Utrecht (voorheen iets hoger, 3,8 MWp). Het verschil is wederom extremer geworden dan in de voorgaande update.

De provincies met de gemiddeld hoogste project omvang bij de grondgebonden installaties zijn nu, achtereenvolgens, Flevoland (18,6 MWp gemiddeld per stuk, zie ook hier boven), Groningen, met 11,6 MWp gemiddeld (weer wat hoger dan de 10,7 MWp in de update van januari 2023), en de nummers 3 en 4, Drenthe, met 10,9 MWp (vorige update 10,2 MWp) en Zeeland, met 10,3 MWp (vorige update: 10,1 MWp). De meeste provincies zitten op een globaal gemiddelde tussen de 3 en 4,5 MWp per grondgebonden veld-systeem. Het gemiddelde exclusief het ene nog niet in een specifieke provincie gelokaliseerde project, is inmiddels verder gestegen, naar 6,73 MWp per grondgebonden project (in vorige update nog 6,55 MWp, daarvoor 5,90, resp. 4,97 MWp). Hierbij doet de invloed van de paar provincies met de hoogste gemiddelde project omvang zich dus duidelijk gelden. En de voortgaande schaalvergroting van de opgeleverde (grondgebonden) projecten is hiermee wederom aangetoond.


4b. Kaartje verdeling capaciteit en grondgebonden zonneparken over de provincies aan het eind van 2022, en vergelijking jaarvolumes 2021-2022 (nader voorlopige status)

In onderstaand kaartje heb ik weer drie data voor alle provincies ingevoerd, om de verhoudingen te laten zien van verschillende parameters op regionaal niveau, zoals is vastgesteld met de nu meest actuele data voor eind 2022 (meest recent beschikbare cijfers van zowel CBS, "nader voorlopig", als van Polder PV). Voor de resulterende eindejaars-volumes, heb ik voor de totale capaciteit, en die voor het "niet-woning" segment, (CBS status "definitief"), en het inmiddels al behoorlijk goed bekende volume van grondgebonden zonneparken van Polder PV, voor eind 2021, toegevoegd, in het kolommenpaar rechts van de volumes voor 2022, linksboven in het overzicht.

Getoond worden - voor 2022, in de kaart - achtereenvolgens de capaciteiten van uitsluitend de grondgebonden zonneparken per provincie, bij uitsluiting van alle andere vrijveld projecten zoals drijvende zonneparken op water, vrijstaande carport en derivaten, PV projecten op geluidsschermen en/of op andere infra (zie paragraaf 9). Deze kolommen zijn in groen weergegeven. Vervolgens is in blauwe kolommen het volume weergegeven van "niet-woning" projecten, ook wel "bedrijfsmatige installaties sensu lato", of, in de terminologie van het CBS, "alle economische activiteiten"-categorie. Dat segment is inclusief niet commerciële, niet woning projecten, zoals gemeentelijk vastgoed e.d. Deze cijfers komen uit hun zonnestroom segmentatie update van 16 juni 2023. Tot slot de totale PV volumes die het CBS in dezelfde update heeft vastgesteld voor alle projecten. Derhalve, alle residentiële capaciteit, én alle "niet-woningen" betreffend. Dat totaal volume is dus inclusief de diverse soorten veldopstellingen sensu lato en andere byzondere projecten, waar het CBS ook geen segmentaties voor geeft / kan geven. Deze totaal volumes zijn weergegeven in de gele kolommen. Alle capaciteiten zijn in MWp weergegeven. Onderaan de set kolommen is ook per provincie, en bij de totale volumes linksboven, het percentage aandeel van de door Polder PV gevonden volumes aan veldopstellingen ten opzichte van de totale CBS volumes (geel) weergegeven in rood.


^^^
NB: In dit diagram wordt onder veldopstellingen strict grondgebonden zonneparken bedoeld groter dan 15 kWp aan opgestelde capaciteit per stuk. Alle andere installaties "niet zijnde rooftop projecten in het vrije veld" waaronder op water drijvende PV projecten, vrijstaande grotere carports en vergelijkbare derivaten (zoals grotere fietsenstallingen met PV overkappingen, agri-PV pilots waarvan netkoppeling bekend is), projecten op infrastructuur (geluidsschermen e.d.) zitten hier dus niet bij. Wel zijn alle grondgebonden projecten op afvalbergen, slibdepots, RWZI's, ervan van waterwinnings-bedrijven, etc. opgenomen onder de categorie veldopstellingen.

Links bovenaan zijn rechts de drie volumes voor min of meer "afgerond" kalenderjaar 2021 weergegeven. Daar links van de nog nader voorlopige data voor de veldopstellingen (Polder PV) resp. de capaciteit voor het niet-woning segment, blauw, resp. het totale marktvolume, geel, (CBS) voor 2022. Met name deze data voor 2022 zullen nog wel behoorlijk kunnen wijzigen. Dit alles, "pending" eventuele nieuwe vondsten van oudere kleinere veldopstellingen die aan de criteria van Polder PV voldoen, en die dan ook aan een volgende update toegevoegd zullen worden (zoals meerdere, eerder nog niet bekende / gevonden "oudjes" zijn toegevoegd aan de huidige update).

Ondergrond kaartje: Wikipedia, auteur Lencer, onder de Creative Commons-licentie Naamsvermelding-Gelijk delen 3.0 Unported.

Voor een ouder kaartje met de toen bekende situatie tot en met eind 2018, zie de uitgebreide analyse van het projecten bestand van Polder PV op peildatum 9 augustus 2019.

De absolute volumes aan veldopstellingen verschillen uiteraard ook eind 2022 sterk tussen de provincies, van slechts 88 MWp in Utrecht, tot al een zeer hoog volume van 767 MWp in Groningen. Een overgebleven "anoniem" project, wat nog niet aan een provincie kon worden toegewezen, maar wat toen wel al lang was opgeleverd, is apart rechts van het midden vermeld (16 kWp, hier afgerond tot 0,02 MWp).

Kijken we naar de relatieve aandelen van de capaciteiten ten opzichte van de totale, door het CBS in hun update van 16 juni 2023 gerapporteerde, en alweer bijgestelde volumes voor eind 2022, krijgen we nog veel sterker uiteenlopende verschillen. In Utrecht en Limburg is het aandeel maar 9%, en ook de massief PV uitrollende grote provincie Noord-Brabant zit op dit punt zeer laag, met 10% aandeel van de klassieke veldopstellingen op het - record - totaal volume. Tot en met 2020 is het vooral de combinatie van grote volumes op rooftops in de agrarische sector, vele grote distributiecentra, én een hoog residentieel volume, wat de totale capaciteiten en aantallen in Noord-Brabant zo'n vlucht heeft doen nemen, zie de in 2022 al zeer hoge kolommen voor "niet-woningen" (blauw, 1.945 MWp), en het eveneens record totaal volume (geel, 3.323 MWp).

In 2021 kwam daar beslist al verandering in, er werd toen al bijna 118 MWp aan zonneparken toegevoegd, waarmee Noord Brabant de op 4 na snelste groeier was op dat vlak in dat jaar. Er staat in deze grote provincie weliswaar veel in de pijplijn aan veldopstellingen, maar door de snel optredende grote problemen op het net, is daar in 2022 direct weer tijdelijk een rem op gezet. In 2022 kwam ze, nog steeds op de vierde positie, met "slechts" ruim 88 MWp aan nieuwe toevoegingen van zonneparken, maar wel iets meer dan in Groningen (ruim 82 MWp). In absolute zin al jaren kampioen Groningen, moest dat jaar verstek laten gaan bij het erepodium voor de jaargroei volumes. Dat werd voor de nieuwbouw toen bezet door Flevoland en Drenthe (ex aequo, met beiden hoge volumes, 268 MWp nieuwe capaciteit), en Gelderland (129 MWp aan nieuwe projecten "in het veld").

Ook in de belangrijke provincies Zuid- en Noord-Holland, en Gelderland zijn de aandelen van de geaccumuleerde volumes aan zonneparken nog relatief gering (9, 11 resp. 16%, eind 2022). Overijssel zit al een stuk hoger in de boom met 21%, maar moet het afleggen tegen vier provincies die al een (flink) hoger relatief aandeel hebben, Friesland (28%), Zeeland (36%), Flevoland (sterk toegenomen, naar 48%), en de op dit punt ook flink verder in betekenis toegenomen provincie Drenthe (50%). Desondanks is geen enkele provincie nog in staat gebleken, om het exceptioneel hoge aandeel van veld-installaties op het totale gerealiseerde volume (incl. alle rooftops) van provincie Groningen te benaderen. Dat aandeel was eind 2022 namelijk al 57%, wat wordt veroorzaakt door een flinke verzameling (zeer) grote zonneparken op het grondgebied daar. Hiermee is al voor langere tijd de kampioens-status van Zeeland teloor gegaan, die eind 2018 nog een relatief aandeel had van 43% van zonneparken t.o.v. de totaal geplaatste capaciteit. Dat werd destijds met name veroorzaakt door het hoge impact makende, toen grootste zonnepark van Nederland, Scaldia op de grens van Borsele en Vlissingen.

Impact zonneparken op totale volumes

In de twee kolommen "sets" linksbovenaan in het diagram is de vergroting van het aandeel van zonneparken op de totaal volumes goed te zien. Was het aandeel in 2020 nog 19,1% (zie tweede tabel, in deze paragraaf), is dat, met nog nader voorlopige cijfers, eind 2021 al gegroeid naar 19,7%. 2022 deed daar nog een schep bovenop, en heeft nu, met de later mogelijk nog bij te stellen data, inmiddels al 21,4%, ruim een vijfde van de totale PV capaciteit in Nederland, in uitsluitend grondgebonden veldopstellingen staan (excl. floating solar e.a. derivaten).

Niet residentiële volumes per provincie

Ook de aandelen van de "niet-woning" installaties (categorie met zowel bedrijfsmatige rooftop projecten, als zonneparken), in de blauwe kolommen, zijn fors verschillend. In absolute zin varieert dit eind 2022 tussen de 455 MWp (wederom Utrecht) en, als enige (ver) boven de anderhalve GWp uitkomend, Noord-Brabant (1.945 MWp). Gelderland was in 2021 al de tweede provincie geworden, met iets meer dan 1 GWp aan generator vermogen in de niet-residentiële sector, en heeft eind 2022 inmiddels 1.384 MWp in dit segment staan. De drie provincies Zuid-Holland, Overijssel en Groningen, hebben eind 2022 inmiddels ook ruim 1 GWp in dit segment geaccumuleerd. In relatieve zin is het wederom Utrecht, met 45% van het totale volume "niet op woningen", die het minst presteert bij dat aandeel.

In Provincie Groningen werd in 2021 nog het hoogste aandeel gehaald, met destijds 77% van het totale volume "niet op woning daken" liggend. De grote "schuldige" was hier uiteraard het hoge aandeel aan zonneparken, die in het bedrijfsmatige segment veruit dominant zijn. Eind 2022 strijden drie provincies om de eer op het vlak van het aandeel bedrijfsmatig volume op het totaal: Flevoland, Groningen en Drenthe (76%, 75%, resp. 74%).

Kijken we naar het aandeel van de tot nog toe door Polder PV gevonden veld-opstellingen t.o.v. het door CBS vastgestelde volume aan "niet-woning" installaties, variëren de aandelen zelfs tussen 17,5% bij Noord-Brabant en Limburg, en, al bijna 77% bij Groningen. In laatstgenoemde provincie hebben de grondgebonden zonneparken dus al een enorme footprint bij zowel het totaal gerealiseerde volume, als bij de projecten die niet op woningen liggen.


4c. Relatieve capaciteit per inwoner per provincie van grondgebonden en drijvende zonneparken, en totalen nieuw

In deze nieuwe grafiek heb ik de vermogens van de door Polder PV gevonden klassieke grondgebonden veldopstellingen plus de relatief bescheiden vermogens van de per provincie gevonden drijvende projecten (zie ook paragraaf 9), zoals bekend op peildatum 17 september 2023, gerelateerd aan het aantal inwoners, op basis van de bevolkings-statistieken van het CBS aan het begin van 2023. We krijgen dan de ook internationaal vaak gehanteerde belangrijke maat Wp/inwoner, waarmee gebieden "eerlijker" met elkaar vergeleken kunnen worden bij de relatieve impact. In dit geval de afzonderlijke volumes voor grondgebonden opstellingen en die voor drijvende projecten, en de optelling van deze 2 typen installaties.

De provincies zijn van links naar rechts aflopend gesorteerd op de totale gevonden capaciteit van zowel de klassieke grondgebonden veldopstellingen, als de drijvende projecten (vetgedrukte cijfers bovenaan de kolommen). De afzonderlijke capaciteiten van deze 2 project categorieën vindt u in de kolom segmenten van de betreffende categorie. Achteraan staan de totale relatieve volumes voor heel Nederland, die voor deze 2 categorieën veld opstellingen neerkomen op een gemiddelde van 265 Wp per inwoner, en voor de afzonderlijke klasses 250 Wp/inwoner (grondgebonden), resp. 15 Wp/inwoner (drijvende zonneparken). Drenthe is op dit belangrijke relatieve niveau kampioen, met totaal net iets meer vermogen dan Groningen (1.553 resp. 1.527 Wp/inwoner), Flevoland volgt op grote afstand (1.089 Wp/inwoner), met ook weer een stuk meer neerwaarts Zeeland (726 Wp/inwoner), en Friesland (541 Wp/inwoner). Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant zitten al op een stuk lager niveau (346, 236, resp. 136 Wp/inwoner), en Limburg kan nog een beetje meekomen, met 121 Wp/inwoner. Maar de drie Randstad provincies kunnen er, om begrijpelijke reden, niet in slagen om hier een vuist te maken, vanwege dure grond, hoge bevolkingsdichtheden, veel infra, e.d. Ze sluiten achteraan aan, met 71 (NH), 64 (Ut.), resp. 52 Wp/inwoner (ZH).

Voor de drijvende projecten, is de impact al opvallend te noemen voor, wederom, Drenthe en Groningen (61, resp. 69 Wp/inwoner), maar is Friesland op dit punt kampioen, vanwege de relatief lage bevolkingsdichtheid. Deze provincie komt zelfs op 87 Wp/inwoner uit voor die categorie.


Zonnepark op een voormalig sportveld omzoomd door bomen in de provincie Gelderland, met SDE beschikking inmiddels op naam van een Deense ontwikkelaar, die de grond huurt van de betreffende gemeente. Ditmaal met toepassing van moderne 144 half-cels panelen, aangesloten op bij ontwikkelaars populaire Chinese Huawei omvormers. Aan kritische monitoring is ook gedacht, op de foto zijn aan de voorzijde van de module tafels twee licht sensoren te zien die in de 2 gehanteerde module richtingen (in onderhavig geval iets Z. van O. / iets N. van W.) de exacte instraling bepalen, waarmee specifieke opbrengsten en performance van de installatie goed bepaald kunnen worden. Het project is eind 2021 opgeleverd, en werd in juli 2023 door Polder PV bezocht, toen de uitbundig gegroeide vegetatie net aan een maaibeurt werd onderworpen. Project vallend in categorie 1-5 MWp.


(5) Zonneparken op RWZI's en bij drinkwaterbedrijven - stabilisatie van ontwikkeling

Ik heb meerdere malen al eens aandacht besteed aan het fenomeen zonneparken op rioolwaterzuiverings-installaties (RWZI's), en op de terreinen van drinkwater productie bedrijven. Dat heeft de laatste jaren een aardige vlucht genomen in Nederland, en mocht zelfs als "common practice" worden gekarakteriseerd, na enkele jaren van flinke groei in dit specifieke segment. In 2022 en 2023 is de trend weer aan het afvlakken, en lijkt een verzadigingspunt bereikt.

Momenteel zijn van de 764 gevonden grondgebonden zonneparken er door Polder PV 122 exemplaren bij RWZI's aangetroffen, plus nog eens 4 op locaties van uit bedrijf genomen installaties ("ex-RWZI's"). Het totaal, 126 stuks, is 16,5% van het totale aantal gerealiseerde projecten. Ook zijn er al 16 grondgebonden projecten op productie cq. opslag lokaties van drinkwater bedrijven getraceerd. Daarnaast is er (al vier jaar geleden) nog een zonneveldje naast een gemaal van een waterbedrijf opgeleverd. Ook zijn er een viertal projecten op zogenaamde "waterbergingen" aangebracht, maar drie daarvan zijn van commerciële / lokale ontwikkelaars "niet zijnde" waterbedrijven.

Bij de geaccumuleerde capaciteiten is die verhouding beduidend anders: 115 MWp bij RWZI's, bijna 6 MWp op ex RWZI locaties, resp. bijna 17 MWp bij water productie bedrijven, waarbij de aandelen t.o.v. de totale volumes (4.446 MWp, status 17 september 2023) heel wat bescheidener zijn, nl. 2,7% (RZWI + ex RWZI), resp. 0,4% (waterproductie bedrijven). Dit komt, omdat zonneparkjes bij dergelijke "voor het algemene nut" werkende instanties een nevenfunctie hebben, waarbij de verduurzaming van de productie processen een nieuwe beleidslijn vertegenwoordigt. Bovendien is de ruimte op dergelijke lokaties meestal beperkt, en dit zien we terug bij de gemiddelde systeemcapaciteit bij deze instanties. In de huidige projecten sheet van Polder PV komt dat neer op ongeveer 959 kWp gemiddeld bij de (ex-) RWZI's, resp. 1.045 kWp bij de drinkwater productie bedrijven. Dit, terwijl het systeemgemiddelde van alle 764 zonneparken bij elkaar neerkomt op 5,8 MWp per stuk. Dat is, t.o.v. de (ex-) RWZI's, een factor 6,1 maal zo hoog.

Bij de subsidie beschikkingen voor SDE 2019 ronde I was het aandeel van RWZI's nog 23% bij de aantallen projecten, bij de capaciteit was het destijds 3,8%. De totalen bij alle beschikkingen kwamen toen nog neer op 24% bij de aantallen toegekende projecten, en 3,4% bij de toegekende capaciteiten (artikel 21 november 2019). De relatieve verhoudingen leken toen dus enigszins te zijn bestendigd in de realisaties voor alle projecten. In genoemde status update was van de toen reeds opgeleverde 34 zonneparkjes op RWZI's het systeemgemiddelde vermogen ook gemiddeld iets meer dan 1 MWp per stuk. Dat lijkt dus een goed uitgangspunt te zijn voor eventuele afschattingen van het potentieel bij andere kandidaten van de ruim 350 RWZI's in Nederland. Tenzij fysieke onmogelijkheden zoals te weinig ruimte on-site realisatie van een dergelijk project in de weg staan. Ook zal voor een deel het probleem spelen van geplande verbouwingen en uitbreidingen van dergelijke locaties, wat planning van een zonneproject voor langere tijd kan blokkeren. In ieder geval was er medio 2023 dus al bij ruim een derde van alle RWZI's een zonnepark(je) aanwezig.

Afvlakking

Wel is er duidelijk een afvlakking te zien bij de realisaties. Bij de capaciteiten liep het aandeel van de RWZI's, ex-RWZI's, en grondgebonden veldjes op erven van waterproductie bedrijven bij de geaccumuleerde volumes EOY terug, van 4,2 naar 3,3% tussen 2021 en 2022, en is het met de stand van zaken op 17 september 2023 nog maar 3,1% t.o.v. het gerealiseerde totaal volume aan grondgebonden projecten. Bij de jaargroei volumes kelderde het aandeel van 4,8% in 2021 naar nog maar 1,2% bij het nieuwe totaal volume in 2022. Bij de nog beperkte hoeveelheid capaciteit aan grondgebonden zonneparken, tot nog toe (bekend) netgekoppeld opgeleverd tm. 17 september 2023, is het aandeel nog maar 0,3% van het totaal volume (tot nog toe slechts 2 projecten nieuw gevonden in 2023).

Veld versus dak

Wat de installaties op de terreinen van drinkwaterbedrijven betreft, dient er scherp onderscheid gemaakt te worden tussen klassieke veldopstellingen (vergelijkbaar met die op RWZI's), en projecten die op de betonnen daken van de vaak grote reinwaterkelders zijn aangebracht. Deze laatste categorie heb ik bij nadere beschouwing al een tijdje geklassificeerd als byzonder type "rooftop", omdat het "gebouwen" betreft, die echter als byzonderheid hebben dat ze meestal "in de grond" zijn gebouwd, en vaak ook nog eens boven op het betonnen dak een graslaag hebben. In diverse gevallen is daarop een "veldje" zonnepanelen aangebracht, wat bij Polder PV dus onder de categorie zon op daken is komen te vallen. En wat niet (meer) als "grondgebonden veld-installatie" wordt beschouwd.

In de Lokale Participatie Monitor over het jaar 2020 werd melding gemaakt van slechts 50 zonneparken op terreinen van waterschappen en drinkwater bedrijven (later ook incl. bedrijven actief bij slibverwerking). Weliswaar werd dat in de LP Monitor tm. 2021 opgehoogd naar 65 exemplaren. Polder PV heeft tm. 2020 echter al 81 stuks (ex- en RWZI & WWB) staan. LPM 2021 rept van 116 projecten in deze categorie tm. 2021 (108 MWp), maar Polder PV heeft er al 124 gevonden (met 122 MWp). Deze monitor claimt "lokaal eigenaarschap" van deze projecten, omdat die feitelijk "aan de lokale gemeenschap" zouden zijn toe te schrijven via de regionaal actieve eigenaar-beheerders (de rode draad door deze rapportages). Er is dus een onderschatting van het potentieel wat daartoe werkelijk gerekend dient te worden, als je van die veronderstelling zou uitgaan.

RVO telt te weinig

In de "Monitor Zon-pv 2022 in Nederland" van RVO over het jaar 2021 (publ. datum 30 sep. 2022) staat ook een merkwaardige opgave. Op p. 42 wordt geclaimd dat in 2021 37 nieuwe projecten bij "de waterschappen" zouden zijn gerealiseerd met een totaal vermogen van 30 MWp, ondersteund met 1 of meer SDE beschikkingen. Polder PV kwam voor dat jaar alleen al voor de RZWI's op 41 projecten (11% meer), met een totale capaciteit van 38 MWp (27% meer), allen met SDE beschikking(en). Daarnaast waren er ook nog 2 nieuwe projecten bij waterwinbedrijven, met een nieuw volume van totaal 2 MWp. RVO stelde ook dat er 7 projecten groter dan 1 MWp bijgezeten zouden hebben. Afgaand op datum netkoppeling, komt Polder PV voor de RWZI projecten voor dat jaar zelfs al op 11 projecten groter dan 1 MWp. Met de grootste op RWZI Wervershoof, met ruim 17 en een half duizend zonnepanelen (Webarchive link).


(6) Zonneparken per netbeheerder

Omdat van bijna alle 764 door Polder PV gevonden en gedocumenteerde zonneparken ook de betreffende netbeheerder bekend is, heb ik wederom een overzicht gemaakt op wiens grondgebied de meeste projecten cq. het hoogste vermogen aan grondgebonden projecten is te vinden. Zonneparken worden vaak in de wat afgelegener gebieden aangelegd (als je daar in goed befietsbaar postzegel landje Nederland wel van mag spreken), en de netten zijn daar meestal niet erg "dik" uitgevoerd. Wat in veel gevallen al tot een sterke toename van - forse - netcapaciteit problemen heeft geleid, met uitstraling in de wijde omgeving. In ieder geval bij de grootverbruikers, waarvoor stringente aansluit- en contract voorwaarden gelden bij netbeheer.

GDS in opkomst

Een van de zaken waar ik nog goed naar moet kijken is het feit, dat er een begin is gemaakt met het "ontkoppelen" van sommige grotere projecten, van een direct aansluiting op de regionale netbeheerder. Er worden zogenaamde lokale GDS netwerken aangelegd, waarvoor van ACM een ontheffing verkregen moet worden, gezien de zeer stricte regulering van netbeheer in Nederland. GDS staat voor "Gesloten Distributie Systeem". Waarbij in onderhavig geval bijvoorbeeld meerdere zonneparken via een gezamenlijke (stel) kabels afgetakt worden en richting een trafostation bij een hoogspannings-station worden geleid. Dit kan zelfs al de provinciale grens over gaan (enkele parken in noord Drenthe > Stadskanaal in Groningen). Enkele eerste projecten waarvan zeker is dat ze op zo'n GDS net zijn aangesloten zijn al geïdentificeerd, maar er zijn er meer. Hopelijk komt daar in een volgende update meer klaarheid in. Tot dat moment staan eventueel betrokken projecten bij de regionale netbeheerder ingedeeld. Zie ook het interessante artikel bij BNR Nieuws, van 7 september 2023: "Nieuw wapen in strijd tegen elektriciteitstekort: Nederland telt straks 100 privé-stroomnetten".

We krijgen vanuit de overzichten van Polder PV de volgende resultaten.

In de linker "set" kolommen de aantallen gevonden zonneparken per netgebied, de verzameling kolommen rechts geeft de cumulatieve capaciteit van die zonneparken per netbeheerder aan. Bij de aantallen gaat het om "overzichtelijke" hoeveelheden, van 2 exemplaren in het verzorgingsgebied van Rendo Netbeheer en bij hoogspannings-netbeheerder TenneT TSO, via 4 bij Westland NB, en bij bij CoteQ NB, 27 bij het voormalige Enduris in Zeeland (sedert 1 jan. 2022 onder Stedin Holding), en 68 bij Stedin zelf (grootste deel in de Randstad), tot beduidend veel meer exemplaren bij de 2 met stip grootste netbeheerders, Liander (284 grondgebonden zonneparken), resp. Enexis (370 exemplaren). Er is 1 project waarvoor nog geen provincie noch netbeheerder bekend is bij Polder PV ("Onbekend"). Van 2 projecten is met zekerheid bekend dat ze niet op het net van de netbeheerder zijn aangesloten, maar op een zogenaamd "GDS-net" gekoppeld. Dat zijn Vloeivelden Hollandia / Avebe in Drenthe, en het grootste zonnepark, Dorhout-Mees, in Flevoland (helemaal rechts). Hier zal, zoals reeds gemeld, nader naar worden gekeken, want er zijn al wat meer van dergelijke projecten.

Er zijn enkele regio uitgewisseld tussen de netbeheerders de laatste jaren. Enexis en Liander hebben in Friesland en Flevopolder gebieden geruild, de hele Noordoostpolder is bijvoorbeeld overgeheveld naar Liander netgebied, met nogal wat gevolgen voor de statistieken bij beide netbeheerders vanwege het daar destijds al aardig geaccumuleerde volume aan PV. Weert (L.) is van Stedin naar Enexis overgegaan. Voormalig netbeheerder Endinet is in zijn geheel overgeheveld van Liander naar Enexis en is de facto opgehouden te bestaan. Dat betreft het netgebied van Eindhoven en Oost-Brabant. Enduris is begin 2022 onder de Stedin Holding paraplu gekomen, maar wordt, vanwege haar zeer specifieke regionale dekking ("Zeeland"), hier nog steeds apart getoond. Een van de nog overgebleven curiosa is Heemstede in Noord-Holland, wat nog steeds onderdeel is van het netgebied van Stedin (wat haar kernactiviteiten in de zuidelijke Randstad heeft), maar wat midden in het verzorgingsgebied van Liander ligt.

Als je alleen naar de aantallen projecten zou kijken, zou je kunnen concluderen dat de 2 grootste netbeheerders, Liander en Enexis, elkaar aardig in evenwicht houden op dit vlak. Dat is echter beslist niet zo, als je naar het opgestelde vermogen kijkt van de verzamelde projecten. Iets waar ik al vaker aandacht aan heb besteed, bij een vergelijking van de totale opgestelde volumes inclusief alle andere PV projecten (incl. residentieel), in een separaat intermezzo op de eind 2021 gepubliceerde uitgebreide CBS zonnestroom statistiek pagina. Op dit vlak is, en blijft, Enexis absolute "alleenheerser", met een verzamelde capaciteit van alweer 2.238 MWp (vorige update 1.845 MWp) aan - uitsluitend ! - grondgebonden zonneparken. In 2023 zijn bij deze netbeheerder dus voor het eerst, in accumulatie, al meer dan 2 GWp aan uitsluitend veldinstallaties aangesloten.

Dit, terwijl bij de "grootste netbeheerder", Liander slechts 1.241 MWp (vorige update 1.111 MWp) is geaccumuleerd, 45% minder. Dat is alweer duidelijk meer dan de 40% in de vorige update. Dit komt, omdat juist in de Enexis provincies de meeste en, vooral, de grootste projecten zijn, en nog steeds worden, gerealiseerd, met name in Groningen, Drenthe, Noord-Brabant en Overijssel. Het is een belangrijke (niet de enige) reden, waarom de beschikbare capaciteit voor invoeding op het net vanuit grootverbruik aansluitingen juist in de Enexis regio al lange tijd als eerste "op rood" stonden. Voor Groningen, Drenthe, Overijssel en een groot deel van Limburg geldt momenteel onderzoek naar haalbaar congestiemanagement, volgens de bekende capaciteitskaart (site Enexis, gebieden met oranje kleur). Noord Brabant kleurt rood, er kunnen daar momenteel geen nieuwe invoedende installaties achter grootverbruik aansluitingen meer geaccepteerd worden. Uiteraard zijn alle (recent) SDE beschikte projecten wel reeds van gecontracteerde capaciteit verzekerd, dus daarvan zal het grootste deel gewoon worden uitgevoerd, al is het mogelijk deels kleiner dan gepland. Wel zijn inmiddels ook de Liander provincies Friesland, Gelderland, en Flevoland grotendeels rood gekleurd.

Liander is in de vorige update wel de 1 GWp geaccumuleerde capaciteit in uitsluitend grondgebonden veldopstellingen gepasseerd. Voor Enexis is dat al veel langer geleden.

Enexis (ruim 50%) en Liander (28%) hebben momenteel gezamenlijk, afgerond, 78%, 3.479 MWp, van de totale door Polder PV vastgestelde capaciteit in Nederlandse zonneparken (4.446 MWp) staan.

Daarbij vergeleken is het bij de kleinere netbeheerders categorie "klein bier", met 279 MWp bij Enduris, en een iets minder hoog volume bij de andere dochter uit de Stedin Groep, het in de Randstad dominant actieve Stedin Netbeheer (266 MWp, totaal Stedin Groep 545 MWp, 12% van totaal volume). Hoogspannings-netbeheerder TenneT heeft 118 MWp, maar dat komt vooral door de directe aansluiting van het 103 MWp grote zonnepark Midden-Groningen op hun hoogspannings-station Kropswolde, wat nogal wat voeten in de aarde had als "pilot" voor Nederland. De kleine netbeheerder Rendo NB heeft ook een respectabel volume van bijna 42 MWp staan, het resultaat van 2 zonneparken nabij Hoogeveen (Dr.). CoteQ heeft slecht 1,6 MWp, en Westland Netbeheer, actief in het gelijknamige kassengebied in Zuid-Holland, draagt de rode lantaarn met maar 316 kWp verdeeld over 4 kleinere veldopstellingen. Nogmaals: het betreft hier uitsluitend grondgebonden zonneparken, voor de andere "niet-rooftop categorieën", zie paragraaf 9.


Byzondere projecten

Er komen ook anderszins byzondere projecten voor wat de netaansluiting betreft. Beroemd is het grootste particuliere zonnepark van Nederland, Zonneakker Voorst op het erf van Maatschap Gooiker te Wilp. Dat ruim 45 MWp grote project ligt volledig in het netgebied van Liander, in oost Gelderland. Maar, de netaansluiting is gerealiseerd middels een kilometers lange kabel die onder de IJssel door is geboord, en aangesloten op een trafostation van Enexis in Deventer in provincie Overijssel (!). Dat project staat in mijn overzicht m.b.t. de netbeheerders dus onder Enexis, niet bij Liander ! Een ander byzonder project betreft het zonnepark te Buinerveen (Borger-Odoorn, Dr.), wat samen met het grote Stadskanaal project van Powerfield / Chint Solar gezamenlijk is aangesloten in de provincie Groningen via een 8 kilometer lang privaat kabeltracé. Dat was een extra uitdagend project, omdat er ook voldaan moest worden aan zeer strenge eisen vanwege de naburige, zeer gevoelige Lofar radiotelescoop. Het gaat hierbij uiteraard wel om tracé's geheel vallende binnen het netgebied van Enexis.

Ook wordt er al druk ge-experimenteerd met combinatie aansluitingen met windparken middels cable-pooling (voorbeelden coöperatief wind/zonnepark de Grift in Lent / Nijmegen, en het al eerder gememoreerde Groetpolder project in Hollands Kroon, NH), zijn er al diverse opslag projecten om pieken te scheren en/of met een kleinere aansluiting te werken dan normaliter gevraagd (Altweerterheide, L.), om nog wat van de middag overschotten in de avonduren te kunnen gebruiken, en/of om de lokale netbalans op orde te houden (Middelharnis, ZH). In Den Haag voedt een van de zonneparkjes in 't Oor in op het gelijkstroom circuit van de HTM (EVHB bericht 14 april 2021). Combinaties met laad infra beginnen van de grond te komen, en er is al een flinke pilot opgetuigd om zonnestroom overschotten op te slaan in mobiele batterij stations in een aanpalend "trading hub" (De Dijken, gemeente Schagen, NH). Het Groningse zonnepark Woldjerspoor gebruikt een deel van de (over)productie om on-site waterstof voor regionaal vervoer te maken. Een stap die ook gemaakt gaat worden binnen het H2 Hollandia "groene waterstof" project gerelateerd aan het grondgebonden, deels hoog boven waterbassins gemonteerde Vloeivelden Hollandia zonnepark project in Borger-Odoorn (Dr.), zie het persbericht van SolarFields.

In Zeewolde, is het zonnepark Bloesemlaan van TP Solar door Liander aangesloten op de "reservestrook" van de net infra, wat mogelijk is geworden door een door de netbeheerders gevraagde - en gehonoreerde - aanpassing in de wetgeving. In het door historische omstandigheden ingeperkte infra landschap van dit moment is geen experiment te gek, of het wordt wel uitgeprobeerd.

De netbeheerders verwachten nog zéér grote volumes aan zonneparken, die zijn gedocumenteerd in hun toekomst-scenario's. Die volumes zijn vrijwel exclusief gebaseerd op verwachtingen van invulling van de opgebouwde SDE subsidie portfolio's. Voor het laatste overzicht van resterend gealloceerd, en al gerealiseerd volume, zie de update van 1 juli 2023.



Het dominante deel van de veldopstellingen in Nederland is tot stand gekomen met inzet van 1 of meer SDE beschikkingen. De meeste van dergelijke projecten hebben dan ook, in ieder geval de afgelopen jaren, een separaat "veldsysteem" vinkje in de RVO projecten lijsten gekregen. Het komt echter regelmatig voor, dat er zowel een rooftop project, als een (meestal relatief kleine) veldopstelling wordt gebouwd op de betreffende, beschikte site, waarbij zo'n marker dus de mist in gaat, omdat kennelijk alleen "daksysteem" wordt opgegeven in dergelijke gevallen. Zo ook voor deze project locatie in Overijssel, waarvoor alleen "dakopstelling" beschikkingen zijn opgegeven. Het was dan ook nogal een verrassing, toen Polder PV via Google Streetview opeens deze "klassieke veldopstelling" aantrof, gemonteerd op een voormalige parkeerplaats op een bedrijfs-terrein, toen hij project site details van een opgeleverd rooftop project inventariseerde. Mijn verbazing werd nog wat groter toen ik de omvang ervan zag. Vandaar dat Polder PV dit project speciaal op de fiets met een bezoekje is gaan vereren in de zomer van 2023. Om zelf vast te leggen, dat je nooit blind van overheids-data uit moet gaan. Er komen regelmatig - grove - fouten in gepubliceerde data voor, en dit soort projecten worden bij "officiële" inventarisaties dan ook volkomen over het hoofd gezien. Het huidige, oost-west georiënteerde deelproject heeft 800 moderne 120 half-cels panelen met "mesh-grid" celbedrading, en valt in de project categorie 50-500 kWp. Het werd in het eerste kwartaal van 2022 reeds opgeleverd, en is, uiteraard, als zodanig in het grote zonnepark dossier van Polder PV opgenomen.


(7) De klein(st)e veldopstellingen nieuw

Polder PV heeft het regelmatig over talrijke vondsten van "nog kleinere" zonneprojecten op de grond, die buiten alle officiële statistieken vallen. Het zijn vaak toevalstreffers, gevonden tijdens fietstochten zoals dit exemplaar op Nieuwjaarsdag 2021, en deze sjieke tijdens een fietsvakantie in Noord-Brabant. Of ontdekt tijdens scans van satellietfoto's, toevallige "encounters" op websites van installateurs, e.d. Soms vinden we de kleinere installaties op vrij onverwachte plekken (voorbeeld), al blijkt juist die installatie inmiddels weer te zijn verdwenen, omdat er nieuwbouw is gepleegd op die locatie. Het is een van de paar exemplaren, die inmiddels weer in de lijst "afvoer" is beland, maar die is nog zeer beperkt van omvang. Er wordt sowieso vrijwel nooit aandacht aan "afbraak" besteed in de publieke ruimte, dus je moet maar net toevallig op een foto (met verdwenen installatie), of een zeldzaam bericht over zo'n casus stuiten.

In ieder geval is onderhavig type kleine veldinstallaties een zeer sterk groeiende categorie, waarvan het bekende of berekende vermogen onder de zogenaamde RES-drempel ligt (derhalve, projecten met een capaciteit tot en met 15 kWp). Ik hield hier al jarenlang een wat ruwe verzameling van bij in een aparte folder. Omdat ik er al rap steeds meer vond, en ik er van overtuigd ben, dat er "nogal" wat van dergelijke kleine projectjes in tuinen, op erven, naast kleine bedrijven e.d. zijn te vinden, heb ik die folder eens flink overhoop gehaald, gereinigd van alle rommel, en heb ik alle projectjes netjes per provincie gerangschikt.

Ik kom na deze forse opschoon klus momenteel tot de volgende bevindingen. De voorlopige stand van zaken vindt u hier onder. Ze tellen NIET mee voor de officiële statistieken, en verzuipen waarschijnlijk in de enorme berg "residentiële rooftop projecten", zoals het CBS die karakteriseert. Want dat data instituut "kent" deze categorie helemaal niet.

Provincie / totaal
Aantal kleine veldinstallaties <= 15 kWp
Aantal panelen
Gemiddeld aantal panelen per project
Groningen
15
292
19,5
Fryslân
13
217
16,7
Drenthe
50
1.322
26,4
Overijssel
80
2.380
29,8
Gelderland
80
2.313
28,9
Flevoland
-
-
-
Utrecht
10
243
24,3
Noord-Holland
29
928
32,0
Zuid-Holland
35
851
24,3
Zeeland
8
212
26,5
Noord-Brabant
41
1.134
27,7
Limburg
8
205
25,6
Onbekend
45
1.272
28,3
Nederland TOTAAL (17-9-2023)
414
11.369
27,5

Het totaal aantal gevonden projecten is al opgelopen naar 414 stuks, waarbij 11.369 panelen op kleine veldopstellingen liggen, en het gemiddelde aantal panelen bij deze kleinste categorie - voor zover deze zijn meegenomen - bijna 28 stuks is, per project. Met een range tussen de 17 (Fryslân) en 32 (Noord-Holland). De meeste projecten heb ik tot nog toe in Overijssel en Gelderland gevonden, wat deels te maken zal hebben dat wij daar regelmatig op de fiets zijn geweest, waarbij natuurlijk dergelijke mini projectjes meteen zijn "meegenomen". Maar ook het regionale en lokale beleid kan hier helpen, vaak worden dergelijke installaties slechts met een "lichte" vergunning door het lokale bestuur getolereerd, waarbij "eigen gebruik" vaak een criterium is. De ene na de andere aankondiging voor dergelijke mini projectjes vinden we terug in de diverse Gemeentebladen.

In de categorie "onbekend" vinden we nog 45 kleinere veldopstellingen terug die niet aan een bepaalde provincie toegewezen konden worden. Het betreft vaak verder niet gespecificeerde foto's op websites van installatiebedrijven die trots tonen dat ze ook ervaring hebben in deze specifieke categorie installaties.

In werkelijkheid zal er uiteraard véél meer van dergelijk spul al zijn gerealiseerd, dan in deze eerste tabel getoond. En de verwachting is dan ook dat het aantal gevonden exemplaren rap zal gaan toenemen. Polder PV krijgt o.a. via Twitter / X al spontaan nieuwe kleine installaties "aangereikt", omdat hij daar al vaker aandacht heeft besteed aan het bestaan van dergelijke kleinschalige veld-projectjes. En daar ook regelmatig eigen foto's plaatst.

Eerder deze maand heb ik puur als experiment ergens in Overijssel een blik via Google Maps geworpen, en ben ik willekeurig gaan scrollen, diverse kanten op. Binnen een half uur tijd had ik alweer drie nieuwe "kleine projectjes" voor deze veld-categorie gevonden. Dat doet vermoeden dat er veel meer ligt dan menig mens bevroedt. Ik heb dan slechts de "opvallendste" exemplaren van een tiental of meer panelen geïnventariseerd, nog kleinere projectjes tot zo'n 8 panelen op de grond, vallen al bijna niet meer te tellen.

Het zullen er uiteindelijk, mede gezien de trend, vermoedelijk "vele honderden" zijn, en het zou me niet verbazen dat het er al minimaal duizend, wellicht zelfs veel meer, zal blijken te zijn. Voor Flevoland heb ik nog niets "spontaan" gevonden, maar ook dat zal waarschijnlijk snel veranderen. Al staat daar natuurlijk al enorm veel windturbine capaciteit, én zijn er enkele zeer grote zonneparken. Misschien heeft het ook wel met het sterk agrarische karakter van deze provincie te maken, de meeste boeren daar hebben sowieso daken vol zonnepanelen en vaak een windturbine op het erf. Daar is vermoedelijk geen echte "behoefte" aan een kleine installatie in de tuin. Maar dat is slechts een kwestie van tijd.


Voorbeeld van 1 van de inmiddels honderden "kleinste categorie zonneveldjes" die Nederland inmiddels rijk is. Dit exemplaar met moderne Vertex half-cels panelen, 26 stuks, landscaoe gelegd in 2 parallele rijen. En behorend tot de categorie "sub 15 kWp", die niet wordt meegeteld in de cijfers voor het behalen van de oude RES doelen (wind en zon op land), maar die als "normale" ontwikkeling wordt gezien, en dus in de hausse van andere (lees: rooftop) projecten anoniem "verdwijnt". De categorie is zeer populair aan het worden, en zal vermoedelijk nog aardig door gaan groeien, gezien de vele toevallige encounters in het landschap. Dit exemplaar troffen we, als een van meerdere, toevallig op de fiets, bij terugkeer van ons vakantie adres in Twente, in de zomer van 2023.


(8) a. Evolutie van gemiddelde oppervlakte claim zonneparken en relatieve vermogens MWp/ha

In een dichtbevolkt land waar gebruik van "de ruimte" altijd een gevecht is tussen diverse belanghebbende partijen, rijst regelmatig de vraag op naar het ruimtebeslag van decentrale stroomopwek opties als zonneparken. Uiteraard is Polder PV daar met zijn eigen, in jaren opgebouwde harde project data opnieuw mee aan de slag gegaan. Om de feiten daarover onafhankelijk vast te stellen. Van alle zonneparken heb ik, zodra daar duidelijk foto materiaal van beschikbaar was, met name lucht- en/of satellietfoto's, de oppervlakte bepaald. Niet, zoals Univ. Wageningen in hun eerder verschenen zonneparken rapport doet, met automatische algorithmes waarbij een "vaste" pixel afstand tot de randen van de gedetecteerde generator wordt genomen, en waarbij ook - soms zeer forse - tussenruimtes "binnen" het zonnepark van de grondclaim worden uitgesloten. Ik benader de materie ten eerste pragmatischer, omdat die binnenruimte bijna nooit voor iets anders dan de facto "braak" legging wordt gebruikt, en dus bijvoorbeeld ook niet aan "landbouw" toegewezen kan worden of iets anders. Vaak worden ze gelaten voor wat het is, en/of voor verhoging van de biodiversiteit binnen het geheel bijvoorbeeld met bloemen- of kruidenmengsels ingezaaid. Regelmatig vindt er schapen beweiding plaats binnen de grenzen van het park, waardoor de grens tussen zonnepark (evt. gewijzigde bestemming) en "agrarisch medegebruik" vervaagt. Die binnenpercelen neem ik mee in de totale oppervlakte berekening, tenzij een zonnepark uit duidelijk verschillende onderdelen bestaat, zoals het Beemte-Broekland project van Statkraft / Solarcentury in het noord-oosten van Apeldoorn Gld. (6 segmenten), of het Zonneweihoek project bij Roosendaal NB, wat uit 3 separate onderdelen bestaat. Mijn metingen volgen bijna altijd de met hekwerken afgezette buitenrand van de betreffende zonneparken, die immers ook de juridische basis van dergelijke entiteiten vormen (erf-afscheiding). Of er wordt een logischer periferie genomen als het om kleinere deel percelen op een groter erf gaat, zoals heel vaak bij rioolwaterzuiverings-installaties gebeurt. Google Maps heeft hiervoor bijvoorbeeld een zeer handige tool waarmee goed, en nauwkeurig, de oppervlaktes van zonneparken en -segmenten zijn te bepalen.


In de hierboven afgebeelde grafiek worden twee belangrijke parameters weergegeven voor klassieke grondgebonden zonneparken. Ten eerste, in blauwe kolommen (referentie: rechter Y-as), de gemiddelde oppervlakte van de zonneparken per jaar van netkoppeling, in hectare per project. In de begin jaren, toen er nog maar een handvol projecten per jaar werden opgeleverd, ging het nog maar om kleine projecten tussen de 0,1 en 0,5 hectare gemiddeld per stuk. De data zijn soms duidelijk verschillend van de situatie in de update van januari 2023. De reden is, dat er regelmatig, vaak kleinere veldopstellingen worden gevonden uit oudere jaargangen, die de oppervlakte gemiddeldes in die jaren behoorlijk kunnen beïnvloeden, zeker als er weinig projecten zijn opgeleverd in onderhavig jaar. Dit geldt nog meer voor de verder afgeleide parameter, kWp/ha, zie de paragraaf hier onder.

Vanaf 2015 zien we een duidelijke stijging, startend met ruim 0,6 ha, via 1,8 ha in 2016 en 3,2 ha in 2017, en vervolgens tijdelijk "piekend" in 2018, met gemiddeld 5,3 ha per project. In 2019 zakte de ruimte claim van de nieuwe projecten iets in, met gemiddeld 4,9 ha per project, maar dat is in 2020 weer toegenomen naar de hoogste claim tot dan toe voor een volledig kalenderjaar: gemiddeld, per project, 5,8 ha. Daarbij zaten uiteraard uitschieters naar boven en naar onder, tussen 84 ha voor het toen even grootste zonnepark Vlagtwedde (Groningen), en 0,01 ha voor een kleine veldopstelling in Dinkelland (Ov.).

De huidige, nog niet compleet uitgekristalliseerde data voor 2021, laten weer een flinke terugval zien, naar gemiddeld 4,4 ha voor de tot nog toe bekende 151 nieuwe zonneparken, elk >15 kWp, dat jaar. Die trend is direct weer ongedaan gemaakt met de tot nog toe bekend geworden, 113 geregistreerde netgekoppelde projecten in 2022 (alweer 29 exemplaren meer dan bekend in de update van januari 2023). Waarbij het niveau veel hoger is komen te liggen, op gemiddeld maar liefst 7,6 ha per zonnepark. Dat is al beduidend lager dan de gemiddeld 9,8 ha in de update van januari 2023, wat aangeeft dat we voorzichtig moeten zijn met cijfers uit tussenliggende rapportages, omdat die bij zo'n relatieve, afgeleide parameter nog flink kunnen wijzigen door diverse toevoegingen aan dat jaar. Met name door vondsten van meerdere kleinere installaties die daarvoor aan de radar waren ontsnapt, kunnen de wijzigingen bij deze parameters substantieel zijn.

Desondanks, lijkt de voorspelling in een eerdere update, dat er een flinke neerwaartse bijstelling van dat gemiddelde zou kunnen plaatsvinden in 2022, gelogenstraft. Hij is, met nu al veel informatie beschikbaar over afgelopen jaar, uitzonderlijk, record hoog gebleven. Dit lijkt beslist te duiden op een flinke wijziging in het uitbouw tempo in de zonneveld sector, die gepaard lijkt te gaan met een forse schaalvergroting. Want het verschil met de gemiddelde project grootte in de voorgaande jaren is zeer groot.

Ook moeten we nog voorzichtig blijven bij het gemiddelde voor 2023. Wat natuurlijk (a) nog lang niet "af" is, en (b) waarvoor nog veel informatie uit de eerste drie kwartalen ontbreekt. Tot nog toe is in ieder geval bij de nu zeker netgekoppelde 35 zonneparken in 2023, de gemiddelde oppervlakte claim alweer hoger geworden, 8,2 hectare. Als er veel kleinere projecten worden gevonden die in 2023 zijn/worden opgeleverd, kan dat gemiddelde echter ook weer een stuk lager gaan worden. Pas in een later stadium, wanneer de informatie over 2023 meer compleet is, kunnen we de echte trend op dit niveau vaststellen.

Het "rest volume", in de vorige update nog 19 projectjes betreffend, waarvan het jaar van oplevering toen nog niet bekend was, is gelukkig geslonken naar nog maar 1 veldopstelling, waarvan dat jaar nog niet kon worden bepaald. Dit resterende exemplaar is buiten de grafiek gehouden.



Een continue afweging bij de planning van zonneparken is tegenwoordig een balans tussen diverse ecologische aspecten, en de acute problemen op de distributienetten, voor dit soort projecten meestal op middenspannings-niveau. In deze door Polder PV gemaakte panoramafoto van dit Gelderse zonnepark, wat rond een tuinbouwbedrijf met reeds uitgebreide, langjarige bodembedekking, en diverse regenwaterbassins op het erf is gebouwd, is gekozen voor een bijna pal O/W opstelling, met 3 moderne half-cels modules portrait per tafel-zijde onder een lage hellingshoek. Om toch nog enige lichttoetreding onder de tafels mogelijk te maken, zijn deze gesegmenteerd, er zijn dus regelmatig lichtspleten om vegetatie onder het complex een kans te geven te groeien. Ook is er een brede luchtspleet in de "nok" van de tafels, zodat ook daar zonlicht kan doordringen richting de bodem. Primair is, en blijft, uiteraard, productie van benodigde stroom uit hernieuwbare bronnen, de gekozen O/W opstelling zorgt hoogstens voor een "gedempte piek" midden op de dag, op het lokale net.

De lage opstelling was trouwens op expliciet verzoek van de gemeente, vanwege de eis van een minimale landschappelijke impact. Vanwege licht relief in/om het perceel, bleek de opstelling soms schittering op omliggende percelen te veroorzaken. Dit is verholpen met houten hekwerken met rieten matten aan de "getroffen" zijdes, die ook onderhoud en vervanging zullen vergen op termijn. De meerkosten daarvan worden gedragen door de exploitant en de gemeente. Exploitatie is gegarandeerd voor 30 jaar, een periode waarin 82 duizend ton CO2 besparing gerealiseerd kan worden, volgens de Noorse ontwikkelaar. Het project is inmiddels overgenomen door een bekend Duits investeringsfonds. Een doodnormale gang van zaken, die overal ter wereld geschiedt met dergelijke, en andere energie productie projecten. Aan de linkerkant van de tafels zijn string-omvormers zichtbaar. De gehele installatie valt bij Polder PV in de zonnepark project categorie 5-15 MWp.


Opgesteld vermogen terug gerekend naar oppervlakte eenheid

In de groene kolommen, met als referentie de linker Y-as, wordt een verder afgeleide parameter getoond, de "potentiële energie dichtheid" die is gerealiseerd. Dat is hier uitgedrukt in opgestelde nominale capaciteit van de PV generator (voor zonneparken meestal in MWp [grotere] of kWp opgesteld vermogen voor de kleinere projecten) gedeeld door het gemeten, dan wel door ontwikkelaars opgegeven oppervlak van het project (meetmethode Polder PV: buiten perimeter, meestal de hekwerken volgend). Dan krijgen we een interessante variabele, uitgedrukt in kWp/ha (kilowattpiek nominaal generator vermogen per hectare). Omdat dit een dubbel afgeleide variabele betreft, hebben toevoegingen van pas laat gevonden projectjes voor de oudere jaargangen, met per jaar nog maar weinig veld-installaties, flink wat invloed. We zien dat goed als we de grafieken van de huidige, met die van de update in januari 2023 vergelijken.

Deze variabele begint, met de 1e 3 projectjes in 2011 vrij laag, op 581 kWp/ha, maar neemt al rap toe. In de drie jaren erna waarden tussen de 824 en 927 kWp/ha bereikend, waarna 2014, met 13 nieuwe projecten, een duidelijke dip vertoont, 650 kWp/ha.

Vervolgens stijgt de relatieve capaciteits-claim weer, naar waarden tussen de 801 en 933 kWp/ha in 2015 en 2016, gevolgd door wederom een tussentijdse, lichte dip van 867 kWp/ha, voor de inmiddels 30 gevonden nieuwe zonneparken, netgekoppeld in 2017.

Daarna is er bij deze parameter duidelijk "het gas er op gegaan". Er is, mede door steeds krachtiger PV modules, steeds meer vermogen per oppervlakte eenheid gerealiseerd, van 2018 tot en met 2023. Ook de toename van oost-west opstellingen heeft de vermogensclaim per hectare flink opgekrikt in de afgelopen jaren. Al is dat meestal minder geschikt voor bevordering van de biodiversiteit vanwege beperkte licht-toetreding tot de grond, tenzij weer mitigerende extra maatregelen worden genomen, zoals opknippen van de module velden, brede openingen in de nok van de O/W tafels, eventueel extra ruimte tussen modules of secties in de tafels (zie voorbeeld in foto hier boven), en, ook al in sommige gevallen gepraktizeerd, toepassing van (duurdere) doorzicht- en/of glas/glas panelen.

In 2018 werd met 93 nieuwe zonneparken een vermogens-dichtheid van 914 kWp/ha gehaald, het daar op volgende jaar werd, met 107 toevoegingen, voor het eerst in de geschiedenis, gemiddeld genomen, iets meer dan een MWp per 10 duizend vierkante meter "footprint" gehaald (1.001 kWp/ha).

Maar daar bleef het niet bij. Met de tot nog toe gevonden 154 nieuwe exemplaren ging de schaalvergroting bij de zonneparken in 2020 verder, en bereikte deze extra deelpopulatie alweer een footprint van 1.122 kWp/ha. De trend werd met 151 nieuwe projecten gecontinueerd, en bereikte in 2021 alweer 1.212 kWp/ha. Met nog wel e.e.a. aan wijzigingen en toevoegingen te verwachten jaar 2022 is de trend voorlopig bestendigd. De "slechts" 113 nieuw gevonden netgekoppelde projecten in dat jaar bereikten een gemiddelde vermogens-dichtheid van alweer 1.269 kWp/ha. En, alsof dat nog niet genoeg was, deden de tot nog toe bekende vondsten voor 2023, slechts 35 nieuwe projecten, daar alweer een klein schepje bovenop. En werd het voorlopige record van 1.271 kWh/ha gehaald bij de nieuwkomers (gearceerde groene kolom). Maar, zoals al eerder gememoreerd, dat getal zal beslist nog substantieel kunnen gaan wijzigen, met nog te verwachten toevoegingen, en eventuele project data wijzigingen voor dat jaar. Als er veel kleinere projecten bijkomen, kan dat gemiddelde niveau ook lager uitpakken. Dit zullen we pas in een later stadium te weten komen.


b. Jaarlijkse en totale oppervlakte claim Nederlandse zonneparken

Van de op peildatum 17 september 2023 764 reeds netgekoppeld opgeleverde grondgebonden zonneparken, elk >15 kWp, kon de oppervlakte van 752 exemplaren reeds goed resp. redelijk betrouwbaar vastgesteld worden. Deze claimen, inclusief de niet bezette "binnen percelen" binnen eventuele hekwerken, een volume van, afgerond, 3.838 hectare (3.426 ha in update van 23 januari 2023, 2.959 ha in update van 26 april 2022, 2.354 ha in update van augustus 2021). Hieruit volgt een gemiddelde van ongeveer 5,1 ha per gerealiseerd zonnepark met een omvang >15 kWp, en is weer iets lager dan de 5,3 ha in de voorgaande update. Van de 12 nog niet bekende projecten is de oppervlakte relatief bescheiden, het gaat meestal om kleinere projecten. Die data worden later bekend, als goede / betere / actuele luchtfoto's van die lokaties tot de beschikking komen van Polder PV.

Tot 2015 is er vrijwel "niets" gebeurd op het vlak van ruimte beslag door zonneparken. In 2016-2017 begon er een merkbare claim te komen (49 ha nieuw in 2016, 96 ha in 2017, blauwe kolommen, referentie linker Y-as). In 2018 en 2019 was er een progressieve ontwikkeling, met toevoegingen van 474 resp. 517 ha. 2020 is tot nog toe duidelijk recordhouder, met 893 hectare grond claim toegevoegd (niet noodzakelijkerwijs alles op voorheen als zodanig "bestemde" cultuurgrond). Met de voorlopige cijfers voor 2021 was dat weer beduidend minder, een nieuwe claim van 670 hectare. De oppervlakte van 112 tot nog toe bekende nieuwe netgekoppelde zonneparken in 2022 (van 1 exemplaar nog niet bepaalbaar), gemiddeld genomen behoorlijk grote projecten, voegden nog eens 855 hectare toe. Met latere toevoegingen en opname van uiteindelijk "bemeten" projecten, neemt de oppervlakte claim van de nieuwe projecten in 2022 dus weer beduidend toe t.o.v. het voorgaande jaar.

De eerste 35 bekende, en gemeten projecten in 2023, claimen voorlopig 269 hectares (gearceerde kolom achteraan), maar daar gaat natuurlijk nog het nodige aan toegevoegd worden. Hoeveel is nog lang niet bekend. Alleen al de status van netkoppeling (1e stroom levering) van zonneparken aan het eind van het kalenderjaar zal langere tijd onzeker blijven, dus we komen hier waarschijnlijk pas met wat eerste richting gevende cijfers vanaf medio 2024 of later, voor kalenderjaar 2023.

Het enige overgebleven project waarvoor nog geen jaar van inbedrijfstelling bekend is geworden, vermoedelijk een wat ouder exemplaar, voegt verder niets toe, met haar ruim 60 panelen, en kan buiten beschouwing worden gelaten voor de totale oppervlakte claim.



Nieuw zonnepark in Flevoland, waar er niet veel staan, maar die per stuk wel gemiddeld de grootste omvang hebben (grafiek). Bij onderhavig exemplaar is door de ontwikkelaar expliciet, en bewust, gekozen voor "hoog-potige" tafels, met oriëntatie op ongeveer ZO, flinke tussenruimte tussen de tafels onderling, en inzet van zogenaamde bifacial, doorzicht zonnepanelen. Met deze combinatie van keuzes, blijft optimale lichtintreding op de ondergrond mogelijk. U ziet hierbij het resultaat, in weerwil van de vaak geuite, totaal ongefundeerde "mening" dat onder zonneparken "niets wil groeien". Deze mensen zullen verbaasd staan. Er worden in dit zonnepark zelfs, als pilot, shii-take paddenstoelen onder 1 van de tafels geteeld, ze zagen er prima uit. Foto genomen tijdens een publieke bezoekers-dag, mei 2023. Het project valt bij Polder PV in de grootteklasse 5-15 MWp.


c. Cumulatieve grond claim alle "RES-fähige" grondgebonden zonneparken >15 kWp in Nederland

De cumulatieve grond claim van de door Polder PV gescoorde zonneparken wordt in de oranje streepjes lijn getoond (referentie rechter Y-as in bovenstaande grafiek), waarbij in 2019 de eerste duizend hectare werd overschreden, en eind 2020 net aan de 2e duizend. Ongeveer medio 2022 zal de 3e duizend hectare "bezet" kunnen zijn geweest door de klassieke grondgebonden veld projecten. De grafiek toont tevens, dat met de huidige cijfers, eind 2022 er meer dan 3 en een half duizend hectare grondclaim is geaccumuleerd, meer precies, 3.569 hectare. Voegen we dan ook nog de nieuwe claim in 2023 toe, eindigen we voorlopig op 3.838 hectare in de update met peildatum 17 september 2023, voor uitsluitend de netgekoppelde, "RES-fähige", grondgebonden zonneparken.

De vraag rijst dan: is dat "veel"? Of, om het gechargeerd te zeggen, zoals maar al te vaak op sociale media vanuit de onderbuik wordt geventileerd, "wordt Nederland helemaal vol geplamuurd met zonneparken"?

Nederland zou eind 2022 een totaal areaal van 1,804 miljoen hectare aan landbouwgrond ("cultuurgrond") hebben gehad volgens het Open Data portal van het CBS. In het peiljaar 2020 zou die enorme oppervlakte verdeeld zijn over 52.315 agrarische bedrijven, volgens dezelfde CBS statistiek. Uitgaande van het al met zekerheid bepaalde totaal cijfer voor de veldopstellingen status update van Polder PV, van 17 september 2023, zou genoemd volume van, momenteel 3.838 hectare gerealiseerde zonneparken, goed voor 4,42 GWp aan opgestelde PV capaciteit (projecten waarvan oppervlakte daadwerkelijk bekend is), een oppervlakte equivalent betreffen van slechts 0,214% van dat enorme landbouw areaal (vorige update: 0,19%, daarvoor 0,16%, daarvoor 0,14%). Waarbij uiteraard beseft moet worden dat reeds een behoorlijk volume niet op (voormalige) landbouwgrond (voorheen: "natuur") is aangebracht, maar op afvalbergen, industrieterreinen, niet ingevulde bestemmingen voor nieuwbouw wijken, op gronden van al vele tientallen rioolwater zuiverings-installaties, e.d. (zie ook het intermezzo, verderop). Ook de "lege binnenruimtes" binnen de door Polder PV gemeten zonneparken zijn hierbij als "zonnepark" geteld, terwijl er geen panelen op staan. Dit, uiteraard, allemaal nog exclusief de claims van de exotischer vormen van vrijeveld projecten, die behandeld worden in paragraaf 9. Die echter een marginaal volume betreffen t.o.v. de hardcore veldopstellingen, die het "beeld" blijven domineren. En die meestal niet eens op cultuurgronden staan - of drijven.

Tellen we het onder landbouwgrond vallende oppervlak aan kassen niet mee (dat is 10.637 ha volgens de laatste CBS statistieken), kom je op een marginaal verschillende claim uit, ver achter de komma (0,215%). Zouden we, daarentegen, afmeten t.o.v. "totaal oppervlak grondgebruik landbouw" (1,967 mln ha, cultuur- en niet-cultuurgrond, hier zit o.a. ook bos op de landbouw percelen bij), kom je zelfs nog maar op 0,196% equivalent grondgebruik door klassieke veldinstallaties.

Betrekken we de totale oppervlakte van Nederland in het verhaal, zonder en met binnen- en buitenwater oppervlaktes (CBS statistiek, laatst bekende peiljaar 2017, update 23 april 2023), komen we op de volgende fracties:

  • equivalent oppervlak zonneparken t.o.v. oppervlak Nederland zonder binnen- en buitenwater: 0,115% (eind 2022: 0,106%)
  • equivalent oppervlak zonneparken t.o.v. oppervlak Nederland inclusief binnen- en buitenwater: 0,093% (eind 2022: 0,086%)

Relatief lage oppervlakte claim, hoog productie resultaat

Rekenend met een conservatieve specifieke opbrengst van 950 kWh/kWp.jr, zou het door Polder PV gevonden volume aan uitsluitend grondgebonden zonneparken tm. 17 september 2023 een jaarproductie van 4,2 TWh gehad kunnen hebben. Dat is al het equivalent van 3,6% van de totale netto stroom productie in 2022, volgens de laatste CBS cijfers (117,9 TWh; CBS data). En het is daarmee mogelijk zelfs al zo'n beetje een kwart van de totale berekende zonnestroom productie in dat jaar (16,8 TWh; CBS data). Voorwaar, een significante impact, bij een relatief geringe oppervlakte claim van de grondgebonden zonneparken in ons land. Om het gechargeerd te stellen: en dáár gaat alle "politieke rumoer" over ... In ieder geval, kan de stellingname "Nederland wordt vol gezet met zonneparken", direct in de prullenbak.

Tot slot. Ik heb, om het beeld compleet te maken, ook nog de 12 netgekoppelde projecten in de berekening betrokken, waarvoor nog geen oppervlakte berekend kon worden. Hiervoor ben ik uitgegaan van de totale capaciteits-claim voor de gehele gemeten populatie, die toegepast is voor de grootste projecten, en een gemiddelde claim voor alle kleinere projecten met een opgestelde capaciteit kleiner dan het minst grote exemplaar. Met zo'n berekening kom ik, voorlopig, voor eind 2022 op een totaal van 3.579 ha, en voor de status op peildatum 17 september 2023, op 3.853 ha voor alleen de grondgebonden zonneparken (excl. drijvende exemplaren op water). Marginale toevoegingen, dus.

Zie verder ook het onderstaande intermezzo, bij de vergelijking van de bevindingen van Polder PV, met resultaten gepubliceerd in een recent rapport van het Kadaster over de (vermeende) oppervlakte claim van zonneparken in Nederland.


Intermezzo - Zonneparken "volgens Kadaster" versus status update Polder PV

Begin augustus 2023 verscheen een rapport van het Kadaster, genaamd "Zonneparken in Nederland" (auteurs Martin Tillema en Sara Bugera), wat vooral ingaat op de aantallen en oppervlakte claims van wat zij zonneparken noemen. Een samenvatting van enkele bevindingen in het rapport verscheen op de website Bouwenuitvoering.nl, op 3 augustus 2023, inclusief een link naar de rapportage.

Afgrenzingen en consequenties

Men moet zich hierbij goed realiseren, dat Kadaster hierbij 2 nogal grove aannames doet over de afgrenzing van het begrip "zonneparken". Ten eerste, gooien ze ook de categorie drijvende zonneparken in hun verzamelbox, net als het CBS, en overschatten ze daarmee dus de grond claim van het totaal. In mijn opinie hebben drijvende zonneparken, de grote bijna allemaal op voormalige of nog functionerende zandwinnings-locaties, in het geheel niets te maken met de overhitte "geen (landbouw) grond voor zonneparken discussies". Floating solar wordt als project type door Polder PV niet voor niets altijd al als een aparte categorie, naast de specifieke grondgebonden veldopstellingen gehouden. Met totaal verschillend karakter, kwantitatieve energetische impact, en te verwachten invloed op de omgeving. Veldopstellingen zijn grond gebonden. Wateropstellingen drijven op water. Simple as that...

Ten tweede, beschouwt het Kadaster slechts projecten "van tenminste 1.000 m²" in hun studie. Daarmee schuift ze bijna tweehonderd projecten weg uit hun analyse, en vertroebelt ze dus, mogelijk onbedoeld, de discussie over de totale grondclaim. En zit ze natuurlijk sowieso ver mis bij de aantallen netgekoppelde projecten.

Ten derde, gaat het Kadaster in het geheel niet in op het opgestelde vermogen (noch de daarvan eventueel met kengetallen af te leiden potentiële stroomproductie) van de betreffende projecten, wat een zeer ernstig gemis is, om zaken in perspectief te blijven zien. Zoals in de broodtekst van dit artikel is terug te lezen, op basis van de detail analyses van Polder PV.

Grondgebruik

Wel is relevant, dat het instituut ingaat op het "historische grondgebruik" van de percelen waarop zonneparken zijn gebouwd. Maar ze gaat daarbij slechts 5 jaar terug in de tijd, bij de vaststelling van het feit of percelen "ooit" een landbouw bestemming toegewezen hebben gekregen. Daarbij concluderen ze, kennelijk met medename van drijvende projecten, dat "60% van de huidige zonneparken" op percelen is aangebracht die 5 jaar geleden nog als "landbouwgrond" functioneerde. Waarbij t.o.v. het jaar 2018 provincie Utrecht, met 80%, er boven uit stak. In absolute getallen, zou volgens de Kadaster afbakening (grotere projecten > 0,1 ha), van de in totaal gevonden 3.621 hectare aan zonneparken, 2.176 hectare op (voormalige) landbouw grond staan. In een onderzoek gedaan in 2020, was een iets hoger percentage gevonden, 63%.

Als die 2.176 hectare zou worden terug gerekend naar het totale landbouw areaal (ruim 1,8 miljoen hectare inclusief, ondergeschikt, gronden met kassen), zou slechts 0,12% daarvan eind 2022 "bezet" zijn geweest door zonneparken. In Groningen en Drenthe zou dat percentage iets meer dan 0,25% zijn geweest, nog steeds een marginale impact dus. Zie deze paragraaf in de broodtekst voor berekeningen door Polder PV, op basis van zijn grotere populatie van uitsluitend grondgebonden veldopstellingen (exclusief drijvende projecten).

Van de "niet-landbouw grond" was de bestemming "overig groen" met een kwart van het totaal de in peiljaar 2018 tweede grootste ondergrond klasse, waarop zonneparken zijn gebouwd (status EOY 2022). Wat van alles kan zijn, "overige grasvelden", groenstroken langs snelwegen, fruitkwekerijen, of zelfs zandvlaktes (waar volgens PPV tot nog toe niets lijkt te zijn gerealiseerd, waar ook wel logica achter zit). Vermoedelijk is, bijvoorbeeld, het netgekoppelde Agri-PV systeem bij fruitteler Albers in Babberich (Gld) al in deze specifieke verzameling opgenomen door het Kadaster. Al kwalificeert Polder PV dat soort installaties als een "speciale" categorie, met project-specifieke, vaak op maat gemaakte, sterk afwijkende opbouw constructies waarmee zonnepanelen hoog boven het betreffende gewas worden "getild", die beslist niet als een "gewoon" zonnepark gezien zou mogen worden.

In de hier onder getoonde tabel vindt u de primaire bevindingen in het Kadaster rapport over "oppervlaktes", gerelateerd aan de in de huidige analyse gepresenteerde data van "alle" zonneparken in Nederland, van de hand van Polder PV. vv = vrijeveld (exclusief grondgebonden), FS = floating solar (op water drijvende projecten). Voor meer cijfers uit het rapport, en duidingen, lees verder onder de tabel.

Status eind 2022
Kadaster
Polder PV
Verschil PPV t.ov. Kadaster
Aantal "alle zonneparken" vv + FS
562
729 + 43 = 772
37,4%
ditto, projecten
>= 0,1 ha*
562
555 + 31 (+4) =
586 (590)
4,1% (4,8%)
Oppervlakte "alle zonneparken" vv + FS
3.621
3.569 + 133 = 3.702**
2,2%**
ditto, projecten
>= 0,1 ha
3.621
3.563 + 132 = 3.695**
2,0%**
Van totaal oppervlak vv + FS op water aanwezig
>= 0,1 ha
4%
3,6%
(capaciteit in MWp: 4,5%)
-10%

* 4 door Polder PV gevonden veldprojecten waarvan de oppervlakte nog niet nader bepaald kon worden, hebben een dermate grote omvang, wat de capaciteit / aantal panelen betreft, dat ze beslist boven de "0,1 ha drempel" zullen vallen. Tussen haakjes is de aangepaste berekening voor de aantallen weergegeven (nog geen info voor de oppervlakte).

** Exclusief oppervlakte van 12 projecten in het overzicht van Polder PV, waarvan dat nog niet bepaald kon worden (derhalve: minimum opgave)

Polder PV telt in ieder geval véél meer zonneparken dan Kadaster doet, die een volstrekt kunstmatige barrière legt bij "een oppervlakte van 0,1 hectare". Zelfs als we die grens zouden respecteren, heeft Polder PV nog steeds voor de grondgebonden en drijvende opstellingen 4,1% meer projecten, en als we de nog niet bemeten projecten die beslist groter zijn dan 0,1 ha mee tellen, zelfs al 4,8% meer in zijn overzicht. Let daarbij ook op dat Polder PV uitsluitend uitgaat van netgekoppelde installaties, een criterium waar Kadaster zich verder niets van aantrekt, en het ook niet benoemt, ze gaan slechts uit van "op luchtfoto's zichtbare projecten". Maar het komt zeker de laatste jaren voor, dat die maanden lang werkeloos staan te wachten tot ze eindelijk worden aangesloten, en er dus ondertussen nog geen kilowattuur groene stroom wordt opgewekt. Dit kan vaak "over de jaargrens heen" gaan, waardoor in de officiële statistieken, zo'n project pas in het vólgende jaar in de cijfers mag worden verwerkt, zoals Polder PV al sinds jaren doet.

Uit "oppervlakte alle zonneparken >= 0,1 ha" blijkt dat Polder PV sowieso met de reeds gemeten projecten 2% hoger zit dan het Kadaster in hun recente studie. Echter, van een behoorlijke hoeveelheid projecten met een gemeten oppervlakte kleiner dan 0,1 hectare, is de opgestelde capaciteit - soms aanzienlijk - hoger dan de officiële RES drempel, projecten > 15 kWp. Zouden we die ook meetellen bij "betekenis-volle" veld (en water) opstellingen, komt Polder PV zelfs al op een hoeveelheid van 160 (!) extra kleinere projecten, officieel mee te nemen binnen de RES statistieken, die een gezamenlijk vermogen hebben van nog eens 5,4 MWp, resp. een oppervlakte van nog eens 5,8 hectare.

Zouden we deze forse extra verzameling gerealiseerde grondgebonden veldopstellingen ook nog eens meenemen, komt Polder PV in totaal op 188 meer zonneparken volgens de kunstmatige "definitie" van het Kadaster, en 80,3 hectare hoger uit wat de geclaimde oppervlakte betreft. En dat alles vallend onder de officiële RES normering (> 15 kWp projecten).

Mogelijk klein deel overschatting

Hier komt ook nog bij, dat het door het Kadaster bepaalde oppervlakte volume voor eind 2022 mogelijk overschat is, als je naar zuiver netgekoppelde projecten zou kijken. Momenteel zijn namelijk van 31 grote veldopstellingen, resp. 2 projecten op water, de generatoren al lange(re) tijd zichtbaar op luchtfoto's, een deel daarvan zelfs al eind 2022. Deze hebben, bij elkaar, grofweg een oppervlakte van bijna 420 hectare, uitgaande van de door Polder PV bepaalde gemiddelde capaciteitsclaim van 1.087 kWp/ha. Een deel van deze specifieke projecten, die nog steeds geen officiële aantekening "netgekoppeld" hebben, en dus niet in het huidige, actuele overzicht van Polder PV voorkomen, zou wel in de cijfers van het Kadaster kunnen zitten, omdat ze geen criterium "netkoppeling" hanteren. Uiteraard is het volume van die potentiële "overschatting" onbekend, maar het potentiële "gat" t.o.v. de vastgestelde EOY 2022 cijfers door Polder PV zou dus nog groter kunnen zijn dan hier geschetst.

Aandeel floating solar

Het aandeel "zon op water" t.o.v. het totaal aan veld- en wateropstellingen > 0,1 ha werd door Kadaster op, afgerond 4%, gesteld, voor de bepaalde oppervlaktes. Polder PV komt achter de komma op 3,6% voor deze relatieve maatvoering, maar voor de opgestelde capaciteit komt hij op 4,5% uit. Drijvende PV projecten hebben behoorlijk hoge relatieve capaciteits-claims (kWp/ha), vanwege de vaak zeer grote pakkingsgraad van de PV-modules, en omdat er meestal hoog vermogen hebbende panelen worden ingezet. Hier kan natuurlijk ook een afrondingsverschil door de kommaplaats zijn ontstaan.

"Kleinste" zonnepark

Het door Kadaster gesuggereerde "kleinste" zonnepark van 1.002 m² in provincie Groningen (vlg. Kadaster) is natuurlijk een no-brainer, als je al uitgaat van een volstrekt kunstmatige ondergrens van 0,1 hectare. Het kleinste zonnepark volgens de officiële RES drempel (> 15 kWp) bij Polder PV was slechts 89 vierkante meter qua omvang, en werd gevonden in provincie Limburg. Van dit type zeer kleine veldopstellingen, die beslist wel boven de RES norm zitten, zijn er talloze in Nederland, in alle provincies.

Meeste aantal projecten

Kadaster stelt dat Gelderland en Overijssel, volgens hun afgrenzing, de meeste zonneparken zouden hebben, 89 resp. 62, eind 2022. Polder PV heeft in zijn overzicht alleen al bij alle veldopstellingen > 15 kWp 114 stuks voor Gelderland, 91 voor Noord-Brabant, resp. 86 voor Overijssel, voor eind 2022. Bovendien moeten daar ook nog eens 6, 2, resp. 3 drijvende projecten bij opgeteld worden, wat resulteert in totalen van 120 (Gld), 93 (NB), resp. 89 projecten (Ov). Dus in totaal 31 vv & FS projecten meer in Gelderland, resp. zelfs 37 meer in Overijssel, dan in het kunstmatig op min. > 0,1 ha afgeperkte volume bij Kadaster. Waarbij Noord-Brabant dus op de 2e plaats staat.

Grootste zonneparken

Ook vreemd is de claim dat Groningen en Drenthe elk 8 zonneparken groter dan 20 hectare ("de grootsten") zouden hebben, eind 2022. Polder PV komt op een verdeling van 10 exemplaren in Groningen (inclusief de grootste drijvende installatie), en zelfs 11 in Drenthe. Het lijkt er hier op dat Kadaster mogelijk naburige projecten van verschillende ontwikkelaars op een hoop gooit, wat natuurlijk een nogal scheef beeld geeft van de realiteit ... Zo is er ten westen van Coevorden een groot projectveld ontstaan, wat echter in drie fases is aangelegd, en eigendom is van 3 verschillende eigenaren! Polder PV houdt al die aparte plannen en daadwerkelijk uitgevoerde installaties separaat, zoals het hoort. Bij de totalen voor heel NL stelt Kadaster dat er 39 projecten groter dan 20 hectare zouden zijn, Polder PV heeft er echter al 46 (incl. 1 grootste drijvend project). Als je de geschiedenis en de project details niet kent, en je uitsluitend blind staart op foto's, waar geen expliciete afgrenzingen tussen de separate delen op zijn te zien, ga je dit soort rare afwijkingen krijgen.

Daar tegenover staand, claimt het Kadaster voor hun beperkte "kleinste klasse", projecten groter dan 0,1 ha, tot en met 1 hectare, 171 projecten te hebben gevonden. Polder PV zit veel hoger, met 205 (vv) + 34 (FS) = 239 projecten die binnen die artificiële klasse grenzen vallen.

Verder ingaand op "de grootste" projecten: Groningen en Drenthe hebben in totaal, omdat ze sowieso qua opgesteld vermogen de grootste, hoge impact makende zonneparken op hun grondgebied hebben, ook de grootste oppervlaktes. Kadaster blijft, met hun vreemde onder"cap" van projecten > 0,1 ha, tm. EOY 2022 steken op 633 ha voor Groningen, resp. 518 ha voor Drenthe. Polder PV zit, inclusief alle RES-fähige kleinere projecten, dus alles met capaciteit > 15 kWp, al op ruim 677 hectare (Gr.), resp. 589 + 20 (FS) = 609 hectare (Dr.). Dat is dus al substantieel meer dan Kadaster opgeeft, hierbij de verschillende begrenzingen in het vizier houdend. Het totale volume van Groningen en Drenthe, is bij de cumulatie voor grond- en wateropstellingen in de complete(re) overzichten van Polder PV inmiddels 1.286 hectare. Dat is al 34,7% van de totale oppervlakte claim van dergelijke opstellingen in heel Nederland, in alleen deze 2 provincies (3.702 ha). Kadaster geeft, voor hun beperktere volume, "bijna een derde" op, voor het eind van 2022.

Locatie

Kadaster claimt een "preferentie" voor zonneparken langs infrastructuur (44%, binnen 100 meter langs wegen en spoorwegen), en 46% "dicht bij de bebouwde kom". Dat is ook helemaal niet vreemd, in het behoorlijk "volle" Nederland. Het is (a) bijna onmogelijk om veel plekken te vinden waar die afstand "groot" is, en (b) sowieso extreem onverstandig, omdat verdeelstations en trafostations in Nederland nu eenmaal meestal dicht bij steden en langs infra zijn aangelegd. Dáár zijn vaak de pijlen van ontwikkelaars op gericht, anders zouden ze peperdure, lange grondkabels moeten betalen, en, bovendien, organiseren, onder de grond van vele perceel eigenaren. Dat is dus een beetje een inkoppertje in open doel. 40% van de totale oppervlakte zou binnen 100 meter afstand van (de bijna 4.000) bedrijventerreinen liggen, volgens het Kadaster. Grootschalige rooftops worden daarbij verder niet meegenomen, maar die trend heeft beslist een grote vlucht voorwaarts genomen (vele megawatten op talloze grote bedrijfsdaken en distributiecentra, ook door Polder PV in "The Big Sheet" bijgehouden). Combinatie met windparken komt slechts weinig voor (44x), waarbij het criterium echter puur de afstand (binnen 100 meter) is. Er wordt niets over de fysieke mogelijkheid tot netkoppeling gezegd, wat natuurlijk de ultieme wens van velen is (cablepooling aansluitingen, om de netinfra zoveel mogelijk te ontzien). Die voorwaarde is doorslaggevend, maar, helaas, niet gekwantificeerd. Polder PV kende al jaren PV projecten in Flevoland, waar op hetzelfde erf zowel een windturbine staat, als flinke PV generatoren op het dak zijn gemonteerd. Toen was "cablepooling" helemaal geen issue.

Ook niet vreemd is, dat er weliswaar de nodige zonneparkjes "binnen de bebouwde kom" zijn te vinden, maar dat zijn meestal, ook al gezien de zeer beperkte beschikbare ruimte, kleinere projecten. 19% van de door Kadaster gevonden zonneparken, 107 stuks, zouden in die categorie vallen. De grote zonneparken liggen - uiteraard - bijna altijd ver daarbuiten. De totale oppervlakte van die "bebouwde kom" zonneveldjes is slechts 4% van het totale volume van alle zonneparken in Nederland, volgens de cijfers van het Kadaster. Ook geen groot nieuws, gezien de beperkte fysieke mogelijkheden in die gebieden. Het is ook niet verwonderlijk dat in Utrecht het hoogste percentage aan (kleine) zonneparkjes binnen "of nabij" de bebouwde kom valt, 87%. Er zijn gewoonweg weinig fysieke alternatieven daar, en de stroombehoefte is natuurlijk in en direct rond de hoofdstad gelegen.

Omdat Kadaster aan de onderkant hun verzameling, mogelijk uit gemakzucht, hard afgrenst, komen ze op een gemiddelde oppervlakte van 6,4 hectare per project, voor hun totaal. Polder PV komt, met veel meer zonneparken inclusief een substantieel deel kleinere zonneparkjes, op "slechts" 4,8 hectare uit, eind 2022, voor de verzameling vrijeveld en drijvende zonneparken. Voor uitsluitend de grondgebonden exemplaren lag het iets hoger, op 4,9 hectare per zonnepark.

Eigendom

Tot slot meldt het Kadaster ook, dat op driekwart van de door hen gevonden - beperktere - populatie zonneparken "volledige eigendomsrechten" rusten, terwijl maar een kwart van de oppervlakte middels een erfpacht constructie (verhuur aan een commerciële BV) tot stand zou zijn gekomen.

51% van de grond onder zonneparken is eigendom van een commerciële partij, 32% van "publiekrechtelijke rechtspersonen" (gemeentes, provincies, waterschappen), 13% van "natuurlijke personen", en nog eens 3% van een stichting of een vereniging. Wat niet wordt benoemd is, dat met name de grotere zonneparken vaker van eigenaar wisselen. Een Nederlandse of buitenlandse projectontwikkelaar bouwt vaak zo'n project, de rechten worden in een BV constructie gestopt, en als alles goed blijkt te werken, wordt de hele BV aangeboden aan geïnteresseerde investeerders. Dat zijn vaak grote buitenlandse spelers als Blue Elephant, Encavis, FP Lux en vele anderen, die daarmee ook alle "plichten" (betalingen aan gemeente, fondsen, verzekeringen, landschappelijke onderhoudsverplichtingen, en vlekkeloze oplevering na einde exploitatie, die tussen de 15 en 30 jaar kan liggen) op zich nemen. Tegenwoordig worden er ook zonneparken door, bijvoorbeeld, het Nederlandse Klimaatfonds gebouwd of overgenomen van andere partijen. Er zijn veel spelers, zowel binnen-, als buitenlandse, en eigendoms-constructies kunnen behoorlijk ingewikkeld zijn. Soms zijn deze zelfs gesplitst over meerdere spelers, en af en toe wijzigen deze verhoudingen later weer (bijvoorbeeld, bij verdere overname). Dat kan tegenwoordig ook al bij projecten met lokale participatie zijn, waarbij een (BV opgericht door een) lokale energiecoöperatie voor een kleiner deel, vijftig procent, of, zeldzaam, zelfs 100% eigenaar wordt of, uiteindelijk, kan worden. De Lokale Participatiemonitor geeft inzicht in de soms bizar ingewikkelde wereld die "participatie" (sensu lato) heet, voor het exemplaar van 2021 zie deze link.

Eigendoms-constructies spelen ook een belangrijke rol in de toewijzing van zogenaamde "postcoderoos" segmenten van grotere projecten. Waar deze duidelijk aanwijsbaar en identificeerbaar zijn, segregeert Polder PV deze namelijk van de grote commerciële velden, omdat er een totaal andere eigenaar is (een of meer lokale energiecoöperaties, eventueel via een separate BV), en ook een fysiek gescheiden aansluiting t.o.v. het geheel (postcoderoos en SDE mogen niet op een allocatiepunt). Als er een duidelijke gezamenlijke structuur is, via een BV waarin beide (of meer) lokale en commerciële partijen aandelen hebben, wordt het betreffende zonnepark als een geheel beschouwd. Het is en blijft echter lastig hier een eenduidige indeling voor te maken, de financiële en organisatorische constructies kunnen namelijk zeer verschillend zijn. En soms zijn ze zeer slecht gedefinieerd in publiek toegankelijke informatie.

Soms worden zonneparken van totaal verschillende eigenaren, vaak in opeenvolgende periodes, of met jaren verstrijkend, "tegen elkaar aangebouwd", zoals al gemeld voor Coevorden. Ook daar worden de onderdelen apart behandeld door Polder PV, omdat het bedrijfseconomisch, historisch, en elektrotechnisch bezien om compleet verschillende installaties gaat. Dit speelt al op enkele plekken in Nederland.

Diverse aspecten van het Kadaster rapport worden verder onder anderen samengevat in Energeia (pay-wall), Binnenlands Bestuur, Nieuwe Oogst, en Gelderlander e.a.

 


d. Aandeel "oost-west" bij zonneparken

Eerder werd ook al door Polder PV gesteld, in het licht van de "oppervlakteclaim discussie", dat het interessant is om te kijken naar de "aard" van de zonneparken wat oriëntatie betreft. Die kan in theorie natuurlijk alle kanten op zijn, en is jarenlang gedomineerd door ZO - Z - ZW opstellingen. Maar het aantal projecten met "oost-west" sensu lato opstellingen en projecten met deels zo'n opstelling is, onder anderen vanwege de sterk toegenomen netcapaciteit problemen, en de wens om productie iets meer over de dag "uit te smeren", inmiddels al zo'n 35% (264 van 764) van het totaal aantal netgekoppelde zonneparken. Dat aandeel was in vorige updates nog, stapsgewijs terug gaand in de tijd, 34, 31, resp. 29%. Kijken we chronologisch, is het aandeel zonneparken met zo'n oost-west opstelling of -component gestegen van 13% in 2017, tot 39% in 2020 en 44% in 2021. Voor de nu bekende nieuwe grondgebonden opstellingen in 2022 is het aandeel van oost-west oriëntaties (hetzij geheel, hetzij deel van het project) alweer gestegen naar bijna de helft, 48%. Dat aandeel kan nog wijzigen, als álle netgekoppeld opgeleverde zonneparken in 2022 uiteindelijk bekend geworden zijn, inclusief mogelijk nog over het hoofd geziene kleinere zonneveldjes die "RES-fähig" blijken te zijn. Voor de nog niet talrijke projecten nieuw aangesloten in 2023, is het aandeel iets lager, 43%, maar dat kan nog flink wijzigen, als álle projecten nieuw opgeleverd dat jaar uiteindelijk bekend zijn geworden.

Hierbij dient wel beseft te worden dat de uitvoering van dergelijke projecten zeer verschillend kan zijn, waarbij naast zeer compacte opstellingen er ook talloze zijn met een veel "lossere" structuur, bijvoorbeeld gesegmenteerd in deelvelden met de nodige tussenruimtes. Of er worden bewust brede spleten aangebracht in de nok van de tafels, zodat er toch nog licht en regenwater kan doordringen op de bodem onder de tafels. Er zijn ook heel veel opstellingen met ZW/NO resp. ZO/NW oriëntaties, of combinaties daarvan, zodat er onder flinke delen van de tafels voor een groot deel van de dag behoorlijke licht intreding mogelijk is, vooral in de randzones. Veel van de kleinere "O/W" opstellingen, met maar een paar tafels, zoals op veel RWZI's, ontvangen over de gehele onderliggende oppervlakte een redelijke hoeveelheid licht vanaf de zijkanten, vanwege de relatief beperkte omvang van dergelijke projecten.

Projecten drijvend op water hebben voor de overgrote meerderheid al oost-west oriëntaties, waarmee zéér hoge vermogens-dichtheden zijn te bereiken. Bij een twaalftal drijvende projecten ligt dat momenteel al (ver) boven de 1.500 kWp per hectare.


e. Relatie tussen opgestelde capaciteit en oppervlakte claim zonneparken per grootte categorie

Disclaimer. Deze grafiek bevat als enige in dit overzicht de data tm. 11 september 2023. Vanwege "logistieke redenen" is deze niet bijgewerkt met de 13 toevoegingen die wel in alle overige grafieken in deze analyse (peildatum 17 september 2023) zijn opgenomen. In de volgende update worden de meest actuele resultaten uiteraard ook voor deze grafiek weer meegenomen. Totaal aantal gebruikte datapunten is derhalve iets lager: n = 739.

In deze grafiek geef ik de relatie weer tussen de opgestelde capaciteit van zonneparken (X-as) en de oppervlakte claim van die projecten (Y-as; 739 projecten waarvan de oppervlakte van de generator bekend is dan wel gemeten kon worden). Daarbij heb ik onderscheid gemaakt tussen de 7 project categorieën, variërend van "kleine" projecten van > 15 tot 50 kWp en 50 tot 500 kWp (nog net zichtbaar, helemaal links, lichtblauwe resp. oranje punten), tot de grootste, elk 30 MWp of meer qua omvang (bruine punten rechts). Door de puntenwolken heb ik middels Excel rechtlijnige trendlijnen laten berekenen voor alle 7 categorieën. Die geven een flinke variatie in de spreiding te zien, met de hoogste hellingshoeken bij de kleinere project categorieën tot 5 MWp ("relatief veel oppervlakte per opgestelde capaciteit"), een iets ondergemiddelde hellingshoek voor categorie 5 tot 15 MWp, en relatief lage hellingshoeken bij de twee grootste categorieën (tussen 15 en 30 MWp en groter dan 30 MWp, wat in die gevallen impliceert: "relatief weinig oppervlakte claim per opgestelde hoeveelheid capaciteit").

De grootste categorieën gaan dus het meest efficiënt met de beschikbare ruimte om, ze worden dan ook meestal optimaal ge-engineered, en zijn hoog efficiënt, ook omdat het om zeer omvangrijke investeringen gaat, waar ook soms jaren aan plannenmakerij aan ten grondslag liggen. Die natuurlijk met een voor de investeerders interessant rendement terug verdiend moeten worden, met het liefst een prettige financiële marge op het eindresultaat. Bij kleinere types veldopstellingen spelen al vaak extra en/of andere overwegingen een rol, van pure verduurzamings-wensen, via optimale "landschappelijke inpassing", tot een flinke rol voor toename van biodiversiteit, waardoor beschikbare grond binnen de periferie van de generator cq. de erf-afgrenzing ook voor andere / extra doeleinden wordt gebruikt. Ook het typisch Nederlandse onderwerp "dubbel ruimtegebruik" speelt een steeds belangrijker rol, wat in veel gevallen gepaard gaat met "extra ruimtebeslag" van een project gebied, die niet persé fysiek met de solar generator heeft te maken. Daarbij moet wel worden gezegd, dat Polder PV zich principieel richt op de buitenperiferie van de generator zelf, en daarbuiten liggende "project delen" zoals natuurhoekjes e.d. niet meeneemt in de metingen. Echter, percelen "binnen in" het generatorveld, die niet zijn bedekt met PV arrays, worden wel meegenomen in de oppervlakte claims.

Uiteraard zal elk project individueel bekeken moeten worden, omdat altijd de lokale omstandigheden anders zullen zijn, en de voorwaarden voor dergelijke projecten dan ook flink uiteen kunnen lopen. We zien dat ook in de spreiding van de puntenwolken terug. Er zijn relatief kleine projecten die een flink eind onder de trendlijn zitten, en dus ook een relatief hoog vermogen per oppervlakte eenheid hebben kunnen realiseren. Maar ook vinden we bij grotere projecten punten terug die hoog op de Y-as scoren. Zo zit het 103 MWp grote Midden-Groningen project, aanvankelijk ontwikkeld door Powerfield, en uitgevoerd door Chint / Greencells, relatief "hoog in de boom" omdat er nogal wat brede open stroken door het project lopen waar geen zonnepanelen zijn geplaatst. Die stroken worden echter wel meegenomen in de oppervlakte claim berekening, waardoor het resultaat dus lager is dan bij vergelijkbare andere grote projecten.


f. Relatieve verhouding capaciteit en grond-claim zonneparken in Nederland

In de vierde grafiek van deze paragraaf geef ik de relatieve vermogens-claim van de zonneparken met volledige data, berekend als kWp opgestelde nominale generator capaciteit per hectare (Y-as), als functie van het opgestelde vermogen (X-as) weer. Het gemiddelde voor alle zonneparken is, met de hier weergegeven 752 exemplaren waarvan de oppervlakte bekend is (peildatum 17 september 2023), alweer wat verder boven de 1 MWp per hectare komen te liggen, 1.087 kWp/ha (horizontale stippellijn)†. In de vorige updates was dit nog 1.049 kWp/ha (23 januari 2023), 1.031 kWp/ha (26 april 2022), resp. 986 kWp/ha (12 aug. 2021). De gemiddelde capaciteits-claim per oppervlakte-eenheid, blijft dus nog steeds toenemen in het totale bestand aan zonneparken. Wederom zijn de projecten in de 7 grootte categorieën onderverdeeld en van een eigen kleur voorzien. De spreiding tussen de datapunten is groot, wat wederom een aanwijzing is voor nogal verschillende rand-condities voor elk individueel zonnepark, en/of sterk uiteenlopende wijzen van uitvoering van de projecten. Die ook door geografische beperkingen en eventuele aanvullende eisen van de lokale overheden beïnvloed kunnen worden. Wel is het zo, dat de meeste grote (>= 30 MWp) zonneparken een bovengemiddeld hoge vermogens-claim tonen. Met maar 5 exemplaren onder het totale gemiddelde liggend.

Kijken we naar de gemiddeldes per project categorie, komen we tot de volgende getallen. Tussen haakjes is de stand van zaken in de update van 23 januari 2023 weergegeven:

  • 15 - < 50 kWp: 895 (858) kWp/ha
  • 50 - < 500 kWp: 924 (948) kWp/ha
  • 500 - < 1.000 kWp: 1.020 (1.047) kWp/ha
  • 1 - < 5 MWp: 994 (990) kWp/ha
  • 5 - < 15 MWp: 1.068 (1.059) kWp/ha
  • 15 - < 30 MWp: 1.200 (1.159) kWp/ha
  • >= 30 MWp: 1.265 (1.243) kWp/ha

Ook hieruit blijkt weer kristalhelder, dat de kleinste project categorieën de laagste "vermogens-dichtheid" per hectare hebben (895-924 kWp/ha), dat de drie opvolgende categorieën rond de 1 MWp/ha scoren, en dat de twee grootste project categorieën hoog in de boom zitten, met inmiddels 1.200 tot zelfs 1.265 kWp/ha. Daarbij is het ook interessant om te zien dat, t.o.v. de vorige update van januari 2023, 2 van de kleinste drie categorieën iets lagere vermogens-claims hebben gekregen, terwijl de vier grootste categorieën nóg grotere vermogens-dichtheden kregen, dan in die voorgaande update. De schaalvergroting in de zonnepark sector wederom op een ander niveau geïllustreerd.

Deze ontwikkeling zal vermoedelijk nog, stapsgewijs, doorgaan, ook omdat er steeds efficiëntere panelen worden ingezet, met hoge vermogens. Zelfs, of misschien wel, juist in (grote) zonneparken. Ik heb al bij meerdere nieuw gebouwde projecten module vermogens van ver over de 600 Wattpiek per stuk langs zien komen in 2023, die in zonneparken prima zijn toe te passen (meestal zijn dergelijke nieuwe panelen veel te groot en te zwaar voor toepassing op schuine daken).

† Nagekomen: In een position paper van de WUR, gepubliceerd op 3 oktober 2023, "Voedsel en stroom produceren op dezelfde vierkante meter", wordt in Tabel 1 van de paper zelf geclaimd, dat de vermogensdichtheid van "monofunctionele zonneparken" op 1,5 MW/ha zou liggen. Dat is echt veel te hoog, zoals de data uit 752 gemeten, netgekoppelde zonneparken in Nederland in deze sectie laat zien (zie ook Tweet Polder PV van 4 oktober 2023).


g. Evolutie van relatieve grondclaim zonneparken per jaargang

In deze laatste grafiek van de paragraaf "oppervlakte en zonneparken" een update van een nieuw diagram, voor het eerst gepresenteerd in de update van 26 april 2022, waarbij de schaalvergroting bij de zonneparken per jaar van ingebruikstelling goed zichtbaar wordt. Met de meest recent beschikbare, actuele data afgebeeld in deze versie. Op de horizontale as wordt het nominale vermogen van alle zonneparken waarvan de oppervlakte gemeten is, en/of via andere info al bekend was gemaakt (752 stuks) getoond op een enkel logarithmische schaal (MWp). De vertikale as geeft de berekende relatieve capaciteit van deze zonneparken, opgegeven in kWp opgesteld vermogen per hectare (kWp/ha). De zonneparken zijn voorts ingedeeld naar jaar van inbedrijfstelling, waarbij ieder jaar een aparte kleur heeft gekregen (kleine punten). Per jaargang is de gemiddelde relatieve capaciteits-"dichtheid" vervolgens berekend, en in de bijbehorende kleur, in hetzelfde diagram geplot als grote diamantjes.

We zien een grote spreiding van de individuele zonneparken bij deze verbeelding, wat wederom heeft te maken met de zeer verschillende fysieke, historische, en economische condities waar onder die projecten zijn gebouwd, en de grote verscheidenheid aan uitvoering en layout. De variatie is enorm. Gaan we echter naar de gemiddeldes per jaar kijken (grote diamantjes met de waarde erbij weergegeven), zien we beslist 2 duidelijke trends.

Ten eerste is er een algehele progressie van steeds groter wordende zonneparken per jaargang, de gemiddelde waarden voor recentere jaargangen bevinden zich gemiddeld genomen steeds meer naar rechts op de schaal van de X-as, naarmate de jaren vorderen. Wel zijn er even "pauze momenten", zoals bij de jaar koppels 2018/2019 en 2020/2021, waarbij de gemiddelde omvang ongeveer vergelijkbaar is, of tijdelijk iets afneemt in het laatst genoemde jaar. Maar de trend is onontkoombaar, de gemiddelde - absolute - capaciteit van de zonneparken wordt steeds groter.

Ten tweede, is er een toename te zien van de relatieve dichtheden van nieuw gebouwde capaciteit per oppervlakte eenheid. In de beginjaren zijn deze nog relatief bescheiden, variërend van een lage dichtheid van 3 projecten uit 2011, 581 kWh/ha (duidelijk hoger dan de zeer lage waarde voor het toen nog enige bekende project in de voorgaande update), tot een range van 650 kWp/ha (2014), via 801 kWp/ha (2015), naar alweer 933 kWp/ha in 2016. 2017 lag op een wat lager niveau, 867 kWp/ha, met 30 nieuwe projecten in dat jaar. 2013 is een beetje een "outlier" in de huidige reeks, met al vroeg een relatief hoge claim van 927 kWp/ha. Maar dat betreft dan ook een kleine cluster van slechts 7 projecten. Zeker in kleine populaties kan een toevoeging van een nieuw gevonden project nogal wat invloed hebben op het groeps-gemiddelde resultaat voor zo'n afgeleide parameter.

2018 en 2019 hebben wel alweer hogere capaciteitsclaims, bij grofweg een vergelijkbaar gemiddeld projectvermogen van 4,6-4,7 MWp, achtereenvolgens 914, en 1.001 kWp/ha. Waarmee in 2019 dus voor het eerst een gemiddelde project claim van meer dan 1 MWp/ha is overschreden.

De laatste drie jaar heeft een duidelijk verdere schaalvergroting plaatsgevonden, waarbij de gemiddelde capaciteits-claim per hectare verder is opgelopen van 1.122 kWp/ha in 2020, naar 1.212 kWp/ha in 2021, en zelfs alweer 1.269 kWp/ha in 2022. Met daarbij de disclaimer, dat met name aan de laatste opgave nog wel e.e.a. kan wijzigen, als informatie over de netgekoppelde zonneparken in dat jaar completer is geworden. Over 2023 is nog niet zoveel te zeggen, al komt de huidige claim grofweg op dat van het niveau in 2022 (1.271 kWp/ha). Dat kan nog substantieel veranderen, vanwege nog veel missende info uit de eerste drie kwartalen, en de nog toe te voegen projecten tot en met het einde van het jaar.

Deze laatste vier jaargangen hebben relatief hoge opgestelde vermogens per oppervlakte eenheid, die duidelijk uitkomen boven het gemiddelde over alle 752 projecten, 1.087 kWp/ha.

Een van de belangrijkste oorzaken van deze opvallende relatieve schaalvergroting (bij kWp/ha) is dat, naast steeds slimmere opstellings-vormen in moderne zonneparken (lage hellingshoeken, meer modules per tafel, O/W oriëntaties), met name de inzet van zeer hoge vermogens hebbende nieuwe zonnepanelen (tot zo'n 540 Wp per stuk, en verder stijgend), de capaciteit op dezelfde oppervlakte flink omhoog hebben gejaagd in de laatste jaren. Het zal sterk afhangen van verdere rendements-verbeteringen van de zonnecellen zelf, of deze al hoge behaalde vermogens-"dichtheden" nog (veel) verder omhoog geschroefd zullen kunnen worden in nieuw op te leveren grondgebonden installaties, in komende jaren.


(9) "Klassieke" grondgebonden zonneparken nog lang niet alles

In de chaotische cijferbrei die af en toe op het wereldwijde web wordt gegooid met betrekking tot (o.a.) zonneparken, wordt zelden nauwkeurig gedefinieerd wat er nu precies "bedoeld" wordt met de afperking van die categorie. Vaak lijkt het alsof "alle" volume wat ergens op de grond (niet zijnde een dak of complex aan daken) staat, in die verzamelcategorie wordt ondergebracht, maar zelden worden daar expliciet uitspraken over gedaan. Polder PV, die al jaren exact segmenteert, doet dat uiteraard wel.

In de hierboven weergegeven analyses van Polder PV's overzichten wordt uitsluitend het omvangrijke, klassieke segment "grondgebonden zonneparken" behandeld, waaronder ook projecten op afval depots worden gerekend. Dat kunnen afvalbergen zijn, met flink reliëf (voorbeelden AVRI Geldermalsen, Armhoede Lochem, Koggenrandweg Middenmeer / HVC, en het spectaculaire Fort de Pol project te Zutphen), of zeer vlakke grond- en slib depots, zoals de zonneparken op de Krimweg te Coevorden, de grondbank Bredeweg in Zevenhuizen, en slibdepot Geefsweer te Meedhuizen. Er zit ook al een forse hoeveelheid zonneparken op rioolwaterzuiveringen (RWZI's) bij, waarbij door Polder PV ook altijd alle "echte rooftops" die vaak gelijktijdig zijn aangebracht op dergelijke percelen, separaat worden gehouden. En die dus niet meetellen bij de bepaling van de volumes panelen en capaciteiten voor "vrijeveld installaties". Ook over een dergelijke wezenlijke splitsing lezen we in de media verder nooit iets. Polder PV doet dit wel, om zo zuiver mogelijk op de graat te kunnen klassificeren op "type installatie".


Een foto van een vaker door Polder PV bezocht drijvend PV-project in Alphen aan de Rijn, bij de Máxima brug (ZH), zie ook ander exemplaar gepubliceerd op X/Twitter, een foto uit 2021, en nog een eerder exemplaar, uit 2020. Het was een aardig experiment, 2 PV arrays met een paar honderd panelen op kunststof vlotten, in de sloten naast de brug, om het project van de gemeente "energieneutraal" te maken, zoals dat heet. Maar het werd geplaagd door problemen. Polder PV zag al in een vroeg stadium forse beschaduwing door welig tierend riet en andere water vegetatie, Watervogels deden hun behoefte op de panelen. En uiteindelijk bleek het project ook nog eens elektrisch te falen, door volgelopen kabeldoorvoeren en/of kabels. Ook al stond het project al van meet af aan foutief bekend, als SDE beschikt "veldsysteem" bij RVO, de gemeenteraad is inmiddels zo ver, dat ze overwegen de nog bruikbare hardware uit de sloten te halen, en het project - inderdaad - tot een "echt veldsysteem" om te laten bouwen (artikelen Alphens.nl, Leidsch Dagblad, en AD). Als dat inderdaad gebeurt, verdwijnt deze entry ook uit de "floating solar" overzichten van Polder PV en moeten er waarschijnlijk wat data aangepast gaan worden. Tot het zover is, is dit formeel nog steeds "een existent drijvend solar project", 1 van de momenteel 9, meestal kleinere, maar "RES-fähige" exemplaren in mijn provincie. En wel, in onderhavig geval, de project categorie 50-500 kWp. Foto genomen tijdens fietstocht naar het vakantieverblijf van Polder PV in Overijssel, 15 juli 2023.

Er zijn minimaal drie andere typen categorieën met PV constructies op, of zelfs "boven" de grond, die "zelfstandig dragend" zijn aangebracht, en die beslist niet als (klassiek) "rooftop" kunnen worden geklassificeerd. Drijvende zonneparken zoals het voorbeeld hier boven, vrijstaande carports en aanverwante objecten, en geluidschermen en daarvan afgeleide vormen op grootschalige verkeers-infra. Waarbij, uiteraard, "klassieke" veldopstellingen die, al dan niet toevallig, vanwege naburige aansluit punten op het net, langs of in de buurt van snel- of spoorwegen liggen, beslist niet onder deze duidelijk afwijkende project categorie worden geschaard. We komen dan aan het volgende "totaal staatje" in het projecten overzicht van Polder PV (tabel verderop). Met eind 2019 tm. 2022 (voorlopige data) geaccumuleerde netgekoppelde PV installatie volumes. En de daar uit volgende jaargroei cijfers. Nota bene, ook hier weer, alle project categorieën met installaties groter dan 15 kWp per stuk betreffend.

Polder PV heeft daarnaast inmiddels al een paar honderd kleinere grondgebonden (en enkele kleinere drijvende) gerealiseerde zonneparkjes in zijn overzichten staan, die zelden tot nooit worden benoemd in nieuwsberichten of in de vakpers. Een overzicht van de pure grondgebonden opstellingen in die "mini categorie" is in paragraaf 7 kort behandeld.

In onderstaande overzichtje staan ook nog niet de nog "exotischer" categorieën als (meestal vrij staande) trackers, 2 drijvende pilot projectjes op de Noordzee, en de diverse solaroad experimenten benoemd. Ook deze worden al enkele tijd separaat geïnventariseerd door Polder PV. Vaak worden geen capaciteiten genoemd bij dergelijke pilot projecten. Sommige pilots zijn zelfs alweer "opgeruimd" (enkele geflopte solaroad experimenten, bijvoorbeeld, maar ook enkele kleine drijvende experimenten op, o.a. de Slufter, en een deel van de installaties in het Oostvoornse Meer zijn reeds weer verdwenen). Als een specifieke categorie voldoende "volume" krijgt, en er zinnige, enigszins verifieerbare zaken zijn te zeggen over opgesteld vermogen, zal Polder PV die in de toekomst in een dergelijk staatje gaan opnemen. Zo ver is het echter nog niet.


Next kid on the block - agri-solar

Agri-solar, ook weer een breed spectrum aan installaties "op het veld" begint inmiddels wel wat "body" te krijgen, de eerste pilots zijn inmiddels omgebouwd tot grotere installaties, maar fysieke netkoppeling van diverse pilots is beslist nog niet altijd zeker. Dit betreft overkappingen boven diverse fruitsoorten. 1 van de actieve partijen in dit interessante genre is Green Meteor uit Breda, die verschillende van dergelijke agrarische "dubbelgebruik" projecten ontwerpt en begeleid. Daar komt een hoop pionierswerk bij kijken, want elk gewas stelt weer haar eigen specifieke eisen.

Van 2 grotere projecten, beiden op eigen risico gebouwd door GroenLeven, is netkoppeling bekend. Het al vaak gememoreerde grote experiment met 10.250 half doorzicht zonnepaneel kappen boven frambozen en rode bessen bij Piet Albers in het Gelderse Babberich (40% doorlaatbaarheid van de op maat gemaakte glas-glas panelen). En de pilot met rode bessen bij Kusters in het Gelderse Wadenoijen, met 4.500 op maat gemaakte doorzicht modules "in het veld" boven de fruitbomen. Er zullen er meer volgen, afhankelijk van succes bij de combinatie gewasteelt / opwekking van zonnestroom. Een groot project zal waarschijnlijk binnen niet al te lange tijd worden afgerond bij Bijsterhuizen, westelijk van Nijmegen. Mogelijk is minder dan de helft er van al opgeleverd, al is dat nog niet zeker. Gesuggereerd lijkt te worden, dat er al stroom wordt geleverd (artikel Gelderlander van 25 augustus 2023). Een project deel met een eerste SDE beschikking staat dan ook, onder voorbehoud, als "opgeleverd" in de lijsten van Polder PV.

Vooralsnog zijn dit soort, qua type enigszins vergelijkbare projecten vermeld onder de vrijstaande "overkappingen" installatie categorie, waarbinnen carports de al van meet af aan dominante sub-categorie zijn. Ze kunnen, wat Polder PV, betreft, beslist niet in de categorie klassieke grondgebonden systemen, noch in de enorme verzamelbak categorie "daksystemen" worden geschaard. En dienen derhalve apart gehouden te worden van de rest.

Hierbij dient men ook goed te beseffen, dat zowel bij de SDE overzichten van RVO, als in de zeer summiere segmentaties bij CBS, ook nog eens niet consequent met carport- en vergelijkbare vrijstaande overkappingen wordt omgegaan. Ze zijn, in ieder geval enigzins traceerbaar, zowel bij "daksystemen", als bij "veldsystemen" te vinden, soms zelfs met een verkeerd "type" label. Daar is dus geen chocolade van te breien, wat de "officiële" segmentatie statistieken betreft ...


Tabel vier typen vrijeveld installaties en totalen gerealiseerde capaciteiten

Overzicht vier niet klassieke rooftop zonnestroom, "vrije veld" project categorieën - realisaties. Data © 2023 Peter J. Segaar / www.polderpv.nl. Alle opgaves zijn minimale positief vastgestelde volumes op basis van de meest actuele gegevens van Polder PV (peildatum 17 september 2023), er kan meer zijn opgeleverd aan het eind van de weergegeven kalenderjaren. Vaak worden nog niet actueel bekende projecten pas achteraf gevonden, en in nieuwe versies van dit overzicht toegevoegd. Optellingen kunnen door afrondingen afwijken van de optelling van afgeronde deelwaarden (de optellingen zijn gedaan met de brongegevens, met cijfers achter de komma).

Categorieën, EOY
EOY 2019 (MWp)
EOY 2020 (MWp)
EOY 2021* (MWp)
EOY 2022* (MWp)
klassiek grondgebonden
1.071
2.116
2.942
4.096
drijvende zonneparken
("op water")
5
83
167
194
Totaal volume grond + drijvend
1.075
2.200
3.109
4.290
car-, motor- en fiets "ports" (overkappingen incl. agri-PV)
16
25
66
78
geluidsschermen / wallen / tunneldaken
1,6
7,1
13,5
13,5
Totaal volume vier "non-rooftop" categorieën
1.093
2.231
3.189
4.381

Uit bovenstaande tabel volgt onderstaand exemplaar met de jaarlijkse groeicijfers van 2020 tm. 2022. Data voor 2021, en, vooral, 2022, kunnen nog wel wat wijzigen.

Categorieën, YOY
groei 2020 (MWp)
groei 2021* (MWp)
groei 2022* (MWp)
klassiek grondgebonden
1.046
826
1.154
drijvende zonneparken
("op water")
78
84
27
Totaal volume grond + drijvend
1.124
910
1.180
car-, motor- en fiets "ports" (overkappingen incl. agri-PV)
9
42
12
geluidsschermen / wallen / tunneldaken
5,5
6,4
0
Totaal volume vier "non-rooftop" categorieën
1.138
958
1.192

Uit bovenstaande blijkt dat de groei van alleen al deze vier "niet-rooftop" categorieën minimaal 1.138 MWp heeft bedragen in 2020, 958 MWp in 2021, en, met nog voorlopige cijfers voor 2022, een record volume van 1.192 MWp in dat jaar. Dus weer een opleving in 2022, ondanks eerdere pessimistische prognoses gebaseerd op nog onvolledige data, en het feit dat de categorie zon op water flink is afgekoeld bij de nieuwbouw, en zon op infra zelfs geen betekenisvolle groei van grotere projecten heeft gekend in dat jaar. "Klassiek grondgebonden" blijkt de grote driver van de groei te zijn geweest, met, voorlopig, 1.154 MWp nieuwbouw in 2022.

Gaan we uit van de mogelijke nieuwe totale jaargroei van 3.882 MWp in 2020, 3.803 MWp in 2021, en, nog zeer voorlopig, 4.232 MWp in 2022, volgens de laatst bekende, actuele CBS cijfers (update 2 juni 2023), zouden de jaargroei cijfers voor alleen deze 4 genoemde niet-rooftop categorieën al ruim 29% (2020), 25% (2021), resp. ruim 28% (2021) van die volumes kunnen zijn geweest. Dat is dus nog exclusief de grote volumes aan capaciteit op bedrijfsdaken, instellingen e.d., en het nieuwe vermogen in het residentiële marktsegment, de huursector, nieuwbouw, meer exotische marktsegmenten, etc.

Floating solar in 2020-2021 flink gegroeid, daarna forse terugval

Opvallend is in bovenstaande cijfers de flinke groei van floating solar (drijvend op water) in 2021, met 84 MWp nieuwbouw t.o.v. de 78 MWp in 2020, al is het wel, door tussentijdse capaciteits-aanpassingen, fors neerwaarts bijgesteld t.o.v. de data in de vorige update. Dat ligt natuurlijk aan het feit, dat er enkele zeer grote projecten door, met name, GroenLeven, met grootaandeelhouder het Duitse Baywa R.E., zijn gerealiseerd in die twee jaren. In totaal werden 14 nieuwe drijvende zonneparken in 2021, en nog eens 5 in 2022 (met in totaal "slechts" 27 MWp) netgekoppeld opgeleverd in Nederland. Er staan momenteel (tm. SDE 2022"++") nog wel 33 subsidie beschikkingen open voor vergelijkbare projecten, inclusief een trits kleinere projectjes met beschikkingen onder SDE 2021-2022 "++", op o.a. bassins van agrariërs, en retentievijvers. In de beschikkingen tellen deze op tot een potentïele capaciteit van 169 MWp. Waarbij echter ook moet worden gezegd dat in recente jaren vele megawattpieken die oorspronkelijk zijn toegezegd voor dergelijke projecten (beschikt door RVO) uiteindelijk niet zijn gerealiseerd: diverse projecten zijn (fors) kleiner gebouwd dan waarvoor ze waren beschikt.

Ook zijn er nog eens bijna 50 minder concrete plannen voor minimaal nog eens 1,9 GWp aan floating solar projecten, maar daar zijn nog geen SDE beschikkingen voor afgegeven. Bovendien drukt een enorm plan van ruim anderhalve GWp (solar eilanden, cq. "zonne-atollen", voor de kust van het Noord-Hollandse Wieringermeer) zwaar op dat totaal volume. Als dat project om wat voor redenen dan ook niet doorgaat, blijft er slechts dik 300 MWp aan "potentieel pending" over in dat specifieke, blijvend zeer interessante marktsegment.

Naast deze binnenwater projecten, wordt ook het veelbesproken off-shore project van Oceans of Energy voor de kust van Scheveningen uitgebreid, er is via o.a. een DEI financiering van RVO een uitbreiding naar 1 MWp gepland. Een ronduit spannend project, wat in de Tegenlicht video van de VPRO, "De zon is van iedereen", een erepodium plaats kreeg toebedeeld. En waar emeritus solar professor Wim Sinke's hart van vol raakte. Een eerste commerciële vervolg-installatie moet gebouwd gaan worden binnen het Hollandse Kust Noord offshore wind park van CrossWind (joint-venture Shell en Eneco), en zou 2025 on-line moeten gaan onder ruige zee-condities.

Enorme carport

Ook opvallend in bovenstaande tabellen, is de flinke toename van het nieuwe volume aan carports en dergelijke vrijstaande overkappingen "in het veld", van 9 MWp in 2020, naar maar liefst 42 MWp in 2021. Dit ligt bijna geheel aan de realisatie van de reusachtige (naar verluidt 's werelds grootste) solar carport boven de parkeerplekken naast het festival terrein van Lowlands te Biddinghuizen (Fl.). Waar Solarfields in opdracht van MOJO 90 duizend zonnepanelen met een gezamenlijke capaciteit van 35 MWp liet aanbrengen op carports, verdeeld over 35 hectare. Ondanks het geringer aantal nieuwe vrije overkappingen incl. carports in 2021 (tot nog toe slechts 14 gevonden), is de opgestelde capaciteit ver-vijf-voudigd t.o.v. het nieuwbouw volume van 19 exemplaren in 2020. Natuurlijk worden dit soort zeer grote speciale projecten niet vaak gebouwd, maar als ze gerealiseerd worden, hebben ze een bovenmatig hoge impact op het totale jaar volume binnen zo'n specifiek, relatief klein markt segment.

Tot nog toe zijn er door Polder PV 15 nieuwe solar carports gevonden in het jaar 2022 (duidelijk meer dan de 9 bekend aan het begin van dit jaar), met een gezamenlijke capaciteit van bijna 12 MWp. Mogelijk komt daar nog wat bij, maar dat zal niet veel verschil maken, het segment is duidelijk "afgekoeld" t.o.v. het byzondere jaar 2021. Er is wel degelijk veel belangstelling voor, maar het zijn relatief dure projecten, waarbij o.a. veiligheidsglas voor de zonnepanelen gebruikt moet worden omdat er mensen onderdoor kunnen lopen, ze moeten zwaar gefundeerd worden, en er is meestal behoefte aan directe koppeling met laadpaal infra voor elektrisch vervoer. Dat alles maakt dit soort "sexy" projecten niet makkelijk om gerealiseerd te krijgen. Er moet heel wat voor gebeuren, en er moet (extra) pecunia op tafel komen in vergelijking met "simpele" rooftop projecten op bestaand dak. Er lijkt ook beweging in Den Haag te komen, om voor nieuwe (!) parkeerplaatsen verplicht solar carports af te dwingen (Jetten's 2e Zonnebrief, van 6 juli 2023), maar zover is het nog niet. Bovendien is het al enorme oppervlak aan bestaande parkeerterreinen dan nog steeds gevrijwaard van zo'n landelijke verplichting...

Zon op infra pas op de plaats

In het segment zon op verkeers-infra, resp. geluidswallen, is nog niet veel beweging te zien, met 6,4 MWp nieuwbouw in 2021 t.o.v. de 5,5 MWp in 2020, en tot nog toe geen vondsten van dergelijke projecten, nieuw opgeleverd in 2022. Het grootste wat onder deze categorie valt is de door Powerfield gebouwde "zonnewal" (Zonnepark Emmen) langs de testbaan voor elektrische voertuigen op het Pottendijk complex te Emmer-Compascuum (Dr.). Er is binnen dat complex ook een carport gebouwd, wat onder de desbetreffende categorie is ondergebracht in de overzichten van Polder PV (oplevering voorjaar 2021). Er is daar ook een laad infrastructuur aangebracht, met een snel-laad punt van 60 kilowatt. Voor een zeer byzonder voorbeeld, wat ook binnen de wederom brede categorie "zon op infra" projecten sub-categorie past, volgens Polder PV, zie de laatste foto in dit artikel.

Er staat wel het nodige aan project plannen klaar, zoals enorme "zonnelinten" langs en op bermen of taluds van snelwegen, in samenwerking met Rijkswaterstaat, maar daarbij moet wel gerealiseerd worden dat grootschalige plannen voor PV parken "naast" snelwegen (spoor, kanalen, e.d.) onder de grote categorie grondgebonden zonneparken worden ingedeeld bij Polder PV. Daarvan zijn er meerdere gerealiseerd de afgelopen jaren. Een bericht over een recent door Pure Energie gerealiseerd exemplaar met 1.410 zonnepanelen, "Adelaar-Brinkeveld", in de oksel van de A1 bij Deventer, vindt u hier. Alleen projecten met panelen "in of op" de infra (geluidswallen e.d.) tellen bij deze byzondere categorie mee. U merkt aan deze overwegingen, dat het moeilijk blijft om betrouwbare indelingen te maken. Zonne-energie is extreem breed toepasbaar, en er worden continu nieuwe toepassings-gebieden ontdekt, in pilots uitgeprobeerd, en soms commercieel uitgebouwd. Het is daarom belangrijk om goede kaders te proberen te definiëren. Met een zeer vage, ontoereikende, en bovendien categorie maskerende indeling zoals het CBS die hanteert, kunnen we niet zoveel.


Kasdek systemen off the record

Uiteraard buiten de verzameling "vrije-veld sensu lato" valt weer een geheel andere, maar behoorlijk snel ontwikkelende PV-categorie, waarbij kassen (deels) worden gebruikt voor grote PV installaties. Ik beperk me daar tot de grotere projecten, waarbij PV modules soms "op" de glazen kasdekken worden gemonteerd, maar ook steeds vaker als onderdeel van het kasdek zelf zijn ingepast met een geavanceerd inbouw systeem, en daarbij dus het glas vervangen. Een recente ontwikkeling, met soms al zeer grote projecten, zijn geheel nieuwe "kassen zonder wanden", die door belangenorganisaties als "verkapte zonneparken", en ook om meerdere redenen als een ongewenste ontwikkeling worden gezien. Projecten, die bovendien ook strijdig zouden zijn met huidige regelgeving voor dergelijke "kas" installaties op agrarisch bestemde gronden. In enkele gevallen zijn er al dwangsommen opgelegd en of boetes uitgedeeld voor dergelijke "slimme" constructies die de randen van de regelgeving opzoeken (voorbeeld Wilp, Gld). Een woordvoerder van de glasteeltsector heeft over dit relatief nieuwe, potentieel flinke impact hebbende fenomeen al enkele prikkelende uitspraken gedaan, zie dit artikel op de website van Omroep Venlo (27 juni 2023).

Deze speciale rooftop categorie is er een om in de gaten te houden. Ik heb inmiddels al 28 van dergelijke projecten kunnen localiseren groter dan 15 kWp (RES drempel), in Nederland. Deze hebben opgeteld al een capaciteit van zo'n 109 MWp. Dit was in de vorige update nog maar 65 MWp, dus hier zit beslist "ferme groei" in.

Uiteraard valt deze specifieke "rooftop categorie" buiten de scope van deze veldinstallatie sensu lato analyse, maar ik wil hem hier toch benoemd hebben, omdat deze binnen korte tijd substantiële volumes in het landschap blijkt te hebben gebracht. En, als je de gedachtenlijn van genoemde woordvoerder zou volgen, meerdere van dergelijke projecten beslist als "verhoogde zonneweides" opgevat kunnen worden. En dus niet als een afgeleide subcategorie van de enorme verzamelbak "daksystemen" in de terminologie van RVO en CBS. Of deze verder fascinerende ontwikkeling stand zal houden, mede gezien de zorgen bij de branche organisatie van de kastelers, is nog ongewis.


Totale verschil capaciteit "vrije-veld sensu lato" met non-rooftop CBS

Als we de accumulaties van de hier boven in de tabel weergegeven categorieën aan het eind van elk jaar nemen, en we vergelijken die met de beschikbare CBS cijfers, vallen de volgende verschillen op. Een zinnige vergelijking is hier de optelsom van grondgebonden "klassieke" veldinstallaties, en drijvende projecten, omdat het CBS bijvoorbeeld projecten als (vrijstaande) carports voor het gemak (?) in de enorme pool van daksystemen gooit, en zich verder niet druk lijkt te (willen) maken met benodigde verdere segmentatie.

Klassiek grondgebonden + drijvende zonneparken volgens Polder PV 1.075 MWp (2019), 2.200 MWp (2020), 3.109 MWp (2021), en, voorlopig, 4.290 MWp (2022). Tegenover de reeks bij CBS, veldinstallaties incl. floating solar (daar gekarakteriseerd als categorie "Groot vermogen op veld"), 1.039 MWp, 2.101 MWp, 3.005 MWp, resp. 3.853 MWp. Waarbij Polder PV dus al steeds grotere volume verschillen heeft berekend uit de meest actuele project data, dan het CBS tot nog toe heeft "staan" voor deze 2 hoofd-categorieën: 3,5%, 4,7%, 3,5% en, eind 2022, zelfs al 11,3% verschil in het voordeel van Polder PV. Nemen we ook nog Polder PV's categorie "zon op infra" hierbij (alles > 15 kWp), wordt het verschil met CBS nog groter, eind 2022 11,7%. En als we ook nog de door Polder PV geïdentificeerde, netgekoppelde solar carport projecten "sensu lato" meenemen, zou het verschil zelfs oplopen naar 13,7%, als we als referentie de "veldopstelling" categorie van het CBS zouden nemen. Deze verschillen kunnen echter wel minder gaan worden als meer definitieve cijfers voor eind 2022 beschikbaar komen (verwachting bij CBS: eind 2023).

Bij de aantallen projecten (klassiek vrijeveld plus floating solar) was het verschil eind 2019 nog zeer groot (bijna 31% meer grondgebonden en drijvende projecten bekend bij Polder PV dan bij het CBS !), maar dat is, stapsgewijs, flink geslonken naar 8% verschil eind 2020, 4% eind 2021, en nog maar ruim 1% verschil, eind 2022. De vraag is echter, hóe het CBS "telt", en of bijvoorbeeld in delen gebouwde zonnecentrales wellicht worden opgeknipt, en hoe er wordt omgegaan met PCR / SCE "splinters" van grotere commerciële zonneparken (verschillend eigenaarschap, dus te beschouwen als 2 projecten, of bij elkaar geveegd ?). Hier is helaas geen nadere duiding over bij het CBS, en informatie over individuele projecten wordt daar niet verstrekt.

Het zal natuurlijk in deze context, weer interessant zijn, met wat voor volumes het CBS uiteindelijk voor eind 2022 gaat komen, want dat jaar is nog lang niet geconsolideerd in de cijfers. Polder PV zit met de huidige bekende data al op een accumulatie van 4.290 MWp voor veldsystemen plus floating solar projecten. En voor alle hierboven genoemde vier categorieën zelfs al op 4.381 MWp, t.o.v. 3.189 MWp, eind 2021. Met ongetwijfeld nog het nodige volume toe te voegen vanwege nog veel onbekende informatie. Mogelijk vernemen we eind 2023 weer een flink bijgestelde, maar nog wel "nader voorlopige", afschatting van het statistiek bureau op dit vlak.


Aandeel "alle" niet dak-gebonden capaciteit sensu lato richting 23% van totaal

In ieder geval kunnen we wel al bovengenoemde 4.381 MWp in vier "veld project" categoriëen sensu lato, relateren aan het voorlopig opgegeven eindejaars-volume voor eind 2022. Het CBS gaf daarvoor in haar laatste update 19.143 MWp op (zie tabel). Met deze bijgestelde cijfers, zou het aandeel van deze verzamel categorie dus al zo'n 22,8% zijn op het totale geaccumuleerde volume. Bijna 23% "niet gebouwgebonden" gerealiseerd, eind 2022, als je vrijstaande carports niet als "gebouw" in de stricte zin des woords beschouwt. Eind 2021 was dit aandeel, met de meest recente cijfers, nog maar 21,4%.


Aantallen en capaciteit vrijeveld projecten sensu lato - merkwaardige verschillen tussen CBS en Polder PV data

Wat de aantallen projecten betreft is de situatie t.o.v. het CBS als volgt. Ik kom, met de meest recente, bijgestelde cijfers voor de 3 categorieën, "veld", "drijvend", en "op / in infra" op meer projecten t.o.v. de CBS opgaves ("veld" en "drijvend"), van 128 (2019), 61 (2020), 49 (2021), resp. 30 projecten, eind 2022. Verschillen van 62% (2019) tot rond de 4% (2022). Waarbij nog steeds als onbeantwoorde vraag geld, hoe CBS precies "telt". Dat is niet te controleren, maar gezien het flink afgenomen percentage, bij een juist hogere afwijking bij de capaciteit (zie hier onder), rijst het vermoeden, dat CBS hier, mogelijk deels, telt met "beschikkingen" (SDE), en niet met "projecten". Veel zonneparken hebben meer dan 1 beschikking, dus hier kan een bron van fouten optreden, en bovengeschetste "afname van het verschil percentage met de aantallen van Polder PV" (die in projecten telt), lijkt hier een eerste aanwijzing voor te zijn.

De vraagtekens hierboven gesignaleerd worden versterkt door de verschillen bij de capaciteit. Polder PV heeft namelijk in de reeks 2019-2022 voor de drie genoemde "non-rooftop" categorieën (bij uitsluiting van carports en derivaten) ook steeds meer volume staan, van 38 MWp in 2019, 106 MWp in 2020, 118 MWp in 2021, tot zelfs 450 MWp in 2022. Hier lopen de verschilpercentages t.o.v. de door CBS genoemde vermogens voor "veld + drijvend" juist op, van 4 naar 12%. Dit is slecht te rijmen met de zeer sterke teruggang in het verschilpercentage bij de aantallen projecten, in de getoonde periode van vier jaar. Een extra vingerwijzing dat hier anders lijkt te worden geteld, halen we uit het gemiddelde project vermogen van de gepubliceerde cijfers. Bij CBS komt dat namelijk neer op gemiddeld 5,06 MWp. Polder PV zit, met zijn verzameling van genoemde 3 categorieën al op gemiddeld 5,43 MWp, ruim 7% hoger.

Het is duidelijk, dat het CBS op deze cruciale punten sowieso getalsmatig blijft achterlopen bij de hard op papier staande volumes bij Polder PV, en dat ze geen actueel correcte data lijkt te kunnen genereren voor, met name, de zeer belangrijk geworden sector grondgebonden, "niet klassieke rooftop" projecten. Ook voor de statistieken van de RES regio is de "officieel gepubliceerde" informatie dus niet accuraat in Nederland. Te controleren waar de "missers" zouden kunnen zitten, is echter niet mogelijk vanwege de geanonimiseerde data bij het CBS, die alleen totalen per regio op kan (en mag) geven.



Foto's genomen tijdens een fietsrondje in onze Zuid-Hollandse contreien in februari 2021. En wel, van een byzonder project uit de ruim interpreteerbare categorie "zon op infra". Het betreft een gebogen pergola systeem vóór, en gecontinueerd op het recht boven de tunnelmonding van de nieuwe Rotterdamsebaan gelegen dienstengebouw voor de zogenaamde Victorie Boogie Woogietunnel, een voortzetting van de A13, het hart van 's-Gravenhage in. Een opvallend project met zo'n 450 semi-transparante zonnepanelen, opgeleverd in 2020. Dit soort byzondere installaties zal zeldzaam blijven. Mooi dat dit exemplaar zo dicht bij Polder PV ligt, op fiets afstand, en bereikbaar zonder de snelweg op te hoeven ... Zie ook Youtube filmpje van de hand van de BIPV specialist, Hermans Techniglaz, van dit fascinerende project. Deze installatie valt in de categorie projecten 50-500 kWp in de overzichten van Polder PV.


Portfolio grondgebonden veldopstellingen "pending" reusachtig

Er komt nog veel meer volume in genoemde vier deelmarkten aan. Alleen al in de SDE portfolio's zitten, tot en met de beschikkingen voor SDE 2022 "++", reeds toegekende capaciteiten voor 4,8 GWp voor uitsluitend klassieke vrijeveld opstellingen (290 stuks), 169 MWp voor drijvende zonneparken (33 stuks), bijna 11 MWp voor zon op / in infra (3 stuks), en nog eens bijna 12 MWp voor carport projecten (3 stuks). Een veelvoud van deze volumes staat in planning, van nog nat achter de oren, tot op het punt van het doen van een aanvraag voor een (of meer) SDE beschikkingen bij RVO. Uiteraard vinden we daarbij onder de klassieke veldopstellingen weer het grootste volume. Daar heb ik er momenteel, dus nog naast de al enorme SDE portfolio voor deze categorie, nog eens bijna 550 exemplaren van in de omvangrijke map "pending" staan, van zeer klein, tot zeer groot. Vergezeld van bijna 50 projecten voor drijvende installaties, 35 zon op infra project plannen, en nog eens 45 voor solar carports. Alleen het nu "al" bekende volume van de puur grondgebonden veld projecten overstijgt de 5 GWp in zeer ruime mate. De grote vraag blijft hier: wat zal er van al die plannen uiteindelijk de eindstreep gaan halen, en wat zal het uiteindelijk te realiseren volume dan wel niet zijn? Het antwoord op die vraag ligt, gezien de talloze onzekerheden in de markt, in de toekomst, en kan nog lang niet worden beantwoord.


(10) Andere cijfers en relatie tot die van Polder PV

RVO noemt in hun "Monitor Zon-pv 2022 in Nederland" van juli 2022 (pagina 14), dat ze tm. 2021 2.954 MWp PV vermogen toerekenen aan de categorie "Niet gebouwgebonden groter of gelijk aan 1 MWp". Polder PV heeft momenteel tm. 2021 al 3.123 MWp in de cumulatie van de drie beslist niet "gebouwgebonden" categorieën grondgebonden veldopstellingen, floating solar, en zon op / in infrastructuur geturfd. Dat is dus alweer 169 MWp, resp. 5,7% meer bij Polder PV, dan RVO claimt voor deze belangrijkste verzameling projecten vanaf 1 MWp, in het al lang geleden afgesloten jaar 2021. Zouden we ook nog eens de vrijstaande carports en dergelijke installaties "niet op een gebouw" vanaf 1 MWp erbij nemen tm. eind 2021, zou het verschil zelfs al oplopen richting de 235 MWp, 8,0% meer dan RVO aangeeft voor "niet gebouwgebonden" grotere projecten. Het is hierbij ook goed, om te beseffen, dat Polder PV zogenaamde pergola's boven parkeerdekken op een gebouw - uiteraard - wél tot gebouwgebonden PV rekent. Daar zijn meerdere voorbeelden van, die ik ook als zodanig indeel (bijvoorbeeld de pergola boven het parkeerdek op de bovenste etage van IKEA Eindhoven). Deze houd ik strict gescheiden van de zelfstandige, direct grondgebonden vrijstaande "echte" carports.

In het overzicht van 5 januari 2021 heb ik het al gehad over cijfers van "derden" over (inventarisaties van) zonneparken. Dat ga ik hier niet overdoen, daarvoor gelieve paragraaf 6 in dat artikel na te lezen. Polder PV heeft altijd veel meer projecten en capaciteit in gerealiseerde zonneparken staan dan andere partijen aandragen, dat is in ieder geval de rode lijn door dat betoog.

In een vervolg vergelijking werd in de update van augustus 2021 ook nog de status in een studie van de Universiteit van Wageningen tegen het licht gehouden, die in de zomer van 2020 verscheen. Ook daar rammelt een en ander aan de aantallen en (capaciteit) volumes, worden soms projecten gelumpt of juist gescheiden opgevoerd, staan er aantoonbaar foute project lokaties (niet zijnde zonneparken) in hun opsomming, en wordt er niet consequent een eigen regel (ondergrens van 0,5 hectare) nageleefd bij de inventarisatie. Polder PV bleek ook toen al veel meer gerealiseerde (netgekoppelde) zonneparken (incl. de exotischer categorieën) te hebben staan dan de WUR via automatische foto routines van satelliet foto's wist op te sporen. Gelieve paragraaf 9 van de augustus 2021 update na te lezen voor commentaar van Polder PV.

Eind 2021 heeft Polder PV de status update van de "lokale participatie monitor" nagevlooid om hun bevindingen te vergelijken op het gebied van zonneparken. Wederom was hier de boodschap: Polder PV had toen (soms veel) meer vermogen en aantallen staan, dan in die presentatie werd gegeven, en ook daar weer werden fouten in aannames ontdekt. Voor een bespreking van die verschillen verwijs ik u wederom naar mijn analyse, van 19 november 2021. Later zijn de verschillen nog steeds fors gebleven.

In LPM 2021 bijvoorbeeld (gepubliceerd op 4 augustus 2022), wordt gerept van 3.074 MWp, resp. 440 zonneparken, eind 2021, en zijn cijfers voor 2019 en 2020 bijgesteld. Hierbij is kennelijk de "definitie" van het CBS gevolgd, dus vrijeveld opstellingen en drijvende projecten bij elkaar genomen, al wordt ook over het meer generieke begrip "niet-gebouwgebonden" gesproken, wat ook ruimer uitgelegd kan worden). Desondanks, had Polder PV al 3.109 MWp aan capaciteit gevonden tm. eind 2021, in uitsluitend deze 2 categorieën (grondgebonden sensu stricto en drijvend op water), verdeeld over maar liefst 654 afzonderlijke projecten. Verschillen van 1,1% (capaciteit), tot zelfs 49% (!) bij de aantallen projecten vallend onder de RES drempel (groter dan 15 kWp). Het is duidelijk dat vooral de kleinere projecten totaal over het hoofd worden gezien in deze door RVO in opdracht gegeven analyses.

Een meer specifiek onderwerp werd in een artikel in De Limburger van 24 september 2021 over een rapport van CE Delft en Merosch aangehaald, "De zonnige kant van parkeren", die repte over "op slechts twintig plekken in Nederland parkeerterreinen verbouwd tot zonnecarports". Ook dat rapport heb ik destijds stuksgewijs nagevlooid, en, het wordt saai, Polder PV had toen al veel meer (louter) zonnecarports (RES fähig, dus >15 kWp) staan, dan deze onderzoeksbureaus uit hun mouw wisten te schudden, al hadden ze het over "grotere" carports. Dat laat onverlet, dat de 66 gerealiseerde solar carports die Polder PV toen tm. eind 2021 al had weten te vinden, een gemiddeld vermogen hadden, van een respectabele 864 kWp. De webmaster van Polder PV wijdde een tweet aan zijn bevindingen (4 oktober 2021). Later bleek zelfs dat Polder PV nog te pessimistisch was geweest, want momenteel heb ik tm. eind 2021 zelfs al 78 individueel getraceerde en geïnventariseerde, vrijstaande solar carports gevonden, met een totale capaciteit van ruim 66 MWp ...

Voor de vergelijking van mijn cijfers over zonneparken, met die genoemd in een recent rapport van het Kadaster, zie het Intermezzo in het huidige artikel.

Oproep bijdrage project lijsten

Mocht u Polder PV willen helpen om de grote projecten sheet > 15 kWp verder te vervolmaken, ook op het gebied van realisaties van zonneparken, stuurt u dan s.v.p. een e-mail om uw eventuele contributie kenbaar te maken. Wat niet reeds publiek is gemaakt, zal beslist niet door mij aan derden worden doorgegeven of met naam en toenaam worden geopenbaard. Eventueel verstrekte project gegevens blijven geheim, tenzij expliciet anders aangegeven. Polder PV is bereid om een Non-Disclosure Agreement te ondertekenen, mocht dat gewenst zijn. Met grote dank voor uw hulp. Deze klus is en blijft een majeure operatie...



(11) Bronnen, eerdere analyses zonneparken op Polder PV (2019-2023)

Artikelen cq. overzichten verschijnen in een nieuw venster:

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023)

Zonnepark detail analyse status 23 jan. 2023. Aantallen nieuwe projecten beduidend minder, maar capaciteit toegenomen in 2022. Momenteel 683 projecten, op weg richting 4 GWp (31 januari 2023; voorlaatste overzicht zonneparken in Nederland door Polder PV, met uitgebreide detail analyse gelinkt, alhier)

SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (17 augustus 2022)

PV projecten >= 15 kWp (Polder PV's grote projecten overzicht update, van 16 juni 2022, met peildatum 12 mei 2022, incl. info over zonneparken)

Nieuwe records voor zonnestroom in Nederland - eind april > 3 GWp aan grondgebonden zonneparken netgekoppeld, verdeeld over ruim 600 projecten (4 mei 2022; overzicht zonneparken in Nederland door Polder PV, met uitgebreide detail analyse gelinkt, alhier)

Weer nieuw overzicht zonneparken "Participatie monitor" - vergeleken met actuele status Polder PV (19 november 2021)

SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (28 oktober 2021)

Nieuwe historische records voor zonnestroom in Nederland - medio augustus 2,5 GWp aan grondgebonden zonneparken netgekoppeld, verdeeld over ruim 500 projecten (17 augustus 2021; laatste update voor de huidige analyse, met uitgebreide detail analyse gelinkt, alhier)

Status van zonneparken in Nederland - een update (5 januari 2021)

SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 6. Grondgebonden & 'floating solar' installaties - cumulaties bij alle SDE "+" regelingen volgens RVO data (18 nov. 2020)

SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (25 okt. 2020)

SDE 2019 najaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (8 juli 2020)

CBS update (4). Oude en nieuwe indelingen voor RES data; status grondgebonden zonneparken, Polder PV versus "officiële nationale statistiek" (22 juni 2020)

Historisch unicum numero zoveel in de Nederlandse zonnestroom markt - Ruim 1 GWp netgekoppelde grondgebonden PV parken geregistreerd (9 december 2019)

SDE 2019 voorjaarsronde. Deel 6. Grondgebonden installaties nieuw beschikt en totalen voor alle (overgebleven) SDE beschikkingen (21 nov. 2019)

PV projecten >= 15 kWp. Stand van zaken grote PV projecten overzicht van Polder PV, status 9 augustus 2019 (laatste complete status update projecten Polder PV)

PV projecten database Polder PV, extracten zonneparken (sensu lato), status update 23 januari 2023



Analyse samengesteld in september 2023 door © Polder PV / www.polderpv.nl

 

 
 
 
© 2023 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP